Terug naar zoekresultaten

3.22.36 Inventaris van het archief van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD): Kamercentrale Leiden, (1957) 1962-1991 (1994)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.22.36
Inventaris van het archief van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD): Kamercentrale Leiden, (1957) 1962-1991 (1994)

Auteur

H.J.Ph.G. Kaajan

Versie

13-03-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1997 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD): Kamercentrale Leiden
VVD Leiden

Periodisering

archiefvorming: 1962-1991
oudste stuk - jongste stuk: 1957-1994

Archiefbloknummer

35491

Omvang

; 135 inventarisnummer(s) 4,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie / Kamercentrale Leiden

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Kamercentrale Leiden van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie bevat onder ander stukken betreffende de verkiezingen van het Europees Parlement en van de Kamerverkiezingen zoals de kandidaatsstelling en verkiezingscampagnes, stukken betreffende verschillende commissies zoals die van de Commissie Jongerenbeleid Kamercentrale Leiden en de Politieke commissie en verschillende stukken documentatie zoals het "Huishoudelijke reglement van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie"en "Ruimte voor Liberalisme. Een Bijdrage aan een cultuurverandering binnen de VVD".

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Inleiding
Kamercentrales binnen de organisatie van de VVD ( Dit gedeelte is ontleend aan passages uit G. Voerman, `Organisatiestructuur van de VVD' in: Plaatsingslijsten van het archief van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie met gedeponeerde archieven (1889) 1946-1976 (1996) en (1955) 1968-1993, Den Haag-Groningen, 1997, XXII-XXV. )
De afdelingen vormden - evenals tegenwoordig - de basiseenheden van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). Binnen de bij de wet vastgestelde provinciale en rijkskieskringen maakten de afdelingen deel uit van grotere organisatorische verbanden, te weten de Provinciale Centrales en Centrales; vanaf 1955 Statencentrales respectievelijk Kamercentrales geheten. Afdelingen uit een bepaalde streek konden zich in Ondercentrales verenigen.
In tegenstelling tot de Staten- en Ondercentrales vervulden de Kamercentrales in de organisatie van de VVD een belangrijke rol. Zij hadden een stem in de kandidaatstellingsprocedure voor gemeenteraads-, Staten- en Kamerverkiezingen. Het bestuur van een Kamercentrale bestond in het begin uit een vertegenwoordiger van elke Statencentrale uit het rayon en uit enkele leden die direct door afgevaardigden van de afdelingen op de vergadering van de Kamercentrale werden verkozen.
Doordat twee vertegenwoordigers van elke Kamercentrale samen met het Hoofdbestuur, de leden van de Eerste- en Tweede-Kamerfractie en twee bestuursleden van de Stichting Organisatie Vrouwen in de VVD zitting hadden in de Partijraad, vormden de Kamercentrales een schakel tussen partijtop en achterban. De Partijraad was organisatorisch van ondergeschikt belang: zij had slechts een adviserende taak.
Om de afdelingen in een bepaalde streek beter te coördineren op het gebied van vorming en scholing, verkiezingspropaganda en besluitvorming, bevorderde het Hoofdbestuur vanaf 1972 de oprichting van Ondercentrales (die overigens in sommige Kamercentrales al bestonden). Het bestuur van een Ondercentrale werd direct gekozen. Vanaf 1975 kregen vertegenwoordigers van de Ondercentrales zitting in het bestuur van de Kamercentrale waar zij deel van uit maakten.
In 1975 werd de positie van de Kamercentrales versterkt, toen de Algemene Vergadering in mei besloot dat de leden van het Hoofdbestuur (buiten het Dagelijks Bestuur en de adviserende leden) voortaan rechtstreeks door de respectievelijke Kamercentrales zouden worden gekozen, in plaats van door de Algemene Vergadering op voordracht vanuit de Kamercentrales. Deze Kamercentrale-vertegenwoordigers zouden qualitate qua deel uitmaken van het bestuur van hun Kamercentrale, maar niet noodzakelijk als voorzitter. Het sinds 1969 regelmatig - drie of vier keer per jaar - plaatsvindende overleg tussen Kamercentralevoorzitters en Dagelijks Bestuur scheen na 1975 overbodig - al zou het toch nog af en toe worden gehouden.
In 1977 werden de statuten van de VVD opnieuw gewijzigd. Eén van die veranderingen behelsde opnieuw een uitbreiding van de invloed van de Kamercentrales: deze mochten voortaan ook een deel van de adviserende partijcommissies aanwijzen. Tot dusverre was dit het monopolie van het Hoofdbestuur geweest.
Aan het einde van de jaren tachtig werd wederom een aantal ingrijpende wijzigingen in de organisatiestructuur van de VVD doorgevoerd. In 1988 verdwenen de vertegenwoordigers van de Kamercentrales uit het Hoofdbestuur. Op deze wijze werd tevens de omvang van dit gremium teruggebracht van zo'n dertig naar hooguit dertien leden. Door deze verkleining hield het Dagelijks Bestuur in 1989 op te functioneren. De leden van het Hoofdbestuur werden voortaan weer rechtstreeks door de Algemene Vergadering gekozen.
De Kamercentrale Leiden
Vanaf de oprichting van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie op 24 januari 1948 maakte de Centrale Leiden, vanaf 1955 Kamercentrale geheten, hier deel van uit ( Zie voor de vroegste correspondentie van het VVD-partijbureau met de Rijkskieskring c.q. Kamercentrale van 1947-1966: Algemeen Rijksarchief (ARA), VVD-archief, inv.nrs 68 (waarin de jaarverslagen van 1950, 1953/1954, 1955/1956) en 873; en voor de jaarverslagen 1976-1987: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP), VVD-archief, inv.nr 1279 en voor correspondentie van (1977) 1983-1989 inv.nr 1297. Voor de Ondercentrales: DNPP, VVD-archief, inv.nrs 1323, 1335, 1337. ) . Het oudste bekende concept-reglement dateert van omstreeks 1948 ( In: ARA, VVD-archief, inv.nr 68. ) en werd op 14 oktober 1960, op 2 maart 1963 en op 7 oktober 1972 door een nieuw vervangen ( Zie voor het reglement van 1960 en het ontwerp-reglement van 1963 en de correspondentie hierover met het Hoofdbestuur: ARA, VVD-archief, inv.nr 873. Zie voor 1972: Jaarverslag 1972 in: inv.nr 38. ) . Reeds op 3 april 1948 kwamen partijvoorzitter mr.P.J. Oud en het kamerlid Drs.H.A. Korthals op de openbare vergadering spreken. De Kamercentrale was vanaf het begin gesplitst in de Ondercentrales Leiden en Gouda ( Zie opgave van de bestuurssamenstelling in brief van 19 april 1948. De gemeenten Voorburg en Leidschendam, die oorspronkelijk tot de Ondercentrale Gouda behoorden, maakten van 1954 af deel uit van de Ondercentrale Leiden. Zie voor deze gegevens: ARA, VVD-archief, inv.nr 86. ) , niet te verwarren met de Ondercentrales uit de jaren zeventig. Tot 1967 vergaderde het bestuur ook om en om in deze twee plaatsen. Daarna werd achtereenvolgens het Verenigingsgebouw te Reeuwijk en hotel Neuf te Boskoop de vaste vergaderplaats ( Jaarverslag 1967 in: inv.nr 38. ) . Sinds 1963 kende de Kamercentrale een eigen centrale propaganda-commissie ( Zie: Jaarverslag 1963 in: inv.nr 38, en voor de stukken: inv.nrs 89-97. ) . Om te voorkomen dat hoofdzakelijk organisatorische en huishoudelijke kwesties tijdens de Centralevergaderingen aan de orde zouden komen, werd in 1964 het punt "Actuele politieke vraagstukken" vast geagendeerd. Later stuurde de Kamercentrale voor "Politieke discussie" geregeld stukken ter bespreking naar de afdelingen. Daarnaast ontvingen deze ook steeds vaker discussienota's e.d. van de voornoemde centrale propaganda-commissie en de in augustus 1969 opgerichte Kadercommissie, sinds 1970 bekend als Politieke Commissie. Naast adviezen voor een eigen beleid op gebied van gemeentelijk en provinciaal niveau bracht de laatstgenoemde Commissie ook adviezen uit op programma's van andere politieke partijen. Eind 1971 verzocht het Kamercentralebestuur deze Commissie om advies inzake de door de voorzitter geïnitieerde gedachte van de "brede middenvolkspartij" ( Inv.nr 99. Zie ook: Jaarverslag 1971 in: inv.nr 38. ) . Naast propaganda gaf de Kamercentrale hoe langer hoe meer ook voorlichting geven en organiseerde hij cursussen voor vorming en scholing. Het eerste gebeurde door het uitgeven van een eigen informatieblad ( Inv.nr 115. ) , terwijl het tweede mettertijd steeds meer decentraal in Ondercentrale-verband gebeurde.
Indeling in regio's c.q. Ondercentrales
In 1962 werd de Kamercentrale Leiden, die toen 28 afdelingen telde, gereorganiseerd. Resultaat hiervan was dat deze door de grote inzet van de regionale propagandist, de heer H.G. Roodhuyzen, in vijf jaar tot 43 werd uitgebreid ( Jaarverslag 1967 in: inv.nr 38. Bij gebrek aan archiefmateriaal van vóór 1962 en van archivalia in ARA, Archief-VVD, inv.nr 68, is niet concreet aan te geven hoe deze reorganisatie gestalte kreeg. Het propagandawerk, waaronder het oprichten van nieuwe afdelingen, was tot 1963 de taak van de landelijke organisator/propagandist L. van Vlaardingen. ) . Hoewel het regionale aspect al in de jaren zestig aandacht had, zoals blijkt uit enkele regionaal uitgegeven periodieken ( Zie "Regio-bulletin van Gouda" (1968) en "Regio-bulletin van Rijnstreek" (1969) in: inv.nr 57. ) , duurde het tot de beginjaren zeventig voordat dit werkelijk gestalte kreeg. Er werd een indeling in de regio's Bollenstreek, Leiden, Rijnstreek, Gouda en Krimpenerwaard ( Voor de gemeentelijke herindeling van 1 januari 1985 telde deze Ondercentrale twaalf gemeenten. Zie: Jaarverslag 1983 in: inv.nr 20. ) doorgevoerd ( Zie voor een ontwerp regio-reglement van 20 november 1970: inv.nr 39. ) . De afdelingen kregen volop gelegenheid hier al of niet mee in te stemmen en hun eigen voorkeur kenbaar te maken ( Jaarverslag 1971 in: inv.nr 38. ) . Op 6 april en 3 juli 1972 werden de regio's 't Groene Hart en de Vlietlanden opgericht en begin 1976 de regio Wassenaar. Sinds 25 september 1971 bestond er een regio-overlegorgaan, dat was samengesteld uit de besturen van de regio's, geformeerd onder leiding van de vice-voorzitter van de Kamercentrale ( Zie inv.nr 20. Zie verder voor de regio-raden: inv.nr 53. ) . Op 10 oktober 1973 werden de taken en doelstellingen hiervan in een notitie geformuleerd ( Inv.nr 20: Nota `De ondercentrale in historisch en toekomstig perspectief' van Arnoud Cevaal. ) .In 1979 en 1980 werden de regioraden Leiden e.o. ( Zie hiervoor `De Ondercentrale in de organisatie van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Een notitie ten behoeve van de besprekingen in het zgn. regio-overleg' [1984], en het `Verslag ter zake van: voorgeschiedenis Ondercentrale, doel en randvoorwaarde aan funkties en taken van de werkgroep "Taken en Bevoegdheden Ondercentrales' (17 oktober 1984) in: inv.nr 20. ) en De Vlietlanden, Krimpenerwaard, 't Groene Hart omgezet in Ondercentrales ( Inv.nrs 53-54. Zie voor modelreglementen voor een Kamercentrale en voor een Ondercentrale van 1979: inv.nr 46. ) . Daarmee was de Kamercentrale betrekkelijk laat, wanneer men bedenkt dat hier landelijk in 1972 al een begin mee werd gemaakt. Het voornoemde regio-overleg was vooral bedoeld als een informeel gespreksplatform voor de voorzitters en secretarissen van de Ondercentrales, dat onder leiding van de voorzitter en secretaris van de Kamercentrale vergaderde. Hoewel dit orgaan geen besluitvormende taak had, kon zij wel adviserend optreden ten opzichte van het Algemeen Bestuur en had het een coördinerende taak tussen de Ondercentrales. In oktober 1986 werden de vergaderingen van het regio-overleg na een onderbreking van anderhalf jaar hervat. Er werd toen een nieuwe taakstelling van de Ondercentrales geformuleerd ( Jaarverslag 1986 in: inv.nr 16. ) . Met het instellen van een Periodiek Overleg van het bestuur van de Kamercentrale met de voorzitters van de Ondercentrales verviel het bestaansrecht van het regio-overleg, zodat tot opheffing werd overgegaan ( Verslag voorjaarsvergadering d.d. 7 april 1990, KC-Info, 16e jrg. nr.66 in: inv.nr 19. Zie voor de verslagen van het Periodiek Overleg: inv.nr 21. ) . Op zijn tijd gaf het functioneren van de Kamercentrale of de Ondercentrales reden tot discussie. Voor de bespreking van een beter functioneren van de Kamercentrale Leiden schreef P.L. Offerhaus in september 1974 een "Ontwerp-beleidslijn" ( Zie in: inv.nr 51. ) . Om de onderlinge contacten tussen de Kamercentrale Leiden en de Ondercentrales te verbeteren, bezocht het Dagelijks Bestuur vanaf 1987 éénmaal per kwartaal één van deze centrales ( Jaarverslag 1986 in: inv.nr 16. ) . In 1988 stond de bestaansgrond van de Ondercentrales binnen de partij als geheel zelfs ter discussie ( Zie brief van 25 februari 1988 van de Ondercentrale Ommen en een notitite van de Ondercentrale Vlietlanden van 5 oktober 1987 in: inv.nr 29. Zie ook verslag van de vergadering van 4 april 1989 in: KC-Info, 15e jrg. nr.61 in: inv.nr 18. ) . In de Kamercentrale Leiden waren vooral de grote steden voor een regelrecht contact met het bestuur van de Kamercentrale. De voorzitter vond de Ondercentrales echter onmisbaar voor kleine of minder goed functionerende afdelingen belangrijk was. Van een eventuele opheffing van deze bestuurslaag werd uiteindelijk landelijk en regionaal afgezien. Op 4 april 1989 werd besloten de bestuursstructuur van de Kamercentrale Leiden in navolging van de wijzigingen in de samenstelling van het Hoofdbestuur van de VVD ook op eigen niveau aan te passen, wat in een nieuw reglement nader moest worden geregeld. Tegelijk werd het wenselijk geacht dat de Ondercentrales dit ook zouden doen ( KC-Info, 15e jrg. nr.60 in: inv.nr 18. ) . Momenteel, in 1997, omvat de Kamercentrale Leiden acht Ondercentrales, waaronder 45 afdelingen ressorteren. Het betreft de Ondercentrales Leiden e.o. met zes afdelingen, de Ondercentrale Rijnstreek met vijf afdelingen, de Ondercentrale De Vlietlanden met drie afdelingen, de Ondercentrale Duin en Bollenstreek (tot 1985 Duinstreek geheten) met tien afdelingen en de Ondercentrale Wassenaar met één afdeling, de Ondercentrale Gouda met negen afdelingen, de Ondercentrale Krimpenerwaard met zes afdelingen en de Ondercentrale 't Groene Hart met vijf afdelingen. Daarnaast is er nog de afdeling Côte d'Azur (opgericht in 1982), die in organisatorisch verband is toegevoegd aan de Kamercentrale Leiden ( 17e jaarboek VVD, Den Haag, 1997, 410-412. Zie voor jaarverslagen van de afdelingen: inv.nrs 60-64. ) . De belangstelling van de afdelingen voor de Centralevergaderingen liet, zo blijkt uit de jaarverslagen, herhaaldelijk te wensen over.
Vertegenwoordigingen in de Kamercentrale
Evenals dit in de andere politieke colleges gebeurde, werden de vrouwen- en jeugdbelangen door vertegenwoordiging bij de vergaderingen van het bestuur en de Kamercentrale behartigd. De Organisatie "Vrouwen in de VVD" hadden hiervoor vertegenwoordigsters op het niveau van de Kamercentrale in de persoon van centralevertegenwoordigster en een plaatsvervanger, terwijl er naar werd gestreefd dat kontakvrouwen of vrouwengroepen dit bij de afddelingen deden. Met de komst van de Ondercentrales begonnen de daaronder ressorterende vrouwen zich ook te organiseren. Naast het bijwonen van de hierboven genoemde vergaderingen participeerden zij in het bestuur van de "Vrouwen in de VVD Zuid-Holland" en in het Algemeen Bestuur van de Provinciale Vrouwenraad.
Het Jongerenbeleid nam binnen de Kamercentrale een geheel eigen plaats in. Vanaf de beginjaren tachtig trachtte de Kamercentrale hiervoor een eigen beleid te ontwikkelen. Als gevolg van de in november 1985 op landelijk niveau gesloten Samenwerkingsovereenkomst met de Jongeren Organisatie Vrijheid en Democratie organiseerde men sinds 1987 ook daadwerkelijk activiteiten met voornoemde organisatie. Daarnaast ging men door met het initiëren, organiseren en coördineren van opvang en scholing van jonge VVD-leden ( Jaarverslag 1986 en 1987 in: inv.nrs 16-17. Zie verder uitgebreid: inv.nrs 100-101, 103-104. ) . Het jaar daarvoor had de Kamercentrale een adviescommissie ingesteld om te bepalen welk beleid er ten aanzien van de VVD-jongeren moest worden gevoerd. Dit resulteerde in het uitbrengen van het rapport "De KC-Leidensweg van de VVD-jongeren". Na vaststelling daarvan werd besloten een jongerenlid met adviserende stem in het bestuur op te nemen ( Notulen Centralevergaderingen d.d. 31 mei en 15 november 1986 en Jaarverslag 1986 in: inv.nr 16. ) . In 1987 gebeurde dit ook in de Ondercentrales ( Jaarverslag 1987 in: inv.nr 17. ) . Doordat het Hoofdbestuur in 1989 besloot in het huishoudelijk reglement vast te stellen, dat alle besturen, dus ook die van de afdelingen, een bestuurslid moesten aanwijzen, nam de invloed van de jongeren nog verder toe ( KC-Info, 15e jrg. nr.63 in; inv.nr 19. ) . Vanaf 1992 bestond er een Commissie Jongerenbeleid Kamercentrale Leiden ( Inv.nr 102. ) .
Contacten met de hogere bestuurslagen
Reglementair onderhoudt elke Kamercentrale bestuurlijke contacten met de regionale kamerleden, zoals bijvoorbeeld de heren mr.W.J. Geertsema, mr.F. Portheine, H. Dijkstal en mevrouw mr.A. Kappeyne van de Coppello. Naast hen werden later nog adviserende Kamerleden aan de Kamercentrale toegevoegd, zoals de heren Joekes, Ploeg en Wiebenga ( Dit blijkt bijv. uit het Jaarverslag 1987 in: inv.nr 17. ) , en de adviserende leden van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, zoals mr.H. van Riel, en het adviserende lid van het Europees Parlement (sinds 1979), zoals drs.G.M. de Vries en later mevrouw Jessica Larive. Deze woonden hiertoe zoveel mogelijk de vegaderingen van het bestuur en de Kamercentrale bij. In 1963 had de kandidaatstelling en benoeming van een centralevertegenwoordiger in het Hoofdbestuur van de VVD, mr.G.C. van Dijk uit Wassenaar, plaats. Aan deze vertegenwoordiging kwam, zoals opgemerkt, in 1988 definitief een einde. Vanaf 1969 werd de Kamercentrale Leiden door twee personen in de Partijraad vertegenwoordigd, te weten uit hoofde van hun functie de voorzitter en als vervanger de vice-voorzitter. Een aantal dat vanaf de jaren tachtig uit een zevental bestond ( Jaarverslag 1982 in: inv.nr 15. ) .
Overleg met andere Kamercentrales
Hoewel er binnen de partij werd gestreefd naar een gestructureerd overleg tussen de verschillende Kamercentrales, was dit in de beginjaren tachtig beperkt tot een zeer frequent overleg tussen de vier Kamercentrales in de provincie Zuid-Holland. Dit werd naar de plaats van vestiging van de Kamercentrale Den Haag het Sweelinckberaad genoemd. Dit gespreksplatform werd in 1986 verweten sluwe plannen te smeden om de VVD informeel in een bepaalde richting te sturen ( Jaarverslag 1986 in: inv.nr 16. ) . In 1987 lukte het voor het eerst naar aanleiding van het opstellen van de kandidatenlijst voor de verkiezingen van de Eerste Kamer om wel tot een constructief overleg met andere Kamercentrales te komen met als gevolg dat men dat jaar nog driemaal bijeen kwam ( Jaarverslag 1987 in: inv.nr 17. ) In 1986 werd ten behoeve van het vaststellen van het verkiezingsprogramma als de kandidaatstellingsprocedure Provinciale Staten een Provinciecentrale ingesteld. Aangezien de Kamercentrale Leiden de grootste werd de voorzitter hiervan ook het voorzitterschap van dit college aangeboden ( Jaarverslag 1986 in : inv.nr 16. ) . Op 20 mei 1987 kwam er al weer een einde aan het bestaan van dit overlegorgaan ( Jaarverslag 1987 in: inv.nr 17. ) . Naderhand werd het toch weer nieuw leven ingeblazen ( KC-Info, 16e jrg. nr.67, 15 in: inv.nr 19. ) .
De positie van de Kamercentrale Leiden in de landelijke politiek
In 1971 kwam de Kamercentrale Leiden, die slechts 11% van alle 434 VVD-afdelingen omvatte, bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer als de beste uit de (stem)bus ( Jaarverslag 1971 in: inv.nr 38. ) . Een trend, die ook daarna doorzette. Bij de tussentijdse Kamerverkiezingen van 1981 steeg het stemmenpercentage van 23,4% naar 29,59%, wat aanmerkelijk meer was dan het landelijk gemiddelde. Het ledental groeide navenant van 7,93% tot 10,23% (zonder de nieuwe afdeling Côte d'Azur hierbij mee te rekenen) ( Jaarverslag 1982 in: inv.nr 15. ) . De gevolgen van de spanningen binnen het Hoofdbestuur van de partij hadden nadelige uitwerking op de uitslagen van de Gemeenteraads- en de Kamerverkiezingen van 1985. De uitwerking hiervan werd binnen de Kamercentrale nog eens verergerd door een affaire rond één van zijn bestuursleden, welke resulteerde in het ontzetten uit het lidmaatschap van de betrokkene, en een ledenverlies, dat de eerstkomende jaren zou doorzetten. Reden om de propaganda-activiteiten uit te breiden met ondermeer campagnedagen van de Kamercentrale met één der Ondercentrales ( Notulen Centralevergadering d.d. 31 mei 1986 en Jaarverslag 1986 in: inv.nr 16. ) . Tijdens het kennismakingsbezoek van fractievoorzitter mr.drs.F. Bolkestein over de VVD met het kader op 30 augustus 1990 was het terugwinnen van stemmen nog steeds een gespreksonderwerp ( KC-Info, 16e jrg. nr.67, 6-8 in: inv.nr. 19. ) .
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 1997 werd het archief door het secretariaat van de VVD bij het Algemeen Rijksarchief in bewaring gegeven.
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Geschiedenis van het archief
Wanneer het archief compleet was geweest, zou het in 1948 hebben moeten beginnen, het jaar dat de Kamercentrale Leiden van de Partij van de Vrijheid overging in die van de VVD. In plaats daarvan vangt het in 1997 door het secretariaat van de VVD bij het Algemeen Rijksarchief in bewaring gegeven archief pas in 1962 aan. De reden hiervoor moet gezocht worden in het feit, dat het oude bestuur ondanks herhaalde verzoeken het archief niet aan het nieuw aangetreden bestuur overdroeg ( Brieven van 1 februari 1963 aan de organisator/propagandist van de VVD. Zie: ARA, VVD-archief, inv.nr 873. ) . Het hier beschreven archief beslaat met name de periode 1962-1991 met een uitloop naar 1994. Het archief beslaat 3 m1.
Selectie en vernietiging
Tijdens de inventarisatie zijn hier enkel de dubbelen uit verwijderd.
Verantwoording van de bewerking
Bij de overdracht in 1996 kende het archief al een redelijk goede ordening. Het grootste deel was in ordners ondergebracht met daarbinnen een rubriekmatige onderverdeling. Wel hadden de achtereenvolgende secretarissen elk hun eigen ordening, terwijl het ook voorkwam dat deze tussentijds werd aangepast. Deze vormde weliswaar een goed raamwerk voor de indeling van deze inventaris, maar behoefde wel de nodige aanpassingen en verfijningen. Waar dit de overzichtelijkheid ten goede kwam, werden stukken afzonderlijk beschreven dan wel in subrubrieken samengevoegd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Inzage beperkt openbare nummers alleen mogelijk na toestemming inbewaargever Voor inzage in stukken jonger dan 25 jaar met betrekking op de kamercentrale is toestemming vereist van de adjunct-secretaris van het VVD hoofdbestuur.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Een klein aantal stukken van dit archief is in een slechte materiële staat, wat tot gevolg heeft dat het niet aangevraagd kan worden.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD): Kamercentrale Leiden, nummer toegang 3.22.36, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, VVD Leiden, 3.22.36, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Inventaris van het archief van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) en haar voorgangers (1889) 1948-1976 (1996), zie toegang. 2.19.22

Archiefbestanddelen