Terug naar zoekresultaten

4.OPV Inventaris van de plans van vestingen behorend tot het Archief van Oorlog/Archief der Genie van het Ministerie van Oorlog, (1593) 1700-1914 (1937)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

4.OPV
Inventaris van de plans van vestingen behorend tot het Archief van Oorlog/Archief der Genie van het Ministerie van Oorlog, (1593) 1700-1914 (1937)

Auteur

R.M. Haubourdin, E.R. Ooijevaar

Versie

25-08-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 1999 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Oorlog: Plans van Vestingen
Oorlog / Plans Vestingen

Periodisering

archiefvorming: 1700-1914
oudste stuk - jongste stuk: 1593-1937

Archiefbloknummer

OPV

Omvang

5233 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in heten het. Een klein gedeelte is gesteld in het.
Nederlands
Frans
Latijn

Soort archiefmateriaal

Het archief bevat kaarten en tekeningen, gedrukt en in manuscript

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Directeur-Generaal der Fortificaties Contrarolleur-Generaal van 's Lands Werken en Fortificatiën van Holland, ca. Raad van State Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande Departement van Oorlog Ministerie van Oorlog Ministerie van Defensie Inspecteur-Generaal der Fortificatiën Chef der Algemene Directie der Genie 1e Inspectie der Fortificatiën 2e Inspectie der Fortificatiën Inspecteur-Genraal van Fortificatiën Inspecteur der Genie, 1688-1795, 1630-1795, 1588-1795, 1795-1798, 1798-1813, 1813-1928, 1928-1940, 1814-1826, 1826-1841, 1849-1866, 1849-1866, 1866-1875, 1875-1941

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief is onderdeel van een groter geheel dat in het verleden bekend stond als het ‘Archief van Oorlog/Archief der Genie’. Dit had het beheer over het bestand aan kaarten en tekeningen betreffende de Nederlandse defensie. Dit gedeelte, de Plans van Vestingen, bevat onder andere detailtekeningen, doorsneden, plattegronden, profieltekeningen en situatieplannen van linies, stellingen, steden, forten, vestingen, citadellen, dijkposten, batterijen, kustbatterijen en verschansingen in Nederland.
De inventaris is verdeeld in een gedeelte tot 1813 en een gedeelte vanaf 1813. Daarbinnen zijn de beschrijvingen geordend op geografisch trefwoord. De kaarten hebben over het algemeen een schaal tussen 1:100 en 1:5.000.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Met de Plans van Vestingen worden de grootschalige plattegronden en kaarten van vestingsteden met het omliggende terrein aangeduid. Deze militaire plattegronden zijn vervaardigd voor de aanleg, het onderhoud, herstel of verbouwing van verdedigingswerken in opdracht van de Generaliteit, het gewest Holland en het ministerie van Oorlog en Defensie vanaf ca. 1650 tot 1940. Behalve deze Plans van vestingen , zijn vanaf de 80-jarige Oorlog vele gedrukte kaarten van belegeringen en veldslagen door uitgevers gepubliceerd, ter illustratie van de krijgsverrichtingen. Door het Archief der Genie werden deze zogenaamde militaire nieuwskaarten verzameld, maar deze collectie werd in reeds in de 19e eeuw overgedragen aan de Koninklijke Bibliotheek en later het Rijksprentenkabinet. Deze nieuwskaarten werden reeds in de 19e eeuw als een afzonderlijke categorie beheerd, en hebben geen deel uitgemaakt van de Plans van vestingen beschreven in deze inventaris. ( Scholten (1989), 6-7. ) De Plans van vestingen werden getekend door de ingenieurs ten behoeve van de aanleg van nieuwe vestingbouwwerken alsmede de verbetering en het onderhoud van bestaande vestingen. De Plans waren tevens in gebruik bij de administratie als controle-instrument voor de aanbesteding en uitvoering van de vestingwerken door de centrale bestuursinstellingen belast met defensiezaken in Den Haag. Behalve de Plans van vestingen die zich beperken tot de vesting, zijn er tevens plattegronden en kaarten getekend van de ruime omgeving van de vestingen en opgenomen in groter verband in de defensie-linies. Deze zijn afzonderlijk beschreven in de inventarissen Situatieplans van Vestingen (OSPV) en Situatiekaarten (OSK). Tevens zijn van de verschillende militaire gebouwen die binnen de vestingen werden gebouwd, vanaf de 17e eeuw tekeningen vervaardigd, zoals van schansen, vestingmuren, stenen beren, de inundatiesluizen, torenforten, en kazematten uit de mobilisatietijd van 1939-1940. De tekeningen van deze militaire gebouwen en objecten in en rond vestingen zijn afzonderlijk beschreven in de inventaris van de Plans van Gebouwen. Zowel de Situatieplans, Situatiekaarten als de tekeningen van militaire gebouwen zijn integraal op microfiche gereproduceerd en beschikbaar voor onderzoek. Overigens zijn niet alle Plans van vestingen in deze inventaris beschreven, met name de zogenaamde Plans van Verboden Kringen die volgens wettelijk voorschrift werden getekend voor de controle op de naleving van het bouwverbod rond vestingen vanaf 1853 komen voor in de diverse archiefbestanddelen van het ministerie van Oorlog/Defensie. ( ARA 2.13.37 Archief der Genie, Verboden Kringen (1815) 1845-1932. )
De geschiedenis van de vestingbouw wordt in deze inleiding buiten beschouwing gelaten, omdat de Plans van vestingen in eerste instantie zijn vervaardigd bij de taakuitoefening van opeenvolgende militaire organen en ingenieurs belast met de vestingbouw tot 1940 worden de Plans van vestingen vanuit deze samenhang toegelicht.
1. (1579) 1688-1795 de plans van de Staten van Holland en Raad van State.
Sinds het einde van de 16e eeuw zijn er kaarten en plattegronden getekend voor de aanleg van vestingwerken ter verdediging van de steden in de Nederlandse gewesten die tijdens de 80-jarige Oorlog in opstand waren gekomen tegen het Spaanse bewind. De eerste fortificatiewerken werden ontworpen en aangelegd in opdracht van de steden en provincies door ambachtslieden, zoals timmerlieden en landmeters, en niet door militaire ingenieurs die pas na 1590 in dienst kwamen van de gewesten. Een van de bekendste vestingbouwers was de landmeter Adriaen Anthoniszn, die in 1574 door de Staten van Holland werd benoemd tot fortificatiemeester, en in deze functie van 1579 tot 1596 de vestingen ontwierp van dertig Hollandse steden.
Door de provinciale autonomie in de landsverdediging waren de aanleg en onderhoud en financiering van de vestingwerken een zaak van de gewesten. In Holland was het beheer van de vestingen door de Staten van Holland opgedragen aan de Gecommitteerde Raden, die vanaf 1628 opzichters en ingenieurs benoemden voor de nieuwbouw en onderhoud van de militaire gebouwen. Volgens de instructies uit 1647 hadden de Hollandse ingenieurs ook tot taak de vervaardiging van vestingplans: ..gelijk zij ook gehouden zijn de Plans van die Steden, forten en werken te maaken, zonder dat zij daarvoor iets zullen moogen declareren [...] te adsisteeren bij het maaken van Nieuwe Werken of om eenige projecten, plans of teekeningen te formeren... ( ARA 3.01.43 inv. nr. 5775 Instructies van de Gecommitteerden Raden voor de 2 ingenieurs aangesteld in 1752. De Hollandse ingenieurs sinds 1647 waren resp.:G. Paen, 1647-1679; W. Paen Gz., 1679-1707; C. van Teijlingen, 1708-1722; J. Vink, 1722-1737; J.P. Prevost, 1737-1762; J. Pierlinck, 1762-1782; C.J. van de Graaff, 1782-1784; A.J. de Bock, 1782-1795; C.R.Th. Krayenhoff, 1796-1798. ) Tot 1798 had Holland een afzonderlijke defensie-organisatie onder leiding van Contrarolleurs-generaal. Deze functie werd in de 17e eeuw bekleed door bekende Hollandse vestingbouwers zoals de ingenieurs Genesis en Willem Paen, die in 1670-1707 Contrarolleur-generaal was en tevens concurrent van Van Coehoorn. In de 18e eeuw werd deze functie bekleed door ingenieurs die zowel bij Holland als de Unie in dienst waren. ( Zie F. Westra, Nederlandse ingenieurs en de fortificatiewerken in het eerste tijdperk van de 80-jarige Oorlog, 1573-1604, (Alphen a/d Rijn 1992) 94-95. L.J. van der Klooster, Archieven van de Contrarolleurs later Contrarollers-generaal van 'slands werken en fortificatiën in Holland, (1613) 1628-1795. Enkele vestingplans van Anthoniszn zijn bewaard gebleven, zie: Binnenlandse kaartenverzameling Hingman ARA 4.VTH nrs. 3212; 3229; 3615. ) Hoewel reeds bij de Unie van Utrecht in 1579 de provincies waren overeengekomen om gezamenlijk de aanleg- en onderhoudskosten te betalen van de vestingwerken van de Republiek, werd hiervoor geen fortificatiedienst opgericht. De Raad van State, belast met het toezicht op de fortificaties gelegen in de generaliteitslanden en aan de landsgrenzen, benoemde vanaf 1590 ingenieurs in Staatse legerdienst tijdens de duur van een veldtocht of beleg. Volgens de taakomschrijving waren deze eerste ingenieurs, aangeduid met de titel contrarolleur van de wercken en Meester-ingenieurs, voornamelijk belast met de (financiële) controle op de aanbesteding en uitvoering van de vestingbouwwerken. Behalve met de vestingbouw werden de eerste Meester-ingenieurs door de Generaliteit tevens belast met onderhoud van militaire gebouwen. ( ARA 1.01.19 Raad v. State inv. nr. 1525 (fol 112) Benoeming Jan Lenaerstszn. in 1595 tot fortificatie-meerster met opdracht tot "... t'ordonneren van nieuwe schantsen ende forten als repareren ende verbeteren van de oude fortificatiën, van steden, huijzen en de plaetsen in de Verenigde Nederlanden..." ) Aangezien tot aan het einde van de 17e eeuw door de Raad van State militaire ingenieurs alleen in tijdelijke dienst werden aangesteld, waaronder tevens vele buitenlandse officieren die na een beleg weer vertrokken, zijn er slechts weinig vestingplans uit de 16e eeuw opgenomen in Plans van Vestingen. ( Ook werden 1870 de plans en tekeningen uit de 16e-18e eeuw uit de liassen van de Raad van State door Hingman gelicht en opgenomen in de Binnenlandse kaartenverzameling; zie: 4.VTH inv.nrs. 3128-3802. Zie ook C. Koeman, Geschiedenis van de Kartografie van Nederland, Alphen aan de Rijn (1983), 72-75. Vermeldt diverse kaartenverzamelingen in het buitenland uit 16e-17e eeuw. ) Het geringe aantal kaarten en tekeningen van vestingwerken dat uit de 17e eeuw bewaard is gebleven, werd tevens veroorzaakt door de instructies voor de militaire ingenieurs bij het bouwproces.
Volgens een instructie uit 1606 waren de Meester-ingenieurs verplicht voor de aanleg en onderhoud van de vestingwerken vooraf concept-bestekken op te stellen ter goedkeuring door de Raad van State. Na aanbesteding werden deze bestekken in het net getekend en uitgereikt aan de aannemers . ..omme daarop geteekend te worden de opneminge .
Deze bestektekening werd voor de uitvoering van het vestingwerk op de bouwplaats in het bestek ingetekend door de ingenieurs in aanwezigheid van de aannemers en de controlleurs van de Raad van State. ( Dibbetz., J., Groot militair woordenboek ('s-Gravenhage, 1740) 325-327. )
Aangezien na de vrede van Munster van 1648 de Republiek betrokken raakte in zee-oorlogen met Engeland, werd in de defensie voorrang gegeven aan de versterking van de vloot boven het leger. Op de landsverdediging werd bezuinigd zodat er geen nieuwe vestingbouwwerken werden aanbesteed, en tevens weinig nieuwe vestingplans werden getekend. Omdat aanvankelijk in Republiek geen beroepsingenieurs werden aangesteld bij het Staatse leger, raakten de bestaande vestingwerken door gebrek aan onderhoud in verval, zoals bleek in het rampjaar 1672. Pas onder stadhouder Willem III kreeg de aanleg en versterking van de vervallen defensiewerken van de Republiek prioriteit en werd een omvangrijke vestingbouwprogramma opgesteld. In 1688 werd door de Raad van State een Directeur-generaal van fortificatiën aangesteld en belast met de uitvoering van de vestingwerken. Dit was het begin van de latere genie-dienst. Onder Directeur-generaal baron Menno van Coehoorn (1641-1704) werd eind 17e eeuw de basis gelegd voor zowel een nieuw defensiestelsel van de Republiek als het korps militaire ingenieurs voor de uitvoering van militaire bouwwerken en het onderhoud van de vestingen.
Ondanks deze bouwactiviteit zijn slechts enkele vestingplans uit deze tijd bewaard gebleven, omdat er gebruik werd gemaakt van bestaande gedrukte kaarten waarop de vestingwerken en inundaties werden ingetekend. Doordat bovendien de wijze van oorlogsvoering was beperkt tot de belegering van de vestingsteden, werden er weinig nieuwe kaarten getekend. Niet zozeer de militairen maar veeleer de bestuurders hadden gedetailleerde plattegronden nodig voor administratieve controle op vestingwerken vanuit Den Haag. Voor de jaarlijkse inspecties van de grensvestingen door de Commissarrissen uit de Raad van State waren in 1661 voor generaliteit overzichtskaarten van de vestingen getekend, die ingebonden in twee banden op de inspectiereizen werden meegenomen tijdens de visitaties. Deze kaartboeken zijn echter niet bewaard gebleven in het Geniearchief, maar vermoedelijk als oorlogsbuit in 1795 naar Parijs afgevoerd. Ook van de Hollandse vestingen werd in opdracht van de Staten van Holland in 1662 een kaartboek vervaardigd voor de inspectie van de vestingen, dat eveneens verloren is gegaan. ( Scholten, (1989), 34 en 134. Het betreft een kaartboek dat berust in Parijs bij de Service Hydrographique de la Marine, nrs. 174-175 uit 1661, waarvan op het ARA een foto-reproduktie aanwezig is. )
In 1714 werd het ingenieurs korps gereorganiseerd tot een landelijke fortifciatiedienst verdeeld in zeven departementen, waaronder de vestingen gelegen in de Zuidelijke Nederlanden die volgens het barrière-tractaat van 1713 door de Republiek werden bezet. Tevens werd de organisatie van het ingenieurskorps opnieuw vastgesteld, waardoor de ingenieurs in een hiërarchisch dienstverband in departementen onder de bevel kwamen te staan van Directeur-generaal van fortificatiën en de Raad van State.
Ook de vervaardiging van plans en tekeningen van de bouwwerken behoorde tot de taken van iedere ingenieur die volgens de instructie van 1714 werden verplicht tot het inzenden met de bestekken ter goedkeuring aan de Raad van . ..grondtekeningen, plans en profillen en uitrekeningen.. van de vestingwerken. De bestekken moesten in drievoud met kostenbegroting van het metsel-; timmer-; en schilderwerk worden ingediend bij de Raad van State, met een attest van bekwaamheid van de betrokken aannemers. Omdat deze instructies echter niet stipt werden nageleefd, raakten de vestingen na 1730 door slecht onderhoud weer in verval. ( ARA 1.01.19 R.v.State, inv. nr. 187 resolutie van 17-1-1714; en 2.01.14.02. Oorlog voor 1813 inv.nr.1294B. )
Ook de Raad van State, dat als bestuurslichaam toezicht hield over de defensie van de Republiek, was niet bij machte om haar controle-taak naar behoren uit te voeren. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog in 1714-1748 had de Raad geen betrouwbare plans van de nieuw aangelegde fortificatie-werken in de frontieren en barrière-vestingen tot haar beschikking, terwijl de bestaande plans inmiddels verouderd en weinig accuraat en deffectueus waren.
Hoewel de Directeur-generaal van de fortificatiën Hertell reeds in 1727 had voorgesteld om exacte plans van de aangelegde fortificatiën te laten maken, gaf de Raad pas in 1734 hiertoe opdracht. De ingenieurs werden gelast om nieuwe plattegronden van de vestingen met nieuwe fortificaties aangelegd sinds 1729 op perkament te tekenen, die in 1734-1737 werden ingezonden aan de Raad van State. Deze zogenaamde Plans van de Steden en Sterkten werden ingebonden en als legger bewaard bij de Raad in Den Haag. Ook de Hollandse vestingen werden in 1724-1727 opnieuw in kaart gebracht door de ingenieur Prevost. Met de nieuwe plans kon door de Raad van State echter de val van de zwakke barrière-vestingen en inname van Bergen op Zoom door de Fransen in 1744-1748 niet worden verhinderd. ( OSPV B562 Brielle; G1 Geertruidenberg; H67 Heusden; K1 Klundert; M12 Muiden; S2 Nieuwpoort; S52 Schoonhoven. ARA 4.OMM inv. nrs. 351-356 Plaens van Staats-Brabant; Staats-Vlaanderen; Namen; West-Vlaanderen; Wedde-en Westwoldingerland; Overijssel en Nijmegen tot Breda. ARA 1.01.19 Raad v. State resolutie van 19-4-1734. ARA 3.01.43 Contrarolleur-Generaal: inv.nr. 2, res. van 20 april 1696; 4.VTHR 652 Kaartboek van de Hollandse fortificaties uit 1698. Scholten, 51-52. ) In 1748 werd het korps ingenieurs gereorganiseerd tot een zelfstandig legeronderdeel met een uitbreiding van taken, functies en bevoegdheden. Aangezien de barrière-steden in 1744-1748 slechts van geringe betekenis waren gebleken voor de defensie van de Republiek, werd na 1750 de nadruk gelegd op de versterking van de vestingen langs de oost- en zuidgrens. Als gevolg van de uitvoering van vestingwerken door de ingenieurs nam ook de kaarten- en tekeningenproduktie toe. Ter controle van de militaire objecten in aanbouw en onderhoud had de Raad van State in 1750 behoefte aan een aktueel en compleet overzicht van alle 'slandsgebouwen. Op voorstel van Directeur-generaal P. de la Rive (1701-1771) werden de ingenieurs opgedragen tot het ... doen formeren van deugdelijke plattegrondtekeningen van 'slandsgebouwen . In 1752-1753 werden uit de vestingen door de ingenieurs 27 banden opgestuurd met bouwtekeningen en memories waarin stond aangegeven wie onderhoudsplichtig was, de stad of de Generaliteit. ( ARA 4.OPG inv. nrs. B 47 Bellingwolde; B 90 Bergen op Zoom; B 39 Bourtange; B 185 Breda; K 2 Kampen; K 8-9 Coevorden; D 97 Doesburg; G 113 Westervoort; G 157 Grave; H 20 Hasselt; H 24 Hulst; L 1 Nieuwe Schans; M 1 Maastricht; N 41 Nijmegen; S 3 Sas van Gent; S 33 Stevensweert; S 34-35 Sluis; S 64 Steenbergen; V 35 Venlo; Z 1 Zwolle; Z 11 Zutphen. ARA 1.01.19 R.v. State inv. nr. 281 resolutie van 31-12-1751. ) Met deze tekeningen en de nieuwe vestingplans uit 1734 had de Raad van State na 1753 een overzicht van alle 'slandsgebouwen die zich in de vestingen bevonden. De bouwtekeningen ingebonden in boekwerken dienden als een soort van legger voor de controle van de bestekken, kostenbegroting, aanbestedingen door de Raad zonder dat hiervoor aparte bestektekeningen nodig waren. Dit betekende dat na 1752 aanvankelijk weinig bestektekeningen werden vervaardigd. Deze leggers met tekeningen waren wellicht doelmatig als controle-instrument voor de Raad van State in Den Haag, maar niet praktisch voor de uitvoering van de ingenieursdienst in de vestingen. Omdat bij uitzondering tekeningen bij de bestekken werden getekend, had dit tot gevolg dat werkuitvoering van nieuwbouwwerken in de bestekken zeer uitgebreid werden omschreven, zodat deze tenslotte voor aannemers onduidelijk ofwel duyster en onverstaanbaar waren geworden. Op voorstel van Directeur-generaal Carel Du Moulin (1727-1793) werd daarom in 1780 besloten dat de ingenieurs tekeningen ter opheldering van de bestekken moesten maken. Voor zowel nieuwe vestingwerken van enig belang en gehele vernieuwing of reparatie van bestaande vestingwerken dienden de ingenieurs: [...] bij de bestekken daarvan te formeren, te voegen de noodige Plans of Tekeningen Figuratief, mits uit die bestekken selve blijken sal, dat die Tekeningen tot beetere informatie van de Aannemers noodig zijn, en de volumineusheid der bestekken daar door inderdaad is verkort[...] . ( ARA 1.01.19 Raad v. State inv. nr. 342 resolutie van 7-6-1780; inv. nr. 368 resolutie 13-10-1789. )
Aanvankelijk kregen de ingenieurs een vergoeding voor dit extra tekenwerk wat de tekeningenproduktie stimuleerde. Hoewel deze toelage in 1789 weer werd afgeschaft door de Raad van State wegens bezuiniging, had inmiddels het tekeningengebruik definitief intrede gedaan onder de ingenieurs, en in het vervolg werden plans en tekeningen bij de bestekken getekend. Deze tekeningen-instructie was een van de weinige hervormingsvoorstellen van Du Moulin, die eind 18e eeuw werd aangenomen ter verbetering van de uniformiteit, organisatie en werkwijze van de ingenieursdienst.
Een ander voorstel van Du Moulin betrof de invoering van uniforme tekeninstructies voor vestingplans en kaarten bij de genie. Omdat in de Republiek geen centrale dienst voor de topografische kartering bestond, zoals de Service Géographique de l'Armée in Frankrijk, waren er geen een uniforme kaarten van het gehele Nederlandse grondgebied voor handen. Pas vanaf 1747 werd onder Willem IV begonnen met de militaire kartering van de grenzen (frontieren) van de Republiek door de genie-ingenieurs Hattinga en Hottinger. Aangezien de wijze van oorlogsvoering was veranderd van de belegering van vestingen in krijgsverrichtingen over een groter gebied, was in de 18e eeuw behoefte aan uniform kaartmateriaal van zowel de vesting als het hele operatieterrein, en de linies van de Republiek.
In 1775-1786 kwam Du Moulin met voorstellen voor de uniforme kartering en opleiding naar voorbeeld van de ingénieurs-géographes. Hoewel deze hervormingen niet werden ingevoerd tijdens de Republiek, werden vanaf 1788 ingenieurs belast met kartering van de grensgebieden. Een andere instructie van Du Moulin voor het op uniforme wijze tekenen van vestingplans met de reliëf-en terreinweergave in een omtrek van 1 km. rond de vesting werd niet ingevoerd. ( ARA 4. OMM Algemeen 33 Memorie over het opmaken der Plans van Vestingen, 1775. Scholten, 1989, 147-148. ) Bij de karteringen werd de uniforme topografisch tekenmethode gevolgd van ingenieur J. F. Schouster (1721-1801). Deze nieuwe plans kon de val van de vestingsteden in 1793-1795 niet worden verhinderd, als deze werden verdedigd door ingenieurs zoals Schouster, die in 1793 Breda en in 1794 's-Hertogenbosch zonder veel verzet capituleerde. ( ARA 4. OMM Algemeen 33 Memorie over het opmaken der Plans van Vestingen, 1775. Scholten, 1989, 132-135. Meijgaard, C.H. van, (1995) 83-87. Na de overgave van Breda werd Schouster ontslagen maar hij kreeg in 1794 gratie van Willem V en het commando over Den Bosch. )
2. 1795-1813 de Bataafs-Franse tijd.
2.1 Het Korps ingenieurs en de Fortificatiedienst tijdens de Bataafse Republiek 1795-1806.
Na de Bataafse revolutie van 1795 werd de fortificatiedienst voorlopig op oude voet voortgezet maar door het Comité tot de algemene zaken van het bondgenootschap te lande, belast met defensiezaken, onder bevel geplaatst van de patriotse ingenieur H. van Hooff (1740-1809). De ingenieurs verrichtten dezelfde werkzaamheden betreffende de vestingbouw en tevens...de vernieuwingen, reparatien als onderhoud alsmede bestier over 'sLands gebouwen, bruggen, sluizen etc... De continuïteit blijkt uit de voorschriften van vóór 1795 die grotendeels van kracht bleven voor de ingenieursdienst, aangevuld met nieuwe instructies.
Een van de hoofdtaken van het nieuwe bewind was de reorganisatie van het leger, dat naar Frans model werd onderverdeeld in infanterie, cavalerie en artillerie. De genieingenieurs maakten aanvankelijk geen deel uit van de landmacht, totdat op voorstel van het Comité te Lande in juli 1795 de nieuwe organisatie van het Korps Ingenieurs, onder een nieuwe naam het Corps de Genie, werd vastgesteld. Door deze reorganisatie werd de fortificatiedienst ingekrompen, mede door de afstand van Staats-Vlaanderen, Maastricht en Venlo aan de Franse zusterrepubliek bij het vredesverdrag van mei 1795. Hierdoor werden de vestingen in de zuidelijke departementen opgeheven, zodat vijf departmenten overbleven: - Bataafs Brabant; -Neder-Maas; IJssel; de Waal tot de Zuiderzee en Wedde en Westwoldingerland. Deze departementen en het ingenieurs Corps de Genie stond onder leiding van de Directeur-generaal van fortificatiën Van Hooff.
De samenstelling van het ingenieurskorps veranderde drastisch na 1795 doordat meer dan de helft van de genie-officieren wegens Oranjegezindheid vertrok of werd gepensioneerd. Binnen drie weken dienden de ingenieurs het Comité te verzoeken om herplaatsing, ontslag of pensioen. ( Volgens de naamlijst van het korps opgesteld door het Comite, bleek dat van de 92 ingenieurs die in 1794 in Staatse dienst waren, er slechts 31 in dienst waren getreden van het Bataafse leger. ) Dit leidde tot een leegloop bij het korps omdat het nieuwe bewind slechts de patriotse officieren uit het Staatse leger recruteerde voor de Bataafse armee dat werd gezuiverd van de prinsgezinde officieren. Aangezien de meeste ingenieurs uit het Staatse leger hun aanstelling dankten aan de stadhouder, was het meerendeel Oranjegezind gebleven en velen weigerden de eed van afkeer van het stadhouderschap en namen ontslag uit de militaire dienst. Een aantal oud-ingenieurs sloten zich aan bij de Oranjegezinde troepenmacht Rassemblement en later bij de Dutch Brigade opgericht in 1799. Na de reorganisatie en zuivering kampte het korps met een onderbezetting omdat de werving van extra ingenieurs in 1795-1798 mislukte. ( Meijgaard, 1995, 36-37. Het betrof o.a. de ingenieurs: C. Schuller; F.T. Guichenon de Chastillon; J.H. Hottinger; A.W. de Petit; J.A.E. de Veye; C. Engelhardt; C. van Sorgen; W.J. Blanken; A.J. de Bock; J.C. Spengler; en J.H. Voet, later directeur van de KMA. In 1795 bleven 46 ingenieurs in dienst op een totale sterkte van 72 man. )
In 1798 vond personeelsuitbreiding plaats door de integratie van de Hollandse fortificatiën. Ondanks de bestuurscentralisatie was de Hollandse fortificatiedienst na 1795 blijven voortbestaan, en onder het bevel geplaatst van de patriot C.R. Th. Krayenhoff, ter vervanging van de Oranjegezinde ingenieur A.J. de Bock.
Sinds de 80-jarige Oorlog beschikte Holland over een aparte fortificatiedienst, die door de gewestelijke autonomie niet onder de Generaliteit maar onder de Staten van Holland ressorteerde. De Hollandse Fortificatiën waren onderverdeeld in de vestingwerken langs de Hollandse en Zeeuwse kusten, en de Departementen van de Grote - en Kleine Fortificatiën, en stond onder bevel van een Contrarolleur-generaal die tevens lid was van het Staatse legerkorps van ingenieurs. Door de centralisatiepolitiek van de unitarissen die in 1798 de eenheidstaat proclameerden, werd tenslotte de Hollandse fortificatiedienst opgeheven, en als het Departement van de Krammer en de Biesbos een onderdeel van de Bataafse defensie-organisatie. Bij deze integratie werden de vestingen op de Zeeuwse eilanden bij Bataafs Brabant ingedeeld, terwijl Voorne en Goedereede en de Hollandse kust van Hoek van Holland tot Texel bij dit nieuwe departement gevoegd, dat onder bevel stond van Krayenhoff. ( Ibid. 33-35. De Grote fortificatien bestond uit de vestingen Brielle, Hellevoetsluis, Geertruidenberg, Klundert, Heusden, Woudrichem en Gorinchem. Het Kleine departement betrof de vestingen Naarden, Muiden, Weesp, Woerden, Oudewater, Schoonhoven en Nieuwpoort. )
Door de Franse alliantie in buitenlandse politiek werd tijdens de Bataafse Republiek in 1795-1800 aan de landsverdediging prioriteit gegeven en werden nieuwe vestingwerken aangelegd. Hiervoor gebruikte men de vestingplans van de opgeheven Raad van State en Staten van Holland die verouderd en onbruikbaar waren geworden. Aanvankelijk werden in 1795-1796 van de oude vestingplans, die waren ingeleverd door de ontslagen ingenieurs, kopieën vervaardigd door de kaartbeheerder Van Westenhout, waarop de nieuwe vestingwerken werden ingetekend. Al spoedig kwamen hierbij grote onderlinge verschillen aan het licht door afwijkend schaalgebruik van oude plans, waarop het Comité in 1797 besloot tot invoering van nieuwe uniforme teken-instucties. De oude generaliteitschaal werd vervangen door een nieuwe uniforme schaal, die de ingenieurs moesten naleven in het formeren van plans en kaarten. Deze schaal van 1:14.400 (100 Rijnlandse Roeden op een duim) was reeds in 1775 voorgesteld door Du Moulin maar werd pas in 1797 verplicht voorgeschreven.
Behalve de schaal werd in 1799 door Van Hooff ook een nieuwe tekeninstructie speciaal voor de vervaardiging van vestingplans ingevoerd. Volgens deze instructie moesten de ingenieurs de nieuwe fortificatie-werken aangelegd sinds 1798 in kaart brengen, met profielen, waterpassing en gedetailleerde terreinopnames voor het stellen van inundaties. Bij deze nieuwe plans werden memories opgesteld over de historie en de verbetering van de defensie met inundaties. De ingenieurs dienden van de plans en stukken een brouillon-exemplaar en twee net-exemplaren te tekenen. ( ARA 4. OMM N 72 Memorie van 30-12-1799 van Van Hooff aan Agent van Oorlog. ARA 2.01.14.01 Comité te Lande inv. nr. 19 Resolutie 10-8-1797 nieuwe schaalgebruik. Zie OPV B85; B115; B121; B274; B278; H2; H26; K5B; Z27. )
Na de Engels-Russische invasie van Noord-Holland van 1799 besloot het Bataafse Uitvoerend Bewind in 1800 tot de versterking van het leger en aanstelling van extra genie-ingenieurs voor de vestingwerken in Noord-Holland. Uit personeelsgebrek werden hiervoor ook fortificatie-opzichters, architecten en stadsfabrieken aangenomen ter assistentie van de ingenieurs. De verhoogde bouwactiviteit gaf een toename van het aantal adspirant-ingenieurs dat een militaire carrière ambieerde. In tegenstelling tot onder het Stadhouderlijk bewind was selectie niet gebaseerd op afkomst maar op capaciteit en scholing. Onder Van Hooff werd in 1797 een strenger toelatingsbeleid van kracht voor het korps, waarbij de ingenieurs op bekwaamheid werden gerecruteerd. De adspirant ingenieur diende theoretische kennis van de oude en nieuwe vestingbouwkunde, de civiele bouwkunde en de vijf bouworden te beheersen, wat aan de hand van zelf vervaardigde tekeningen werd geëxamineerd. De adspirant ingenieur moest op het examen een tekening kunnen overleggen van een huis .. . soo in zijn plattegrond, façade als doorsnede. ..
Bovendien dienden de kandidaat-ingenieurs de Hollandse en Franse taal te beheersen, en een jaar als cadet te hebben gediend. ( ARA 2.01.14.02 Oorlog voor 1813 inv.nr. 1294B. ARA 4. OMD 208-209. Gunkel en Van de Graaff. ) Voor de opleiding werden reeds in 1795 vier Militaire of Artilleriescholen opgericht voor het onderwijs aan zowel de artillerie-cadetten als adspirant-ingenieurs en mineurs en sappeurs te Den Haag, Zutphen, Breda en Deventer. Het onderwijs in de genievakken werd in 1800 geconcentreerd in een aparte genie-school te Zutphen, die in 1805 werd samengevoegd tot een opleiding voor zowel de artillerie als genie- en waterstaatingenieurs te Amersfoort. Tot de eerste lichting behoorden de zoon van de Directeur fortificatiën Van Hooff jr. en de beide zonen van Krayenhoff. Vanaf 1801 werden de ingenieurs uitsluitend gerecruteerd uit de afgestudeerden van deze school. Het tekenonderwijs dat aan de adspirant-ingenieurs werd gegeven door handtekenmeester deed een uniforme stijl van in de vestingplans ontstaan. De leerlingen kregen onderwijs in de Fortificatie- , Situatie - en Handtekenkunst [...] teneinde alle élèves tot eene gelijke Methode op te leiden, en dus de Kaarten naar eene gelijke smaak getekend worden . Hoe belangrijk dit tekenonderwijs was in de opleiding blijkt uit de instructie dat jaarlijks de tekeningen van elke cadet ter beoordeling aan de minister van Oorlog moesten worden ingezonden. ( ARA 2.21.102 Collectie Krayenhoff, inv. nr. 121. "Instructie voor den Directeur en Chef van de Theoretische en Praktische Militaire Scholen", art. 39, 11 oktober 1805. 2.01.14.02 Oorlog voor 1813 inv. nr. 1272 instructie van 23 september 1800 voor de directeur van het Ingenieur-School te Zutphen. ) Door de bestuurscentralisatie werd in 1803 een Bureau de Genie opgericht door de Staats-secretaris of minister van Oorlog, dat belast werd met het toezicht over de fortificaties, militaire gebouwen en het personeel. Aan de Staats-secretaris was tevens zowel de kaartproduktie als het kaartbeheer opgedragen, met de taak om voor het Staatsbewind en de militaire autoriteiten te laten ontwerpen: De plans van Defensie, veldtochten [...] mede het laten vervaardigen en in orde houden van kaarten, plans en tekeningen tot de Defensie te Lande betrekkelijk... ( ARA 2.01.14.02 Oorlog inv.nr. 1278 Instructie Staatssecretaris van Oorlog, 31-5-1803 nr. 75 art. 30. ) In 1803-1805 werd de landsverdediging ondergeschikt aan de invasieplannen van Engeland van Napoleon, die de Bataafse Republiek verplichtte tot de levering van schepen en troepen. Op de defensie van de Bataafse Republiek werd onder het bewind van raadspensionaris Schimmelpenninck bezuinigd waardoor in 1805 diverse vestingen werden opgeheven. Met uitzondering van de vestingwerken rond Amsterdam die in 1805-1810 onder leiding van Krayenhoff stand kwamen, waaruit later de Stelling van Amsterdam ontstond. ( OPV inv. nrs. A45-A61; A63; A65-A115. )
2.2 Fortificatiedienst tijdens het Koninkrijk Holland 1806-1810 en het Keizerrijk, 1810-1813.
Tijdens het Koninkrijk Holland 1806-1810 werd door koning Lodewijk Napoleon naar Frans voorbeeld in 1807 de Artillerie en Genie samengevoegd tot een legerkorps onder leiding van inspecteur-generaal C.R.Th. Krayenhoff (1758-1840). Krayenhoff kreeg tevens de leiding van het Depôt-generaal van Oorlog dat naar Frans voorbeeld in 1806 werd opgericht speciaal voor de militaire kaartproduktie (zie hoofdstuk 4.2). Behalve topografische kaarten werden bij het Depot door Geografische ingenieurs ook vestingplans getekend, die volgens nieuwe instructie werden vervaardigd. De instructie uit 1797 voor uniform schaalgebruik werd uitgebreid met nieuwe schalen van achtereenvolgens 1:14.400 (100 Rijnlandse roeden op een duim) voor detailkaarten, en kleinere schalen van 1:28.800 (200 Rijnlandse r.) en 1:57.600 (400 Rijnlandse r. )voor minder gedetailleerde karteringen. Voor het opnemen van vestingwerken werd een nieuwe schaal van 1:2.880 (20 Rijnlandse r. op een duim) voorgeschreven voor de vervaardiging van de vestingplans.
Naast topografische kartering hadden de geografische ingenieurs tevens tot taak de astronomische plaatsbepalingen, geodetische opmetingen, waterpassingen en het verzamelen van statistische gegevens van de regio's die werden gekarteerd in zogenaamde Topografische Memories. Tevens konden ingenieurs worden gedetacheerd bij het veldleger om de kaarten en plans te bewaren en te kopiëren, en de legerkampen, marsen, terrein verkenningen en slagvelden in kaart te brengen voor de militaire bevelhebbers.
Aangezien de kaarten en vestingplans vanwege militair belang onder de geheimhoudingsplicht vielen, werden deze niet in druk uitgegeven. Zelfs werd het de ingenieurs verboden om minuut- of kopiekaarten die zij hadden getekend onder zich te bewaren. ( ARA 2.13.45 inv.nr. 3305 Instructie voor de Géographische Ingenieurs bij het Depôt-Generaal van Oorlog van het Koninkrijk Holland, d.d. 4-3-1808. ARA 4.OMM N115. )
Door de inlijving bij Frankrijk in 1810 gingen deze Hollandse legeronderdelen respectievelijk op in het Franse Corps Imperiale du Génie en het Depot de la Guerre. Tijdens het Franse bewind is slechts weinig gerealiseerd van de grootschalige militaire vestingbouwwerken die in deze tijd werden ontworpen, met uitzondering van de stellingen van Den Helder en Amsterdam.
2.3 De vestingbouw in de Bataafs-Franse tijd 1795-1813.
Door het bondgenootschap met Frankrijk na 1795 raakte de Bataafse Republiek in conflict met Engeland en Pruisen, zodat in het defensiebeleid prioriteit werd gegeven aan de versteking van de kust en langs de oostgrens, en niet langs de zuidgrens. In de Bataafs-Franse tijd werd de defensiestrategie gebaseerd op verdedigingslinies waarin versterkte steden werden verdedigd door inundaties, die na 1795 werden uitgebreid en verbeterd. Samenvattend werden tijdens de Bataafse Republiek van 1795 tot 1805 de volgende vestingwerken versterkt of uitgebreid tot linies:
De Linie van Wedde en Westwoldingerland in het Noordoosten:
Reeds in 1796 kwamen onder leiding van Van Hooff vele vestingwerken tot stand in de noordoostelijke provincies. In Groningen werd ten oosten van Bourtange de linie van Abeltjeshuis aangelegd, als onderdeel van de Eemslinie. Tussen Bourtange en Coevorden werden in 1798 de redoute Barnflair of Klooster Ter Apel aangelegd, ten zuiden van Ter Apel ter versterking van de Eemslinie. ( OPV B182 en B184; B38 en B39. ) In Drenthe werd in 1798-1800 ten noorden van Emmen een redoute de Emmerschans opgeworpen, en de vesting Coevorden aan de oostzijde versterkt door de redoute Katshaar volgens een ontwerp van Van Hooff. ( OPV E 9, K71-K72. ) In 1799-1800 werd in Overijssel vestingwerken aangelegd voor de inundatie van Coevorden ten noordoosten van Gramsbergen en ten noorden en zuiden van Hardenberg aan de Vecht, de Loozer- en Venebrugerlinies. ( OPV H 6-9; H13A. )
IJsselinie.
In de vestingen Doesburg, Zutphen en Deventer werden langs de IJssel versterkingen aangelegd in 1796-1799, maar door geldgebrek stagneerde een aantal werken zodat de inundatie tussen Doesburg en Zwolle niet werd voltooid voor 1803. Bij Zutphen werd de Linie genoemd naar Van Hooff in 1803 aangelegd. ( OPV D88; Z33. )
Grebbelinie.
Op basis van de linie die in 1792-1793 was aangelegd tussen de Gelderse Vallei en Rhenen, werden in 1799-1800 plannen uitgevoerd ter verlenging van deze linie naar de Neder-Betuwe door de aanleg van een inundatielinie tussen de Ochten en Dodewaard. De Grebbelinie werd in 1799 versterkt met de diverse vestingwerken en de Linie van Juffrouwwijk ( OPVG G207; G231; G252. )
Linie van Beverwijk.
De veldwerken die hier in 1799 waren aangelegd om de opmars van de Engelse en Russische troepen naar Amsterdam te stuiten, werden na de Bataafse overwinning op de geallieerden legers tot een definitieve linie uitgebouwd. Reeds in 1800 werden met spoed volgens de plannen van Krayenhoff 26 lunetten tussen de Noordzee bij Wijk aan Zee en Wijkermeer bij Beverwijk dwars door Noord-Holland aangelegd. Toen na voltooiing een nieuwe invasie uitbleef, raakte de linie spoedig overbodig en werd buiten onderhoud gesteld. ( OPV B160; OSPV B18; OPV S37-S70. )
Hollandse Waterlinie.
Ook deze linie werd na 1795 gehandhaafd en versterkt en uitgebreid onder Krayenhoff met de Linie van Ter Aa, werken bij Breukelen, nieuwe Linie van Linschoten en tussen Oudewater en Montfoort. Het plan van Krayenhoff om Utrecht binnen de Hollandse Waterlinie op te nemen, werd echter afgewezen. ( OPV HH 719; H784; H790; H794 en H800. )
Kustdefensie en positie van Den Helder.
De kustdefensie bij Den Helder en langs de Hollandse kust werd na 1800 versterkt met verschillende batterijen tegen invasie vanuit zee zoals in 1799. Behalve de Linie van Beverwijk werd de in de Kop van Noord-Holland bij de Zijpe en de Kamperduinen in 1800 versterkingen aangelegd. Naar aanleiding van de strijd in 1799 om de marinehaven van Den Helder werden verschillende defensieplannen in 1799-1801 opgesteld, die pas na
1803 bij hervatting van de oorlog werden uitgevoerd met de omwalling van Den Helder en aanleg van kustforten.
Vervolg.
Na de hervorming en de hausse in de vestingbouw van de Bataafse tijd na 1795, werd onder raads-pensionaris Schimmelpenninck in 1805 bezuinigd op landsverdediging Hierdoor werden een aantal de vestingen die na. 1795 waren verstrekt of nieuw aangelegd, verlaten en ontmanteld of gesloopt. In 1805 werd de defensie van de Republiek geconcentreerd op de Grebbe- en Hollandse Waterlinie en de kust- en zeegaten, en Amsterdam. Rondom de hoofdstad werden de dorpen Amstelveen, Ouderkerk en Diemen verstrekt, nieuwe posten aangelegd te Diemerdam, Sparendam, Duivendrecht de Liebrug en het Penningsveer en werden langs weerszijden van het IJ en op de ringdijk van de Buikslotermeer batterijen ingericht. Hieruit ontstond later de Stelling van Amsterdam. ( OPVA 45-A 51. )
Onder Lodewijk Napoleon werd in 1806-1809 de sanering van het Bataafse vestingstelsel voortgezet met de ontmanteling van de volgende vestingen:
Nieuwpoort, fort St. Andries, Arnhem, Nijmegen met Knodsenburg, Deventer, Doesburg, Zwolle, Kampen en Hassel. De forten Pannerden en Geldersoord werden in beheer overgedragen aan de Waterstaat. De linie van Beverwijk en door de Neder-Betuwe werden verlaten evenals de Brabantse linie met uitzondering van Bergen op Zoom, Breda, Den Bosch en Grave. Het voorstel van Lodewijk Napoleon om ook de Grebbelinie en vestingen in de Hollande Waterlinie te verlaten, kon geen instemming krijgen van zijn broer Napoleon Bonaparte die deze linies als essentieel onderdeel van defensiestelsel wilde handhaven. ( ARA 4. OMM Memorie N 115 Gescheidkundig overzicht van hetgeen in Nederland is verricht met betrekking tot een algemeen stelsel van verdeding [...] sedert het jaar 1806, door J. W. van Sijpesteijn, 1851. Meijgaard, 1995. ) Na de inlijving bij Frankrijk werden door de keizer de verlaten linies van Beverwijk, de Grebbe en door de Neder-Betuwe hersteld, en geen vestingen ontmanteld. Napoleon's defensieplannen voor het Nederlandse departement waren gericht op de versterking van de kust van Den Helder tot de Scheldemond en de Hollandse Waterlinie aan de landzijde. De kustdefensie werd versterkt op het eiland Goeree-Overflakkee met nieuwe fort Duquesne bij Ooltgensplaat en het tegenoverliggende fort De Ruyter bij Willemstad. Deze forten waren volgens een frans standaardmodel ontworpen en in 1811 gebouwd. ( ARA OPV O 17 en O 19. ) Tussen Willemstad en fort Ruyter werd in 1812 een derde torenfort genaamd de "batterie 1'Enfer" ofwel De Hel aangelegd. Tijdens zijn bezoek in mei 1810 inspecteerde keizer Napoleon de positie van Vlissingen, en gaf opdracht tot de verbetering van de defensie met een groot aantal nieuwe werken. Het oude fort Rammekens werd in 1811 verbouwd en de Vlissingen werd met twee nieuwe forten uitgebreid, Montobello (latere de Nolle) aan de westzijde en fort St. Hilaire (na 1813 De Ruyter) aan de oostkant. Tussen dit laatse fort en Rammekens kwam een kustfort Lacoste (Zoutman). Ook bij Breskens aan de Schelde werden nieuwe kustforten aanbesteed die echter voor eind 1813 niet werden voltooid. ( OPV V 63-V 68; V 89-V 96 en V 101-V 107. ) Tijdens zijn tweede inspectiereis door Holland in 1811 gaf de keizer opdracht tot de versterking van de kustdefensie bij Den Helder en van de verdedigingslinie rond Amsterdam De franse plannen voor Den Helder bestonden uit de aanleg van een marinehaven omringd door een fortificatielinie. Hiervoor werden de volgende kustforten aanbesteed: Lasalle (na 1813 Erfprins) ten westen, Dufalga, 1'Ecluse (Driks Admiraal), Dugommier (Oostoever) en Morland (Kijkduin) bij Huisduinen. Op Texel werd de Oude Schans in 1811 versterkt met nieuwe bastions, die in 1812 gereed kwamen. De forten rond Den Helder werden onder Willem I na 1813 afgebouwd. ( OPV H 51; H 60-H 60; H 67; H 72- H 73; T 10B-10C; T 17. ) Na de inspectie van de stelling van Amsterdam en van Naarden en Muiden raakte de keizer overtuigd van de inundaties als defensiemiddel en besloot op advies van Krayenhoff tot de aanleg van een waterlinie van Naarden naar Gorinchem. Deze linie zou de nieuwe noordgrens van het keizerrijk worden, maar na het vertrek van de keizer kwam er weining terecht van deze plannen doordat de Franse ingenieurs geen vertrouwen hadden in het Hollandse inundatie-systeem. Krayenhoff's plannen uit de Franse tijd werden pas onder Willem I na 1815 uitgevoerd door de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. ( Schukking, 1951, ARA 4. OMM H200. Correspondance de Napoléon I-er, XXII, nr. 18194, "La ligne de Naarden à Gorcum doit donc être considérée comme la vraie ligne de L'empire." )
2.3 1814-1940 De vestingplans van defensiewerken van de Genie-dienst van het departement van Oorlog.
Na 1814 werd onder koning Willem I het korps ingenieurs in 1814 als technisch wapen belast met de aanleg en onderhoud van de vestingwerken en de militaire gebouwen. De taken en bevoegdheden van het korps onder directie van Inspecteur-generaal Krayenhoff werden sterk uitgebreid door de Wet op de militaire 'slandsgronden en gebouwen van 1814. Volgens deze wet werden alle militaire gronden en gebouwen die sinds 1760 in gebruik waren geweest bij de fortificatiën onteigend tot Staatsdomein. Tevens werd een bouwverbod in de omtrek van ca. 1 km rond vestingen afgekondigd waarop ingenieurs controle uitoefenden. In 1853 werd deze wet vervangen door de Verboden Kringenwet die tot 1963 van kracht bleef. ( A. van der Woud, Het lege land: de ruimtelijke orde in Nederland 1798-1848 (Groningen 1987) p.470-477. ) Na de vereniging in 1815 met België werd de genie-dienst uitgebreid tot de 14 Zuid-Nederlandse vestingsteden die tot de afscheiding in 1830 in beheer en onderhoud waren van de Hollandse genie-ingenieurs. ( Betrof de vestingen te Ath; Antwerpen; Bergen (Mons); Charleroi; Doornik; Hoei; Ieperen; Luik; Luxemburg; Namen; Dinant; Meenen; Nieuwpoort; Oostende; Philipeville. De vestingplans van deze Belgische steden uit 1814-1830 zijn gedeeltelijk bewaard gebleven op het ARA in het archief van de Topografische Dienst: ARA 4. TOPO inv. nr. 4.1. In 1953 werd een aantal kaarten en tekeningen aan het ARA te Brussel overgedragen, zie hiervoor de lijst uit 1978 toegang nr. 2.23.03. )
Als Inspecteur-generaal kon Krayenhoff zijn ontwerpen uit de Franse tijd voor een nieuw defensiestelsel na 1815 onder Willem I realiseren. Volgens de nieuwe strategische inzichten werd vanaf 1815 een nieuw defensiestelsel aangelegd bestaande uit een reeks van vestingen in linies (IJssel-en Grebbelinie; Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie) ter verdediging van West-Nederland. De Nederlandse defensie, die sinds de 80-jarige Oorlog gebaseerd was geweest op vestingen en de onderwaterzetting van het omringend gebied, werd ook na 1815 volgens dit principe ontwikkeld en ingericht.
Na voltooiing van de zogenaamde Nieuwe Hollandse waterlinie in 1815-1824 kregen de genie-ingenieurs tevens het beheer over de inundatiemiddelen zoals sluizen, bruggen, dijken en duikers aangelegd door de Waterstaatsingenieurs.
In 1840-1860 werd de defensie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie vervolmaakt door de aanleg van bomvrije torenforten, o.a. te Asperen, Everdingen, Honswijk. Na oplevering bleken de torens reeds verouderd door de technische ontwikkeling van de artillerie en niet bestand tegen het getrokken geschut met grotere vernietigingskracht, zodat verbouwing door de Genie noodzakelijk was. ( ARA 4. OPG A396 Asperen; E40-E41 Everdingen; H89-H92 Honswijk; H115 Vuren; N144-N148 Nieuwersluis; U34-U35 Uitermeer. )
Na 1874 werd de bouw van nieuwe bomvrije onderkomens noodzakelijk door de nieuwe defensiestrategie van verspreide legering van de troepenmacht in het vestingstelsel. Het betekende tevens de ontmanteling en sloop van een groot aantal vestingen die na 1874 geen onderdeel meer waren van het nieuwe vestingstelsel zoals bijvoorbeeld Deventer, Zutphen, Nijmegen, Grave, Groningen en Den Bosch.
Na 1885 werd onder invloed van de technische ontwikkeling in de artillerie en de uitvinding van de brisantgranaat door de genie een nieuwe type forten gebouwd bestand tegen artillerie-aanvallen, gekenmerkt o.a. door toepassing van beton, gietstalen geschutkoepels en bomvrije onderkomens zoals in de Stelling Amsterdam en rond Utrecht.
Na de voltooiing van de Stelling Amsterdam aan het eind van de Eerste Wereldoorlog werden van 1918 tot 1935 onder invloed van bezuinigingen op de defensie geen nieuwe vestingbouwwerken uitgevoerd. De genie-dienst beperkte zich tot het onderhoud en de verbetering van kazernes en de inundaties in de Vesting Holland, die in 1922 werd gevormd door aaneensluiting van de Stelling Amsterdam, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de stellingen monden van de Maas, het Haringvliet en het Hollands Diep. Pas vanaf 1935 werden nieuwe vestingbouwwerken uitgevoerd zoals betonnen kazematten ter versterking van de Grebbe- ; Maas-en Waal- en Peel-linie en de stelling op de Afsluitdijk. Deze werken werden uitgevoerd in de mobilisatietijd in 1935-1940 door aparte afdelingen van de genie: het Technisch Bureau Inspectie der Genie, het Bouwbureau en het Bureau Stellingbouw. ( ARA 4.OITB Technisch Bureau Inspectie der Genie, 1880-1939 tekeningen van 1914 tot 1939 van o.a. Kornwederzand, IJmuiden, Amsterdam, Stelling Vlissingen. ARA 2.13.24 De archieven van het Bouwbureau en Bureau Stellingbouw van de Inspectie der Genie bevatten de bouwtekeningen van kazematten, bunkers, loodsen enz. uit de mobilisatietijd 1939-1941 die niet zijn opgenomen in de plans van gebouwen van de Genie. 300 jaar bouwen voor de landsverdediging, 1988, 126-133. )
3. Instructies Vestingplans en plans van Verboden Kringen, 1816-1887.
Tot aan het eind van de 18e eeuw bleef de taak van de genie-ingenieurs beperkt tot het ontwerpen, bouwen, het onderhoud en beheer van vestingwerken en inundaties. In het begin van de 19e eeuw werd deze taak uitgebreid met het toezicht en de adminstratie van de onroerende goederen gelegen binnen de zogenaamde Verboden Kringen , wat aanleiding was voor de reglementering door middel van vestingplans.
Reeds in 1816-1818 werd bij de Genie en het Topografisch Bureau het metrieke stelsel voor alle tekeningen, plans en kaarten ingevoerd in plaats van de oude standaard maten zoals Rijnlandse roede die sinds 1797 in gebruik was geweest. De tiendelige tekenschaal was verplicht voor zowel de nieuwe als oude vestingplans gedeponeerd in het Archief van Oorlog, waarop de ingenieurs de nieuwe decimale schaal moesten vermelden. Onder invloed van deze instructie werd uniformering van de verschillende kaarten in gebruik bij Oorlog bevorderd. Afhankelijk van de gewenste gedetailleerdheid, varieerde het schaalgebruik waarop de vestingwerken werden getekend van 1:100 voor batterijen, redouten, loopgraven, vestingfronten en reliëfplans tot 1:5000 voor gehele vestingen met omgeving. Ook de topografische kaarten werden na 1818 volgens uniforme schalen getekend. (Zie bijlage 1 uniforme schalen) ( Recueil Militair 1818, p. 193. Zie bijlage 1 schaalgebruik. )
Doordat de vaststelling van de grensscheiding tussen de Rijks-en particuliere gronden zoals bepaald volgens de Wet op de op de militaire 'slandsgronden uit 1814 in de praktijk onuitvoerbaar was gebleven, werden hiervoor in 1842-1846 nieuwe instructies ingevoerd. Aangezien de ingenieurs vanaf 1814 waren belast met de adminstratieve controle op de naleving van het bouwverbod volgens de Wet uit 1814, werden volgens de instructies in 1842 nieuwe vestingplans getekend voor vaststelling van de grensscheiding tussen de Rijks- en particuliere gronden. Deze nieuwe vestingplans dienden tevens voor de controle en schaderegeling van de particuliere gronden gelegen binnen Verboden Kringen van vestingen.
In 1853 werd dit tekenvoorschrift voor vestingplans veranderd en uitgebreid door een nieuwe instructie voor de vervaardiging van de zogenaamde Plans van Verboden Kringen. Deze grootschalige plattegronden gaven zeer gedetailleerd de grenzen van Rijksen particuliere gronden aan met de kadastrale perceel-nummering alsmede de grens van de verboden kringen rond de vesting waarbinnen een bouwverbod gold. Bij deze plans werd een staat of register samengesteld ter toelichting op de Rijks-en particuliere gronden waarvoor de gegevens van de Kadastrale hypotheek-registers werden gekopieerd. De goedgekeurde plans en de staten werden gedeponeerd bij het ministerie van Oorlog, terwijl de EAI's duplicaatexemplaren bewaarden. ( ARA 2.13.01 inv. nr. 3257 Instructie 27-11-1842 nr. 11a ARA 2.13.45 inv. nr. 3300 Plans Verboden Kringen d.d. 21-6-1844 nr. 6A; 12-10-1846 nr. 44b; 7-2-1854 nr. 42B. Recueil Militair, 1854, 17-20. Voorschriften betrekkelijk het vervaardigen van het plan, bedoeld in artikel 20 der wet van den 21sten December 1853 (Staatsblad nr. 128). ) In 1877 en 1887 werden de instructies voor Plans van Verboden Kringen herzien in verband met de voltooiing van de nieuwe vestingwerken aangelegd in het kader van de Vestingwet van 1874. De oude plans werden in 1877 bijgewerkt met de nieuwe kringen van bestaande vestingen, terwijl de plans van de opgeheven vesting vervielen. Tevens werden de bestaande instructies uit 1815-1819 ter bevordering van de geheimhouding van de vestingplans hernieuwd. De vestingplans en kaarten met een schaal groter dan 1:50.000 werden in de regel niet gekopieerd noch uitgeleend, doch waren slechts ter inzage voor militairen bij de Eerstaanwezend ingenieurs. ( ARA 3.09.03 inv. nr. 548, 13&14-9-1877 Minister van Oorlog nr. 41G. Herziening van de bestaande plans der Verboden Kringen bijwerking met nieuwe vuurlinies en kringen. Voorschrift geheimhouding 27-5-1819 nr. 69 en Recueil Militair, 1866, 124, besluit Minister van Oorlog van 24-1-1883 J3. ) Na de voltooiing van het vestingstelsel werden in 1887 de plans opnieuw bijgewerkt. Een groot aantal plans van de vestingen die vanaf 1887 geen onderdeel waren van het Vestingstelsel vervielen. Behalve deze getekende vestingplans kwamen vanaf 1866 voor intern gebruik bij de legeronderdelen de zogenaamde geheime Strookkaarten der Verdedigingsliniën op schaal 1:25.000 gedrukt door de Topografische Inrichting beschikbaar. Hierop waren de verdedigingswerken in een strook van ca. 5 Km. getekend De geheime kaarten betroffen de zes verdedigingslinies van Nederland begrensd door de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Den Helder, het rivieren-gebied en Noord-Brabant. Het gebruik en de verspreiding van deze serie gedrukte kaarten was onderworpen aan militaire geheimhouding, en de kaarten dienden tijdens oefeningen binnenskamers te worden geraadpleegd! De gedrukte en geheime kaarten konden de getekende Plans van de vestingen die in gebruik bleven niet geheel vervangen, vanwege de gedetailleerde weergave van de percelen voor de vastgoed- registratie. De plans werden tot de opheffing van de vesting(en) periodiek bijgewerkt of vervangen. De tekeninstructies voor topografische kaarten uit 1891 en bouwtekeningen uit 1892 hadden geen betrekking op de plans van verboden kringen, die tot het begin van de 20e eeuw werden getekend volgens de voorschriften uit 1853 en 1887. ( ARA 3.09.03 Eerstaanwezend Ingenieurs te Brielle en Hellevoetsluis, 1814-1911 inv.nrs. 548 en 674. Memoriaal M. Witsenborg, 1814-ca. 1927. ARA 2.13.01 inv. nr. 3850 d.d. 1-11-1887 nr. 3 Instructie Kringplans. Recueil Militair, 1884, p. 109; 1893, p. 354; 1905; Legerorder, 1924, nr. 129 7-4-1924. )
Geschiedenis van het archiefbeheer
In de periode van ca. 1795 tot 1940 zijn verschillende opeenvolgende bestuursorganen belast geweest met de defensie van Nederland. Aangezien bij reorganisatie de archieven van de oude opgeheven instelling werden overgedragen aan het nieuwe defensieorgaan, heeft herhaaldelijk verdeling plaats gevonden van het kaarten-en tekeningenbestand van de Genie, waaronder de Plans van Vestingen. Dit heeft grote invloed gehad op de samenstelling, ordening en structuur van het kaarten-en tekeningenarchief van de Genie, dat voor de definitieve overdracht aan het ARA in 1950-1955 herhaaldelijk verspreid is geraakt.
Aanvankelijk werden na 1795 alle militaire kaarten en tekeningen van de oude generaliteitsinstellingen in Den Haag bij het departement van Oorlog in 1798-1800 bijeengebracht. In 1808 werd het genie-achief naar Depôt-generaal in Amsterdam overgebracht, dat vervolgens in 1810-1811 naar Parijs werd afgevoerd. In 1815-1816 werden deze kaarten en tekeningen met de overige "Hollandse" archieven -incompleet-teruggehaald in opdracht van koning Willem I.
Na de afscheiding van België, werd het zogenaamde Belgische archief met de kaarten en tekeningen van de Belgische vestingen tot 1830 uit het genie-archief verwijderd en in 1839-1840 afgevoerd. De overige buitenlandse kaarten werden in 1864 bij een volgende afsplitsing van het genie-archief aan het Topografisch Bureau overgedragen, zodat bij de genie de kaarten, tekeningen, memories enz. met betrekking tot Nederland achterbleven.
Uit dit kaarten- en tekeningen-archief van de genie werden incidenteel nummers vernietigd of gelicht voor de administratie, totdat het na de capitulatie van mei 1940 tenslotte als "oorlogsbuit" in beslag werd genomen door de Duitse bezetter. In 1940 werd in tegenstelling tot 1810 het genie-archief niet weggevoerd maar op last van de Duitse bezetters centraal opgeslagen te Delft. In 1940 werd hier begonnen met de ordening van de archieven van Defensie en legeronderdelen door Nederlandse officieren, die in het kader van de demobilisatie eind 1940 werden belast met de inventarisatie. Samenvattend wordt de volgende reconstructie gegeven van de wisselende lotgevallen van het kaartenen- tekeningenarchief van de genie tot aan de definitieve overdracht in 1950 aan het Algemeen Rijksarchief, (zie herkomstschema). ( C. Koeman, Collections of maps and atlases in the Netherlands, (1961), 196-197 )
1. 1688-1795 Raad van State.
De basis van het kaarten- en tekeningenarchief van de genie werd in de 18e eeuw gelegd door de Raad van State, dat als bestuursorgaan was belast met de landsverdediging en de militaire zaken van de Generaliteit. De Raad van State had tevens het beheer en controle over de vestingwerken en gebouwen die ten laste van de Generaliteit in de gehele Republiek werden aangelegd. Hiervoor had de Raad sinds 1688 militaire ingenieurs in dienst, die vanaf 1714 voor de aanbesteding en uitvoering van werken behalve de bestekken en kostenbegroting ook de nodige plans, profillen en grondtekeningen van de vestingbouwwerken moesten inzenden ter goedkeuring van de Raad in Den Haag. Vanaf 1740 werd door de Raad de inlevering van kaarten, tekeningen en memories door ingenieurs bij het verlaten van de dienst en overlijden verplicht gesteld. Dit besluit was in feite het begin van een archiefvorming bij de Raad, waar de secretaris werd belast met het beheer van de ingezonden kaarten en tekeningen.
In de loop van de 18e eeuw werd op deze wijze bij de Raad een kaarten-en tekeningenarchief gevormd dat afzonderlijk van de resoluties en brieven werd bewaard en opgeborgen in speciale ladenkast naast de raadkamer van het college in Den Haag. Blijkens oude inventarissen uit 1749 is bij de Raad van State in de 18e eeuw een omvangrijk kaarten- en tekeningenarchief aangelegd. Hiervoor werd in 1790 de ingenieur J. van Westenhout benoemd tot kaartbeheerder bij de Raad van State. Behalve in Den Haag werden ook in de vestingen door de militaire ingenieurs tekeningen, plattegronden, kaarten en memories voor de verdediging van de vesting werden bewaard in de garnizoensarchieven. ( ARA 1.01.19 R.v. State inv. nr. 244 resolutie van 9-2-1740; ibidem inv.nr. 2593 lijst van W.T. Hattinga uit 1749. Ibidem inv. nr. 371 res. 15-11-1790. ARA 2.13.13.04. Inspecteur-Generaal Fortificatiën, 1813-1826, inv.nr. 179 lijst uit 1795-1798. In totaal zijn in deze lijst 385 kaarten en tekeningen beschreven, en 169 overige losse kaarten en oude stukken in een kist van "weinig belang". Scholten, (1989), 140-145. )
2. 1795-1811 Depôt-generaal van Oorlog.
Na 1795 werd het tekeningenarchief gevormd bij de Raad van State in stand gehouden en zelfs uitgebreid onder het nieuwe Bataafse bestuur. Het Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande, dat de militaire taken had overgenomen van de opgeheven Raad van State, gelastte reeds op 18 april 1795 de genie-officieren ontslagen uit de militaire dienst tot inlevering van: .. .alle papieren, hetzij kaarten, plans, projecten, profillen, tekeningen van Arsenalen, pulvermagazijen, sluizen, memories als andersints den Lande concerneerende. .. De uitbetaling van pensioengelden werd pas toegekend nadat de ontslagen ingenieurs al hun kaarten, plans en papieren bij het Comité hadden ingeleverd. ( ARA, 2.01.14.02 Departement van Oorlog voor 1813, inv. nr. 1294B. Extract resol. 18-4-1795. )
In de loop van de 18e eeuw was het onder de militaire ingenieurs gebruikelijk om de kaarten en tekeningen getekend in dienstverband als hun particulier eigendom te beschouwen en onder zich te houden ook bij overplaatsing. Ondanks diverse voorschriften van de Raad van State tegen deze praktijk werden door ingenieurs toch complete particuliere kaarten- en tekeningenverzamelingen gevormd, die pas jaren later werden ingeleverd ter aanvulling van het kaartarchief van de Raad van State. Ook na 1795 bleef deze praktijk in gebruik.
In 1795 werd voor het kaarten- en tekeningenarchief van de Raad van State, door het Comité te Lande, de ingenieur Van Westenhout opnieuw als beheerder aangesteld. Als Directeur van militaire plans en kaarten maakte hij in 1795-1796 een eerste inventarisatie van de ingezonden kaarten van de militaire ingenieurs. Bovendien werd aandacht besteed aan de materiële bewaring van de plans en kaarten, die vanwege hun grootte onhandelbaar waren, op linnen werden geplakt en in portefeuilles en kasten opgeborgen ( ARA 1.0.19 R.v. State resoluties van 9-2-1740; 9-7-1783; 22-3-1785. ARA 2.01.14.01 Comité te Lande inv.nrs. 1 en 22 Resolutie 29-3-1795 nr. 49. ARA 2.13.13.04 Genie inv. nr. 179. Het betrof de archieven van de volgende ingenieurs: B. Aardenburg; J.C. Brill; Guichnon de Chatillon; J.I. Geijler; W. Holthuijs; J.H. Hottinger; S. Kupfer; M.J. de Man; J.L. van der Meer; J. Pierlinck; J. Scholten; C. Schuller; M.A. Snoek; C. van Sorgen; G. Spengler; J.P. van Suchtelen; W. Tiddens; N. Tieboel. ) De opheffing van oude generaliteitsinstellingen na 1795, had tot gevolg dat met de desbetreffende archieven ook de kaarten en tekeningen afkomstig van deze instellingen werden samengevoegd. In 1798 werden eerst de kaarten en tekeningen die waren verzameld door de stadhouders Willem IV en V van het oude hof overgebracht naar het departement van Oorlog. De stadhouderlijke kaartenverzameling, die vanaf 1695 was aangelegd, werd samengevoegd met de militaire kaarten afkomstig van de Raad van State en de ingenieurs, die eveneens in 1795 waren overgebracht naar het departement van Oorlog. ( In 1795 zijn niet alle kaarten uit de bibliotheek van stadhouder Willem V in beslag genomen door de Fransen, zoals vermeld bij Scholten (1989) p. 140-145. Ten onrechte want in 1798 worden de kaarten gelicht voor de samenstelling van de Krayenhoff-kaart, en in 1800 laat Van Hooff deze stadhouderlijke collectie opnieuw ordenen. ) De kaarten en tekeningen van het voormalige gewest Holland en de Gecommitteerde Raden bleven aanvankelijk berusten onder het Departement Hollandse fortificatiën. Onder directie van kolonel-ingenieur C.R.Th. Krayenhoff werd deze fortificatie-dienst na 1795 voortgezet tot aan de opheffing in 1798. Toen leverde Krayenhoff de "Hollandse" militaire kaarten in bij het nieuwe provinciebestuur, dat tenslotte in 1800 de kaarten van o.a. de Gecommitteerde Raden overdroeg aan het departement van Oorlog. ( ARA 3.02.26 Financiële Commissie van het vm. gewest Holland inv.nr. 196 en ARA 4.OMM inv.nr. N 214 Memorie van 6-3-1800 door de Financiële Commissie van Holland aan het Uitvoerend Bewind. Staat en notitie van alle plans, kaarten, memoriën en verdere stukken tot het Defensiewezen der Republiek in het gemeen behorende en nog onder directie der Finantieele Commissie over het voormalige gewest Holland behorende. ) De inzending van de militaire archieven en de kaarten, atlassen, tekeningen, maquettes enz. sinds 1795 had een opeenstapeling tot gevolg ...in een der vertrekken van het Agentschap van Oorlog in zeer verwarden staat... Hoewel de overgenomen kaarten in 1796 waren geïnventariseerd door ingenieur J. van Westenhout, was met diens ontslag in 1797 ook de functie van Directeur van militaire plans en kaarten opgeheven. De aanstelling in 1798 van een chartermeester bij het departement van Oorlog voor het archiefbeheer die tevens werd belast met het kaart- en tekeningenbeheer, bracht hierin geen verbetering. In 1800 zag de Directeur-generaal van fortificatiën H. van Hooff zich genoodzaakt om de chartermeester opdracht te geven alle plans en kaarten opnieuw te ordenen. Ook deze inventarisatie leidde niet tot een goed kaartbeheer want reeds twee jaar later was een nieuwe herordening nodig. In 1802 werd op voorstel van Van Hooff besloten om alle plans, kaarten en memories, ook die sinds 1795 reeds waren opgelegd in archief, uit de charters te lichten en voortaan apart te bewaren. Hiermee werd het afzonderlijke beheer van de kaarten en tekeningen gescheiden van het geschreven archief zoals reeds voor 1795 bij de Raad van State het geval was geweest weer hersteld. ( ARA 2.13.13.04 Genie inv. nr 179. Geleidebrief Van Hooff van 26-4-1800 aan de Agent van Oorlog. ARA 2.01.14.02 Oorlog voor 1813 inv. nr. 440 Verbaal van 29-1-1802 nr. 2398. Na 1802 werden de plans, kaarten, memories e.d. apart geordend en bijgeschreven in de inventaris van militaire plans aangelegd door J. van Westenhout in 1795-1796. ) Na de pensionering van Van Hooff in 1803 werden de taken van de directeurgeneraal van fortificatiën overgenomen door een Bureau de Genie dat bij het departement werd ingesteld. Dit Bureau hield tevens toezicht over het beheer van de kaarten en tekeningen die ter deponering naar het departement van Oorlog werden ingezonden. Hiervoor werd opnieuw de funktie van Directeur van Militaire plans en kaarten ingesteld. Omdat in 1803 ook de kaarten en tekeningen die afkomstig waren van het voormalige Comite te Lande uit 1795-1798 ter inventarisatie werden overgedragen, kreeg de directeur een opzichter als assistent toegevoegd. Tot hun taak behoorde ook de taxatie van de militaire papieren, kaarten en plans die door de militaire ingenieurs na ontslag of overlijden werden ingezonden, en waarvoor een vergoeding werd toegekend aan de familie als pensioen. ( ARA 2.01.01.05 Staatsbewind, inv. nr. 198 resolutie van 15-3-1803 nr. 3; Resolutie van 14-6-1803 nr. 45a, benoeming Snouckaert van Schouwenburg tot Directeur van Militaire Charters, Kaarten en plans. Ibidem inv. nr. 88 resolutie van 18-7-1803 nr. 41. Bij het Bureau de Genie werden ingenieurs van der Plaat en J. van Westenhout benoemd, de laatste was in 1798 ontslagen. )
In 1806 werden de genie-kaarten en tekeningen van het Departement van Oorlog onder-gebracht bij het Depôt-generaal van Oorlog, opgericht naar Frans voorbeeld door koning Lodewijk Napoleon. Het Depôt-generaal, dat onder leiding stond van directeur C.R.Th. Krayenhoff, had tot hoofdtaken het verzamelen en bewaren van alle gegraveerde of getekende topografische kaarten, memories, verkenningen. Hiertoe behoorde ook de werkzaamheden ter voltooiing van de nieuwe topografisch-militaire kaart van Nederland, die sinds 1798 onder leiding van Krayenhoff in voorbereiding was. Tevens had het Depot tot taak de beschrijving van de krijgsgeschiedenis van Holland. Hiervoor werd al het archiefmateriaal betreffende de defensie bij het Depot in Den Haag verzameld, waaronder ook de kaarten en tekeningen van de ministeries van Oorlog en Marine en van Koloniën.
  • het Topografisch Bureau: voor het beheer en de uitgave in druk van alle kaarten van het koninkrijk;
  • het Bureau der Maritieme plans en kaarten, voor de zeekaarten en tekeningen van het Departement van Marine;
  • het Topografisch Bureau der Koloniën, voor het beheer van de kaarten, plans en memoriën van het Departement van Koophandel en Koloniën.
In 1807 werd aan het Depot een vierde bureau toegevoegd speciaal voor het archiefmateriaal van de Artillerie en Genie, dat in een afzonderlijk lokaal van het Depot werd opgeborgen en gecatalogiseerd. Deze centralisatie van het archiefbeheer leidde tevens tot uniforme regels voor de registratie, archivering en ontsluiting bij het Depot in 1808. ( . ARA 2.01.01.05 Staatsbewind inv. nr. 85 Resolutie van 14-6-1803 nr. 45A. aanstelling directeur militaire plans enz. ARA 2.01.14.05 Depot-generaal van Oorlog, inv. nr.1 KB van 18-7-1806 nr. 29-30 oprichting Depot; inv. nr. 3 KB van 5-6-1807 nr. 7 Bureau Artillerie en Genie; inv.nr. 21 Instructie 4-3-1808 Chef-conservator der charters bij het Depot. ) Na inlijving van 1810 werd het Hollandse Depot-Generaal van Oorlog opgeheven en samengevoegd met het Franse Depôt de la Guerre, waardoor de Hollandse archieven en het gehele kaarten- en tekeningenmateriaal eind 1810 van Amsterdam naar Parijs werd afgevoerd. In Parijs werd De Man, die in 1806-1810 onder-directeur van het Hollandse Depot was geweest, belast met het beheer van de Hollandse archieven. ( ARA 2.01.14.05 Depot-Generaal van Oorlog, inv. nrs. 33-32. De lijsten (nrs. 12-17) van plans en kaarten uit het Depot-generaal van Oorlog afgevoerd vermelden ca. 400 plans van veldslagen; 769 diverse plans; 132 topografische kaarten; 200 bouwtekeningen, 27 atlassen en 50 maquettes van vestingen. )
3. 1814-1826 Archief van Oorlog en Topografisch Bureau.
Na de vrede met Frankrijk werd De Man in 1815 in dienst van koning Willem I opnieuw naar Parijs gestuurd om het in 1810-1811 verdwenen archiefmateriaal van het Hollandse Depot-generaal terug te vorderen ten behoeve van het Archief van Oorlog en Topografisch Bureau dat in 1814 was opgericht. Hoewel door De Man in 1815-1816 het grootste gedeelte van Hollandse kaartmateriaal uit het Depôt werd gerestitueerd, werd slechts een gedeelte van het totale aantal genie-tekeningen dat in 1810 naar Parijs was afgevoerd terugbezorgd. Omdat het Archief van Oorlog voor de opslag van de gerestitueerde kaarten en tekeningen die in 24 kisten in 1816 werden ontvangen geen kasten had, werd een gedeelte thuis opgeslagen bij De Man. Behalve de vestingplans werden 50 maquettes van Hollandse vestingsteden uit Parijs ontvangen, die tot 1840-1841 bij de KMA te Breda werden beheerd, maar waarvan de huidige vindplaats onbekend is. ( ARA 2.13.68.04 Archief van Oorlog en Top. Bureau, inv. nr. 16. De verzendlijst uit 1815-1816 vermeldt ca. 50 nrs. plans van gebouwen en fortificaties, terwijl in 1810 ca. 200 nrs. werden afgevoerd uit het Depot. Ook ontbraken enkele delen met bouwtekeningen uit 1751 van de Raad van State. Ibid inv. 33. Lijst van 50 maquettes. 2.13.01 inv. nr. 4097 Verbaal 4-3-1899 nr. 33 De Man bewaarde o.a. de Atlas Halma in 1816-1838 thuis. Scholten, (1989) 140-145. ) Belangrijk Hollands kaartmateriaal was in 1814 reeds voor de komst van De Man bij de opmars van de Pruissen naar Parijs uit het Franse Depôt de la Guerre als oorlogbuit meegenomen, waaronder de Hottinger-kaart en de Hattinga-atlassen die pas in 1823 werden gerestitueerd. ( ARA Staatssecretarie inv. nr. 1577 van KB 13-1-1823 nr.108 ) Overigens is in 1810-1811 niet al het archiefmateriaal van de genie in Parijs beland. Een groot aantal kaarten was in de verschillende vestingen onder de ingenieurs blijven berusten en werd in 1814 bij de capitulatie van de vestingen door de Fransen overgedragen met de rest van de geniegoederen. Hieronder bevonden zich vele kaarten en tekeningen die in 1795-1810 uit het Archief van Oorlog waren uitgeleend aan ingenieurs in de vestingen. ( ARA 2.13.13.04 Genie inv. nr. 181. Inventarislijsten van overname van de archieven, plans, memories en verdere stukken in de vestingen van de Franse Genie aan de Nederlandse ingenieurs 1814. In totaal betrof het ca. 500 nrs. met kaarten en tekeningen, deels van oudere datum. ) Aangezien sinds 1810 het kaart-en tekeningenmateriaal van de genie verspreid en in wanorde was geraakt, werd in 1814 het archiefbeheer gecentraliseerd door de oprichting van het Archief van Oorlog en het Topografisch Bureau van het departement van Oorlog onder directie van M.J. de Man. Het Archief van Oorlog kreeg tot taak het beheer van alle militaire kaarten, tekeningen en memories zowel bij het Departement, als verspreid aanwezig in de vestingen. De ingenieurs werden verplicht om met de garnizoenspapieren ook de kaarten en tekeningen behorend tot het Archief van Oorlog jaarlijks naar het Departement in te zenden, ter registratie en stempeling bij het Topografisch Bureau. Het Topografisch Bureau had tevens tot taak de kartering en de uitgave in druk van militaire kaarten van Nederland en de koloniën. Ook de praktijk van vervreemding van kaarten en tekeningen door de genie-ingenieurs werd aan banden gelegd door de instructies voor Korps der Genie in 1815. ( ARA 2.13.01 Ministerie van Oorlog 1813-1913, inv.nr. 14555 Instructies Directeur, Archivist of chartermeester Archief van Oorlog en Topografisch Bureau. Ibidem Instructie dienst Ingenieurs volgens KB van 14-1-1815. Nr. 30 art 27-30 stempelen van plans en kaarten. Recueil Militair, 1815, p. 169. )
4. 1826-1940 Archief der Genie
Bij reorganisatie van 1826 werd het Archief van Oorlog en het Topografisch Bureau gesplitst. Het Archief behield de centrale depot-functie voor alle plans, kaarten en memories die na 1826 verplicht moesten worden ingeleverd door de ingenieurs. ( Recueil Militair, 1826 II 380-381. ARA 2.13.13.04 Genie inv. nr. 180 KB van 14-10-1826 Nr. 161. deponering van kaarten van: Le Fevre de Montigny 1821; D.G.B. Dalhoff 1824; C.R.T. Krayenhoff 1824; W. Lobry; J.P. van Woensel; E.G. van der Plaat; J.G. Siderius; 1838 De Man. Ook na 1826 werden er kaarten niet stipt ingeleverd, zoals blijkt uit de veilingen van de inboedel van o.a. Krayenhoff in 1840 zie C. Koeman, Collections, (1961) 80. ) Het beheer en de aanleg van een militaire verzameling voor de krijgsgeschiedenis kwam te berusten bij de Algemene Directie van de Genie, die in 1826 de werkzaamheden overnam van de Inspecteur-generaal van fortificatiën C.R.Th. Krayenhoff. Het Topografisch Bureau behield na 1826 de taak van kaartproduktie en werd in 1848 een zelfstandige afdeling van het Departement van Oorlog. Na 1840 werd de Algemene Directie der Genie als zelfstandige orgaan opgeheven en als Afdeling Materieel der Genie toegevoegd aan het Departement. Als gevolg hiervan werd het Archief van Oorlog samengevoegd met het Archief van de afdeling Genie tot een archief, dat sindsdien het Archief der Genie werd genoemd. In 1851 werd de afdeling Genie gereorganiseerd tot Bureau Materieel der Genie, in 1878 vervolgens tot de 6e afdeling en tenslotte van 1880 tot 1940 tot 5e Afdeling Genie van het Departement van Oorlog. Deze 5e afdeling Genie was onderverdeeld in drie bureau's voor personeel en kazernering; comptabiliteit en vestingwerken dat tevens was belast met het beheer van het Archief der Genie. ( E. Burger, Institutionele geschiedenis van het wapen der Genie 1841-1914 (Den Haag 1991) 21. ) De uitbreiding van de taken en bouwproduktie van de genie had tot gevolg dat het aantal kaarten en tekeningen in de archieven gestaag toenam, zodat reeds in 1847-1849 tot incidentele vernietiging van vestingplans en kaarten uit het Archief van de Genie werd overgegaan. Ook werden in deze periode de zogenaamde vestingplans uit het Belgische Archief van genie gelicht en overgedragen aan België zoals bepaald volgens het tractaat van Londen van 1843. ( ARA 2.13.01 min. v. Oorlog Verbalen inv. nr. 3362. bericht van 16-11-1847 nr. 68 chef Afd. Genie vernietiging van 474 plans van geen waarde voor de dienst. Ibidem inv.nr. 3374 Verslag van 8-8-1849 45b, van majoor Welsink belast met de leiding der werkzaamheden betr. het bureau Materieel der Genie omtrent het afvoeren en vernietigen van (sitiuatie)kaarten tot het archief van Afd. Genie van Oorlog. ) In 1864 werd door de minister van Oorlog besloten tot een nieuwe taakverdeling tussen het Archief van de Genie en het Topografisch Bureau. Het leidde tot een volgende archiefverdeling waarbij uit het Archief der Genie de kaarten, tekeningen en memories betreffende het buitenland werden afgesplitst en overgedragen aan het Topografische Bureau, later Topografische dienst. Het Archief der Genie behield slechts de kaarten, tekeningen en memories van Nederland als gevolg van de beperking van het takenpakket in 1864. ( ARA 2.13.46 Topografische Dienst inv.nr. 55 Nota voor de Bureaux Genie en Topografie van 30 april 1864 nr.34 S. Zie ook Koeman, C. (1961) 196-197. ) Naar aanleiding van de ontmanteling van de oude vestingen die volgens de Vestingwet in 1874 werden opgeheven, werd na 1875 een begin gemaakt met de periodieke schoning van de genie-archieven. ( ARA 2.13.01 min. v. Oorlog Verbalen inv. nr. 3615 Verbaal van 28-10-1875 nr. 53G Goedkeuring voorstel tot beperking van de omvang der archieven van de Genie door periodieke vernietiging van bescheiden, met opgave van categorieën en bewaartermijnen. ) In 1886 werd een groot aantal kaarten en tekeningen van geslechte vestingen en gebouwen die niet meer bij de genie in beheer waren uit de genie-archieven geselecteerd en ter vernietiging voorgedragen. Aangezien het oud-archiefmateriaal uit de 18e eeuw afkomstig van de Raad van State betrof, werd vanwege de historische waarde door de minister van Binnenlandse Zaken geen toestemming verleend voor de vernietiging van dit bestanddeel, echter met uitzondering van de gedrukte tekeningen en stukken. In 1886-1887 werd het op het departement van Binnenlandse Zaken gedeponeerd bij de afdeling Kunsten en Wetenschappen. In 1908 volgde de overdracht naar het ARA, maar werd apart beheerd van de overige kaarten en tekeningen van de genie die in 1950 werden overgedragen. ( ARA 2.04.13 Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afd. Kunsten en Wetenschappen 1875-1918, inv. nr. 2426 Stukken betr. de overdracht van kaarten van de Genie 1886-1908. 2.13.01. Ministerie v. Oorlog, inv. nr. 14105 index 1886, inv. nr. 14111 index 1887.; nrs. 3844 exh. 15-7-1886 nr.20; 3845 exh. 25-7-2886 nr. 16 ontlasting Genie-archieven van vestingplans en tekeningen. Sinds 1908 op het ARA beheerd als bestand Oorlog Binnenlandse Zaken 4.OBZ, nrs. 1099-1126. ) Behalve door vernietiging werden na 1895 uit het Archief der Genie tevens tekeningen gelicht ten behoeve van de Inspecteur der Genie, die na raadpleging niet werden geretourneerd maar afzonderlijk bewaard bij het Technisch Bureau. ( ARA 4.OITB Plaatsingslijst van tekeningen van de Inspectie der Genie, Technisch Bureau. Burger, (1991) p.20-30. ) Het genie-archief nam in omvang in de 20-er jaren van deze eeuw niet toe, doordat er geen archiefstukken van de genie-diensten ter deponering werden ontvangen. In 1924 werd besloten om de archiefbescheiden van gebouwen en werken die niet meer bij de genie in beheer waren of zonder adminstratieve waarde voor genie-diensten over te dragen aan het zogenaamde Krijgsgeschiedkundig Archief. Dit Archief was aan het eind 19e eeuw in Den Haag opgericht ten behoeve van de militaire geschiedschrijving van Nederland. Hiervoor werd een bibliotheek opgezet en tevens werd een verzameling 18e-19e eeuwse documenten, handschriften en archiefstukken aangelegd. ( 75 jaar Militaire Geschiedschrijving, in: Jaarboek van de Koninklijke Landmacht (1966) 317-325. ARA 3.09.03 inv. nr. 674 Mededeling van 10-10-1924 departement v. Oorlog Ve afd. Genie nr.98 overdracht archiefstukken berustend onder Genie-autoriteiten aan het Krijgsgeschiedkundig Archief. Legerorder, 1920 nr. 188; Legerorder 1924 nr. 171. ) Tenslotte werden in 1933 een groot aantal vesting-en situatieplans verwijderd uit het genie-archief ten behoeve van het Nederlands Legermuseum "Generaal Hoefer" in het kasteel Doorwerth bij Renkum. Het betrof plans van gebouwen en vestingplans die in bruikleen aan het Legermuseum werden gegeven omdat deze hier beter tot hun recht zouden komen dan in de stoffige archiefkasten op zolder van het Departementsgebouw aan het Plein te Den Haag. ( ARA 4.20101 Genie-dossier. Verzendlijsten aan het Museum 1933-1934 vermelden 826 nrs. van Vestingplans en situatieplans. Zie ook het Jaarverslag van het Weermachtsarchief 1940-1941 p.4. )
5. 1940-1950 Nederlands Weermachtsarchief en Algemeen Rijksarchief.
Na de capitulatie werd eind mei 1940 de bibliotheek en het archief van het ministerie van Defensie met de genie-kaarten en tekeningen op de zolder van het Departementsgebouw aan het Plein te 's-Gravenhage ontruimd voor de inkwartiering van de Duitse legerleiding en tijdelijk overgebracht naar panden elders in de stad. ( ARA 2.13.01 min. v. Defensie inv. nr. 5244 Kabinetsorder nr. 9 van 21-5-1940 Archief en bibliotheek van Defensie verhuisd van het Plein 4 naar Koninginnegracht 13 te Den Haag. )
Aangezien de Nederlandse archieven van Defensie als "krijgsbuit" in aanmerking kwamen voor inbeslagname door de Duitse bezetter, werd door het Afwikkelingsbureau van het departement van Defensie, dat was belast met de demobilisatie, de inlevering gelast van de Defensie-archieven van de landmacht en de marine tot 1940. Deze archieven, waaruit niets mocht worden vernietigd, werden voorlopig centraal opgeslagen in een oude sigarenfabriek van de firma Hillen te Delft.
Reeds in november 1940 gaf de Duitse Wehrmacht toestemming om de verzamelde archieven te laten beheren door gedemobliseerde Nederlandse officieren, en zag af van inbeslagname. In verband met de omvang van de Defensie-archieven die in Delft werden ingeleverd, bleek spoedig dat een grotere organisatie nodig was voor de ordening en het archiefbeheer. Door de Duitse Commmissaris voor de demobilisatie van de Nederlandse Weermacht werd per 1 december 1940 hiervoor het Weermachtsarchief opgericht, dat weliswaar een Nederlandse directie kreeg maar onder Duits toezicht stond. Aangezien het Weermachtsarchief tot hoofdtaak had het verzamelen, beheren en ordenen van alle archieven van de weermacht werden tevens de kaarten en tekeningen van het genie-archief eind 1940 overgedragen aan deze nieuwe archiefdienst. ( ARA 2.21.061 Collectie Fabius inv. nr. 365. Jaarverslag over 1940-1941 van het Weermachtsarchief door G. Fabius, directeur Weermachtsarchief. ) Dit was echter niet het geval met de archieven van de Eerstaanwezend ingenieurs en opzichters in de vestingen, die in oktober 1940 werden opgeheven. In het kader van de demobilisatie werden de ingenieurs ontslagen en de tekeningen en archieven overgedragen aan de Duitse militaire instanties die waren belast met de verdere afwikkeling van de Eerstaanwezendschappen. De militaire gebouwen, werken en terreinen voorheen in beheer van het ministerie van Defensie werden in 1941 overgedragen aan de Dienst voor Bijzonder Beheer ressorterend onder de Directie van de Waterstaat. ( Volgens inlichtingen CAD Defensie, brief van 10-4-1995 (DV1694). Zuid (Breda). ) De tekeningen van bouwwerken die in 1940 in de archieven van de ingenieurs in de vestingen berustten, zijn niet ingeleverd bij het Nederlands Weermachtsarchief en mogelijk verloren gegaan. ( ARA 2.13.01 inv.nr. 5098. Bevel van 30-10-1940 van de Duitse commissaris voor de demobilisatie tot opheffing van de bureaux van de Eerstaanwezendschappen. ) Het Weermachtsarchief was vanaf april 1941 gehuisvest in het oude HBS-schoolgebouw aan het Bleijenburg nr. 38 tegenover het Rijksarchief in Den Haag. Bij het Nederlands Weermachtsarchief, zoals het archief vanaf eind 1941 werd genoemd, werden tijdens de oorlog ca. 30 gedemobiliseerde Nederlandse beroepsofficieren te werk gesteld. In het kader van een stage-opleiding tot archiefambtenaar bewerkten vijf officieren de genie-archieven tot 1845 die voor overdracht aan het Rijksarchief toegankelijk werden gemaakt. ( Ibidem inv. nr. 4742 de Duitse autoriteiten belasten op 9 november 1940 het Hoofd regelingsbureau van Defensie met het beheer van de archieven van de Nederlandse land- en zeemacht verzameld in Delft. Het Weermachtsarchief werd opgericht in 1-12-1940, met als directeur Lt. Kol der Artillerie b.d. G. Fabius onder toezicht van De Beauftragte für die Heeresarchive beim Wehrmachtsbeheflshaber in den Niederlanden, Von Braun. Zie ook Jaarverslagen Nederlands Weermachtsarchief 1940-1944. )
Ook de bewerking van de genie-kaarten en tekeningen werd in 1941 ter hand genomen door Luit. kol. W.H. Schukking, nadat het Weermachtsarchief eerst de kaarten en tekeningen die in 1933 bruikleen waren gegeven aan het Legermuseum had teruggevraagd. Hierdoor zijn een groot aantal van deze vestingsplans gered van de vernietiging, want de rest van de museum-collectie ging eind 1944 verloren bij een bombardement op het Kasteel Doorwerth. Door Schukking werden de genie-kaarten en tekeningen geordend en opgeborgen in portefeuilles, maar de bewerking kon niet door hem worden voltooid doordat hij zich in mei 1942 met de andere officieren van het Weermachtsarchief in krijgsgevangenschap begaf. Tijdens de oorlog werd in 1943 echter wèl de catalogus van de vestingplans voltooid.
In feite zijn de genie- kaarten en tekeningen door de overbrenging naar het Nederlands Weermachtsarchief in de periode 1940-1945 vrijwel ongeschonden gebleven, zeker in vergelijking met de elders berustende "geschreven" archieven van het departement van Defensie waarvan in 1945 veel verloren is gegaan. Tevens kwam door de demobilisatie een versnelde overdracht tot stand van de militaire kaarten en tekeningen van opgeheven Nederlandse legeronderdelen. ( Ibidem inv. nr. 4768 Bericht directeur Ned. Legermuseum afgifte archiefstukken aan de directeur van het Weermachtsarchief. inv. nr. 5071 Bericht 3 mei 1945 aan de directeur over de verwoesting Legermuseum op 27-12-1944: "Die Sammlungen liegen unter trümmern". )
Na de Duitse capitulatie en bevrijding werd in 1945 het Nederlands Weermachtsarchief opgeheven en samengevoegd met het Krijgsgeschiedkundig Archief en Instituut van de Generale staf, omdat het archief in eerste instantie ten dienste stond van de krijgsgeschiedenis. Hieruit ontstond later het Archief van de Koninklijke Landmacht gevestigd in de Wittepoort-kazerne te Leiden, dat de genie-kaarten en tekeningen beheerde tot de definitieve overdracht aan het Algemeen Rijksachief in 1950-1951.
De situatieplans van geklassificeerde vestingwerken die nog in beheer waren van Defensie werden echter van de overdracht uitgesloten en in 1950 gelicht uit de Vestingen Situatieplans. Bovendien waren hieruit reeds in 1946 plans gelicht ten behoeve van diverse EAI-schappen. Hoogstwaarschijnlijk zijn de geheime vestingplans uit 1950 bij de Koninklijke Landmacht blijven berusten en later overgedragen aan de Tweede Afdeling van het ARA als "verzameling Verboden Kringen Koninklijke Landmacht" 1815-1932 beheerd. Deze "verzameling" is buiten deze inventarisatie en micro-verfilming gebleven en afzonderlijk beschreven in toegang nr. 2.13.37 ( VROA XV (1942); VROA XIX (1946). ARA 2.13.01 inv. nr. 5071, Verbaal d.d. 16-7-1945. Afd. II bureau 2 nr. 18. Indeling van Ned. Weermachtsarchief onder bevel van de Chef van de Generale Staf. later Krijgsgeschiedkundige Afdeling. De directeur van Weermachtsarchief gesteund door de Algemeen Rijksarchivaris pleitte tevergeefs om voortzetting van zijn archiefdienst. ARA KT dossier 201.01 OSPV: Aantekening W.H. Schukking april 1950 De Situatieplans van de vestingwerken die als geheim werden als geheim geklassificeerd volgens de aanschrijving van Minister van Oorlog d.d. 26-8-1948 voorschrift nr. 1585 Vertrouwelijk. Het betrof 334 nrs. die niet allemaal werden terugbezorgd. )
Herkomstschema
Embedded Image Embedded Image
De verwerving van het archief
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Aanwijzingen voor herkomstonderzoek van kaarten en tekeningen.
De scheiding van de kaarten en tekeningen en het geschreven archief bij de genie die in feite sinds de 18e eeuw bij de Raad van State werd ingevoerd en bij de latere defensieorganisaties gehandhaafd, was doelmatig voor het kaartbeheer maar nadelig voor het archief-onderzoek. Indien uit de beschrijving het verband tussen de kaarten en vestingplans en de geschreven archivalia niet duidelijk is, verdient het aanbeveling om een herkomstonderzoek te verrichten volgens onderstaande onderzoeksaanwijzingen. Indien de herkomst niet op de tekeningen staat vermeld en ook niet uit de beschrijvingen kan worden afgeleid, is het mogelijk om de herkomst te achterhalen met behulp van het eigentijdse Register Plans van Vestingen uit 1848. (4. OMM inv. nr. 246) Hierin staat de herkomst vermeld van de ontvangen en ingeschreven vestingplans, die tot 1902-1903 in dit register werden bijgehouden. De aanduiding "Oud-Hollandsch Archief" betekent dat het van voor 1795 dateert en afkomstig is of van de Raad van State of de Hollandse fortificatiën van de Gecommiteerde Raden van de Staten van Holland. Ook de zogenaamde plans van verboden kringen die na wijziging zijn komen te vervallen en vervangen door nieuwe plans staan hierin geregistreerd, met vermelding van de datum van goedkeuring door het ministerie van Oorlog.
Voor de periode 1841-1855 werden bij de genie zogenaamde dagboeken aangehouden, een chronologische register waar op datum van ontvangst de ingekomen kaarten, tekeningen, memories enz. werden ingeschreven, zie hiervoor toegang nr. 4. OMM 251.
-Verbaalarchief van het ministerie van Oorlog/Defensie, 1813-1940.
Voor de verschillende onderzoeksmethoden in het "geschreven archief" wordt men verwezen naar de gebruikshandleiding opgenomen in de inventaris-band I van het archief van het ministerie van Oorlog/Defensie, 1813-1945 door H.H. Jongbloed uit 1995. Voor het archiefonderzoek in de periode na 1880 is het gezien de schoning van het verbaalarchief van Oorlog, raadzaam om gebruik te maken van de specificatie van de bewaarde verbalen uit 1880-1913, opgenomen in inventaris band IV bijlage 5 van toegang nr. 2.13.01. Hierin zijn de verschillende onderwerpen met betrekking tot militaire gebouwen vermeld, Via de geografisch index opgenomen in deze toegang (2.13.01) vindt men direct de stukken die in het verbaalarchief na 1880 bewaard zijn gebleven die mogelijk betrekking hebben op de bouwwerken waarvan de vestingpans in deze inventaris Plans van Vestingen zijn vermeld. (% Zie inleiding inventaris van het gewoon verbaal-archief van het ministerie van Oorlog/Defensie en daarbij gedeponeerde bescheiden, 1813-1945 nummer toegang 2.13.01 banden I t/m VII, door H.H. Jongbloed, e.a., Den Haag 1995. %)
Raadpleeg hiervoor de agenda's en indices op het gewoon verbaalarchief van het ministerie van Oorlog/Defensie uit 1813-1945 toegang nr. 2.13.01.
Verklarende woordenlijst
Voor de verklaring van de militaire begrippen met betrekking tot aanleg en onderhoud van vestingwerken en gebouwen zie de bijlage 2 hierachter met vestingbouw-termen Tevens wordt men verwezen naar: A.H. Mohr, Vestingbouwkundige termen, uitgave van de Stichting Menno van Coehoorn, (Zutphen, 1983).
Verantwoording van de bewerking
Inleiding In 1950 werden de militaire kaarten, vestingplans en bouwtekeningen behorende tot het Archief der Genie van het ministerie van Oorlog/Defensie door het Archief van de Koninklijke Landmacht overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief. De ontsluiting van deze kaarten en tekeningen uit de 16e tot 20e eeuw van het Genie-archief liet echter veel te wensen over. ( Scholten, F.W.J., Militaire topografische kaarten en stadplattegronden van Nederland, 1579-1795 (1989 Alphen a/d Rijn) 5.; "Zelfs de op de archiefbewaarplaats [ARA sic] aanwezige inventarissen kunnen het gewenste inzicht niet in voldoende mate verschaffen: de bewuste toegangen zijn verouderd, summier en niet in gedrukte vorm verspreid." Deze oude toegangen waren beschrijvingen op fiches in zogenaamde Leidse boekjes van W.H. Schukking uit 1940-1950, later gekopieerd en ingebonden tot "inventarissen". ) Bovendien waren de zogenaamde Plans van Vestingen, plattegronden van vestingen, verspreid geraakt over verschillende bestanddelen zodat het complete overzicht ontbrak. Naar aanleiding van de micro-verfilming van de genie-kaarten en tekeningen werd de herinventarisatie van de Plans van Vestingen ter hand genomen, en werd deze nieuwe inventaris samengesteld. Vanwege de omvang van ca. 6.000 plans is de inventaris in twee aparte delen gesplitst. In het eerste inventarisdeel OPV zijn de vestingplans uit de 17e eeuw tot 1813 van de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden en de Bataafs-Franse tijd beschreven. In het onderhavige tweede deel zijn de vestingplans uit de periode vanaf het Koninkrijk der Nederlanden tot ca. 1940 beschreven. De grens is gelegd 1813, omdat na het herstel van het koninkrijk der Nederlanden onder Willem I de defensie werd gebaseerd op de versterking van de zuidgrens met Frankrijk in België en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, waardoor een aantal oude vestingen en de betreffende vestingplans in militair opzicht overbodig werden. In deze herziene inventaris zijn de Plans van vestingen van het Archief der Genie vanaf 1813 opnieuw beschreven. Tevens zijn de plattegronden en kaarten vermeld in deze inventaris integraal op micro-fiche gereproduceerd, ten behoeve van een optimale toegankelijkheid en conservering van dit beeldmateriaal. ( Uitgave van MMF-Publications te Lisse (part IIb.) i.s.m. het Algemeen Rijksarchief. ) Aangezien de meeste Nederlandse vestingwerken aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw werden ontmanteld en geslecht, zijn de vestingplans opgenomen in deze inventaris een belangrijke bron voor de reconstructie van de vestingwerken en de militaire geschiedenis.
Registers van de Genie. Reeds in 1815 werd het archiefbeheer van het departement van Oorlog vastgelegd in dienstinstructies die tevens betrekking hadden op de kaarten en tekeningen aanwezig zowel op het Departement als in de vestingen bij de ingenieurs. Sinds 1815 waren de ingenieurs verplicht de kaarten, tekeningen en memories in hun bureau-archief jaarlijks ter registratie en stempeling aan het Departement van Oorlog in te zenden. Deze instructie gold ook voor het verlaten van de dienst of overplaatsing, waarbij de ingenieurs een proces-verbaal met de inhoudsopgave van hun bureau-archief dienden in te zenden. ( ARA 2.13.01. Ministerie v. Oorlog inv. nr. 14555 Recueil Gedrukte Stukken Instructie Directeur Archief van Oorlog KB 14-1-1815 Nr.30: art.6." Alle plans, kaarten, memorien van defensie enz. bij de directie van fortificatiën, en de Garnizoenen van alle vestingen en strekten van den Staat aanwezig, of waar ter plaatse zij ook mogten bevinden, maken een gedeelte uit van het archief van Oorlog, zij zullen allen aan het Topografisch Bureau toegezonden, aldaar gestempeld en geregistreerd worden". )
De opheffing in 1841 van de Algemene Directie der Genie als zelfstandig legeronderdeel en de integratie met de afdeling Genie met het Departement had tevens gevolgen voor het Archief. Door deze integratie werd het Archief der Genie samengevoegd met het Archief van Oorlog, wat leidde tot een rigoreuze herindeling van het kaarten-en tekeningenarchief. Hierbij werden op basis van de proces-verbalen bij het Bureau Genie, dat sinds 1841 was belast met het beheer van het Archief der Genie, de zogenaamde registers samengesteld zonder leiding van majoor Welsink.
Deze registers hebben de structuur en inrichting van de kaarten en tekeningen van het genie-archief tot 1911 bepaald. De indeling bestond uit de volgende categorieën: ( 2.13.01 Min.v. Oorlog inv., nr. 15361 Register van plans, tekeningen ontvangen bij het departement 1841-1844; inv.nr. 13928 (index) 1848 p.3669. 2.13.45 inv. nr. 3300. Instructie van d.d. 28-8-1846 minister van Oorlog. De registers werden gevormd uit Staat A van PV dienstovergave inhoudende: Algemene en Situatiekaarten, plans van vestingen, plans van gebouwen en memoriën eerst de gestempelde ieder afzonderlijk onder de genoemde hoofden. De staat was verdeeld in 6 kolommen met doorlopend nr. Letter en benaming der plans; inv. nr 2592 Inspecteur der Genie van 16-1-1911 nr. 279 Rappel van 1846. De oude registers berusten in Memories der Genie 4.OMM inv.nrs 244-245: plans van gebouwen; 246 plans vestingen; 250 buitenlandse vestingplans; 251 buitenlandse gedrukte kaarten; 252,263 binnnenlandse gedrukte kaarten; 253,265 Memories; 255-256 buitenlandse kaarten; 257 situatieplans van vestingen; 261 situatiekaarten; 262 plans van veldslagen; 265 modellen. )
  • plans van vestingen: plattegronden van vestingen, forten, batterijen die geen omliggend terrein weergeven ter aanduiding van de vorm van de vestingwerken;
  • situatieplans van vestingen: de plattegronden waarop tevens de omgeving staat aangegeven van de vestingen en forten, getekend op schalen van 1:2.500 tot 1:10.000.
  • situatiekaarten: alle getekende kaarten ter aanduiding van defensielinies, provincies en algemene terrein-voorstellingen zonder vestingwerken op schalen van 1:5.000 en kleiner;
  • binnenlandse gedrukte kaarten;
De Situatieplans van vestingen zijn als afzonderlijke categorie onderscheiden bij de herordening van het Archief der Genie in 1847-1848, waarbij na inventarisatie bijna 500 oude plans zonder waarde werden geselecteerd uit het Archief van Oorlog en vernietigd, om de nieuwe registers niet te vervuilen. Blijkens de titel van het nieuwe Register uit 1848 werd het tevens aangelegd voor de administratieve controle op de naleving van de Verboden Kringen. Door deze centrale registratie was het mogelijk om de plans verspreid over de vestingen te beheren, en jaarlijks de oude vervallen en nieuwe plans te selecteren voor vernietiging of deponering in het Archief der Genie op het departement. In de registers zoals die vanaf 1841 werden aangelegd werden ook kaarten en memories van oudere datum ingeschreven, waaronder die van voor 1795 van de Generaliteit en het gewest Holland, aangeduid als oud-hollandse archief. Deze registratie-methode werd nog in 1911 verplicht voorgeschreven. ( ARA 4. OMM inv.nrs. 246: Register van plans van vestingen, steden, forten, posten en batterijen en Rijks militaire gronden, behoorende tot het Archief der Afdeeling Genie van het ministerie van Oorlog, opgemaakt in 1847-1848, door de 1e lt.-ingenieur Welsink. ARA 2.13.01 Min. v. Oorlog, indices inv.nrs. 13952 (index 1847) Geleidebrief vernietiging plans en kaarten, inv.nr. 3362, zie noot 41. ) Deze indeling en ordening volgens de registers werd in 1940-1945 bij de bewerking van het genie-kaarten- en tekeningenarchief door W.H. Schukking bij het Nederlands Weermachtsarchief gehandhaafd. Na 1945 werd door Schukking de inventarisatie van de Vesting- en Situatieplans van het genie-archief aan de hand van deze registers aan het Archief van het Koninklijke Landmacht te Leiden voortgezet, waarbij de register-beschrijvingen werden overgeschreven op een fichesysteem dat voor de overdracht aan het ARA in 1950 werd afgerond. ( ARA K&T 201.01 Rapport aan de Algemeen rijksarchivaris betreffende de verdere bewerking van het oud-archief der Genie, van 16-1-1950 door Kol. b.d. W.H. Schukking. )
In 1886 werden door de genie de voor vernieting bestemde oude vestingplans afgesplitst, waardoor twee afzonderlijke bestanddelen werden gevormd die in de volgende twee oude toegangen zijn beschreven:
  • de Plans van vestingen (OPV)
  • de Plans van vestingen afkomstig van Binnenlandse Zaken, uit 1886-1908 (OBZ) ( Betrof oude inv. nrs. 4. OBZ inv.nrs 1-192 plans van vestingen. )
Deze splitsing is door integratie van deze twee bestanddelen tot een bestand van Plans van Vestingen nu weer ongedaan gemaakt en samengevoegd in deze inventaris zoals tijdens de genie vóór afsplitsing in 1886.
Zo veel mogelijk is hierbij de oorspronkelijke register-nummering, bestaande uit een combinatie van een letter en nummer, gehandhaafd tenzij sprake was van dubbele nummers. In dat geval is naar voorbeeld van het register een nieuwe oplopend nummer toegekend. Ten aanzien van de beschrijvingen zijn de fichebeschrijvingen van Schukking samengesteld bij het Weermachtsarchief in 1940-1950 herzien en redactioneel bewerkt en zoveel mogelijk aangevuld met archivistische kenmerken van de vestingplans. Ook de indeling van de vestingplans naar linies en stellingen en vervolgens geografisch op plaatsnaam werd zoveel mogelijk overgenomen. De schaalaanduiding is niet in elke beschrijving vermeld, omdat hiervoor de standaard schaalinstructie uit 1818 gold. ( Recueil Militair, 1818, 193. )
Zoals reeds vermeld zijn de Plans van Vestingen onderdeel van het genie-archiefkaarten-en tekeningenbestand. Hoewel de afdeling Genie van het Departement van Oorlog pas in 1841 werd ingesteld, was het belast met het beheer van kaarten, tekeningen en memories die dateren uit 17e-20e eeuw. Behalve de plans van Vestingen behoren tot dit genie-archiefbestand ook de volgende kaarten-bestandendelen die in 1950-1955 werden overgedragen door het Archief van de Koninklijke Landmacht aan het ARA:
  • Situatiekaarten (toegang nr. 4. OSK);
  • Situatieplans van vestingen (toegang nr. 4. OSPV);
  • Plans van gebouwen (toegang nr. 4. OPG);
  • Modeltekeningen (toegang nr. 4. OMD);
  • Memories (toegang nr. 4. OMM);
  • Binnenlandse gedrukte kaarten (toegang nr. 4. OBGK).
Buitenlandse kaarten:
Oorspronkelijk hebben ook de buitenlandse kaarten en vestingplans deel uitgemaakt van het Archief der Genie, totdat in 1864 een verdeling werd gemaakt in binnen-en buitenlandse kaarten en tekeningen. De genie behield het binnenlandse gedeelte, terwijl alle buitenlandse kaarten en vestingplans werden afgesplitst en overgedragen aan het Topografisch Bureau, later de Topografische Dienst. Een gedeelte van dit kaartenarchief betreffende de periode tot 1930 werd in 1984-1986 door de Topografische dienst overgedragen aan het ARA.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Oorlog: Plans van Vestingen, nummer toegang 4.OPV, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Oorlog / Plans Vestingen, 4.OPV, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Tot medio 2018 waren in de zelfbedieningsruimte van de studiezaal van het Nationaal Archief gebruiksduplicaten van de kaarten in dit bestand beschikbaar. Deze vensterponskaarten zijn sinds begin 2019 aanvraagbaar onder archiefinventaris 4.DUPKT, zie daarin inventarisnummers 12 t/m 17.
Verwante archieven
Dokumenten behorende tot de vestingplans in andere archiefbestanden van het ARA.
Zoals reeds vermeld zijn in deze inventaris de vestingplans beschreven die afzonderlijk werden bewaard los van de bijbehorende dokumenten zoals bestekken, kostenbegrotingen, rapporten enz. Slechts bij uitzondering zijn bestekken en memories bij de vestingplans bewaard gebleven. Deze documenten die informatie bevatten over de tekening(en) kan men betrekken in het onderzoek, door de volgende archiefbestanden te raadplegen of over de betrokken vesting bestekken, rapporten, memories ed. bewaard zijn gebleven.
-Raad van State:
ARA 1.01.19 inv.nrs. 1569 t/m 1818: De Verbalen van de commissarissen tot de inspectie van de fortificatiewerken 1627-1794.
Hierin vindt men de verslagen van de jaarlijkse inspecties van de vestingen van de Republiek, met opgave van de vestingwerken die werden aanbesteed en uitgevoerd, het onderhoud en de gebreken en aanbeveling tot verbetering enz.
Als er ontwerp-bestekken werden ingezonden vanuit de vesting, dan kan men deze in de regel onder de ingekomen stukken in het archief van de Raad van State raadplegen.
-Oorlog Memories der Genie 17e eeuw-1940 (4. OMM):
Verzameling memories met historische dokumentatie van de genie over diverse vestingen, linies en onderwerpen betreffende Nederlandse defensie. Zie toegang: 4. OMM inv.nr. 265 (Klapper).
-Ministerie van Oorlog 1795-1813
-1795-1798 Comité tot de algemene zaken van het Bondgenootschap te Lande. Het Comité werd in 1795 belast met de defensiezaken, waaronder de fortificatiedienst. Hoewel in dit geschreven archief zich bijna geen kaarten-en tekeningen bevinden, kan men hierin gegevens vinden over de vervaardiging van vestingplans. Raadpleeg hiervoor de indices over de jaren 1795-1798 inv. nrs. 33-36, rubriek "Plans en Kaarten". Toegang nrs. 2.01.14.01.
-1798-1813 Department van Oorlog voor 1813. Hiervoor geldt eveneens dat de kaarten - en tekeningen die in opdracht van het departement werden vervaardigd en ingezonden in de regel niet in het geschreven archief zijn bewaard, maar door de kaartbeheerder die vanaf 1798 werd aangesteld bij Oorlog apart opgelegd of door de ingenieurs in de vesting werden bewaard. Voor gegevens over de vervaardiging van kaarten en vestingplans raadpleeg de indices onder de rubriek "Plans en Kaarten" en of "Fortificatiën", zie toegang nr. 2.01.14.02.
-Ministerie van Oorlog 1813-1921:
Contracten vestingwerken.
Series bestekken van de aanleg en onderhoud van vestingwerken en militaire gebouwen van het Ministerie van Oorlog uit 1813-1921 (met hiaten).
Deze serie is te raadplegen via de registers waarin de bestekken uit 1814 tot 1921 in alfabetische en chronologisch volgorde op plaatsnaam staan vermeld, zie toegangsnummers:
  • 2.13.02 register 1814 tot 1844
  • 2.13.03 register 1846 tot 1921
In deze series berusten de bestekken van de bouwwerken zoals deze werden uitgevoerd tenzij het bestek niet werd goedgekeurd.
De bestekken die in het archief van Oorlog in 1945 verloren zijn gegaan kan men terugvinden in de archieven van andere Defensie-organen en regionale diensten ressorterend onder het ministerie. Hiervoor wordt men verwezen naar de archieven van de Eerstaanwezendschappen (zie hieronder) en tevens het archief van de Inspectie der Genie (zie nummer toegang 2.13.45).
-Archief Koninklijke Landmacht 1815-1932:
De geheime situatie-en vestingplans in 1950 uitgezonderd van overdracht en beheerd door de KL als "verzameling" Verboden Kringen 1815-1932 zijn te raadplegen via nr. toegang 2.13.37. Deze situatieplans zijn niet verfilmd. De zogenaamde staten behorend tot deze plans van verboden kringen zijn gedeeltelijk bewaard in het archief Inspectie der Genie, Bureau Stellingbouw nr. toegang 2.13.24.
-Eerstaanwezend Ingenieurs:
De archieven van de Eerstaanwezend ingenieurs (EAI) bewaard in de rijksarchieven in de provincies kunnen eveneens relevante informatie bevattten, aangezien de plans en memories veelal in tweevoud werden opgemaakt zowel ten behoeve van het ministerie als locale EAI-archief. Tot de hoofdtaken van de EAI behoorde het opstellen van een memorie en plannen van de aanval en verdediging van de vesting. ( Zie hiervoor de volgende inventarissen uitgegeven door Centraal Archievendepot van Defensie (CAD) 's-Gravenhage: Geelhoed, A.J., Inventaris EAI Breda, 1860-1975, CAD inventarisreeks nr. 24; Ibidem, Inventaris EAI Bergen op Zoom, (1767) 1814-1964, CAD inventarisreeks nr. 25; Kloosterboer, P., Inventarissen van EAI Groningen: Westwoldingerland, 1676-1810; EAI Deflzijl, 1814-1875; EAI Groningen, 1776-1913, EAI Langakkerschans, 1768-1858; EAI Bourtange, 1672-1851; EAI Zwolle, 1861-1914 CAD inventarisreeks nr. 19; Scholtens. H.H., EAI Brielle en Hellevoetsluis, 1814-1911, CAD-uitgave 1979. )
De archieven van de EAI 's in provincie Zuid-Holland berusten eveneens op het Algemeen Rijksarchief, zie toegang nrs.:
3.09.02.02 EAI Delft, 1814-1875
3.09.02.03/4 EAI Gorinchem, 1814-1950
3.09.02.05 EAI 's-Gravenhage, 1831-1864
3.09.02.06 EAI Schoonhoven, 1801-1864
3.09.03 EAI Brielle en Hellevoetsluis, 1814-1911
-Ministerie van Binnenlandse Zaken, Afdeling Kunsten en Wetenschappen, 1875-1918:
Bevat stukken over de ontmanteling van de vestingen en voormalige militaire gebouwen die door Oorlog aan Binnenlandse Zaken of gemeenten als monument in beheer werden overgedragen (toegang nr. 2.04.13).
Publicaties
Literatuur Beemt, F.H. van den, Boekema, D. (red.), 300 jaar bouwen voor de landsverdediging. Uitgave dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, 's-Gravenhage 1988. Burger, E., Institutionele geschiedenis van het wapen der Genie 1813-1841. 's-Gravenhage 1990. (niet gepubliceerd ARA Tweede Afd.) (Bibliotheek ARA 174C64). Burger, E., Institutionele geschiedenis van de leiding van het wapen der Genie, 1841-1914 . 's-Gravenhage 1991. (ARA Tweede Afd. niet gepubliceerd). (Bibliotheek ARA 173D14). Kloosterboer, P., Inventaris van de archieven van de Dienst der Genie in de provincie Groningen (1672) 1814-1941 , Centraal Archievendepôt Ministerie van Defensie, 's-Gravenhage 1988. (CAD nr.19). Mohr, A.H., Vestingbouwkundige termen 's-Gravenhage/Zutphen 1983. (Uitgave Stichting Menno van Coehoorn). Meijgaard, C.H., van, De Genie in de Bataafs-Franse tijd, 's-Gravenhage 1995. Recueil Militair bevattende de wetten, besluiten en orders betreffende de Koninklijke Nederlandse Landmagt, 's-Gravenhage 1813-1914. Ringoir, H., Afstammingen en Voortzettingen der Genie en Trein. Uitgave Sectie Militaire Geschiedenis Landmachtstaf, 's-Gravenhage 1980. Roy van Zuydewijn, R. de, Neerlands Veste. Langs vestingsteden, forten, linies en stellingen, 's-Gravenhage 1988. Scholten, F.W.J., Militaire topografische kaarten en stadsplattegronden van Nederland 1579-1795 . Alphen aan den Rijn 1989. Scholtens, H.H., Inventaris van de archieven van de Eerstaanwezend Ingeneieurs te Brielle en Hellevoetsluis 1814-1911 , CAD. 's-Gravenhage 1979. Schukking, W.H., "De vestingbouw in Nederland in de Bataafse en Franse tijd ter verdediging van ons grondgebied, 1795-1815" , in: Publicaties van het Genootschap voor Napleontische studiën, 14 (1963) 587-600. Sneep, J. e.a. (red.), Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland . Zutphen 1982. Westra, F., Nederlandse ingenieurs en de fortificatiewerken in het eerste tijdperk van de 80-jarige Oorlog, 1573-1604, (Alphen a/d Rijn) 1992. Woud, A. van der, Het lege land, de ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848 , Amsterdam 1987.

Bijlagen

Bijlage 1. Schalen
Schaal Afbeelding voorwerpen
2:1 Instrumenten voor opmeting en werktuigen.
1:1 Beslagwerken, modellen giet- en smeedwerk; klein radar en ronselwerk; kunstig steen-; timmer- en schrijnwerk; onderdelen van gereedschappen en werktuigen
1:2 Handgereedschap werktuigen en mallen
1:5 Kleine werktuigen: dommekrachten, handgreedschappen van mineurs, sappeurs, aarde- en zodewerkers, timmerlieden en smidsen, gereedschap gloeiovens, kunstrijk metaal- en ijzerwerk aan bruggen sluizen ed.
1:10 Middelbare werktuigen: bokken; kaapstanders; windassen; pontons; ponton- en smidswagens; moeilijke verbindingen van kunstrijke timmer-, steenhouwers-, scheepsmakers- en schrijnwerkers-arbeid.
1:20 Grote werktuigen:stoommachines; gloeiovens; molens werkende gedeelten van sluizen, bruggen en molens; rijs- en aarde werken bij de sappes; houtwerk voor de mijnen; gedeelten van kapwerken en constructies.
1:50 Werktuigen uit grote delen samengesteld: kranen, heimachines; castrametratie: tenten kookhutten en veldbatterijen; koffers; baricades; blinderingen; barrieres; beschoeiingen en pakbermen; kribben; tuinen; beslagwerken; schanskorven; mijnen-stelsels; uitwerking explosies; vaste-, ophaal-, en draai-bruggen; sluizen; beren en waterleidingen; gehele molens; onderdelen van metsel- en timmerwerken en constructiën.
1:200 Revetementen van half front, gedetacheerde werken en forten, soutereins, kazematten, arsenalen, magazijnen, kazernen, hospitalen, wachthuizen, poorten en gemetselde vestingtorens, mijnwerken, reliefplans voor de vestingbouw.
1:500 Enkele fronten van attacque of kleine fortificatie-werken, als tenailles en caponières, posten, vestingtorens en batterijen, inrichtingen van metselwerken en onderaardse verdediging, en aardewerken [...] kleine legerplaatsen en wagenparken, opmetingen voor de waardering der gronden. Reliefplans.
1:1000 Alle vestingwerken, forten, posten en linies van defensie, met de generale profielen en coteringen tot het traceren van deze werken, de werken van belegeraars en belegerden van de derde of laatste paralel af, profielen over de lengte, van inundatien, legerplaatsen, van een regiment, eskadron of batailon sappeurs en andere terreingedeelten.
1:2000 Vestingen, forten, posten, linies en retranchementen met omgeving en situatie op 1 Km. afstand, met inundaties, aanvals- en verdedigingswerken in hun geheel of in gedeelten, en verder de militaire gronden voor gebouwen of beplantingen, veldwerken, de plans wegens het bouwen onder de vestingen.
1:5000 Topografische tekeningen van vestingen, met omliggende forten, posten en liniën van defensie en situatie rondom dezelve, voor de samenhang der projecten, belegeringsarbeid, van het openen der loopgraven tot aan de derde paralel, geretrancheerde legerplaatsen en posten.
1:10.000 Topografische tekeningen van vestingen enz, met hunne situatiën op 5 mijlen (kilometers) afstand, circumvalentie- en contravallentoie-liniën, werken van attacque en defensie, verschanste legerplaatsen en positiën, militaire routes, generale topografie van de frontieren en het vijandelijk terrein, legerplaatsen van een gehele divisie der armee.
1:20.000 Topografische tekeningen van vestingen enz, met hunne situatiën op 10 mijlen (km) afstand, positiën van de vijand bij het berennen, blokkeren, bombarderen en belegeren, militaire reconnaissances der frontieren en aangrenzen vijandelijk land, legerplaatsen van een gehele armee, uitgestrekte inundatien.
1:50.000 Militaire kaarten wegens de aaneenschakeling van vestingen met andere sterktens, legerplaatsen en positiën om het onderlinge verband van deze en van de bewegingen der armeen aan te geven, gesteldheid van het terrein.
1:100.000 Kaarten van gedeeltens van fortificatie-directien en van frontieren in dezelve vallende, waarin verscheidene vestingen, posten en linten gelegen zijn, benevens de positiën en bewegingen der armeën.
1:200.000 Kaarten van gehele fortificatie-directien met het gedeelte der frontieren daarin gelegen, de militaire operatiën
1:500.000 Kaarten van gehele frontieren en fortificatie-inspectiën, bevattende verscheidene directien, en van de militaire operatien in dezelve, als ook tot het construeren van de netten der driehoeken bij de geodesische metingen.
1:1.000.000 Kaarten van het algemeen systema van verdediging en van de verdeling van het rijk ten aanzien van de dienst der fortificatiën, of andere algemene admistratien.
Bijlage 2. Vestingbouwkundige termen
Verklaring van de militaire begrippen met betrekking tot aanleg en onderhoud van vestingwerken en gebouwen.
Acces
weg of begaanbare terreinstrook, die door een niet-begaanbaar of voor een aanval ongeschikt terrein voert.
Arsenaal
magazijn of tuighuis in een vesting; opbergen bewaarplaats van oorlogsbehoeften (het armementv - Armamentaruim)
Asperge-versperring
tegen tanks en voertuigen aangelegde wegversperring, bestaande uit schuin naar voren gerichte, in betonblokken gevatte en vastgezette zware profielijzeren balken.
Banket
verhoging achter een borstwering van een vestingwal of loopgraaf, dienende als opstellingsplaats voor geweerschutters om over de borstwering te kunnen schieten.
Bastion
vijfhoekige gemetselde of aarden uitbouw van een verdedigingsmuur of wal.
Batterij
een aantal stukken geschut, of plaats waar geschut wordt opgesteld.
Bedekte weg
een door een aarden wal (glacis) of borstwering beschermde weg langs de buitenste gracht, die de vesting omringd.
Beer
gemetselde waterkering in de hoofdgracht tussen het binnenwater en het buitenwater.
Bekledingsmuur
gemetselde muur, dienende om taluds steiler te kunnen opzetten.
Bestrijken
met geschut of infanteriewapens onder vuur kunnen nemen van een terreinstrook of water.
Blokhuis
klein, meestal vierkant, uit zware balken of boomstammen samengesteld verdedigingswerk, voorzien van schietgaten en van boven door balken en een aarden dekking tegen vijandelijk werpgeschut gedekt.
Bolwerk
de Nederlandse naam voor bastion.
Borstwering
verhoogd gedeelte van een verdedigingsmuur of wal, meestal tot borsthoogte reikend.
Bres
opening in de muur of vestingsval door (vijandelijk) geschutvuur, een ontplofte mijn of op een andere manier gemaakt.
Bresbatterij
aantal kanonnen voor het schieten van bressen; ook wel: bedding voor het opstellen van de kanonnen, die vuurconcentraties moesten uitbrengen op een deel van de muur met het doel een bres te schieten.
Buitentalud
helling van de wal naar de berm en gracht toe.
Buitenwerken
verschillende soorten verdedigingswerken los van de hooldwal, doch wel omsloten door dezelfde bedekte weg.
Bunker
(duitse) verzamelnaam voor verscheidene soorten gevechtsopstellingen, onderkomens e.d., doorgaans uitgevoerd in gewapend beton.
Caponnière
gemetselde uitbouw aan de wal van een polygonaal verdedigingswerk of een vooruitgeschoven verdedigingswerk vóór het midden van de hoofdwal.
Citadel
kleine vesting op een beheersend punt bij of binnen een stad gelegen.
Contrescarp
het al of niet meteen muur beklede talud aan de veldzijde van de hoofdgracht.
Contrescarpgalerij
ringvormig gebouw van zwaar metselwerk, aan de buitenzijde voorzien van een zware gronddekking, aangelegd als bescherming rondom een torenfort tegen de steeds groter wordende uitwerking van de artillerie.
Coupure
doorsnijding van of doorgang in een wal of muur.
Courtine
gedeelte van de hoofdwal tussen twee bastions.
Couvre face
een klein verdedigingswerk ter dekking van een bastion of een ravelijn.
Defensiekanaal
afwaterings- of scheepvaartkanaal, dat tevens dienstbaar wordt gemaakt voor de landsverdediging. De waterdiepte en de breedte van de waterspiegel zijn zodanig, dat het kanaal een volledige hindernis vormt tegen tanks en tegen het doorschrijden van infanterie. Wordt met behulp van verdedigingswerken zoveel mogelijk ingepast in verdedigingslinies.
Dode hoek
terreingedeelte vóór een verdedigingswerk, dat door de verdedigers niet met vuur kan worden bestreken.
Dwarswal
zie traverse
Emplacement
geschutopstelling.
Enceinte
dat deel van een vesting, dat binnen de muren of wallen ligt, dus zonder voor- of buitenwerken.
Enveloppe
doorgaande beschermingswal rondom een vesting.
Escarp
het al dan niet met een muur beklede talud aan de vestingzijde van de hoofdgracht.
Facen
de naar buiten gerichte delen van een bastion, die in de saillant samenkomen. Ook bij ravelijnen, flèches, redans en lunetten spreekt men van facen.
Flank
gedeelte van een bastion, dat grenst aan de hoofdwal.
Flankbatterij
batterij welke zijwaarts is gesitueerd en de centrumbatterijen direct kan steunen bij een aanval van de vijand. Ook wel: batterij welke in het polygonaal stelsel de aan de frontzijde grenzende zijden van een fort kan bestrijken.
Flankement
bij verdedigingswerken onderscheidt men:
Groot flankement
vuur ten bate van en tot steun aan nevenforten en de in de linie tussen de forten gelegen verdedigingswerken;
Klein flankement
ook wel grachtsflankement: flankement dat - Flankeren - van terzijde dekken, onder vuur nemen, bestrijken.
Fleche
klein, in de keel open veldwerk.
Fort
naar alle zijden verdedigbaar, gesloten vestingwerk, waarvan de verdediging zelfstandig kan worden gevoerd.
Front
zie vestingfront
Frontier
-steden, -vestingen, -schansen: vestingen en verdedigingswerken langs de landsgrenzen.
Galerij
in de escarp- en contrescarpmuren gebouwde gangen, voorzien van schietgaten, waaruit de vesting-gracht kan worden bestreken.
Gebastioneerd front
bij een gebastioneerd vestingwerk: een courtine met aangrenzende halve bastions. Zie ook vestingfront.
Gebastioneerd stelsel
vestingbouwkundig systeem waarbij bastions of bolwerken worden toegepast.
Gecreneleerde muur
van schietgaten voorziene muur.
Gedetacheerde forten
afzonderlijk liggende forten, die te ver van andere vestingwerken zijn verwijderd om door deze bestreken of verdedigd te kunnen worden; zij zijn dus op zelfverdediging aangewezen.
Gereveteerd
met metselwerk bekleed.
Gesloten werk
verdedigingswerk dat aan alle zijden door een hoofdwal is ingesloten en is voorzien van verdedigbare toegangen.
Getenailleerd stelsel
in het midden der 17e eeuw ontwikkeld svsteem van vestingbouw, waarbij de courtines ontbreken en de flanken geheel of nagenoeg in het verlengde der facen zijn getrokken, zodat de flankering beter tot zijn recht komt.
Getrokken geschut
geschut met een loop, waarvan de profilering spiraalvormig is.
Glacis
flauw hellend buitentalud van de wal, gelegen langs de bedekte weg of contrescarp van een vesting of fort, dienende tot dekking van de bedekte weg en om te voorkomen, dat de belegeraars gedekt oprukken. De helling moet van de wallen der vesting kunnen worden bestreken.
Gracht
al dan niet met water gevulde ingraving, die als hindernis een vestingwal omgeeft. In Nederland met zijn lage ligging waren de grachten meestal met water gevuld. Droge grachten kwamen voor in hoger gelegen terreinen.
Glad geschut
geschut met gladde loop.
Halve maan
klein verdedigingseiland in de hoofd-gracht ter dekking van een bastion.
Hefkoepel
bomvrije stalen kanonopstelling, die in horizontale en verticale richting kan worden bewogen.
Hoofdgracht
gracht rondom de hoofdwal.
Hoofdwacht
centraal gelegen gebouw van waaruit alle wachten binnen een vesting of garnizoen werden geregeld.
Hoofdwal
aarden of gemetselde wal, die een vesting direct omsluit.
Hoornwerk
buitenwerk van een vesting, bestaande uit een gebastioneerd front en twee lange, doorgaans evenwijdige flanken, aansluitend aan de vestinggracht.
Inundatie
kunstmatige onderwaterzetting als verdedigingsmiddel.
Inundatiekom
afgesloten gebied, dat onder water gezet kan worden.
Inundatiesluis
voor defensiedoeleinden gebouwde sluis, waarmee in tijden van oorlog de inundatie kan worden ingesteld en geregeld.
Kazemat
bomvrije ruimte voor geschut in een rondeel of een bastion; ook klein zelfstandig erdedigingswerk met geschut uitgerust.
Keel
open achterzijde van een rondeel, waltoren, bastion, ravelijn, e.d.
Kringenwet
wet uit 1814 en 1853 die bepaalde dat buiten de wallen en grachten - tot zekere afstand - niet mocht worden gebouwd en geen zware begroeiing mocht worden geplant: zgn. verboden kringen.
Kringstelling of kringvesting
kring van gedetacheerde forten, op zodanige afstand van de stadswallen, dat deze niet door de aanvaller onder artillerievuur konden worden genomen vóórdat de forten waren gevallen.
Kroonwerk
buitenwerk van een vesting, bestaande uit twee gebastioneerde fronten en twee lange zijvleugels, aansluitend aan de gracht van de vesting.
Kustbatterij
geschutopstelling langs de kust van waar uit havenmonden, vaargeulen e.d. bestreken konden worden.
Landmijn
met explosieve stof gevuld voorwerp, meestal op geringe diepte in de grond ingegraven, dat bij aanraking, lichte druk of door een op afstand bediende ontsteking, ontploft.
Linie
reeks van verdedigingswerken, die elkaar onder-steunen.
Loopgraaf
diepe, uitgegraven greppel met opgeworpen borstwering, dienende om zich te dekken tegen vijandelijk vuur, dan wel om de vijand veilig te naderen of onder vuur te nemen.
Lunet
een afzonderlijk, breed, ondiep werk met twee facen, die naar binnen gebroken zijn, waardoor twee flanken ontstaan; in de keel open, dan wel op eenvoudige wijze beveiligd.
Maaiveld
natuurlijk peil van het terrein.
Mineren
werkzaamheden, verband houdende met het maken van mijngangen, mijnputten, mijnkamers, dan wel het aanleggen van mijnstelsels.
Monnik
gemetseld of natuurstenen obstakel op een beer.
Mortier
type geschut waarmee men projectielen onder een steile baan kan verschieten.
Muurtoren
toren in of tegen een verdedigingsmuur.
Mijn
voorwerp gevuld met explosieve stof, ook een ondergrondse gang of ruimte, waarin mijnen werden gelegd.
Mijnstelsel
samenstel van mijngangen met mijnen of tegenmijnen, aangelegd volgens een hiervoor vastgesteld plan.
Ontmantelen
slechten van een verdedigingswerk.
Open vestingwerk
werk dat aan de achterzijde (keel) niet van een wal is voorzien. Voorbeelden: linie, redan, redoute, lunette, tenaille, fléche, batterij, hoornwerk, kroonwerk.
Oreillon (ook wel orillon)
ronde uitbouw aan de schouderhoeken van een bastion. Diende om het geschut, dat was opgesteld op de flanken van het bastion, te beschermen tegen vuur van de aanvaller. Ook wel bolwerksoor.
Pantserkoepel
bomvrije stalen geschutopstelling.
Polygonaal fort
fort, gebouwd volgens de beginselen van het polygonaal stelsel.
Polygonaal stelsel
in de 19e eeuw door De Montalambert ontwikkeld versterkingssysteem, waarbij de bastions zijn vervallen en het werk een eenvoudige regelmatige veelhoekige vorm kreeg; de flankering van de grachten geschiedde door vuur uit laaggelegen gekazematteerde gebouwen in het midden van elk front voor de hoofdwal uitstekend of op de hoeken van de fronten.
Polygoon
term in de vestingbouwkunde voor vestingontwerpen met een gebastioneerd tracé. De lijn die de saillanten van de bastions verbindt wordt de buitenpolygoon genoemd, de lijn die de verlengden van de courtines met elkaar verbindt wordt de binnenpolygoon genoemd.
Post
door een eenvoudige versterking beschermde plaats met kleine bezetting, die een bewakings of verdedigingstaak had.
Poterne
overdekte doorgang door een hoofdwal dienende voor verbinding met de voorwerken.
Profiel
vertikale doorsnede over wal, gracht en andere delen van een vestingwerk. Het lengte- en het dwarsprofiel gaven, met het tracé (grondplan) de gedaante van het werk.
Ravelijn
verdedigingseiland in de hoofdgracht, ter dekking van de courtine.
Redoute
eenvoudig, rechthoekig, gesloten veldwerk met aarden wal, al of niet van een natte gracht voorzien.
Reduit
zelfstandig verdedigingswerk in een fort of vesting, bedoeld als laatste vededigingspunt (toevlucht).
Remise
bomvrije schuilplaats voor geschut.
Retranchement
uit een wal of walmuur bestaande afsnijding, in beginsel aangelegd om, indien de vijand door een bres is binnengedrongen, de verdediging nog te kunnen voortzetten.
Revetement
bekleding met metselwerk (bemanteling).
Rondeel
halfronde, gemetselde uitbouw aan een verdedigings-muur, voorloper van het bastion.
Saillant
hoek tussen de twee facen van een bastion, redan, lunet, e.d.
Sapperen
graven van loopgraven onder vijandelijk vuur, zonder zich bloot te geven.
Schans
een zelfstandig, aarden verdedigingswerk, dat van zeer uiteenlopende vorm kan zijn.
Schootsveld
terrein dat door een vuurwapen kan worden bestreken.
Schouderhoek
hoek tussen face en flank van een bastion.
Sperfort
fort, aangelegd om de toegang tot een bepaald acces te verdedigen.
Stelling
terreinstrook, waarin een samenhangend stelsel van elkaar steunende verdedigingswerken, gemeen-schappen, schuilplaatsen, natuurlijke en kunstmatige hindernissen, commandoposten, verbindingen, opslag-plaatsen enz. Zie ook linie.
Sterreschans
schans in een vier-, vijf-, zes- of acht-puntige vorm.
Talud
helling of glooiing, ook wel docering, van een wal of glacis:
  1. naar de gracht toe: buitentalud
  2. naar de binnenruimte: binnentalud.
Tegenmijn
lading, welke onder de grond wordt aangebracht om een vijandelijke ondergrondse aanval af te slaan.
Tenaille
binnenwaarts onder stompe hoek gebroken wal; veelvuldig aangelegd als onderdeel van gebastioneerde stelsels ter bescherming van de muren van de courtines en van de aansluitende flanken van bastions tegen bresschieten.
Terreplein
binnenruimte van een vestingwerk, dus de ruimte binnen de wallen.
Torenfort
twee of drie verdiepingen hoge toren van zwaar metselwerk, omgeven door wallen en gracht.
Tracé
het beloop; ook wel grondplan, ontwerp.
Traverse
loodrecht op de hoofdwal staande aarden wal tot dekking tegen mogelijk zijwaarts invallende schoten of scherfwerking.
Verboden kringen
zie Kringenwet.
Versterken
terreinstroken of bewoonde plaatsen voor-zien van versterkingen, verdedigings- of vestingwerken.
Vesting
versterkte stad of versterkte legerplaats met permanente militaire bezetting.
Vestingfront
gedeelte van een, volgens het gebastioneerde systeem, versterkte vesting, dat zich bevindt tussen twee bolwerkshoeken en door twee kapitalen is ingesloten; het bevat derhalve steeds twee halve bastions en een courtine, alsmede de zich daarvoor bevindende buitenwerken.
Vesting Holland
in staat van verdediging gebracht gebied van N- en Z-Holland en Utrecht begrends door het IJsselmeer in het noorden, en de Nieuwe Hollandse Waterlinie in het oosten, door de riviermonden in het zuiden en de Noordzee in het westen.
Vestingwet
wet van 18 april 1874 waarbij werd vastgesteld welke steden of vestingwerken voortaan nog deel zouden uitmaken van de landsverdediging.
Voorwerk
werk buiten het eigenlijke vestingwerk gelegen.
Wachter
bewaker van een vestingwerk in vredestijd zonder militaire bezetting en niet in staat van verdediging.
Wal
hoge, meestal van een borstwering voorziene, aarden ophoging rond een vestingwerk.
Wapenplaats
bij een hoekpunt gelegen verbreed deel van de bedekte weg, dienende tot verzamelplaats van gewapende manschappen, wapens enz.
Waterlinie
aaneengesloten reeks van onderwaterzettingen en verdedigingswerken.
Waterpoort
stadspoort die een waterweg bewaakte; ook een poort boven een sluis of wateruitlaat.
SchaalAfbeelding voorwerpen

Archiefbestanddelen