Terug naar zoekresultaten

2.12.34 Inventaris van het archief van de Opzichter der verlichting van de vuurtoren te Scheveningen, 1886-1972

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.12.34
Inventaris van het archief van de Opzichter der verlichting van de vuurtoren te Scheveningen, 1886-1972

Auteur

E.A. van Heugten

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2000 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Marine: Opzichter der Verlichting van de Vuurtoren te Scheveningen
Vuurtoren Scheveningen

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1886-1972

Archiefbloknummer

D27525

Omvang

; 183 inventarisnummer(s) 3,80 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Marine / Opzichter der verlichting van de vuurtoren te Scheveningen

Samenvatting van de inhoud van het archief

De vuurtoren te Scheveningen fungeerde als kustwachtpost ter voorkoming van het stranden van schepen. In 1895 kwam daar de taak van stormwaarschuwing bij. Het archief bevat stukken betreffende het onderhoud van de vuurtoren; dagboeken betreffende de zichtbaarheid der kustlichten; journaals van de kustwachtdienst; een handleiding Marine en Internationaal seinboek. Het archief is niet compleet: zo ontbreekt een groot gedeelte van de correspondentie en een aantal registers.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Een korte schets van de geschiedenis en organisa-tie van de kustverlichting en -bewaking
1. De betonning, bebakening en verlichting
1.1 Inleiding
Onder betonning, bebakening en verlichting wordt verstaan:
de markering van de vaarwegen, scheepvaartroutes en mijninstallaties op zee met behulp van tonnen, (licht)boeien, (licht)bakens, lichtlijnen, lichtschepen, lichtplatforms, walradarketens, lichttorens en kleinere kustlichten. Betonning beoogt vaarwaters en gevaren voor de scheepvaart aan te geven door drijvende verankerde voorwerpen. Bebakening doet dit door vast opgestelde merktekens. Verlichting kan plaatshebben via betonningsvoorwerpen, maar ook door lichtschepen en lichtplatforms op zee en lichttorens en lichtopstanden aan de wal. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 14-15. )
Ten behoeve van de kustverkenning uit zee stelde men al in de Middeleeuwen vuurbakens op aan de monding van havens, rivieren en zeestromen in de vorm van gestookte kolenvuren. Rond 1840 werden alle hout- en kolenvuren in torens aan de kust vervangen door olielampen met parabolische spiegels of glazen lenzen. In de tweede helft van de 19e eeuw kwamen er gaslampen, die rond 1910 werden vervangen door booglampen met koolspitsen. Daarna gingen de lichttorens over op gloeilampen. Als de elektriciteit van lichttorens uitviel, was automatisch gasverlichting mogelijk.
1.2 De organisatie
De geschiedenis van de betonning, bebakening en verlichting hangt nauw samen met die van het Loodswezen. eerstgenoemde taken kwamen te ressorteren onder dezelfde ministeries en functionarissen, die ook verantwoordelijk waren voor de beloodsing van schepen. ( Inventaris van de archieven van het 1ste en 2de district van het Loodswezen ressorterende onder het ministerie van Marine (1820) 1827-1945 (1958). (Winschoten, 1988) 12 (Algemeen Rijksarchief, nr. toegang 2.12..25) (Voortaan: inventaris 1ste en 2de district). )
Er was voor het eerst sprake van een samengaan van beide disciplines in 1813. Bij soeverein besluit van 7 december 1813 werd het departement van Marine ingesteld. Dit departement nam de zorg voor het loodswezen, de tonnen en bakens over van de directie van de Waterstaat.
Art.11 van voornoemd besluit bepaalde onder meer dat
"Zijne administratie zich (zal) uitstrekken over (...) de (...) kustbeseining, het loodswezen, de tonnen en de bakens (...)." ( Soeverein Besluit van 7 december 1813, no.14. ) Deze zorg werd met ingang van 1 maart 1814 door de commissarisgeneraal van Marine gedelegeerd aan de inspecteurs van het Noorder en Zuider Departement, met respectievelijk de standplaatsen Amsterdam en Rotterdam. De grens tussen beide departementen lag bij de haven van Scheveningen, welke behoorde tot het Noorder Departement. ( Koninklijk Besluit (voortaan: KB) van 26 februari 1814, no.67. ) Het Noorder en het Zuider Departement werden in 1830 opgeheven en daarvoor in de plaats werd de Inspectie voor het Loodswezen ingesteld, met aan het hoofd de inspecteur-generaal. ( Inventaris van de archieven van de inspecteures(-generaal)/directeurs generaal van het Loodswezen (1786) 1814-1979 (1980) en van het archief van de Marinestoomvaartdienst (1816) 1824-1843 (1929) (Winschoten, 1993) 13 (Voortaan: Inventaris inspecteurs(-generaal). ) Het gebied werd ingedeeld in acht districten
  • 1e district: Friese Zeegat en Eems
  • 2e district: Terschelling en het Vlie
  • 3e district: Texel
  • 4e district: Goedereede en Maas
  • 5e district: Brouwershaven
  • 6e district: Monden van de Schelde
  • 7e district: Vlissingen
  • 8e district: Vlissingen
met elk een onderinspecteur. Scheveningen ressorteerde onder het 4e district: Goedereede en Maas.
De Inspectie verkreeg in 1835 tevens de zorg voor de betonning, bebakening en verlichting langs de kust, de zeegaten en op de benedenrivieren. ( KB van 29 december 1835, no.69. ) Eind 1845 werd op het ministerie van Marine een afzonderlijk bureau G ingesteld voor het Loodswezen, onder leiding van een inspecteur over het "Loodswezen, Vuren, Tonnen en Bakens". ( KB van 31 december 1845, no.64. ) In 1859 kwam de leiding van de nieuw ingestelde afdeling Loodswezen en de dienst van het Loodswezen, de betonning, bebakening en de verlichting toe aan een inspecteur-generaal. ( KB van 12 november 1859, Stbl. 108. ) Rond 1912 functioneerden op de lichttorens opzichters-machinisten, opzichters, lichtwachtermachinisten, lichtwachter-stokers en lichtwachters. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 17. ) Met ingang van 1 mei 1925 werd het aantal districten teruggebracht van 8 naar 6 ( KB van 23 maart 1925, Stbl.106. Tevens werd het Algemeen Reglement op den Loodsdienst en de Bijzondere Reglementen op den Loodsdienst in de districten gewijzigd. ) , te weten:
  • 1. Eems
  • 2. Terschelling en het Vlie
  • 3. Texel en IJnuiden
  • 4. Goedereede en Maas
  • 5. Brouwershaven
  • 6. Monden der Schelde.
Vanaf 1 september 1928 werden de zaken betreffende het loodswezen behandeld door de IXde Afdeling van het ministerie van Defensie, dat in de plaats kwam van de opgeheven ministeries van Oorlog en Marine. ( Inventaris inspecteurs(-generaal, 14. )
Op last van de Duitse bezetter werden met ingang van 22 juni 1940, vanwege de opheffing van het ministerie van Defensie, de taken betreffende het loodswezen ondergebracht bij de afdeling Loodswezen van het ministerie van Waterstaat.
Per 1 juli 1945 kreeg het ministerie van Marine weer het beheer over het loodswezen. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 14-15. ) In 1972 werd het aantal districten teruggebracht tot vier ( Algemeen Reglement van de Loodsdienst, vastgesteld bij KB van 10 april 1972, Stbl.238. ) , te weten:
  • 1. District Noord, met als standplaats Delfzijl
  • 2. District IJmond, met als standplaats Delfzijl
  • 3. District Rijnmond, met als standplaats Rotterdam.
  • 4. District Scheldemond, met als standplaats Vlissingen.
De vuurtoren Scheveningen ressorteerde vanaf april 1972 onder het District Rijnmond.
Met ingang van 1 januari 1980 ging de zorg voor het loodswezen over van het ministerie van Defensie naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat. ( KB van 12 december 1979, Stbl. 702. )
2 Kustbewaking en stormwaarschuwing
2.1 De kustbewaking
Rond het jaar 1880 had de Noord- en Zuid-Hollandse Redding-Maatschappij een aantal uitkijkposten langs de kust ingericht, die bij slecht weer werden bezet. Desondanks kon op de avond van 5 juli 1882 ter hoogte van Scheveningen Zr. Ms. "Adder", waarbij 65 mannen het leven verloren, onopgemerkt vergaan. Naar aanleiding van deze ramp werd in de zomer van 1883 het houden van een uitkijk en het rapporteren van in nood verkerende schepen aan het personeel van de kustverlichting opgedragen.
De kustwachtposten ressorteerden onder het bestuur van de inspecteur van het district waarbinnen deze posten waren gevestigd. ( Inventaris 1ste en 2de district, 13. ) Ook in de lichttoren van Scheveningen werd een kustwachtpost gevestigd. De kustwacht hield in het houden van uitkijk op de grote lichttorens, semafoors en lichtschepen, het geven van seinen ter voorkoming van stranding en het nemen van maatregelen als schepen in nood verkeerden of als een scheepsramp had plaatsgevonden. Vanaf 1883 namen daartoe lichtwachters telefonisch of telegrafisch contact op met telegraafkantoren, redding- en sleepbootmaatschappijen, Scheveningen-radio etc. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 20. ) Daartoe hielden de wachters van uur tot uur bij wat zij op zee of voor de kust zagen in zogenaamde verlichtings- of kustwachtjournaals. De Kustwacht, later ook wel de Vredeskustwacht genoemd, werd in 1877 opgericht. Bij mobilisatie werd de Vredeskustwacht opgenomen in de Militaire Kustwacht of Marinekustwacht. Bij gewone vredesdienst bleef het personeel van de kustverlichting onder de bevelen van de betrokken inspecteurs in de districten. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 15. )
2.2 De stormwaarschuwing
In 1899 werd de Stormwaarschuwingsdienst als (Visuele' Wind- en Storm waarschuwingsdienst ingesteld. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 15. ) Langs de kust, op lichtschepen, langs de oevers van benedenrivieren en kanalen werden door seingevers stormseinen gehesen. De orders tot het tonen en neerhalen van de dag- en nachtstormseinen werden door het KNMI gegeven. Behalve seingevers waren er waarnemers bij de dienst, die berichten inzonden over de waargenomen weerstoestand. ( Inventaris inspecteurs(-generaal), 20. )
3 De vuurtoren te Scheveningen
3.1 Een korte historische schets
De vroegste vermelding van een vuurbaak bij Scheveningen dateert uit de zestiende eeuw. Een vuurbaak was een eenvoudige houten constructie met gemetselde wanden en kleine vensters. Het vuur werd bovenop het plat op een ijzeren rooster gestookt.
Als brandstof voor de vuren werd hout, turf, mest of steenkool gebruikt.
Op de Scheveningse vuurbaak brandde het kolenvuur voor het laatst in 1807. In dat jaar werd boven op de vuurbaak een grote lantaarn geplaatst. Deze bestond uit een stenen onderbouw met een metalen constructie, die ingevuld werd met glas. Binnenin werd een krachtige olielamp geplaatst. In de loop der jaren werd het aantal lampen uitgebreid tot drie.
In 1850 werd de stenen vuurbaak verhoogd van 23 naar 29 meter. De oude lantaarn werd vervangen door een koperen lantaarn met een moderne lamp, die de drie olielampen verving. De vuurbaak was daarmee een van de modernste kustlichten geworden.
De grootste vernieuwing kwam met de bouw van de huidige 30 meter hoge gietijzeren vuurtoren in 1875. Dit betekende het definitieve einde van de vuurbaak.
Deze vuurtoren had, in tegenstelling tot zijn voorganger, een draailicht. De lantaarn bestond uit een olielamp met daar omheen een zestienhoekig lenzensteldel. Met behulp van een uurwerk draaiden de lenzen in een reglmatig maar lamgzaam tempo rond de lamp.
In 1909 kreeg de vuurtoren elektrisch licht. Tevens werd ook het draaiwerk geëlektrificeerd.
3.2 Het personeel
In 1807 waren de aanstekers van het olielicht Maarten Baak en Arie Hoogenraad. In de jaren veertig van de 19e eeuw was J. Hoogenraad opzichter van de vuurbaak, M. Baak 1e wachter en S. Jol 2e wachter bij de vuurbaak.
De opzichters en de lichtwachters waren verantwoordelijk voor de verzorging van het kustlicht. In 1875 was P. van der Harst opzichter. Hij was in dienst van het loodswezen, onderdeel van het ministerie van Marine.
Het personeel van de vuurtoren bestond eind 19e eeuw uit een opzichter-machinist, drie tot vijf lichtwachters van de eerste categorie en twee lichtwachter-stokers.
Er deden steeds twee wachters samen in de toren dienst, terwijl daarnaast een wachter oproepbaar moest zijn.
In 1887 kreeg de vuurtorenwachter er een belangrijke nevenfunctie bij, nl. die van kustwacht. Daarnaast hesen ze seinen voor de stormwaarschuwingsdienst.
In 1895 werd de taak verder uitgebreid met die van stormwaarschuwing. In opdracht van het KNMI in De Bilt werd overdag door middel van het hijsen en neerhalen van stormseinen de windkracht aangegeven. 's Nachts gebeurde dit d.m.v. lichten.
Als gevolg van een reorganisatie in 1934 werd het aantal wachters flink ingekrompen. Het personeel bestond nu uit een opzichter, een lichtwachter en een hulplichtwachter.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de vuurtoren niet gewerkt. Na de oorlog nam de vuurtorenwachter opnieuw zijn plaats in.
In 1955 bestond het personeel uit hoofd-lichtwachter B. de Korte en de vier lichtwachters A. Taal, K. van Wijk, J. Pronk en J. Vrolijk.
Begin jaren zeventig bestond het team uit hoofd-lichtwachter A. Starrenburg en de vier lichtwachters A. Taal, A.Pronk, M. den Dulk en C.J. Vooijs. Zij waren de laatste vuurtorenwachters van Scheveningen. Door de verbeterde radar en de automatisering van de kustverlichting was medio de jaren zeventig bemanning van de vuurtoren niet meer nodig. ( De informatie is ontleend aan C. Havelaar, De vuurtoren van Scheveningen (Scheveningen, 1995). )
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het onderhavige archief berustte in de vuurtoren van Scheveningen. Op 25 januari 1984 werd het archief, voorzien van een plaatsingslijst, overgebracht naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken.
Tot 1980 had het ministerie van Defensie echter het beheer over de archiefbescheiden met betrekking to het loodswezen. In dat licht bezien werd het archiefdeel van vóór 1980 dan ook aan voornoemd ministerie overgedragen. Wanneer is echter niet bekend.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief beslaat de periode 1886-1972 en is gevormd door de opzichter der verlichting van de vuurtoren te Scheveningen.
Het archief is niet compleet. Zo ontbreekt met name een groot gedeelte van de correspondentie en een aantal registers.
Selectie en vernietiging
Vóór selectie had het archief een omvang van 2,70 strekkende meter. Hiervan is 0,42 meter vernietigd.
Vernietiging vond plaats op basis van de Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden van het Ministerie van Defensie, 1987.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: Opzichter der Verlichting van de Vuurtoren te Scheveningen, nummer toegang 2.12.34, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Vuurtoren Scheveningen, 2.12.34, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar