Terug naar zoekresultaten

3.01.02 Inventaris van de stukken afkomstig van ambtenaren van het centraal bestuur tijdens de regering van Karel V gedeponeerd ter charterkamer van Holland

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.01.02
Inventaris van de stukken afkomstig van ambtenaren van het centraal bestuur tijdens de regering van Karel V gedeponeerd ter charterkamer van Holland

Auteur

J.L. van der Gouw

Versie

09-10-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1952 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ambtenaren van het Centraal Bestuur, met betrekking tot de Noordelijke Gewesten, Eerste Helft 16e Eeuw
Ambtenaren Centraal Bestuur Karel V

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1243-1554

Archiefbloknummer

3479

Omvang

; 1248 inventarisnummer(s) 3,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een gedeelte is gesteld in het.
Nederlands
Frans

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ambtenaren van het Centraal Bestuur tijdens de Regering van Karel V
Hannaert, Jean
Blioul, Laurens du
Carondolet, Jean
Ruffault, Jehan
Schore, Mr. Louis
Myerop, Mr. Vincent Cornelisz. van
Pensart, Guillaume
Zwichem, Viglius van
Ligne, Johan de

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de ambtenaren van het Centraal Bestuur tijdens de regering van Karel V bevat stukken die het beheer van de Noordelijke Nederlanden betreffen: Holland, Zeeland, Gelre, Utrecht, Friesland, Groningen, Overijssel, Drenthe en verder het bestuur over Oost-Friesland, Denemarken en de Hanze in het begin van de zestiende eeuw. De Gelderse oorlogen zijn het hoofdthema, daarnaast zijn bestrijding van ketterij, criminele zaken, geestelijke zaken en de telkens oplaaiende geschillen tussen de verschillende gewesten aanleiding geweest tot archiefvorming.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Van wie de stukken afkomstig zijn
De stukken van deze collectie, die al vóór 1552 in de charterkamer aanwezig waren, vallen uiteen in twee delen, waarvan het eerste deel gevormd wordt door de verzameling, die Suys beschreven heeft onder de hoofden "Oostvrieslandt Nyen" en "Brieven van Oostvrieslant". Deze stukken zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig van Bernard Bucho ab Ayta.
Na te Leuven gestudeerd te hebben, werd Bucho pastoor van de St. Vituskerk te Leeuwarden en was daar raad van de Saksische hertogen, na 1515 van Karel V. Hij verdedigde de rechten van Karel V op Friesland voor het parlement van Parijs en was tenslotte van 1525 tot zijn dood in 1529 deken in de Hofkapel te Den Haag en raad in het Hof van Holland.
De tweede groep van reeds vóór 1552 gedeponeerde stukken, bij Suys onder de afdelingen "Angaende dat Oversticht", "Brieven ende titulen aengaende de overgifte 's lands van Utrecht" en voornamelijk "Brieven, Registeren ende munimenten leggende achter in 't cleyne Camerken van de Register Camere", kunnen wij met vrij grote zekerheid toeschrijven aan de stadhouder Hoochstraten en de tresorier-generaal Vincent Cornelisz. van Myerop, van wie beiden hieronder meer.
Verreweg het grootste deel der collectie wordt gevormd door de stukken, na de beschrijving van Strick en Boot in 1552, naar Holland overgebracht. Ze zijn afkomstig van hooggeplaatste ambtenaren uit de tijd van Karel V. Wij vermelden ze hier in de orde, waarin Suys hun papieren beschrijft ( De korte biografische notities dienen slechts om een indruk te geven van de aard der stukken, die men hier verwachten kan. ) . Deze opsomming van de functionarissen, die tot de vorming van deze collectie hebben bijgedragen, kan ons een indruk geven van de belangrijke inhoud der stukken.
Antoine de Lalaing
ANTOINE DE LALAING, seigneur de Montigny, beter bekend als graaf van Hoochstraten, welk graafschap hij als heerlijkheid verkreeg door huwelijk met Elisabeth van Culemborg en dat te zijnen behoeve in 1518 door Karel V tot graafschap werd verheven Hij werd ca 1480 geboren en maakte in 1502 de reis mee van Philips de Schone naar Spanje, van welke reis hij een boeiend verslag naliet. Hij bekleedde verschillende ambten en stond bij de landvoogdes Margaretha van Oostenrijk in hoog aanzien. Hij was haar chevalier d'honneur. In 1515 benoemde Karel V hem tot "chef des finances" en van 1522 tot zijn dood in 1540 was hij stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en Friesland, sinds 1528 ook van Utrecht. De hier geïnventariseerde stukken (Suys, fol 250-255, nos 1-42) hebben bijna uitsluitend betrekking op zijn stadhouderschap.
Jean Hannaert
Jean Hannaert, door zijn huwelijk met Marguerite Vilain, seigneur de Liedkerke en vicomte de Lombeke, was achtereenvolgens secretaris bij de prins van Anhalt (1507), bij Maximiliaan van Oostenrijk en bij Karel V. Na 1520 was hij conseiller d'etat en vervulde enige gewichtige ambassades in Duitsland en Frankrijk, resp in 1524 en 1532. In 1536 werd hij amman (drost) van Antwerpen en overleed in 1539.
Laurens du Blioul
Laurens du Blioul, seigneur du Sart (Suys, fol. 255vso-259, nos. 45-57), begeleidde reeds in 1502 als griffier van het Gulden Vlies en secretaire de la chambre Philips de Schone naar Spanje. In Mei 1522, voordat hij naar Spanje vertrok, benoemde Karel V Du Blioul als audiëncier, een ambt, dat zich geleidelijk van een ontvangerschap ontwikkeld had tot het hoofd van de kanselarij, nadat de kanselier meer een minister, los van de kanselarij was geworden. Du Blioul genoot terecht een onbeperkt vertrouwen van Karel V en Margaretha van Oostenrijk. Hij had een werkzaam aandeel in de overdracht van de temporaliteit van het Sticht aan Karel V.
Jean Carondolet
Jean Carondolet, (Suys 259-265vso, nos. 58-133), geboren te Dôle in 1469, behoort met Du Blioul tot de oude garde van het Oostenrijkse Huis. In de stukken meestal vermeld als deken van Besançon, later aartsbisschop van Palermo, was hij reeds in 1497 maitre des requestes in de Grand Conseil en in 1508 lid van de conseil-privé. Na van 1517-1519 met Karel V in Spanje verbleven te zijn, werd hij voorgoed als conseiler aan het Hof te Mechelen verbonden. Bij de reorganisatie der regering in 1531 wordt Carondelet chef en president van de conseil-privé. Hij vroeg in 1540 ontslag en overleed in 1545.
Jehan Ruffault
Jehan Ruffault, seigneur de Neufville (Suys, fol. 266, nos 134-136), tresorier-generaal des finances en Mr. CHARLES VERDERUE (Suys, fol 266vso, nos. 137-139), "secretare ordinaire de sa Majeste", behoren tot de minder op de voorgrond tredende figuren en ze droegen slechts weinig bij tot de hier beschreven collectie.
Mr. Louis Schore
Mr. L. Schore (Suys, fol. 267-269vso), uit een Leuvense burgerfamilie, kwam na een professoraat in de beide rechten te Leuven in 1522 als raadsheer in de Grote Raad te Mechelen. Als conseiller vervulde hij belangrijke commissies en volgde in 1540 Carondolet op als president van de conseil-privé. Hij overleed in 1548.
Mr. Vincent Cornelisz. van Myerop
Mr. Vincent Cornelisz. van Myerop (Suys 269vso-271vso, nos. 169-184), rekenmeester in de Rekenkamer van Holland, charterbewaarder van Holland en tenslotte tresorier-generaal van de Centrale Regering, had een belangrijk aandeel in de ordening van de toestanden in Utrecht na de overdracht van de temporaliteit aan Karel V.
Guillaume Pensart
Guillaume Pensart (Suys, fol. 271vso-272, nos. 185-191) en PIERRE VEREYCKEN (Suys, fol. 272vso-276, nos. 192-208 en zes ongenummerde) zijn als audiëncier de opvolgers van Laurens du Blioul.
Na 1552
Na 1552 heeft dan eerst nog Viglius van Zwichem (Suys, fol. 276-282, verward genummerd en geletterd), als kanselier een verzameling stukken, meest tractaten, gedeponeerd, en tenslotte JOHAN DE LIGNE, graaf van Aremberg (Suys, fol. 287vso-296), als stadhouder van de Noordelijke gewesten, een verzameling stukken betreffende de inhuldiging van Philips II als landsheer in Friesland, Groningen en Drente.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Oorsprong der collectie
Voor het beschrijven van de geschiedenis en de inrichting van de registeren charterkamer van Holland, waarbij de hierbeschreven stukken gedeponeerd waren, is het hier niet de plaats. Voldoende is te weten, dat deze instelling gevestigd was op het Hof van Holland en dat het beheer van de charters werd waargenomen door een charterbewaarder. Altijd werd dit ambt bediend als een nevenfunctie. Nadat Vincent Cornelisz. van Myerop het ambt gedurende de eerste helft van de 16e eeuw had vervuld, werd het na zijn dood opgedragen aan de president van de Geheime Raad, Viglius van Zwichem ( Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer der Domeinen van Holland, no. 493. Ruige blauwe register van de Commissiën, fol. 126. ) . Met de feitelijke waarneming werd belast de schoonzoon van de overledene Vincent Damaesz. van Droegendijck ( Als voor, fol. 128 ) , rekenmeester in de Rekenkamer der domeinen van Holland. Cornelius Suys, raadsheer in het Hof van Holland, kreeg op 31 October 1551 opdracht om de charterkamer van Holland van de weduwe en erfgename van Vincent Cornelisz. over te nemen en aan de schoonzoon van de overledene, Vincent Damaesz., over te dragen. Van de overdracht aan Damaesz. is nooit iets gekomen en in 1554 werd Suys zelf substituut voor Viglius ( Algemeen Rijksarchief, Rekenkamer der Domeinen van Holland, no. 494. Zwarte register van de Commissiën, fol. 185. ) . Op 6 April 1552 begon Suys intussen met het opmaken van een nieuwe inventaris van de charter- en registerkamer van Holland, ook van de naar de toren van het kasteel van Gouda overgebrachte stukken ( J. Smit, Een bijdrage tot de geschiedenis van het Hollandsche archiefdepot te Gouda in Ned. Archievenblad XXXIII (1923-1924) blz. 141 e.v. ) .
Behalve de stukken, die van nature tot de grafelijke archieven behoren - de leenregisters en de grafelijke charters - waren toen reeds enige stukken in het Hollandse archiefdepot gedeponeerd, afkomstig van ambtenaren van de Centrale Regering te Brussel. Wat echter archief betekende, begon men zich in die dagen eerst geleidelijk bewust te worden; het werd langzamerhand duidelijk, dat behalve de charters en registers als onmiddellijke bewijzen van rechten der grafelijkheid, ook andere stukken door dienaren der landsregering ambtshalve opgemaakt en ontvangen, voor die regering van groot belang konden zijn. De stukken, in bepaalde commissies gevormd of gebruikt, werden tot dan meestal als persoonlijk eigendom beschouwd - een opvatting, die zelfs heden nog niet geheel uitgestorven is.
Dit groeiend archiefbegrip nu veroorzaakte, dat in 1553 Cornelis Suys belangrijke aanwinsten achter zijn inventaris te boeken kreeg.
De Brusselse regering had successievelijk uit de boedels van overleden ambtenaren papieren, betrekking hebbende op de uitoefening van hun functie (soms bij vergissing ook wel eens particuliere stukken), in beslag doen nemen en overbrengen naar het huis van de kanselier Pierre Vereycken. Na diens dood verzocht zijn weduwe van deze archieven verlost te mogen worden. Voortzetting van de bestaande praktijk van overbrenging naar de opvolger, wist Viglius, de nieuwe functionaris, te voorkomen en men koos een andere oplossing voor het bewaringsprobleem.
19 Mei 1553 ontvingen Mr. Matthijs Strick, secretaris in de conseil-privé, en Jeronimus Boot, secretaris in de Raad van Brabant, opdracht om onder toezicht van Viglius de stukken te inventariseren ( Commissiebrieven, geregistreerd voorin de inventaris van Cornelis Suys. ) en vervolgens de stukken, naar de onderwerpen over bestaande archiefbewaarplaatsen ( Het resultaat van de arbeid van Strick en Boot: Inventaires des diverses mortuaires, no. 78 misschien ook nos. 76 en 77 van J. Cuvelier, Inventaire des inventaires de la deuxième section des Archives Generales du Royaume. Bruxelles 1904, p. 42 ss. ) te verdelen. Ongetwijfeld het kleinste deel, de Noordelijke Nederlanden betreffende, kwam naar Den Haag.
Vóór de opstand is toen nog twee keer een verzameling stukken in de charterkamer gedeponeerd, n.l. door Viglius zelf ("tractaten") en door de stadhouder van Groningen, Friesland en Drente, Johan de Ligne, graaf van Aremberg. Alles werd achter de inventaris van Suys geregistreerd.
Beschrijving en indeling der stukken in de inventaris van Suys
De beschrijving van de gedeponeerde stukken in de inventaris van Cornelis Suys maakt de indruk eenvoudig een copie te zijn van de lijsten van Strick en Boot. De beschrijvingen zijn geclasseerd onder de namen van hen van wie ze afkomstig zijn, binnen de afdelingen is de orde geheel willekeurig. Soms zijn stukken afzonderlijk beschreven en wordt vaak de bedoeling van de beschrijvers duidelijk. Niet zelden evenwel worden grote pakken onder een zo vage beschrijving opgenomen, dat bijna alle stukken van de collectie in deze pakken ondergebracht zouden kunnen worden ( Als demonstratie twee voorbeelden: fol. 258 (Du Blioul) Ung aultre trousseau ou sont plusieurs pieces concemans les Estatz et aulcunes villes de Hollande. Cothe......50. fol. 266 (Ruffault) Ung trousseau d'aulcunes ensiegnements touchant Hollande et aultres qu'il fault visiter et encoires garder, Cothe...... 136. ) . Een deel der stukken werd ook dubbel in de inventaris vermeld ( Zie hierachter in de concordans. ) .
Latere lotgevallen en inventarisaties
De stukken hebben alle avonturen van de Hollandse charters na 1552 gevolgd. De sporen van het verblijf in de vochtige Goudse toren zijn maar al te duidelijk. Veel werd er ook van ontvreemd ( Als aanwinsten naar het Algemeen Rijksarchief teruggekeerd: 1831, 1860, no. 1, 1867, XI, no. 3, 1891, no. 24 t, 1892, no. III, Bb, IV, d, en VI, a en b, 1893, no. 20, b, 1897, LII, no. 1, 1902, XXVI, no. 58, 1911, XV, no. 1. ) . Grote belangstelling hebben sommige delen van de collectie ondervonden van de eerste archivarius des Rijks, Mr. H. van Wijn; hij heeft plannen voor een uitgave gehad ( (Bakhuizen van den Brink), Overzigt van het Rijksarchief, blz. 129. ) en ze daartoe voorzien van aantekeningen en onderstrepingen, die vaak even weinig strekken tot verduidelijking van de tekst als tot verfraaiïng van het uiterlijk aanzien.
Voor zover in het begin van de 19de eeuw nog iets van de oude orde over was, is deze door H. van Wijn verstoord; vele stukken zijn later uit de z.g. Collectie Van Wijn op het Algemeen Rijksarchief voor de dag gekomen.
De eerste, die zich ernstig met een herstel bezig heeft gehouden was J.K. Bondam. Bij het beschrijven van de z.g. Verspreide Collectie (na de verhuizing van het Algemeen Rijksarchief van het Plein naar het tegenwoordige gebouw aan het Bleyenburg in 1902) verzamelde hij deze stukken weer, met aantekening van hun plaats in de inventaris Suys. In 1920 waren de meeste stukken weer bijeen en door reparatie in een enigszins bruikbare staat gebracht ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1920, blz. 151. ) . Zij werden toen aangeduid als Verspreide Collecties, kamer 10, nos. 59 en 59 a-h.
De vele door Bondam op de omslagen der stukken gestelde beschrijvingen, hoeveel ik er soms in gewijzigd heb, hebben mijn arbeid niet weinig verlicht.
In 1922 is Dr. P.A. Meilink begonnen met een poging tot herstel van de collectie naar de inventaris van Suys ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1922, blz. 58. ) . Tot een definitief resultaat leidde dit niet en reeds in 1923 bericht Dr. Meilink: "Het herstel van de oorspronkelijke dossiers en bundels zal echter niet meer mogelijk zijn. Niet alleen zijn de stukken voor een groot gedeelte verloren gegaan, maar de beschrijving in den inventaris Suys blijkt dikwijls zoo algemeen gehouden, dat de aard van de stukken kwalijk bepaald kan worden. Een enkele bundel uit de collectie Hoochstraten, die in 1892 uit Weenen het Algemeen Rijksarchief is toegekomen (vgl. Aanw. 1892, no. 1, IIIb) en vrijwel ongerept is gebleven, vertoont bijv. een verzameling van stukken, die, -ware de bundel uit elkander gehaald geweest, zooals met de hier bewaarde bundels het geval is-, moeilijk naar de hier (bij Suys) gegeven beschrijving weder tot een geheel vereenigd zouden kunnen worden" ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1923, blz. 77. ) . Wel is Dr. Meilink er in geslaagd nog meerdere stukken tot de collectie terug te brengen.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking Toen mij in 1947 de inventarisatie van deze collectie werd opgedragen had Dr. Meilink zich wel weer wat optimistischer ten opzichte van de mogelijkheid van herstel der oude orde uitgesproken ( Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1943, blz. 12 e.v. ) , maar in feite was de toestand zo, dat zelfs een jarenlang passen en meten met dorsale opschriften, watervlekken, wormgaatjes e.d. tot resultaat had gehad, dat van slechts een zeer klein gedeelte der stukken de indentificatie op de beschrijving van Suys met voldoende zekerheid vast stond; van een iets groter deel der stukken kon op allerlei gronden, meest inwendige, gezegd worden van wie het afkomstig was. Deze laatste vraag is nu de enig belangrijke: hoe de stukken binnen de afdelingen in de door Suys beschreven pakketten bijeengeraakt zijn, zal min of meer afhankelijk zijn van de toevalligheden, die bij de opruiming van de zolder van elk sterfhuis onvermijdelijk zijn. Het bleek al spoedig, dat het gematigd optimisme van Dr. Meilink misschien te realiseren was, indien nogmaals jaren van passen en meten aan de collectie werden besteed. Het effect zou in het gunstigste geval zijn een ordening, die voor de gebruiker van de stukken weinig aantrekkelijks zou hebben.
Als gevolg van het feit, dat verschillende personen zich met dezelfde zaak bezig hielden, zijn de stukken van die zaak vaak ook verspreid. Over hoeveel pakketten zijn bijv. in de oude inventaris niet verspreid de stukken "touchant Denemarque", zijn koning en diens vijanden, zonder dat van een verschillend karakter van de inhoud der pakketten uit de beschrijving van Suys iets blijkt.
Nu kan het zeker voor de onderzoeker van groot belang zijn om te weten van wie bepaalde bestanddelen van deze collectie afkomstig zijn, maar wat van de afkomst der stukken bekend is, kan practischer in een concordantie op de inventaris Suys, dan door herstel van de zogenaamde oude orde vastgelegd worden.
Het herstel van de collectie naar de inventaris Suys is onmogelijk gebleken en was naar mijn gevoelen, gezien de kwaliteiten van de inventaris Suys op dit onderdeel, ook ongewenst, zodat op mij de taak rustte, na een uitvoeriger en gedetailleerde beschrijving, een nieuwe indeling te ontwerpen.
De band in deze zo heterogene verzameling is het feit, dat zij gevormd is in dienst van de Centrale Regering der Nederlanden en de indeling diende derhalve gebaseerd te zijn op de verschillende zaken, waarmede die centrale regering zich door middel van haar commissarissen in het Noorden bezig heeft gehouden. In hoeverre men iets als een zaak beschouwt of wil zien als een onderdeel van een andere zaak, blijft een kwestie van persoonlijk oordeel, evenals ook dikwijls het gelegde verband. Willekeur in de verdeling van stukken op meerdere zaken betrekking hebbende (ik denk bijv. aan de keizerlijke bezetting van Steenwijk, die een eindfase is van de pacificatie van Friesland, maar evenzeer een onderwerp van bespreking op de dagvaarten over de geschillen tussen Holland en Utrecht en op de samenkomsten van Hoochstraten, Buren, Mulart en Du Blioul met de bisschop van Utrecht over de strijd tegen de Geldersen en de overdracht van de temporaliteit), was soms wel onvermijdelijk. De brieven over allerlei zaken van Hoochstraten, de minuten en memoriën van Laurens du Blioul, die betrekking hebben op vele zaken, alsmede de particuliere stukken van de laatste, bestanddelen die naar hun aard de strijd tegen mijn systeem moesten winnen, gaan als triumfators voorop. De Gelderse oorlogen, een hoofdthema van de collectie, komen meest aan de orde in verband met de verschillende gewesten.
Heb ik dus getracht in te delen vanuit een objectief standpunt (het gezichtspunt van de Centrale Regering), de subjectieve kant moet tot zijn recht komen uit de concordanties.
Bij het samenstellen van de concordanties ben ik uitgegaan van het beginsel, dat door het bepalen van de herkomst van een bepaald stuk al veel gewonnen is - kan het precies met een bepaald nummer van de inventaris Suys geïdentificeerd worden, zoveel te beter. Van de nummers van Suys, waarbij een algemene beschrijving van een groot pak gegeven wordt, heb ik geen, of een zeer spaarzaam gebruik gemaakt. Het had overigens weinig moeite gekost om met gebruikmaking van deze nummers een sluitend geheel - in werkelijkheid een fictie - te construëren. De concordanties berusten voor een belangrijk deel op het voorbereidende werk van J. K. Bondam met de aanvullingen van Dr. Meilink en geven op zich weer een beeld van de onmogelijkheid om de verzameling naar Suys te reconstruëren.
Het blijft min of meer teleurstellend dat het niet mogelijk bleek een op het herkomstbeginsel gebaseerde inventaris te geven, maar ik troost mij met de ervaring, dat voor een tot heden geheel ontoegankelijk deel van de charterkamer, nu toch een passende sleutel aanwezig is.
De opgave van plaatsen, waar stukken gepubliceerd zijn maakt geen aanspraak op volledigheid ( Van de gehele collectie is een summier gebruik gemaakt door Dr. J.S. Theissen voor zijn werk "De regering van Karel V in de Noordelijke Nederlanden". Amsterdam, 1912. ) .

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ambtenaren van het Centraal Bestuur, met betrekking tot de Noordelijke Gewesten, Eerste Helft 16e Eeuw, nummer toegang 3.01.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Ambtenaren Centraal Bestuur Karel V, 3.01.02, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Archiefbestanddelen