Terug naar zoekresultaten

1.10.05.04 Inventaris van het archief van R.G. van Polanen [levensjaren 1757-1833], (1739) 1780-1831

Bevat ambtelijke stukken van R.G.van Polanen, VOC-dienaar, later agent van de Bataafse Republiek in de Verenigde Staten.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.10.05.04
Inventaris van het archief van R.G. van Polanen [levensjaren 1757-1833], (1739) 1780-1831

Auteur

W.D. Post

Versie

04-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1985 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie Van Polanen
Polanen, van

Periodisering

archiefvorming: 1780-1831
oudste stuk - jongste stuk: 1739-1831

Archiefbloknummer

1200

Omvang

; 331 inventarisnummer(s) 0,67 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

R.G. van Polanen

Samenvatting van de inhoud van het archief

Bevat ambtelijke stukken van R.G.van Polanen, VOC-dienaar, later agent van de Bataafse Republiek in de Verenigde Staten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Rogier Gerard van Polanen werd op 3 mei 1757 te Rotterdam geboren als tweede zoon uit het huwelijk van Jan van Polanen en diens volle nicht Sarah Maquelin. De vader van Rogier was als boekhouder in dienst van de VOC getreden en daar vervolgens als onderkoopman, koopman en eerste administrateur in de Westzijdse koffiepakhuizen werkzaam geweest. Van zijn moeder is weinig meer bekend dan dat zij evenals haar echtgenoot een kleinkind was van Johannes de Vecker, secretaris van het in de nabijheid van Rotterdam gelegen Berkel en dat zij in 1750 met Jan van Polanen in het huwelijk is getreden kort nadat deze uit Indië was gerepatrieerd ( Indische Navorscher, 4e jrg. (1938), blz 73 e.v. en blz. 92 e.v. ; 5e jrg. (1939), blz. 18 e.v. P.A. Hadders, ) Het leven van mr. Rogier Gerard van Polanen, ( doctoraalscriptie, Leiden 1971, blz. 3. ( In xeroxkopie aanwezig op de bibliotheek van het Algemeen Rijksarchief. In het vervolg aan te duiden als Hadders.) ) . Over de jeugd van Rogier Gerard van Polanen ontbreken verder gegevens, tot hij op 28 januari 1776 met het schip "de Juno"in Batavia aankwam, waar hij, uitgezonden door de kamer Delft van de VOC op 24 mei werd benoemd tot ordinaris klerk bij de Raad van Justitie. Op 11 december 1777 werd hij benoemd tot adjunct-gezworen klerk bij de Raad van Justitie, waarna hij op 12 oktober 1778 werd voorgedragen voor een benoeming tot onderkoopman. In deze benoeming werd echter niet bewilligd. Een volgende voordracht werd gedaan op 11 september 1780 en werd op 16 mei 1783 goedgekeurd ( Indische Navorscher, 4e jrg. (1938), blz. 93 e.v. Hadders, blz 7. ) . Toen dat laatste in Indië bekend werd was van Polanen al met zijn vrouw en kind op weg naar Nederland ( 10 juni 1783). Van Polanen vertrok zo spoedig mogelijk toen hem duidelijk werd dat de benoeming aan hem voorbij zou gaan. Hij vestigde zich na zijn aankomst in Holland (waarschijnlijk begin 1784) met zijn vrouw Helena Wilhelmina de Vos, waarmee hij op 20 juli 1780 in Indië was getrouwd, en zijn in 1782 geboren dochtertje Elisabeth Sarah ( In het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag berust een afschrift van de trouwbrief van het echtpaar Van Polanen -De Vos. Zie Dossier Van Polanen. Hadders, blz. 7. ) , te IJsselstein ( De Roo, supp. op deel XIII, deel II, blz. 125. Hadders, blz. 7. ) . Hij schreef zich in als utriusque candidatus aan de Hogeschool te Harderwijk ( Album Studiosorum Academiae Gelro-Zutphnicae, uitgegeven door D.G. van Epen. Hadders, blz. 7. ) en de dag na zijn inschrijving, 22 oktober 1785, verdedigde hij zijn stellingen en werd bevorderd tot juris utriusque doctor ( Album Doctorum van de Academie van Harderwijk, Rijksarchief Gelderland. Hadders, blz. 7. ) . Via de familierelaties van zijn vrouw kwam hij al snel aan een gunstige positie in de stad Vlissingen. Haar volle neef mr. N.C. Lambrechtsen, de pensionaris van het in die dagen overwegend patriotse Vlissingen, bezorgde hem op 14 januari 1786 de aanstelling tot adjunct-pensionaris van de stad ( Gemeentearchief Vlissingen, no. 4862. Hadders, blz. 8. ) . Een functie welke hij tot 1787 vervulde. De rede voor zijn ontslagaanvrage moet gezocht worden in het verandere politieke klimaat. Een aanwijzing hiervoor is te vinden in de levensberichten van Lambrechtsen waarin deze schrijft dat Van Polanen "bedugt voor schrikbarende explosies" besloot het land te verlaten. Op 26 mei 1787 verkreeg hij zijn gevraagde ontslag en vertrok omstreeks juni van dat jaar, met zijn gezin naar Frankrijk waar hij zich in Montpellier vestigde ( Levensberichten van N.C. Lambrechtsen, 1752 - 1823, blz. 21-25. Hadders, blz. 9. ) . Hier werd zijn derde kind, Geertruide Adriana, geboren ( Mededeling van de Direction des Archives Departementales, Montpellier. ) . Na korte tijd te Bordeaux te hebben gewoond, waar het vierde kind Sara Johanna werd geboren, ( Indische Navorscher, 4e jrg. (1938), blz. 93. ) vertrok Van Polanen zonder zijn gezin naar de V.S. waar hij op 21 januari 1791 arriveerde. In de V.S. moet hij zich aanvankelijk hebben bezig gehouden met grondspeculatie ( P.J. van Winter, ) Het aandeel van den Amsterdamschen handel aan den opbouw van het Amerikaansche Gemenebest ( , Den Haag 1933, blz. 295 nt. ) en journalistieke werkzaamheden ( De Roo, supp. op deel XIII, deel II, blz. 126. Hadders, blz. 10. ) , tot hij, op 13 januari 1796 uit Den Haag het bericht ontvangt dat hij door het nieuwe bewind was benoemd tot minister-resident bij de V.S. ( Resolutie St.-Gen., 2 september 1795. Inv. nr. 1. ) . De omstandigheden die de werkzaamheden van Van Polanen bepaalden waren, ten eerste, de rol die de Bataafse Republiek als nauwe bondgenoot van Frankrijk diende te vervullen, ten tweede, de vijandelijke houding van Engeland jegens Frankrijk en de Bataafse Republiek en ten derde de neutrale rol van de V.S. ten aanzien van het Europeese conflict ( Belangrijke bron voor deze periode: Nationaal Archief, Buitenlandse Zaken, 1696 - 1810, no. 358 I. Hierin bevindt zich de diplomatieke correspondentie van Van Polanen ingekomen bij de diverse college's die waren belast met de buitenlandse betrekkingen. ) . Binnen dit complexe raamwerk vervulde Van Polanen zijn taak, waarbij het voornaamste doel was de resterende Nederlandse handelsbelangen zo goed mogelijk te behartigen. Essentieel hierbij was een Amerikaans-Frans conflict te vermijden, hetgeen voor de Bataafse Republiek slechts oorlog en verlies van de Amerikkanse handel kon betekenen.. Van Polanen werd bij het uitvoeren van de Bataafse vredespolitiek het meest gehinderd door de Franse bondgenoot , die door middel van een agressief optreden tegen Amerikaanse schepen indirect de Bataafse handelsbelangen schaaddde ( Nationaal Archief, Buitenlandse Zaken, no. 358 I Van Polanen aan de agent van buitenlandse betrekkingen te Den Haag, 19 februari 1799. Hadders, blz. 16 en 17. ) . In 1802 hief de Amerikaanse regering het gezantschap van de V.S. in Den Haag op. Als reactie op het Amerikaanse besluit werd het gezantschap van de Bataafse Republiek in de V.S. opgeheven (1802), waardoor de werkzaamheden van Van Polanen, zeer tot zijn spijt, een einde namen en hij de V.S. verliet. Sinds zijn aankomst in de V.S. had Van Polanen het land slechts één keer verlaten voor een kort bezoek aan Nederland (augustus 1800 - april 1801). Tijdens dit bezoek zag hij, voor het eerst sinds 10 jaren, zijn vrouw en kinderen terug. Het weerzien schijnt hartelijk te zijn geweest, maar toch ook weer niet zo hartelijk dat een gezinshereniging plaats kon vinden ( De Roo, supp. op deel XIII, deel II, blz. 126. ) . In april 1802 vertrok Van Polanen zonder zijn vrouw, maar met zijn twee jongste dochters, weer naar de V.S.. In de V.S. aangekomen stelde hij over zijn beide dochters een gouvernante aan. Deze gouvernante, Adelaïde van Doorninck, dochter van een uitgeweken patriot, zou later (1805) met Van Polanen in het huwelijk treden. Na opheffing van het gezantschap werd van Polanen benoemd tot raad van politie aan de Kaap ( Inv. nr. 37. ) , waar hij op 26 maart 1803 arriveerde in gezelschap van Adelaïde van Doorninck en zijn beide dochters. Van Polanen zou hier onder commissaris-generaal J.A. de Mist, als lid van de Raad van Politie, zorg dragen voor de herinrichting van de Kaap, welke kolonie na een Engelse bezetting (1793-1802) bij de vrede van Amiens (1802) weer aan de Bataafse Republiek was overgedragen. De Raad van Aziatische Zaken en Bezittingen had zich sterk ingespannen voor het herwinnen van de Kaap. Mr. J.A. de Mist, één van de leden van de Raad, werd tot commissaris-generaal benoemd ten einde de Kaap over te nemen en orde op zaken te stellen (1802-1805). Twee maanden na zijn aankomst produceerde De Mist een uitgebreid rapport betreffende de inrichting van het bestuur. De regering van de volksplanting Kaap de Goede Hoop werd toevertrouwd aan een gouverneur (J.W. Janssens, 1803-1806), tevens generaal en chef van de gewapende macht, vier raden van politie (R.A. de Salis, R.G. van Polanen, J.P. Mederbach Wakker, W.F. van Reede van Outshoorn), een Rekenkamer, een Raad van Justitie (6 leden) en een commissaris om de Kaap van de Engelsen over te nemen ( J.P. van der Merwe, ) Die Kaap onder die Bataafse Republiek, 1803-1806 ( , blz. 3-4. ) . De Mist had de taak om de Kaap zo snel mogelijk, weer als een rendabel onderdeel in de koloniale bezittingen op te nemen, waarbij de zelfstandige ontwikkeling van de Kaap benadrukt zou worden ( G.J. de Winter, ) Zuid-Afrika in den Hollandschen tijd. ( Uit, ) Nederlanders over de Zeeën, ( onder redactie van J.C. de Haan, Utrecht 1942, blz. 335. (In het vervolg aan te duiden als De Haan). ) . Hij nam de economische ontwikkeling van de Kaap ter hand en wilde een gematigd democratisch bestuur grondvesten ( Ibidem, blz. 336. ) . Met het laatste wilde hij tegemoet komen aan de verlangens van patriotse groeperingen (boeren en kolonisten) zoals zij die reeds in 1779, 1785 en 1795 kenbaar hadden gemaakt. Volgens De Mist kon men hen beter tegemoet komen om zodoende het gevaar van een onafhankelijke Zuid-Afrikaanse republiek, geïnspireerd op het Amerikaanse voorbeeld af te kunnen wenden ( Ibedem, blz. 333. ) . Mede tot uitvoering van bovenstaand programma was Van Polanen naar de Kaap geroepen. Te midden van zijn collega's werd hij beschouwd als "primus inter pares" en als zodanig naast De Mist en Janssens als de derde man in de kolonie ( Hadders, blz. 25. ) . Met gouverneur Janssens sloot hij hier een vrienschap voor het leven, terwijl de verhouding tot De Mist werd gekenmerkt door politieke tegenstellingen ( Inv. nrs. 41 en 42. ) . De slechte verhouding met commissaris-generaal De Mist was, naast de hoop op materiële verbetering en persoonlijke ambitie, een van de redenen waarom hij pogingen in het werk stelde om een positie in Indië te verkrijgen ( Inv. nrs. 42 t/m 44. Hadders, blz. 30. ) . In afwachting van een benoeming liet Van Polanen zich al in februari 1805 naar Indië sturen met de opdracht van het Kaaps bestuur de regeerders in Batavia er toe te brengen de Kaap van goederen en militairen te voorzien. In maart 1805 arriveerde Van Polanen te Batavia met het schip "the Recovery". Aan boord van dit schip had hij zich met Adelaïde van Doorninck in de echt laten verbinden (hoogstwaarschijnlijk zonder zijn eerste huwelijk te laten ontbinden) ( Inv. nr. 108. De Roo, supp. op deel XIII, deel I, blz. 4. Hadders, blz 31. ) . Na zijn aankomst vervulde hij zijn missie, maar ook zijn eigen belangen behartigde hij goed. In juni 1805 verzocht hij gouverneur-generaal A.H. Wiese, " Om in afwachting van het te nemen besluit van het staatsbewind der Bataafse Republiek, op mijn gedaan verzoek, om naar herwaarts te worden verplaats, provisioneel in een andere convenabele post te worden geëmployeerd ". ( Inv. nrs. 43 en 44. Hadders, blz. 31. ) . Na een aanvankelijke weigering zwichtte Wiese uiteindelijk en benoemde Van Polanen tot vice-president van de Raad van Justitie, dit in afwachting van de beslissing van de Aziatische Raad over het verzoek te worden ontslagen als raad van Politie en te worden aangesteld als raad-ordinaris van de Raad van Indië ( Zie voor de bestuurlijke en juridische organisatie van de VOC in Indië: P. van Dam , ) Beschrijvinge van de Oost-Indische Compagnie ( , uitgegeven door F.W. Stapel, R.G.P. deel 87, Den Haag 1943, 3e boek, hfds. V en VI. ) ( H.T. Colenbrander, ) Koloniale Geschiedenis ( , deel II, blz. 204 t/m 225. ) ( Meer algemeen van karakter: F.S. Gaastra, ) De VOC in Azië 1648-1795 ( , A.G.N. deel IX, blz. 427 t/m/ 463. ) . Op 26 juli 1806 deelde de Raad van Indië Van Polanen mee dat de Aziatische Raad op 1 oktober had besloten hem zijn ontslag als raad van Politie te verlenen, maar hem voorlopig niet in een ander ambt te benoemen ( Inv. nr. 42. ) . Echter ook zonder deze benoeming bleef Van Polanen een persoon om terdege rekening mee te houden, dit dankzij de invloed die hij op de zwakke Wiese kon uitoefenen. Van Polanen trof in Indië geen wezenlijk andere situatie aan dan die welke hij bij zijn eerste verblijf al had aangetroffen. Indië werd nog steeds beheerst door een kleine gevestigde kliek die onderling de baantjes verdeelde en de misbruiken waaraan de leden van deze kliek zich schuldig maakten ongehinderd liet passeren ( Zie voor de interne verhoudingen in Indië in deze periode: G.J. Schutte, ) De Nederlandse patriotten en de Koloniën; ( een onderzoek naar hun denkbeelden en optreden, 1770-1800, Utrecht 1974. ) ( C.H.E. de Wit, ) De strijd tussen Aristocratie en Democratie in Nederland; ( kritisch onderzoek van een historisch beeld en wwaardering van een periode, 1780-1848, Heerlen 1965. ) . Het is Van Polanen geweest die Wiese ertoe heeft aangezet de corruptie aan de kaak te stellen. Deze houding van Van Polanen bracht hem vanzelfsprekend in botsing met de Indische oligarchie. Aan het hoofd van deze oligarchie stond oud-gouverneur-generaal J. Siberg, die na zijn aftreden in Indië was blijven wonen. De zaken spitsten zich toe rond de gecommitteerde tot en over de zaken van de inlander P. Engelhard, een protegé van Siberg en een neef van de gouverneur van Java's Noord-Oostkust, N. Engelhard ( Inv. nrs. 90 t/m/ 92 en 251 t/m/ 262. Hadders, blz. 33. ) . Een onderzoek van de Commissie tot de Bovenlanden ( Inv. nrs. 267 t/m/ 269. ) naar aanleiding van klachten over de adjunct-gecommitteerde tot en over de zaken van de inlander, P.H. Lawick van Pabst ( Inv. nr. 254. ) bracht, nadat deze het beleid van zijn chef P. Engelhard had gekritiseerd, het financieel wanbeheer van de laatste aan het licht ( Inv. nrs. 90 t/m 92 en 251 t/m/ 262. ) ( F. de Haan, ) Priangan ( , deel I, Batavia 1910, personalia blz. 88 t/m/ 98. ) . Van Polanen stelde alles in het werk om deze zaak snel af te doen, maar tevergeefs, want uiteindelijk verdween de zaak Engelhard onder het bewind van gouverneur-generaal Daendels (1808-1811) voorgoed in de doofpot. Deze kwestie leverde Van Polanen geen enkel resultaat op en vermeerderde slechts het aantal van zijn vijanden bij de oligarchie, terwijl hij ook aan radicale zijde op weinig steun kon rekenen. Juist hier was sinds de omwenteling in het vaderland de discussie begonnen over het stelsel van de gedwongen cultures, waarbij het stelsel van Van Hogendorp veel bijval oogstte (voor vrije arbeid). Van Polanen had zijn hoop gevestigd op het Charter van 1804, dat de conservatieve lijn van Nederburgh ten aanzien van dit probleem bevatte. Het standpunt van Van Polanen isoleerde hem aan twee zijden, zowel aan de "Conservatieve" zijde als aan de "radicale" zijde werd hij beschuldigd van "anglomanie". De radicale patriot B.F. von Liebeherr noemt hem een "Anglomaasche aristocraat", en één van de "intriganten welke niets onbeproefd laten om tot het oude systeem van Jan Compagnie weeder te kunnen keren" ( Inv. nrs. 102 t/m/ 114. ) . Al met al behaalde Van Polanen weinig succes in Indië. Zijn benoeming tot raad van Indië ging niet door, zijn strijd tegen de corruptie had geen succes, de Commissie-Generaal Van Elout en Grasveld (ter uitvoering van het Charter van 1804) werd op haar reis naar Indië teruggeroepen en bovendien werd Daendels tot gouverneur-generaal benoemd. Juist op de Commissie-Generaal had Van Polanen zijn hoop gevestigd, van Daendels verwachtte hij slechts een beleid dat de ideeën van Van Hogendorp nabij zou komen ( A.R. Falck (niet uitgegeven) memoires, geciteerd door P. van 't Veer in, ) Daendels Maarschalk van Holland ( , Zeist/ Antwerpen, 1963, blz. 108. ) ( Hadders, blz. 42. ) . Om deze redenen deed Van Polanen gouverneur-generaal Wiese en directeur-generaal Van IJssendijk het voorstel hem te doen uitzenden als agent van de Indische regering naar de V.S., om daar met handelshuizen contracten af te sluiten voor de rechtsstreekse afhaal van specerijen van de Molukken. Na goedkeuring te hebben verkregen voor zijn plannen vertrok Van Polanen, nog voor Daendel's aankomst naar de V.S. (1 januari 1808) ( De Roo, supp. op deel XIII, deel I, blz. 68. Hadders, blz. 42. ) . In maart 1808 kwam Van Polanen in de V.S. aan. Zijn taak was om met de Amerikaanse handelshuizen contracten af te sluiten voor het rechtstreeks afhalen van specerijen van de Molukken. Deze afhaal zou (voor het eerst!) buiten Batavia om moeten geschieden, aangezien de Engelse heerschappij ter zee een regelmatige Nederlandse afhaal en bevorrading in de weg stond. Voor deze taak had Van Polanen een geheime instructie meegekregen welke hem bond aan minimum verkoopsprijzen ( Inv. nr. 120. ) . Gouverneur Daendels, die op de hoogte was van de redenen van het vertrek van Van Polanen naar de V.S., besloot diens werkzaamheden te negeren en stuurde zelfs een eigen agent naar de V.S. (L.W. Meijer) die de opdracht kreeg contracten af te sluiten met Nederlandse handelshuizen. Eind september had Van Polanen de minister van Marine en Koloniën, P. van der Heim, op de hoogte gesteld van zijn commissie in de V.S. ( De Roo, supp. op deel XIII, deel I, blz. 68. Hadders, blz. 43. ) . Op deze mededeling van Van Polanen kwam een positief antwoord van Van der Heim (13 juli 1809) ( De Roo, supp. op deel XIII, deel I, blz. 129. Hadders, blz. 43. ) , waarbij de op 31 december 1808 afgelopen activiteiten van het agentschap werden uitgebreid tot Java en Van Polanen werd benoemd tot extra-ordinaris raad van Indië ( Inv. nr. 188. ) . Met veel enthousiasme toog Van Polanen aan het werk, hetgeen resulteerde in een reeks contracten met het Amerikaanse handelshuis J. le Roy & Son ( Inv. nrs. 174 t/m/ 181. ) . Wel was hij gedwongen voor deze contracten een lagere prijs te berekenen dan die welke in zijn instructie was voorgeschreven. Evenals Van der Heim was Van Polanen van mening dat een prijsvermindering de vaart op Indië aantrekkelijk moest maken. Ondertussen werd Daendel's beleid ten aanzien van het agentschap flink doorkruist door de beslissing van Van der Heim. Hij was nu gedwongen de contracten van het agentschap te accepteren. Meijer zou worden toegevoegd aan het agentschap van Van Polanen en en Daendels zou contact opnemen met Van Polanen ( De Roo, supp. op deel XIII, deel I, blz. 251. ) . De toezegging die Daendels aan Van der Heim moest doen met betrekking tot het agentschap bleken echter weinig waard. Al bij de aankomst van het eerste contractschip, "the Goldsearcher", weigerde hij het contract te accepteren op grond van het feit dat de contracten waren afgesloten tegen te lage prijzen; hij baseerde zich hierbij op de geheime instructie van Van Polanen. Toen Van Polanen hiervan op de hoogte werd gesteld gaf hij aan Van der Heim te kennen zich uit 's lands dienst ontslagen te achten, dit ondanks het feit dat Van der Heim Daendels dwong de contracten uit te voeren ( Inv. nrs. 189 t/m/ 191. ) . De schepen waren echter al, op één na, onverrichterzake teruggekeerd. Van Polanen concludeerde terecht dat er geen samenwerking mogelijk was tussen hem en Daendels, de wederzijdse irritaties en conflicten waren te hoog opgelopen. Het resultaat van dit alles was dat Van Polanen weer ambteloos burger was. In maart 1811 scheen hij nog op zijn besluit te hebben willen terugkomen toen hij vernam dat Daendels door J.W. Janssens was vervangen ( De Roo, supp. op deel XIII, deel II, blz. 469. ) . De inlijving van de Bataafse Republiek bij het Franse keizerrijk deed hem echter ander besluiten. De kwestie rond de Amerikaanse contracten vond definitief een einde toen een onderzoekscommissie in 1815 besliste dat de Hoge Regering in Batavia verantwoordelijk was voor de geleden schade door het afwijzen van contracten. De handelwijze van Van Polanen werd niet afgekeurd ( Inv. nrs. 146 t/m 151. De Roo, supp. op deel XIII, deel II, blz. 104 en 105. ) . Van Polanen bleef in de V.S. wonen waar hij een farm kocht te Bridgeport (Connecticut). Pas na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid keerde hij terug naar Nederland voor een tijdelijk verblijf (1815-1816). In Nederland solliciteerde hij naar de functie van raad van Indië ( Inv. nrs. 194, 199, 209, 213, 214, 216. De Roo, supp. op deel XIII, deel II, blz. 574. Hadders, blz. 50. ) . Hij kreeg de functie niet, waarschijnlijk omdat de conservatieve denkbeelden van Van Polanen niet pasten in de liberale politiek ten aanzien van de koloniën. Deze politiek was gebaseerd op het systeem van vrije arbeid zoals dat in Indië was ingevoerd door Raffles. Van Polanen zette zijn bezwaren tegen laatstgenoemd systeem uiteen in een in mei 1816, anoniem in Amsterdam, verschenen boek getiteld "Brieven betreffende het bestuur der koloniën ". Dit werk vormde tevens een reactie op een eerdere publicatie van Daendels waarin deze zijn koloniaal beleid verdedigde. In 1816 keerde Van Polanen zonder nieuwe aanstelling, teleurgesteld, naar naar de V.S. terug. In de V.S. leefde hij van een klein kapitaaltje en hield zich onledig met "letteroefeningen" ( Inv. nr. 209. Hadders, blz. 54. ) en een uitgebreide correspondentie met vrienden en kennissen in Europa ( Inv. nrs. 193 t/m/ 215. ) . Met name met J.W. Janssens en J. van den Bosch onderhield hij regelmatig contact. Van Polanen van Van den Bosch schreven voornamelijk over koloniale vraagstukken . Zij stemden vrijwel overeen in hun opvattingen met betrekking tot de koloniën. Geen wonder, want Van den Bosch beschouwde diens opvattingen over het systeem van vrije arbeid in de koloniën. Jammer genoeg was er vooralsnog geen belangstelling voor hun ideeën op het ministerie van Marine en Koloniën. Pas na het mislukken van de koloniale politiek van Van der Capellen (1819-1826) steeg de belangstelling. In 1828 werd Van den Bosch benoemd tot gouverneur-generaal om een nieuw beleid gestalte te geven (gedwongen cultures). Van den Bosch verzocht Koning Willem I om toestemming tot de benoeming van Van Polanen tot raad van Indië om hem bij de uitvoering van zijn taak terzijde te staan. Van Polanen ontving een schrijven van Van den Bosch, plus het K.B (6 juni 1829), waarin zijn benoeming tot raad van Indië werd goedgekeurd ( Inv. nr. 217. ) . Na lang weifelen wees hij de benoeming echter af en wel op grond van het feit dat zijn gezondheid hem niet in staat stelde de functie te vervullen ( Inv. nr. 220. ) . Hij kon de gouverneur-generaal niet persoonlijk in kennis stellen van zijn beslissing en vroeg aan vrienden of deze dat voor hem wilden doen ( Brief, waarschijnlijk aan Bagman en Zoon, 16 mei 1830. ) Bijdragen en Mededelingen Historisch Genootschap ( , deel 68, blz. 101. Hadders, blz. 61. ) . Op 9 september 1833 overleed Van Polanen - 76 jaar oud - te Bridgeport (Conneticut).
Geschiedenis van het archiefbeheer
Met uitzondering van de stukken die betrekking hebben op Van Polanen's uitoefening van de functie van minister-resident bij de Verenigde Staten ( Inv. nrs. 1 t/m 36. ) werd de collectie in 1884 door baron W. van Goldstein, ex-minister van Koloniën, aan het Algemeen Rijksarchief ten geschenke gegeven. Hij had de stukken van een hem bekend familielid van Van Polanen gekregen. Hoe dit familielid in het bezit van de collectie is gekomen, en wie deze persoon is geweest, is vooralsnog onbekend. ( Zie correspondentie van het Algemeen Rijksarchief, 1884 en 1885. ) De collectie werd bij aankomst in het Algemeen Rijksarchief oppervlakkig beschreven en geplaatst onder de Koloniale Aanwinsten (nr. 214) en later ondergebracht in de serie Aanwinsten van de Eerste Afdeling (nr. 1884 A VI). In 1980 werden de stukken uit de serie Aanwinsten gelicht en door mij geïnventariseerd in het kader van de opleiding tot middelbaar archiefambtenaar. De Collectie Van Polanen bleef in deze vorm gehandhaafd van september 1981 tot september 1984. Eind 1984 werd aan de Collectie Van Polanen een aantal stukken toegevoegd die betrekking hadden op Van Polanen's werkzaamheden als minister-resident bij de Verenigde Staten. Deze stukken waren afkomstig uit de Legatiearchieven van de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland, 1795 - 1813 ( nrs. 493 en 494) van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. ( Fasel, W.A., ) Inventaris van de Legatiearchieven van de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland, 1795-1813 ( , Den Haag 1952. Zie voor de overdracht van deze stukken de correspondentie van de Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief 1984, nr. 248. ) Rond 1900 zijn deze stukken door de heer Telting aangetroffen in de Verspreide Collecties (Kamer 43, nr. 25) en hierna in de Legatie-archieven ondergebracht. Dit ondanks het feit dat deze stukken oorspronkelijk niet tot het Legatiearchief hebben behoord en dienen te worden beschouwd als een fragment van het persoonlijk archief van mr. R.G. van Polanen.
De verwerving van het archief
De rechtstitel is (nog) onbekend.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Begin- en einddatum van dit archief zijn gevonden door de respectieve dateringen van het oudste en jongste stuk uit de collectie te gebruiken, inv. nrs. 318 en 208.
De kern van de Collectie Van Polanen zoals die uiteindelijk in 1984 tot stand kwam wordt gevormd door het persoonlijk archief van mr. R.G. van Polanen ( J.L. van der Gouw, H. Herdenberg, W.J. van Hoboken, G.W.A. Panhuysen, ) Nederlandse Archiefterminologie ( , Tjeenk Willink, Zwolle 1962, blz 17, no. 53. ) en een minder grote, maar niet onaanzienlijke hoeveelheid stukken die een verzameling vormen met betrekking tot Oost-Indië ( J.L. van der Gouw, H. Herdenberg, W.J. van Hoboken, G.W.A. Panhuysen, ) Nederlandse Archiefterminologie ( , Tjeenk Willink, Zwolle 1962, blz 17, no. 53. ) Noch uit de stukken die de collectie zelf bevat, noch uit andere bronnen valt af te leiden of Van Polanen deze verzameling zelf aan zijn persoonlijk archief heeft toegevoegd. In theorie blijft zodoende de mogelijkheid bestaan dat familie van Van Polanen of baron W. van Goldstein de stukken hebben toegevoegd. Op grond van het feit dat tijdens de inventarisatie bleek dat de verzameling stukken betreffende Oost-Indië een dienende functie vervult ten aanzien van het persoonlijk archief van Van Polanen is gekozen voor een volgorde van ordening waarbij de nadruk is komen te liggen op het persoonlijk archief van Van Polanen. Een uitvloeisel van dezelfde keuze blijkt uit de naam van de collectie. Aangezien de relatie tussen het persoonlijk archief en de stukken betreffende Oost-Indië, en met name de herkomst van de laatste groep, onduidelijk is gebleven , is ondanks soms grote verwantschap tussen beide hoofdafdelingen ( Zie de zaak P. Engelhard. Inv. nrs. 90 t/m/ 93 en nrs. 251 t/m/ 262. Evenals de zaak Tan Tjoenko. Inv. nrs. 94 t/m/ 98 en nrs. 301 t/m/ 310. ) niet gekozen voor vermening van de stukken. De afdelingen die in deze inventareis beschreven zijn vallen aan te merken als een collectie ( J.L. van der Gouw, H. Hardenberg W.J. van Hoboken, G.W.A. Panhuysen, ) Nederlandse Archiefterminologie ( , Tjeenk Willink, Zwolle 1962, blz 17, no. 53. ) , de stukken hebben nl. betrekking op zaken van uiteenlopende aard en betreffende verscheidende zaken en instanties. De collectie valt uiteen in vier hoofdafdelingen:
  • Stukken betreffende mr. R.G. van Polanen; Inventarisnrs. 1 t/m 224.
  • Stukken betreffende Oost-Indië; Inventarisnrs. 225 t/m 316.
  • Stukken waarvan de samenhang met de collectie niet aangetoond kan worden; Inventarisnrs. 317 t/m 330.
  • Stukken betreffende een eerdere inventarisatie van de collectie; Inventarisnr. 331.
De stukken betreffende mr. R.G. van Polanen zijn geordend volgens het functioneel beginsel ( J.L. van der Gouw, H. Hardenberg W.J. van Hoboken, G.W.A. Panhuysen, ) Nederlandse Archiefterminologie ( , Tjeenk Willink, Zwolle 1962, blz 29, no. 86. ) , waarbij de ordening van het archief is bepaald door de taak van de persoon die het archief heeft gevormd. De stukken betreffende Oost-Indië zijn geordend volgens het pertinentiebeginsel ( J.L. van der Gouw, H. Hardenberg W.J. van Hoboken, G.W.A. Panhuysen, ) Nederlandse Archiefterminologie ( , Tjeenk Willink, Zwolle 1962, blz 17, no. 53. ) , waarbij de stukken ongeacht hun herkomst of bestemming op onderwerp zijn geordend. Deze keuze was noodzakelijk aangezien niet bekend is welke persoon of welk orgaan de archiefvormende instantie is geweest. Hoofdafdeling III bevat stukken waarvan het verband met de hoofdafdelingen I en II niet valt aan te tonen. Op grond van dit feit leek het gerechtvaardigd deze stukken in een aparte hoofdafdeling onder te brengen. Hoofdafdeling IV bevat stukken betreffende een eerdere inventarisatie van de collectie.
Een groot deel van de stukken die betrekking hebben op het agentschap van mr. R.G. van Polanen in de Verenigde Staten ( Inv. nrs. 120 t/m 192. ) en de ambteloze periode van mr. R.G. van Polanen ( Inv. nrs. 193 t/m 224. ) zijn afgedrukt in De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië , supplement op deel XIII, delen I en II, uitgegeven door L.G.W. de Roo, Den Haag 1909. Bij de desbetreffende nummers van de inventaris zijn verwijzingen gemaakt naar de plaats waar zij in de voornoemde publicatie zijn opgenomen. ( Aan te duiden als: De Roo, supp. op de deel XIII, deel ..., blz.....). Tenslotte werd in 1984 een concordans op de oude inventaris (1981) van de Collectie Van Polanen toegevoegd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Van Polanen, nummer toegang 1.10.05.04, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Polanen, van, 1.10.05.04, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Concordans
Onder het hoofdje "1981" worden met "Leg."de Legatiearchieven van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief (1795~1813) aangeduid. De andere nummers onder dat hoofdje, die niet van een nadere aanduiding zijn voorzien, zijn de nummers van het archief Van Polanen zoals dat in 1981 werd geïnventariseerd.
Concordans van nummer in de inventaris van 1981 naar het nummer in de huidige inventaris.
1981 1984
1 37
2 38
3 39
4 40
5 41
6 42
7 43
8 44
9 45
10 46
11 47
12 48
13 49
14 50
15 51
16 52
17 53
18 54
19 55
20 56
21 57
22 58
23 59
24 60
25 61
26 62
27 63
28 64
29 65
30 66
31 67
32 68
33 69
34 70
35 71
36 72
37 73
38 74
39 75
40 76
41 77
42 78
43 79
44 80
45 81
46 82
47 83
48 84
49 85
50 86
51 87
52 88
53 89
54 90
55 91
56 92
57 93
58 94
59 95
60 96
61 97
62 98
63 99
64 100
65 101
66 102
67 103
68 104
69 105
70 106
71 107
72 108
73 109
74 110
75 111
76 112
77 113
78 114
79 115
80 116
81 117
82 118
83 119
84 120
85 121
86 122
87 123
88 124
89 125
90 126
91 127
92 128
93 129
94 130
95 131
96 132
97 133
98 134
99 135
100 136
101 137
102 138
103 139
104 140
105 141
106 142
107 143
108 144
109 145
110 146
111 147
112 148
113 149
114 150
115 151
116 152
117 153
118 154
119 155
120 156
121 157
122 158
123 159
124 160
125 161
126 162
127 163
128 164
129 165
130 166
131 167
132 168
133 169
134 170
135 171
136 172
137 173
138 174
139 175
140 176
141 177
142 178
143 179
144 180
145 181
146 182
147 183
148 184
149 185
150 186
151 187
152 188
153 189
154 190
155 191
156 192
157 193
158 194
159 195
160 196
161 197
162 198
163 199
164 200
165 201
166 202
167 203
168 204
169 205
170 206
171 207
172 208
173 209
174 210
175 211
176 212
177 213
178 214
179 215
180 216
181 217
182 218
183 219
184 220
185 221
186 222
187 223
188 224
189 225
190 226
191 227
192 228
193 229
194 230
195 231
196 232
197 233
198 234
199 235
200 236
201 237
202 238
203 239
204 240
205 241
206 242
207 243
208 244
209 245
210 246
211 247
212 248
213 249
214 250
215 251
216 252
217 253
218 254
219 255
220 256
221 257
222 258
223 259
224 260
225 261
226 262
227 263
228 264
229 265
230 266
231 267
232 268
233 269
234 270
235 271
236 272
237 273
238 274
239 275
240 276
241 277
242 278
243 279
244 280
245 281
246 282
247 283
248 284
249 285
250 286
251 287
252 288
253 289
254 290
255 291
256 292
257 293
258 294
259 295
260 296
261 297
262 298
263 299
264 300
265 301
266 302
267 303
268 304
269 305
270 306
271 307
272 308
273 309
274 310
275 311
276 312
277 313
278 314
279 315
280 316
281 317
282 318
283 319
284 321
285 322
286 325
287 326
288 327
289 328
290 329
291 330
292 331
Leg. 493 1-36
Leg. 494 320, 323-324
Publicaties Berg, N.P. van den, Uit de dagen van de Compagnie ,
Haarlem
1904 .
Campo-Hartman, W.F. del, Indische Navorscher , 4e jrg. en 5e jaargang,1938 en 1939 . Colenbrander, H.T., Koloniale geschiedenis , deel II,
Den Haag
1925 .
Dam, P. van, Beschrijvinge van de Oost-Indische Compagnie. Uitgegeven door F.W. Stapel, R.P.G. deel 63 en 87,
Den Haag
1927 en 1943 .
Gaastra, F.S., A.G.N. deel IX,
Haarlem
1980 .
Haan, F. de, Priangan , deel I,
Batavia
1910 .
Haan, J.C. de, Nederlanders over de Zeeën ,
Utrecht
1955 .
Hadders, P.A., Het leven van mr. R.G. van Polanen , doctoraal scriptie (op het Nationaal Archief is een xerox-kopie van deze handgeschreven, niet gepubliceerde, doctoraalscriptie aanwezig.)
Leiden
1971 .
Jonge, J.K.J. de, De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië , deel XII, uitgegeven en bewerkt door M.l. van Deventer,
Den Haag
1884 .
Merwe, J.P. van der, Die Kaap onder die Bataafsche Republiek, 1803-1806 ,
Amsterdam
1926 .
Roo, L.W.g. de, De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië , supplement op deel XIII, delen I en II,
Den Haag
1911 .
Schutte, G.J., De Nederlandse patriotten en de Koloniën; een onderzoek naar hun denkbeelden en optreden, 1770-1800 ,
Utrecht
1974 .
Veer, P. van 't, Daendels Maarschalk van Holland ,
Zeist/ Antwerpen
1963 .
Warner, J., Indische Navorscher , 4e jrg.,1938 Winter, P. van, Het aandeel van den Amsterdamschen Handel aan de opbouw van het Amerikaanse Gemenbest , 2 delen,1927 - 1933 . Wit, C.H.E. de, De strijd tussen aristocratie en democratie in Nederland; kritisch onderzoek van een historisch beeld en herwaardering van een periode, 1780-1848 ,
Heerlen
1965 .
19811984

Archiefbestanddelen