Terug naar zoekresultaten

2.16.35.01 Inventaris van het werkarchief van de Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat: dr. ir. L.R. Wentholt [levensjaren 1885-1946], (1920) 1940-1943 (1945)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.16.35.01
Inventaris van het werkarchief van de Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat: dr. ir. L.R. Wentholt [levensjaren 1885-1946], (1920) 1940-1943 (1945)

Auteur

Jac. Vos

Versie

16-04-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1976 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Werkarchief dr. L.R. Wentholt
Wentholt

Periodisering

archiefvorming: 1940-1943
oudste stuk - jongste stuk: 1920-1945

Archiefbloknummer

W26525

Omvang

; 31 inventarisnummer(s) 0,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Waterstaat / Rijkswaterstaat (Directie van de Waterstaat)
Wentholt, Ludolph Reinier
, (1885-1946)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het werkarchief van dr.ir. L.R. Wentholt, directeur-generaal van de Rijkswaterstaat, bestaat voornamelijk uit dagverslagen en aantekeningen van zijn hand, opgetekend gedurende de bezettingsperiode mei 1940 t/m augustus 1943. Daarnaast zijn er stukken opgenomen die van voor of na de oorlog zijn, en vooral een organisatorisch of technisch karakter hebben.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Levensbeschrijving dr.ir. L.R. Wentholt
Geschiedenis tevens levensbeschrijving Dr.Ir. Ludolph Reinier Wentholt geboren te Nieuwediep, 22 maart 1885. Overleden te 's-Gravenhage, 6 februari 1946.
Reeds dadelijk na het behalen van het diploma van civiel-ingenieur in 1907 trad Ir. Wentholt als tijdelijk ingenieur in dienst van de Rijkswaterstaat. Spoedig daarop legde hij het vergelijkend examen voor een benoeming bij het Korps Ingenieurs met goed gevolg af. Met ingang van 16 october 1907 werd hij benoemd tot aspirant-ingenieur en toegevoegd aan de Inspecteur-Generaal in de 1ste Inspectie. Door de aard van zijn werkzaamheden was hij in staat een studie van de kustverdediging te maken. De resultaten daarvan werden neergelegd in een proefschrift, waarop hij in 1912 tot doctor in de technische wetenschappen promoveerde. ( "Stranden en Strandverdediging". 1912. )
In dat zelfde jaar werd hij belast met de dienst in het arrondissement Assen. Hier wist hij ondermeer een bevredigende oplossing te vinden voor de moeilijkheden welke de scheepvaart ondervond door het onvoldoende profiel van de "Zijtak" van de Hoogeveense Vaart. Ook het vraagstuk van de toenmaals onvoldoende voeding van de Drentse Hoofdvaart werd door hem ter hand genomen. In zijn "Nota betreffende de Bemaling van de Drentsche Hoofdvaart" deed hij voorstellen tot verbetering van de situatie, welke in 1924 haar beslag kreeg.
Met ingang van 1 mei 1919 werd hij belast met de dienst in het 1ste rivier-arrondissement (Boven Rijn en Waal) en de aanleg van het Maas-Waal kanaal, met als standplaats Nijmegen. Onder zijn bezielende leiding werd dit kanaal een in alle opzichten geslaagd werk.
In april 1926 ontving Ir. Wentholt van de minister van Waterstaat opdracht om:
  1. "de bestaande plannen voor een scheepvaartweg Amsterdam-Boven Rijn te onderzoeken en te vergelijken met de daaromtrent uitgebrachte adviezen, en met de door de Zuiderzeewerken en de Maaskanalisatie gewijzigde omstandigheden;
  2. mededeling te doen van het resultaat van dit onderzoek onder overlegging van uitgewerkte plannen en kostenbegrotingen, alsmede raming van de tijd, die met de uitvoering gemoeid zal zijn."
In maart 1927 verscheen van zijn hand hierover een lijvig rapport. ( "Rapport inzake de scheepvaartweg van Amsterdam naar de Rijn", 's-Gravenhage, maart 1927. )
Met ingang van 1 september 1928 werd hij belast met de dienst in het 3e rivier-arrondissement, ter standplaats Zutphen. Van 1915 tot 1932, zo lang de Rijkswegen-Commissie bestond, was hij lid van die commissie. Aan zijn mening werd in deze commissie grote waarde gehecht.
Op 1 mei 1935 bevorderd tot Hoofdingenieur-Directeur en belast met de dienst in de directie Gelderland, werd hij reeds op 1 december van dat jaar belast met de leiding van de directie Wegenverbetering ter standplaats 's-Gravenhage; op 1 mei 1936 werd hij geplaatst bij de Centrale Directie van de Rijkswaterstaat en op 16 november aangewezen als hoofd van de Centrale Dienst voor de Wegen en Bruggen, in welke functie hij de coördinatie van de wegenverbetering en de wegenbouw in het gehele land met krachtter hand nam. Hij maakte daartoe ondermeer reizen naar Duitsland, om daar de bouwmethodes van de Reichsautobahnen uitvoerig te bestuderen. ( Archief "Heijning", inv. nr. 10 en inv. nr. 4, aantekening XCVI Kabinet, pag. 3. )
Het was dan ook aan zijn bemoeiïngen te danken dat in 1938 het Rijkswegenplan tot stand kwam.
Met ingang van 1 maart 1940 werd hij benoemd tot Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat als opvolger van Ir. J.P. van Vlissingen.
Na de inval der Duitsers toonde hij als mens en als ambtenaar zijn grote integriteit en morele moed ten opzichte van de bezetter. Hij bewees een warm vaderlander te zijn ondermeer door zijn streven om op zo groot mogelijke schaal werken te doen uitvoeren teneinde de mensen voor tewerkstelling in Duitsland te behoeden. Tevens trachtte hij de aannemersbedrijven zo intact mogelijk door de oorlog heen te helpen, opdat deze daarna onmiddellijk voor de wederopbouw beschikbaar zouden zijn. Veel kwaad bloed zetten bij de Duitsers ook zijn geslaagde pogingen om samen met de andere waterstaatsorganen in den lande één lijn tegenover hun wensen te trekken.
De directe aanleiding tot zijn ontslag, en dat van de Secretaris-Generaal Mr. D.G.W. Spitzen, door Seyss-Inquart werd echter de "Dienstverpflichtung für die Wasserwirtschaftsverwaltung im Reich". ( Het hier geschrevene moge dienen ter aanvulling van het gestelde in het boek van Prof. L. de Jong "Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog" deel VII/1 bladzijde 48 laatste alinea. ) Van de Vorsitzer der Rüstungs- und Beschaffungskommission werd bij brief van 12 juli 1943 een aantal circulaires ontvangen betreffende "Erfassung der Techniker und Ingenieure im Zuge der Durchführung der Massnahmen zum Kriegseinsatz der Technik". In overleg met Ir. Wentholt maakte de Secretaris-Generaal met zijn schrijven van 20 juli 1943, La T, zijn standpunt aangaande dat schrijven bekend. ( Inv. nr. 16, aantekening 668 en bijlagen. ) Hieruit ontstond een steeds scherper wordende schriftelijke standpuntbepaling van beide zijden.
Inmiddels was er een brief van de Rüstungs- und Beschaffungskommission, gedateerd 3 augustus 1943, gericht aan de Secretaris-Generaal, door hem eerst op 7 augustus ontvangen, luidende aldus
"Da Sie sich auch in Ihrem Letzten Schreiben vom "30-7-43 weigern, auf meine Forderungen einzugehen "werde ich die notwendigen Massnahmen treffen. ( Inv. nr. 16, aantekening 678. ) Tijdens een bespreking op 9 augustus 1943 tussen de heren Spitzen, Wentholt en Heijning kwam men tot de slotsom dat het gewenst zou zijn dat de beide eerstgenoemde heren de gehele aangelegenheid van het uitzenden van Rijkswaterstaatspersoneel nogmaals zouden trachten te bespreken met Dr. Thomas en dat men zou proberen gedaan te krijgen dat men van Duitse zijde van dit voornemen zou afzien. ( Inv. nr. 16, aantekening 678. ) Van 9 tot en met 11 augustus gaf men echter van Duitse zijde "Niet thuis". Op 12 augustus werd een door Seyss-Inquart persoonlijk ondertekende brief, gedateerd 11 augustus 1943, ontvangen houdende het ontslag van Dr.Ir. L.R. Wentholt "mit sofortiger Wirkung". ( Exh. 12 augustus 1943 dossier no. 8 afd. P, Kabinet Directie van de Waterstaat. ) Aanvankelijk liet men hem van Duitse zijde met rust doch in januari 1944 werd hij gearresteerd en herkreeg de vrijheid eerst na de bevrijding van ons land.
Op 18 maart 1941 brachten de heren Willi Janke, Pressedezernent beim Reichskommissar für die besetzten Niederländischen Gebiete en Dr.jur. Freiherr Max du Prel, Leiter des Aemtes Parteipresse der Reichspressestelle der N.S.D.A.P. in Berlijn een bezoek aan Ir. Wentholt. Tijdens dit bezoek deelden deze heren mede dat het in het voornemen lag op korte termijn een Duits boekwerk over Nederland te doen verschijnen. Het zou de bedoeling zijn hierin gegevens te publiceren omtrent de Nederlandse en Duitse administratie - een soort Staatsalmanak dus. Om het boek aantrekkelijk te maken wilde men een viertal artikelen opnemen betrekking hebbende op de bouwkunst, schilderkunst, koloniaal beheer en de waterstaat. De Rijkscommissaris zou de beide heren opgedragen hebben hem mede te delen dat hij het artikel over de waterstaat moest schrijven. Hij stemde toe, omdat, zo zegt hij zelf
"..... het toch wel voor de hand lag dat indien één dier artikelen op den Waterstaat betrekking zou moeten hebben, dit door mij, als hoofd van den Waterstaatsdienst, zou worden samengesteld." ( Inv. nr. 25. )
Van dit voornemen wist op de Directie van de Waterstaat practisch niemand iets af.
De uitreiking van het boek vond plaats op woensdag 5 november 1941 op een "Tee-empfang" in het Kurhaus te Scheveningen. Hiervoor werd ook Ir. Wentholt uitgenodigd, welke uitnodiging hij om voor hem op dat moment moverende redenen, zonder overleg met zijn adviseurs, aannam. Aan deze bijeenkomst - zo is gebleken - werd deelgenomen door vele Duitse autoriteiten en bekende figuren uit de kringen van de N.S.B. Het bleek geen bijeenkomst te zijn waarop de Rijkscommissaris zich technisch wilde laten voorlichten door hoge Nederlandse ambtenaren - iets wat wel meer gebeurde, en wat naar hij veronderstelde nu weer zou gebeuren - doch een zuivere pro-Duitse propaganda-bijeenkomst.
De deelname van Ir. Wentholt aan deze bijeenkomst werd hem in waterstaatskringen hoogst kwalijk genomen, terwijl ook in verzetskringen het respect voor hem was verdwenen aangezien dit als een "pro-Duits zijn" werd beschouwd. Het zijn de hierboven geschetse feiten welke hem na de bevrijding moeilijkheden hebben bezorgd en ertoe hebben geleid dat hij eerst na geruime tijd in zijn functie werd hersteld.
Daar zijn gezondheid onder dit alles sterk had geleden, zag hij zich genoodzaakt nog in 1945 zijn ontslag aan de Koningin aan te bieden. Bij K.B. van 20 september 1945 nr. 16 werd hem dit met ingang van 1 oktober verleend onder dankbetuiging voor de vele gewichtige diensten den lande bewezen.
Zijn verdiensten voor de Rijkswaterstaat werden door Koninklijke onderscheidingen gehonoreerd. Hij was officier in de Orde van Oranje Nassau (1924) en ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. (1937).
Publicaties dr.ir. L.R. Wentholt
Van zijn hand zijn vele publicaties verschenen. Hieronder moge er enkelen van worden genoemd.
  • 1912 Stranden en Strandverdediging-dissertatie.
  • 1917 Rapport over de verbetering der bevaarbaarheid van de Hoogeveensche Vaart.
  • Over de Friesche steen, in het bijzonder in Friesland gebakken.
  • Over straatklinkers, welke aan hooge eischen voldoen en de wenschelijkheid de levering van straatklinkers afzonderlijk aan te besteden.-Rapport in samenwerking met Jhr. A.G. Beelaerts van Blokland.
  • 1919 Nota betreffende de bemaling van de Drentsche Hoofdvaart.
  • 1927 Rapport inzake een scheepvaartweg van Amsterdam naar den Rijn.
  • 1939 De uitvoering van het Rijkswegenplan. Rede gehouden op een congres.
  • z.j. Geïllustreerd technisch woordenboek in meerdere talen. Uitgegeven te Brussel.
Geraadpleegde literatuur
  • Prel, du und Janke "Die Niederlande im Umbruch der Zeiten", Würzburg-1941.
  • Pyttersen Nederlandsche Staatsalmanak. Diverse jaargangen.
  • Rooseboom, Ir. G. "In memoriam Dr.Ir. L.R. Wentholt". Zonder datum.
  • Jong, Prof. L. De "Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog". deel VII 's-Gravenhage-1976.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Direct na de bezetting begon Ir. Wentholt aantekening te houden van zijn werkzaamheden en kopieën te maken van de belangrijkste stukken uit de correspondentie inzake waterstaatsaangelegenheden. Het zijn deze stukken welke de basis vormen van dit archief. Ook teksten van enkele officiele redevoeringen uit deze periode bleven op deze wijze bewaard. De collectie papieren, welke in goede staat verkeerde, werd in 1968 aangetreffen in een bunker bij het flatgebouw aan de van Hogenhoucklaan, waarin de Hoofdirectie van de Rijkswaterstaat toen nog gevestigd was. In dat jaar werd zij met andere archiefbescheiden overgebracht naar het Bureau Semi-Statische Archieven van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Hier werd zij onder de naam van "Archief Wentholt" geborgen. De omvang bedroeg 0.60m', na inventarisatie en de verwijdering van de portefeuilles bedraagt de omvang thans 0.50 m'. Er werden geen stukken uit het archief vernietigd.
Wel bleken er helaas een drietal "Kabinet" aantekeningen niet aanwezig te zijn, wat in een "N.B." werd vermeld. ( Volgens aangetroffen aantekening op 28 september 1945 uitgeleend aan Jhr.Mr. J. de Brauw. ) Bij de latere verwerking van het werkarchief van Ir. C.T.C. Heijning, vanaf 18 augustus 1943 waarnemend Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat, werd een ingang op de beide series gewone dagaantekeningen aangetroffen. ( Archief "Heijning", inv. nr. 1. )
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
In de stukken komen veelvuldig de namen voor van enkele Duitse autoriteiten waar hij qualitata-qua mee te maken had. Ter verduidelijking van de relatie tussen de Rijkswaterstaat en deze heren werd een in het Kabinetsarchief van het ministerie van Waterstaat aangetroffen organisatieschema als bijlage opgenomen.
Ordening van het archief
De aanwezige structuur werd bij de inventarisatie gehandhaafd, zodat de serievorming welke door Ir. Wentholt werd gevolgd, duidelijk naar voren komt. De volgorde der stukken werd bepaald door de datering daarvan.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Werkarchief dr. L.R. Wentholt, nummer toegang 2.16.35.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Wentholt, 2.16.35.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
2.16.35.02 - Rijkswaterstaat: Waarnemend Directeur-Generaal en Hoofdingenieur-Directeur Wegen en Bruggen ir. C.T.C. Heyning [geboren 1888]: Werkarchief, (1939) 1942-1943

Bijlagen

Schema
Embedded Image