Terug naar zoekresultaten

3.19.66 Inventaris van het archief van het Huis Offem en de families Van Limburg Stirum, Doys en Van der Does, 1428-1937

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.19.66
Inventaris van het archief van het Huis Offem en de families Van Limburg Stirum, Doys en Van der Does, 1428-1937

Auteur

J.C. Kort

Versie

25-03-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1983 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Huis Offem
Huis Offem

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1252-1937

Archiefbloknummer

35108

Omvang

1441 inventarisnummer(s) 12,70 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Huis Offem
Familie Van Limburg Stirum
Familie Doys
Familie Van der Does
Familie Chambrier
Familie Van Slingeland
Familie Van Boetzelaer
Familie Hooft
Familie Van de Boekhorst
Familie Van Nijenrode
Familie Van Ewsum
Familie Van In- en Kniphuizen
Familie Van Watervliet
Familie Van den Kerckhove
Familie Van Wassenaar
Familie Zoete de Lake van Villers
Familie Taillefer de Moriac
Familie Van Oldenbarnevelt
Familie Van Reede
Familie Van Eeden
Familie Van Hardenbroek
Familie Van der Mijle
Familie Van Goltstein
Familie Van Heumen
Familie Van Bemmel
Familie Van Wülcknitz
Familie De Villates
Familie De Heerdt van Eversberg
Familie Splittlof
Familie Schaffer
Familie Luchenssen
Familie Van Veldhuizen
Familie Van Lintelo
Familie Van Friesheim
Familie Hesselt van Dinther
Familie Mortagne
Familie Wecke
Klooster St. Barbara en Katharina te Noordwijk

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken hoofdzakelijk met betrekking tot de families Van Limburg Stirum, Doys en Van der Does en een reeks aanverwante families. Dit heeft meest betrekking op hun persoonlijke (loopbaan, familieleven, bezittingen en nalatenschap) en zakelijke (overdrachten van grondbezit) besognes. Verder zijn er vele stukken m.b.t. de heerlijkheden Offem, Noordwijk, St. Anthoniepolder en De Lier, specifiek de uitoefening van talloze heerlijke rechten in deze regio. Deze bevatten onder meer gegevens over inkomsten, bestuur en aanstelling van personeel. Tevens bevat het archief enkele stukken betreffende het beheer van het huis Offem te Noordwijk.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. Het huis Offem
Het terrein, genaamd Hofvenne, in Noordwijk, dat later Offem zou heten, komt - afgezien van een verpachting in 1316 - het eerst voor in 1336, toen Jan van Henegouwen zijn dochter Johanna een rente van 10 pond hollands op dit perceel verzekerde, die na haar dood zou komen aan de wijnkelder van de abdij Leeuwenhorst. In 1342 gaf Jan van Henegouwen nog eens 5 pond op de Hofvenne ( Abdij Leeuwenhorst, nr. 1 f° 28 en f° 143. ) . Naderhand droeg Gui van Châtillon, kleinzoon van Jan van Henegouwen, in 1396 de Hofvenne, die belast was met 15 pond voor de abdij Leeuwenhorst, samen met een stuk land, genaamd Hofland, over aan Frederik van der Zevender ( Graven van Holland, inv. 400 fo 4. ) . Wij vinden dit perceel hierna nauwelijks meer in akten terug, omdat het eigen goed was. Wel duikt de rente, die bij de eerste gelegenheid in 1410 tot 10 pond was beperkt, in de rekeningen van Leeuwenhorst op. Aanvankelijk wordt niet vermeld, wie deze 10 pond voldeed, maar in 1424 blijkt dat Jan van de Boekhorst te zijn, dezelfde die in 1430 de heerlijkheid Offem verwerft ( Beneden p. IX. ) . De betalingen worden voortgezet vanaf 1452 door Elisabeth van Alkemade, zijn weduwe, naderhand door Jan van Noordwijk, hun zoon, tenslotte door Nikolaas Korf, die het bedrag in 1504 voor het vijfentwintigvoudige afkocht. Door de geschetste vererving bestaat er geen twijfel aan de vereenzelviging van Offem met de Hofvenne, al is de verwerving door Jan van de Boekhorst niet geboekstaafd. De namen Hofvenne en Hofland doen een bijbehorende hof met versterkt huis vermoeden. Inderdaad tekent C. van Alkemade in zijn verhandeling over de stad Leiden onder de titel "oud kasteel van Noordwijk" een rechthoekig kasteel, voorzien van vier hoektorens, een poortgebouw en een zware donjon ( GA. Leiden, HS. 3204 dl. I f° 30. ) . Wij mogen dit bouwsel wel toeschrijven aan de fantasie van Van Alkemade. Meer vertrouwen verdient een getuigenis uit 1655 van bejaarde inwoners van Noordwijk, dat zij op het land, genaamd Bergweide, ongeveer zestig jaar daarvoor nog oud muurwerk van blauwe steen hadden zien staan'' ( Rechterlijk archief Noordwijk, nr. 270. ) . Het perceel was gelegen in de Bronsgeest op de grens tussen Noordwijk en Noordwijkerhout. Door deze situering ligt de Bergweide in de heerlijkheid Offem. Het ligt voor de hand, dat dit versterkte huis uit het bezit stamde van Gerard van Velsen, al wiens goed in 1308 door graaf Willem III aan Jan van Henegouwen werd toegewezen, in 1313 gevolgd door het gerecht van Noordwijk ( F. van Mieris, Groot charterboek der graaven van Holland, van Zeeland en heeren van Vriesland, dl. II, 1754, p. 76 en 135. ) . Het latere huis Offem stond echter ruimschoots bezuiden de oude sterkte en wel ten oosten van het dorp Noordwijk even buiten de heerlijkheid Offem. Het werd in zijn geschiedenis slechts eenmaal overgedragen en wel in 1661 door Arnout van Wassenaar, wiens vrouw Anna Margaretha van Scherpenzeel het in huwelijk had meegebracht ( Inv.nr. 744 In het huis Duvenvoorde bleven bijv. inv.nrs. 174, 178 en 179 betreffende Offem achter. ) . Tevoren zal het steeds in het bezit zijn geweest van de elkaar opvolgende heren van Offem maar het wordt nooit met zoveel woorden genoemd.
Wanneer het in oorsprong is gebouwd, blijft daarom onbekend. Omstreeks 1750 werd het door Theodora Odilia Doys ingrijpend verbouwd en verfraaid met een symmetrische tuin. In de negentiende eeuw werd het huis door Frederik Albert Govert graaf van Limburg Stirum afgebroken en op iets kleinere schaal herbouwd. Voor dit werk legde Susanna Geertruida Françoise Gevers, zijn vrouw, in 1856 de eerste steen. Nadat dit huis in de laatste Wereldoorlog door de Duitsers als commandopost was gebruikt, werd het in 1953 grotendeels afgebroken, omdat het uitgewoond was. Thans herinnert alleen het huidige woonhuis, dat enige eeuwen oud is, aan het oudere Offem.
2. De families Van Limburg Stirum, Doys en Van der Does
Van Limburg Stirum
De stamvader van de in het archief behandelde tak van de familie Van Limburg Stirum was Albert Dominicus, tweede zoon van Otto Ernst graaf van Limburg Stirum ( De graven van Limburg Stirum, dl. I, band I, Assen 1976, pp. 222-223 en pp. 271-277. ) . Hij maakte evenals velen van zijn nakomelingen een carrière in het leger. Tevens gaf hij blijk van een zin voor historie door de voorvaderlijke bezitting Wildenburg te kopen. Van hem zet de tak zich hier voort met zijn vierde zoon Leopold, het bekende lid van het driemanschap van 1813, die huwde met Theodora Odilia Carolina Louise van der Does. Zij bracht de heerlijkheid Noordwijk in de familie, zodat Wigbold Albert Willem, oudste zoon van Leopold, zich aan het beheer en bestuur daarvan kon gaan wijden. De tak Noordwijk zou zich voortaan blijven bezighouden met bestuurlijke activiteiten op provinciaal en gemeentelijk terrein. Zijn jongere broer Otto Jan Herbert was daarentegen militair evenals diens zoon Willem. Deze kreeg door zijn vroegtijdige pensionering gelegenheid zich diepgaand bezig te houden met de geschiedenis van zijn familie, die hij neerlegde in zijn "Stamtafel" ( Inv.nr. 253. ) . Ook daarna zette hij zijn onderzoekingen echter nog voort zoals blijkt uit de grote hoeveelheid documentatie, die hij na 1878 verzamelde. Zijn arbeid heeft in de laatste jaren een fraaie bekroning gevonden in het standaardwerk over de graven van Limburg Stirum, dat tot stand kwam dankzij de krachtige steun van W.J.H. graaf van Limburg Stirum ( De graven van Limburg Stirum, 10 delen, Assen, Münster, Amsterdam 1961-1976. ) . Dit oeuvre bevat zowel een inventaris van het archief van de graven vanaf het begin van de dertiende eeuw tot het overlijden van Frederik Willem graaf van Limburg Stirum , grootvader van Albert Dominicus, in 1722, als repertoria op de leen-hoven van Bronkhorst, Borculo, Wisch en de Wildenburg, die in handen van de familie waren.
Genealogie Van Limburg Stirum:
Embedded Image
Van der Does
Ook deze familie werd reeds in een monografie behandeld ( C.J. Polvliet, in: Jaarboek van den Nederlandschen adel, jrg. 5, 1893, pp. 25-118. ) , zij het op minder grootscheepse wijze dan de graven van Limburg Stirum. Het beroemdste lid van dit geslacht was Jan van der Does, die aan diverse universiteiten studeerde ( CL. Heesakkers, Praecidanea Dousana, Amsterdam 1976. ) en bij zijn terugkeer een rol speelde in het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Hij werd de eerste curator van de Leidse universiteit en tevens geschiedschrijver van Holland ( B.A. Vermaseren, De werkzaamheid van Janus Dousa sr. als geschiedschrijver van Holland, in: BMHG. jrg. 69, 1954, pp. 49-107. ) . Als zodanig stonden hij en zijn zoons Jan, Steven, Frans en George in contact met geleerden van die tijd zoals J. Lipsius en A. van Buchel ( UB. Utrecht, HSS. 7 B 213: UB. Utrecht, HSS. f° 1-14v afschriften, autografo, van A. van Buchel van brieven van J. Lipsius; RA. Utrecht, HS. Buchel D fo 32: Frans van der Does, bewaarder van het archief van de Haar, geeft een stuk ter inzake. Twee delen brieven e.d. voor dezelfden zijn aanwezig in de verzameling Burney in het British Museum: Catalogue of Manuscripts in the British Museum, New series, vol. I, part. II, 1840, pp. 131-137 nrs. 370-371 (over 1576-1604). Dit is een later XVIIe eeuws afschrift. ) .
Zijn nakomelingen trokken zich evenwel terug van het veld van de wetenschap en bleven zich voornamelijk bezighouden met het bestuur van Holland, waar zij zitting hadden in de Ridderschap, en met het beheer van hun bezittingen. In de eerste plaats was dat de heerlijkheid Noordwijk, later vermeerderd met de aparte heerlijkheden Offem en Ter Lucht in die plaats. In het Westland kwam de familie door het huwelijk van Wigbold van der Does met Wilhelmina Henriette van Reede in het bezit van de heerlijkheid De Lier en verder zuidwaarts van de heerlijkheid St. Anthoniepolder, die afkomstig was van de familie Van der Mijle.
De familie stierf in 1810 in mannelijke uit met Gerlach Jan Doys van der Does, die de naam Doys van de eerder uitgestorven familie van zijn moeder aan de zijne had toegevoegd.
Genealogie Van der Does:
Embedded Image
Doys
Deze familie is de minst bekende van de drie hier behandelde. Aan haar is geen monografie gewijd. Daar staat tegenover, dat Gerlach Doys (1626-1685), jongere zoon van Dirk Doys, in drie delen de geschiedenisvan zijn familie beschreef en daar als bewijsstukken de akten van het familiearchief bijvoegde. Hij kon dat des te gereder doen, omdat hij het familiearchief grotendeels had meegenomen ( Over hem: V.A., Een raadsheer-krijgsman, in: Friensche Volksalmanak, 1897, pp. 148-164. Het handschrift wordt bewaard op de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden. ) .
In de zestiende eeuw woonde de familie in Deventer, waar zij aanzienlijke posten bekleedde. Zo was Gerlach Doys burgemeester en mocht Pieter Doys, zijn zoon, zich deken van de St. Lebuinus noemen. Omdat de familie vanaf de zeventiende eeuw een carrière in het leger nastreefde, verplaatsten zij zich naar Gelderland, Brabant, Zeeland en Friesland. De oudste tak stierf in 1774 uit met Theodora Odilia Doys ongeveer ter zelfder tijd als de jongere tak, die zich in Friesland had gevestigd.
Genealogie Doys:
Embedded Image
3. De heerlijkheden Noordwijk, Offem, St. Anthoniepolder en De Lier
De heerlijkheid Noordwijk met haar reilen en zeilen werd vooral voor de jongere tijd uitvoerig behandeld door J. Kloos ( J. Kloos, Noordwijk in den loop der eeuwen, Noordwijk 1928. Over de ambachtsheren: aldaar, pp. 120-127 en pp. 246-251. ) . Wij geven daarom slechts een beknopt overzicht van de heerlijkheid. In 1438 werd Jan van de Boekhorst door Margaretha van Bourgondië beleend met de heerlijkheid zonder Offem, Langeveld en Ter Lucht. Van zijn zoon Jan van Noordwijk vererfde zij op Jan van der Does, in wiens familie de heerlijkheid ruim driehonderd jaar bleef tot 1810, toen de familie Van Limburg Stirum haar erfde. Alleen van 1620 tot 1640 was zij in handen van Nikolaas van de Boekhorst en Caspar en Willem van Ewsum, verwanten van Van der Does.
Acht jaar voor de heerlijkheid Noordwijk ontving Jan van de Boekhorst de heerlijkheid Offem van Margaretha van Bourgondië in leen. Dit was een rechthoekig terrein aan de oostzijde van Noordwijk, dat in het noorden grensde aan Noordwijkerhout en zuidwaarts strekte ter breedte van de Bronsgeest. Deze heerlijkheid vererfde van de familie Van de Boekhorst achtereenvolgens op de families Korf, Pijns en Van Scherpenzeel, die haar in 1661 verkocht aan Wigbold van der Does, waarna zij dezelfde weg volgde als de heerlijkheid Noordwijk. De problemen over de grenzen tussen beide heerlijkheden waren door de transactie van 1661 geheel uit de weg geruimd, daar Offem in Noordwijk opging.
Wigbolds gelijknamige kleinzoon verwierf in 1695 de resterende heerlijkheden Langeveld en Ter Lucht. Ook deze gingen nu dezelfde weg als Noordwijk tot Langeveld in 1774 werd toegedeeld aan Gerlach Jan Doys van der Does, die evenwel in 1788 ook Noordwijk erfde. Daardoor was de heerlijkheid herenigd.
St. Anthoniepolder werd in 1357 bedijkt door Hugo Duking en zijn metgezellen. Zij deden hun werk blijkbaar bekwaam want als enige in de Hoekse waard bleef hun bedijking droog tijdens de St. Elisabeths-vloed van 1421 ( A.G. de Groot, Zweder en Jacob van Gaasbeek in Zuid-Holland, in: Zuid-Hollandse Studiën, VIII, Voorburg 1959, pp. 82-87. ) . In de negentiende eeuw werd de gemeente onder Maasdam gebracht. De heerlijkheid was vanaf de zestiende tot het begin van de achttiende eeuw in handen van de familie Van der Mijle ( J.C. Kort, Repertorium op de lenen van de hofstede Strijen, 1290-1650, in: "Ons Voorgeslacht", jrg. 34, 1979, p. 47 nr. 16. ) , van wie zij in 1712 vererfde op Wilhelmina Henriette van Reede, gehuwd met Wigbold van der Does. Zij bleef hierna in de families Van der Does en Van Limburg Stirum. De heerlijkheid De Lier in het Westland ( C. Hoek, Repertorium op de grafelijke lenen in De Lier, Schipluiden en Vlaardingen (1252-1648), in: "Ons Voorgeslacht", jrg. 28, 1973, pp. 107-108 nrs. 47 E en F. ) werd in 1675 verworven door Frederik van Reede, via wiens dochter Wilhelmina Henriette zij vererfde op de familie Van der Does. Bij boedelscheiding van 1812 werd zij toegedeeld aan Johanna Jacoba Herbertina Mauritia van der Does, gehuwd met Timon Cornelis de Heerdt van Eversberg. Deze familie verkocht de heerlijkheid in 1825 weer aan een plaatselijke burgemeester, waarna elk spoor van het archief ontbreekt.
4. Het klooster St. Katharina en Barbara te Noordwijk
Dit klooster van Augustinessen werd in 1456 door Frank van de Boekhorst gesticht op een terrein ten noorden van de kerk van Noordwijk. Daarop had reeds eerder een geestelijke stichting gestaan, die de regel van de Derde Orde volgde, maar in 1450 was verbrand. De nieuwe stichting werd gesteld onder het toezicht van het klooster St. Hieronymus, genaamd Roma, aan het Rapenburg te Leiden en in 1465 bovendien nog onder het klooster Syon. In 1492 werd het klooster onder de hoede van het kapittel van Windesheim geplaatst.
In 1572 werd het klooster opgeheven en werden de goederen voortaan beheerd door het Geestelijk kantoor. Bij die gelegenheid wist men zich in het bezit te stellen van het archief. Dit was aanzienlijk omvangrijker dan thans, te schatten naar de charters, die Romeins genummerd zijn. Het hoogste nog aanwezige nummer 87 ( Inv.nr. 1303. ) maakt aannemelijk, dat ruim zeventig charters verloren gingen of omstreeks 1572 door de zusgers werden meegenomen.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw wisten de heren van Noordwijk zich in het bezit van de goederen te stellen, die zij voor de bekostiging van de eredienst gebruikten. Zij konden dat doen omdat zij nazaten van de stichter waren.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van Offem telt thans veertien strekkende meters. Hoe was dat vroeger gesteld? Ter beantwoording van die vraag staan ons enige beschrijvingen van de verzamelingen uit de achttiende eeuw ten dienste ( Inv.nr. 1319. ) . Wij moeten het echter doen zonder beschrijvingen uit de tijd van de familie Van Limburg Stirum. Deze familie heeft de stukken naar alle waarschijnlijkheid in hun geheel bijeengehouden. Er kunnen wel stukken bij boedelscheidingen aan de familieleden toebedeeld zijn. Ook schonk de heer F.A.G. graaf van Limburg Stirum in 1882 en 1901 een verzameling brieven van François van Aerssen aan Johan van Oldenbarnevelt aan het Algemeen Rijksarchief. Deze waren in 1619 tijdens het proces tegen Van Oldenbarnevelt in beslag genomen en aan prins Maurits gestuurd kennelijk met het oog op hun politieke inhoud. Van Aerssen, die naderhand deel had in de afwikkeling van deze zaak, oordeelde blijkbaar, dat zij het best uit het oog waren bij de familie Van der Mijle, van-waar zij op de familie Van der Does vererfden. Een paar brieven waren in 1933 in het bezit van de heer J.C. baron van Wassenaar te Nederhemert, die ze wel geërfd zal hebben van Frederica Louise van der Does, die huwde met Otto Frederik van Lynden ( S.P. Haak, Johan van Oldenbarnevelt. Bescheiden betreffende zijn staatkundig beleid en zijn familie, 's-Gravenhage 1934, pp. IX-X. ) . Of hun plaatsing in het archief van Oldenbarnevelt valt daarover archivistisch niets aan te merken . Ten tijde van de familie Van der Does gingen daarentegen grote hoeveelheden archief verloren. Daarbij heb ik niet zozeer het oog op het archief van de heerlijkheid De Lier, dat onder meer het hofboek van 1583 en voorts stukken van 1512 tot 1768 bevatte. Het zal ongeveer een meter groot zijn geweest. Dit verdween uit de familie door vererving ( Boven p. X. ) . Wel zie ik daarvoor Gerlach Jan Doys van der Does aan, die in 1795 een groot gedeelte van zijn archief verscheurde. Hij was begonnen met de papieren van de familie Doys, waaruit hij naar schatting zeven omslagen vernietigde. Over de rest bepaalde hij, dat die op een enkele uitzondering na naderhand verscheurd of verbrand moest worden ( Inv.nr. 609. ) . De familie Van Limburg Stirum gaf aan deze oproep echter geen gehoor. Krachtdadiger pakte Gerlach de vernietiging der stukken van zijn eigen familie aan. Wij schatten, dat hij elf pakken, zeventien omslagen en twee katernen liet sneuvelen, bijeen ongeveer twee meter. Ze hadden naar zijn oordeel uitgediend. De stukken betreffende de heerlijkheid Noordwijk bleven bij de operatie vrijwel ongeschonden. Uit zijn beschrijving komt de toestand van het archief in 1795 duidelijk naar voren. De stukken van de familie Van der Does waren toen bijeengebonden in zestig pakketten, waarvan er zestien bewaard werden, vierendertig verscheurd en negen bij andere stukken gevoegd en soms ook vernietigd. Waarschijnlijk zijn alle overgebleven stukken thans nog aanwezig. Alleen een gedrukte opdracht voor een astronomisch werk van Hugo de Groot aan de Staten van Holland werd niet teruggevonden. Het zal behoord hebben tot zijn Syntagma Arateorum, dat in 1600 te Leiden werd gedrukt ( J. ter Meulen en P.J.J. Diermanse, Bibliographie des écrits imprimés de Hugo Grotius, 's-Gravenhage 1950, pp. 152-154 nr. 413. ) .
Om een beter inzicht te bieden in de toestand van 1795, geven wij een samenvatting van de verliezen, die Gerlach Jan van der Does soms uitgebreider beschreef. Er verdwenen: stukken betreffende een geschil tussen erven Steven van der Does en Anna van der Does, 1620-1639; betreffende de loopbaan van Wigbold van der Does als lid van de Ridderschap en gouverneur van Sluis, 1650-1658; betreffende de financiën van Jan van der Does, ritmeester, 1672-1681; betreffende de loopbaan van Steven van der Does als baljuw van Rijnland, baljuw van Hulst, lid van de Ridderschap en lid van de admiraliteit van Amsterdam, zijn Engelse effecten en de huishouding, gevoerd door juffrouw Vos, en zijn nalatenschap, 1701-1730; betreffende de financiën van Theodora Odilia Doys, zijn vrouw, 1725-1771; een rekening van Wigbold van der Does van de abdijen Rijnsburg en Leeuwenhorst, 1721-1722; betreffende een geschil tussen Caspar van Ewsum en Cornelis van Watervliet, 1627-1724; betreffende de nalatenschap van Johan van den Kerckhove, 1632-1665; betreffende de begrafenis van Arnout van Wassenaar, heer van Duvenvoorde, 1721; rekeningen van Anna Taillefer de Moriac betreffende Piershil, 1681-1718; testament van Katharina van Kats, gehuwd met Johan van Hesse, 1633, en stukken betreffende de nalatenschap, 1634-1645; staat van de boedel van Johan van Oldenbarnevelt, 1625; kaveling van de goederen van Reiner en Petronella van Oldenbarnevelt, 1624-1629; overdrachten aan de familie Oldenbarnevelt in Middelharnis, 1582-1641; rekeningen van De Lier, St. Anthoniepolder en de tienden van Monster, 1678-1685; betreffende Emmikhuizen, 1643-1704; betreffende de kerk van Renswoude, 1640-1641; een lijfrente voor Frederik van Reede op de provincie Utrecht, 1631; rekening van Frederik van Reede van de abdij Rijnsburg, 1714-1715; betreffende zijn begrafenis, 1715; staat van het huwelijksgoed van Adriaan van der Mijle, 1688; betreffende zijn nalatenschap, 1688; betreffende Marquette, 1657-1717; betreffende de nalatenschap van Maria Agatha van der Mijle, 1659-1727; betreffende de voogdij door Van der Mijle over de kinderen van Françoise van Oldenbarnevelt, 1644; rekeningen van Dubbeldam, 1611-1674; betreffende de hof, waar de Winterkoning in woonde, 1661-1664; betreffende de financiën van Van der Mijle, 1678-1712; betreffende huizen te 's-Gravenhage, Rijswijk, Noordwijk en Wieldrecht met tekeningen, 1620-1675, betreffende de verkoop door Wigbold van der Does van het huis te 's-Gravenhage aan de Prinsessegracht, 1639-1651; betreffende de verkoop door Van der Mijle van, het-huis te Andelst, 1693; betreffende de verkoop door Maria.Agatha van der Mijle van bet huis te 's-Gravenhage aan de Kneuterdijk, 1697; en betreffende de verkoop van het eigen goed in Büderich, 1653 Van Noordwijk vernietigde Gerlach tenslotte enige bijlagen tot rekeningen, gedaan door secretaris Boekweyt over 1727 tot 1732.
In vergelijking met de opruiming, die Van der Does hield in zijn familiepapieren, was de vernietiging van stukken Doys slechts een kleinigheid. Het betrof brieven aan Elisabeth Mechtelina Doys; stukken betreffende de compagnie van Gerlach Doys en van zijn nalatenschap, 1734-1742; betreffende de financiën van Johan Theodoor Doys , 1726-1731; brieven en particuliere zaken van Govert Timon Doys; betreffende de compagnie van Hendrik Adriaan Wecke en eindelijk betreffende de goederen onder Etten, 1631-1730.
Tot zover kunnen wij de duidelijke verliezen volgen van het archief van de familie Van der Does zoals het voornamelijk vanaf het begin van de zeventiende tot het einde van de achttiende eeuw was gevormd. Het archief van de voorgaande eeuw, waaronder dat van Jan van
der Does, verdween al eerder. Enige stukken verhuisden in de zeventiende eeuw naar de Nijenoord in Groningen ( Boven p. XII. ) . De stukken betreffende de eigendommen in de provincies Utrecht van Wijk bij Duurstede tot Breukelen, bij Woerden en Velsen waren daar niet bij. De bibliotheek en de brieven had Jan van der Does in 1604 vermaakt aan zijn jongste zoon Dirk ( Inv.nr. 394*. ) , die zich op het huis Bergestem bij Amerongen vestigde. Daar zal hij de brieven aan Arnout van Buchel hebben getoond ( Boven p. V. ) , waarna ze niet meer zijn teruggezien ( CL. Heesakkers, Petrus Scriverius as the publisher of the Poemata of Janus Dousa, in: Quaerendo, jrg. 5, 1975, pp. 116-117. ) . Twee alba van Jan van der Does, die in de vorige eeuw tevoorschijn kwamen ( Boven p. XII. ) , zullen ook van Bergestein afkomstig zijn. De papieren van dit huis zijn thans onvindbaar. Het archief van de familie Doys volgde de hoofdtak slechts gedeeltelijk, daar Gerlach, jongere zoon van Dirk Doys, de stukken grotendeels meenam ( Boven p. VII. ) . In tegenstelling tot zijn naamgenoot van het eind van de achttiende eeuw, was hij zeer zuinig op zijn stukken. Hij schreef ze zelfs af in het zogenaamde handschrift Doys ( Boven p. VII. ) . De akten, die op de familie betrekking hadden, liepen in dat werk van 1442 tot 1605 ( Handschrift Doys, I, pp. 82-151. ) . Dan waren er nog stukken van de aangetrouwde families Swaerte (1399-1479) ( Handschrift Doys, I, pp. 163-165. ) en Wevel (1539-1571) ( Handschrift Doys, I, pp. 169-171. ) en ook van zijn Poolse schoonfamilie Goraisky, die wij hier buiten beschouwing laten. Tenslotte behandel ik de verzameling schilderijen, die tot 1812 op Offem aanwezig was ( Inv.nr. 379. ) . Het waren er tien en wel een altaarstuk, waarop afgebeeld Adriaan van der Does en zijn twee echtgenotes Elisabeth van Kats en Geertruida van Reimerswaal, Margaretha Oom van Wijngaarden, moeder van Elisabeth van Kats, als ook haar grootmoeder, twee dochters en zoon Dirk van der Does. Voorts het schilderij van Jan van der Does met Elisabeth van Zuilen en hun zeven kinderen, dat thans in de Lakenhal te Leiden hangt. Dan vermoedelijk als dubbelportretten Wigbold van der Does, van wie een schilderij te Hoorn aanwezig is, en Anna van den Kerckhove, Steven van der Does en Louise Taillefer de Moriac, Wigbold van der Does en Wilhelmina Henriette van Reede en tenslotte Steven van der Does en Theodora Odilia Doys met haar zoon Wigbold Johan Theodoor van der Does. Omdat diens leeftijd op zes jaar werd geschat, moet het laatste schilderij dateren van ongeveer 1732. De schilderijen maakten in 1812 deel uit van de boedel van Gerlach Jan Doys van der Does ( Inv.nr. 517. ) . Zonder nadere specificatie werden zijn persoonlijke bezittingen toen verdeeld tussen de families Van Limburg Stirum, Van Lynden, de Heerdt van Eversberg en Van der Heim. Sindsdien zijn zeven portretten spoorloos, zodat Gerlachs verwoestende arbeid in het archief postuum lijkt te zijn voortzet. Slechts de familie Van Limburg Stirum bewaarde het erfdeel en schonk het resterende schilderij aan de stad Leiden ( Inv.nr. 92. ) Bij het ineenzetten van de inventaris is gewerkt volgens een methode, die sinds de inventarissen Van Assendelft de Coningh en Berg ( G.M. van Aalst, Het archief van de familie Van Assendelft de Coningh, 1645-1959, 's-Gravenhage 1975 (Rijksarchieven in Holland Inventarisreeks nr. 4); J.P.A. Louman, Archief van de familie Berg, 1338-1977, 's-Gravenhage 1980 (Rijksarchieven in Holland Inventarisreeks nr. 15). ) gangbaar is. Zo word onderscheid gemaakt tussen stukken van persoonlijke aard en stukken van zakelijke aard, die de eigendommen behandelen, die in handen van meer dan een lid van de familie waren. Bij de stukken van persoonlijke aard zijn de stukken naar persoon, die voorzien is van een Romeins volgnummer, gegroepeerd. Binnen elke persoon zijn de stukken nader verdeeld naar:
  1. Familieleven
  2. Loopbaan
  3. Eigendommen en financiën
  4. Voogdij
  5. Nalatenschap
Ook wanneer weinig stukken van een bepaalde persoon aanwezig waren, is dit schema aangehouden. De koppen zijn dan echter weggelaten.
Daar het archief van Offem de archieven van de families Van Limburg Stirum, Van der Does en Doys bevat, zijn deze als drie aparte families met hun stukken opgevoerd. Daarna volgen de heerlijkheden en tenslotte is als een aanhangsel het archief van het klooster St. Barbara en Katharina te Noordwijk opgenomen. In feite zijn deze stukken te beschouwen als retroacta bij de goederen van dat klooster, die de heer van Noordwijk in de loop van de zeventiende eeuw wist te verwerven.
De indeling van de stukken betreffende de heerlijkheden is conform die in de inventaris Berg ( G.M. van Aalst, Het archief van de familie Van Assendelft de Coningh, 1645-1959, 's-Gravenhage 1975 (Rijksarchieven in Holland Inventarisreeks nr. 4); J.P.A. Louman, Archief van de familie Berg, 1338-1977, 's-Gravenhage 1980 (Rijksarchieven in Holland Inventarisreeks nr. 15). ) . Aan te tekenen valt wel, dat bij aanwezigheid van weinig stukken geen aparte koppen zijn gemaakt. Wel verloopt de indeling van de stukken van algemeen en, bijzonder, zodat zij daarom niet strikt chronologisch behoeven te staan. Zo komt onder de kop "baljuw en schout" ( Inv.nrs. 989-997. ) eerst het meest algemene stuk, daarna de bijbehorende brieven, dan de aanstellingen van afzonderlijke functionarissen en tenslotte stukken betreffende de recognitie of het salaris
Het archief van het huis Offem werd in 1941 met het oog op oorlogsgevaar door de heer L. graaf van Limburg Stirum aan het Algemeen Rijksarchief in bewaring gegeven. Dit gebeurde in twee gedeelten. Een ouder gedeelte, dat evenwel ook stukken van de negentiende eeuw bevatte, arriveerde op 30 mei en een gedeelte met voornamelijk stukken van de negentiende eeuw kwam op 15 oktober daarna. Zij werden respectievelijk op de Derde en Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief geplaatst.
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
De Tweede Afdeling had haar inventaris, gemaakt van 1942 tot 1949 door mej. J. Vaissier en C. Postma in het kader van hun stage het eerst gereed. Ook de Derde Afdeling zette stagiaires aan het werk. Nog tijdens de oorlog maakte mej. C. Cremers een begin met de ordening. Zij werd gevolgd door mej. M.H. de Vries, die in 1951 het archief verliet zonder de inventaris voltooid te hebben. Daarna hield A.V.D. de Brauwere zich vanaf 1953 met het archief bezig, in 1958 gevolgd door L.J. van der Klooster, die in 1962 vertrok. In 1963 werd de ordening voortgezet door dr. H.C.M. van den Krabben, die het archief evenwel in 1970 verliet nog steeds zonder de inventaris voltooid te hebben.
Intussen was het archief van Offem in de genoemde periode aanmerkelijk verrijkt. In 1955 vond een ruil plaats met de gemeente Noordwijk, waar het archief geordend werd ( W.E. Smelt, Inventaris van de archieven der gemeente Noordwijk, z.pl. (1962), p. I. ) . Negentien nummers van de gemeente konden geruild worden tegen twaalf Offem. Het betrof stukken, die ten onrechte in het andere archief waren achtergebleven.
Groter nog was de terugkeer van stukken, die sinds 1906 bij de boedelscheiding van jonkvrouwe S.G.F. Gevers van het huis Offem waren afgedwaald en terechtgekomen in het archief van het kasteel Marquette, dat later in bewaring werd gegeven aan het Gemeentearchief van Amsterdam. Het betrof bijna tweehonderd nummers, die jonkheer A.D.Th. Gevers in 1962 ten behoeve van Offem afstond. Daar tegenover staat een aantal nummers behorend aan de familie Gevers, dat in 1906 op Offem achterbleef en voor de familie Gevers gereserveerd is. In 1979 droeg jonkheer Gevers nogmaals een aantal stukken over, dat kennelijk op het kasteel Marquette was achtergebleven. Ook de heer F.W. graaf van Limburg Stirum te Noordwijk droeg in 1980 en 1982 stukken aan het Algemeen Rijksarchief over, die veertig jaar voordien blijkbaar over het hoofd waren gezien. In december 1980, toen ondergetekende de inventarisatie had overgenomen, werden de beide gedeelten van 1941 herenigd door overdracht aan het Rijksarchief in Zuid-Holland.
Tenslotte werden elders stukken gevonden, die eertijds tot het archief van Offem behoord hebben. In het Rijksarchief van Groningen bevonden zich in het archief van het huis Nijenoord stukken uit de periode 1543 tot 1630 van de familie Van der Does, die daarmee de oudste persoonlijke stukken van die familie uitmaakten. Voorts worden in de Handschriften van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in de UB. Leiden twee albums van Jan van der Does bewaard ( Inv.nrs. 383*, 384*. ) . Een rekening van de goederen, behorend tot de heerlijkheid Offem, van het jaar, 1534 ( Inv.nr. 796*. ) bevindt zich tenslotte in het Gemeentearchief van Alkmaar in het archief van het Provenhuis van Zessen. In 1836 waren meer stukken van Offem op het kasteel Salmonsart te Bergen in Henegouwen aanwezig. In het capucijnerklooster te Edingen, waar een gedeelte van deze stukken in een fonds van de familie de Mérode berust, werden de stukken van Offem echter niet aangetroffen. Van de opgespoorde stukken buiten het archief zijn met uitzondering van de Leidse foto's aanwezig. Zij zijn in de inventaris met een asterisk (*) gemerkt.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Huis Offem, nummer toegang 3.19.66, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Huis Offem, 3.19.66, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
4.HOF - Inventaris van het archief van het Huis Offem en de Families Van Limburg Stirum, Doys en Van der Does, kaarten

Archiefbestanddelen