Terug naar zoekresultaten

4.MIKO Inventaris van kaarten en tekeningen behorende tot het archief van het Ministerie van Koloniën en rechtsopvolgers, (1702) 1814-1963

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

4.MIKO
Inventaris van kaarten en tekeningen behorende tot het archief van het Ministerie van Koloniën en rechtsopvolgers, (1702) 1814-1963

Auteur

G.L. Balk en F.E.Ch. Hoste (inventaris); K. Zandvliet (redactie en inleiding); M. Bosschaart en G.G.J. Boink (bewerking en aanvullingen)

Versie

07-03-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 1993, 2022 cc0
( Deze collectie is voor een deel gedigitaliseerd. De afronding van de digitalisering wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2024. Het reserveren van de originelen of het bestellen van de nog niet gescande inventarisnummers is weer mogelijk. )

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Koloniën - Kaarten en Tekeningen
Koloniën / Kaarten en Tekeningen

Periodisering

archiefvorming: 1814-1963
oudste stuk - jongste stuk: 1702-1963

Archiefbloknummer

MIKO

Omvang

6821 inventarisnummer(s);

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in talen als het, heten het.
Nederlands
Frans
Engels
Duits

Soort archiefmateriaal

Het archief bevat kaarten en tekeningen, gedrukt en in manuscript.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Secretariaat van Koophandel en Koloniën (1814-1815) Generale Directie van Koophandel en Koloniën (1815-1818) Ministerie van Publiek Onderwijs, Nationale nijverheid en Koloniën (1818-1824) Ministerie van Nationale Nijverheid en Koloniën (1824-1825) Ministerie van Marine en Koloniën (1825-1829) Ministerie van Waterstaat, Nationale Nijverheid en Koloniën (1830-1831) Ministerie van Nationale Nijverheid en Koloniën (1831-1835) Ministerie van Koloniën (1834-1840) Ministerie van Marine en Koloniën (1840-1841) Ministerie van Koloniën (1842-1945) Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen (1945-1949) Ministerie van Uniezaken en Overzeese Rijksdelen (1949-1952) Ministerie van Overzeese Rijksdelen (1952-1957) Ministerie van Zaken Overzee (1957-1960) Regeringscommissaris voor Indonesische Aangelegenheden (1960-1964)
Busscher, Jan Theunis (1772-1846)
Henrici, Henri Albert baron von (1783-1838)
Engelhard, Nicolaus (1761-1831)
Loten, Joan Gideon (1710-1789)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van kaarten en tekeningen van het Ministerie van Koloniën bevat getekende en gedrukte thematische en topografische kaarten, atlassen, (stads)plattegronden, tekeningen van gebouwen, havens, forten, handelsposten en overzeese bezittingen en hydrografische kaarten van zeeën en rivieren in Azië (Oost-Indië), Amerika (West-Indië, Antillen en Suriname) en Afrika. Er is tevens enig verzameld buitenlands materiaal aanwezig.
Als gedeponeerde collecties zijn, naast een lijst van vroeg 19e eeuwse hydrografische kaarten van de Oost-Indische Archipel door J.T. Busscher, enkele series manuscripttekeningen van J.G. Loten (voornamelijk betreffende Ceylon), H.A. Henrici (rivierkartering Borneo) en N. Engelhard (topografische tekeningen van Java en Bali) in de inventaris opgenomen.
Een substantieel gedeelte van de kaarten van Koloniën vond zijn weg naar de bibliotheek van de Universiteit Leiden.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Historisch overzicht, 1814 - 1963
Nadat op 13 augustus 1814 een traktaat met Engeland was gesloten, werd het Nederlandse bestuur over de voormalige overzeese gebiedsdelen hersteld. De Kaap de Goede Hoop, Ceylon, Demerary en Essequibo en Berbice bleven echter in Engelse handen.
Enkele maanden eerder, in april 1814, was in Nederland het departement van Koophandel en Koloniën opgericht. Dit departement, gevestigd in Den Haag, werd verantwoordelijk voor het bestuur van alle koloniën en overzeese handelsposten: zowel in de West als in de Oost.
Vanaf 1814 tot 1963 is het bestuur over de Nederlandse koloniën, later aangeduid als overzeese gebiedsdelen, door één administratieve eenheid behandeld. Tot 1842 werd het ministerie van koloniën weliswaar telkens gekoppeld met andere takken van bestuur (nijverheid, 1814-1825 en 1830-1834; marine, 1825-1830 en 1840-1841; onderwijs 1818-1824; waterstaat 1830-1831) maar dit had weinig invloed op de archiefvorming. Van 1842 tot 1959 werd het bestuur over de koloniën (vanaf 1945 aangeduid als overzeese rijks- of gebiedsdelen) niet verenigd met een andere tak van bestuur. Van 1959 tot 1963 tenslotte maakte het bestuur over de overzeese gebiedsdelen - maar wel als afzonderlijke administratieve eenheid - deel uit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Te Batavia leidde de toegenomen omvang van kaarten- en tekeningenarchieven al snel tot de instelling van een "Statistiek Bureau" te Buitenzorg in 1837 ( Het onderstaande is gebaseerd op: F.G.P. Jacquet en A.E.M. Ribberink, Van 's Lands archief tot Arsip Nasional (Den Haag 1992) p. 9-10; Geschiedkundige nota over de Algemeene Secretarie (Batavia 1894) p. 23-30 en de bijlagen N en S; Toelichting bij Oost-Indisch Besluit 10 maart 1839 no. 1. )
Johan Pieter Cornets de Groot, die aan het hoofd van de algemene secretarie stond, was degene die de aanzet gaf tot het opzetten van het bovengenoemde bureau. Er werd niet volstaan met het maken van een selectie uit de bestanden bij de Algemene Secretarie: door middel van een advertentie in de Javasche Courant werden particulieren opgeroepen bij hen aanwezige 'bouwstoffen' tegen een billijke vergoeding over te doen aan het Historisch bureau .
Naast het beheer van de kaarten, had de Geographische afdeling tot taak de Gouverneur-generaal te informeren over het verloop van de werkzaamheden bij respectievelijk het Topografisch en het Hydrografisch Bureau. Het is overigens twijfelachtig of men inderdaad systematisch uitvoering gaf aan deze besluiten want al vlot werd er in Den Haag geklaagd over het gebrek aan activiteit bij het Historisch bureau te Batavia. ( Zie hierover bijvoorbeeld verbaal koloniën 19 juli 1845 no. 12/448. Toch bleef te Batavia een bureau bij de Algemene Secretarie belast met deze taken. Vanaf 1851 was dit het Historisch bureau. In 1864 volgde een nieuwe reorganisatie. Dit werd de Afdeling statistiek. De taken van deze afdeling zijn overeenkomstig met het inmiddels in Nederland bij het ministerie functionerende Bureau G. ) Misschien is het Cornets de Groot geweest, die na zijn terugkeer naar Nederland in 1842 tot secretaris-generaal van het ministerie benoemd werd, die ook in Nederland de aanzet gaf tot de inrichting van een Historisch Bureau. ( Het is heel wel mogelijk dat men zich bij de inrichting van de Historische bureaus en Geographische afdeling baseerde op de Organisatie van militaire instellingen die met taken op het gebied van historisch onderzoek, archiefzorg en beheer van kaarten en tekeningen belast waren: het Dépôt-Generaal van Oorlog, Marine en Koloniën (1806-1811) en het Archief van Oorlog en Topografisch Bureau (vanaf 1814). ) Omstreeks 1840 was er bij het ministerie in Nederland eveneens een Historisch bureau dat werd belast met vergelijkbare taken als het bureau te Batavia :h et beheer van kaarten en tekeningen, de bibliotheek en het oud-archief. Bovendien diende dit bureau de minister te voorzien van informatie van algemene (statistische) en historische aard. Met de leiding was in de periode 1851 tot 1879 een persoon belast: H.T. Krabbe. ( Misschien was Krabbe al eerder met deze werkzaamheden belast. Hij solliciteerde in 1839 naar een betrekking bij het ministerie. In 1841 werkt hij bij het ministerie als tijdelijk aangestelde, zie verbaal 12 oktober 1841 no. 7. ) De naamgeving van het bureau was niet erg consistent. In een stuk van 1857 vinden wij het aangeduid met drie verschillende benamingen: Bureau G, Bureau voor voorlichting en informatie en Historisch bureau. ( Verbaal Koloniën 30 oktober 1857 no. 28. ) In de Staatsalmanak werd de naamgeving eveneens nogal verschillend opgenomen. De meeste gebruikte benaming, Bureau G, werd in 1896 omgezet in Afdeling G.
Wellicht heeft men in Nederland het Historisch bureau na de komst van Cornets de Groot in 1842 definitief vormgegeven. Activiteiten in het decennium ervoor wijzen er echter op dat men bij het ministerie al eerder in die geest werkte. In de jaren tussen 1830 en 1840 werden net als in de Oost diverse particuliere collecties van kaarten en tekeningen verworven om de lacunes in het reeds aanwezige bestand aan te vullen. Vanaf diezelfde periode ontplooide het ministerie meer activiteit om te komen tot een geregelde productie van topografische en hydrografische kaarten van de koloniën.
De directe bemoeienis van het ministerie met de productie van kaarten nam in de tweede helft van de 19de eeuw af. Dit werd meer en meer overgelaten aan gespecialiseerde bureaus en diensten zoals het in 1860 te Batavia gevestigde Bureau Hydrografie en het in 1864 aldaar ingestelde Topografisch Bureau. Het kaarten- en tekeningenbestand bij Bureau G bleef wel geleidelijk in omvang toenemen door inkomende archivalia, door aankoop en door internationale ruilovereenkomsten. Meermalen maande de minister van koloniën de Gouverneur-generaal er voor te zorgen "dat aan het Departement van Koloniën steeds zoo spoedig doenlijk worden opgezonden alle kaarten, hetzij in originali, hetzij in calque, waarvan de kennis hier te lande noodig en nuttig wordt geacht". ( Aanschrijving in verbaal koloniën 16 maart 1850 no. 2/181 (waarbij wordt herinnerd aan een eerdere aanschrijving van 1837) en 17 september 1851 no. 12/714. )
Gedeponeerde archieven
Vanaf 1814 kreeg het Koninkrijk opnieuw het gezag over de koloniën. Voor het bestuur, en de gezagsuitbreiding, waren betrouwbare kaarten hoognodig. Gedurende de eerste helft van de l9de eeuw ontbraken echter de middelen om de kartering goed op te kunnen zetten. Om toch in de behoefte aan kaarten te voorzien, poogde men gebruik te maken van particuliere initiatieven. Een eerste cartografisch overzicht van de koloniën verkreeg men zodoende dankzij Johannes van den Bosch (de latere Gouverneur-generaal) die in 1817 zijn Atlas der Overzeesche Bezittingen publiceerde (inventarisnummer Dl).
Het ministerie vulde de leemten in de kennis ook aan door kaarten en tekeningen aan te kopen van koloniale ambtenaren en militairen die al of niet in hun vrije tijd kaarten tekenden of verzamelden, of kaarten en tekeningen aan te kopen uit nalatenschappen. Soms ging het om één of enkele kaarten; uit de nalatenschap van Melvill van Carnbee werden een kaart van Java en een plattegrond van Batavia van Van der Jagt van 1826 (inv.nr. 83) gekocht voor 114 gulden. ( 16 Verbaal Koloniën, exh. 2 november 1833 nr. 39. ) Deze kaarten zijn verspreid opgenomen in het bestand van koloniën.
Vier bestanden van grotere omvang zijn in deze inventaris wel apart beschreven: Loten, Engelhard, Busscher en Henrici. Een vijfde bestand dat in deze inventaris opgenomen had kunnen worden is dat van G.J.C. Schneither (1795-1877) die van 1816 tot 1826 de particuliere secretaris van de Gouverneur-Generaal Van der Capellen was. In die functie verzamelde Schneither een groot aantal kaarten en tekeningen, waarvan de meeste op Java betrekking hebben. De verzameling Schneither werd in 1878 van de boekhandelaar Martinus Nijhoff gekocht door het ministerie van koloniën.
Deze verzameling werd niet gedeponeerd in het bestand van het ministerie.
Johan Gideon Loten (1710-1789)
Loten voer december 1731 uit als onderkoopman voor de VOC op het schip Beekvliet. Zijn carrière verliep voorspoedig. In 1743 werd hij benoemd tot gouverneur van Makassar. In 1752 volgde zijn benoeming tot gouverneur van Ceylon. Hij keerde in 1757 terug naar Nederland waar hij in 1789 te Utrecht overleed.
Loten was een bekwaam topografisch tekenaar. In de hier beschreven collectie zijn daar verschillende voorbeelden van te vinden. Hij besteedde dat werk ook uit. Te Makassar en op Ceylon gaf hij diverse tekenaars en landmeters opdracht voor het vervaardigen van tekeningen op topografisch en natuurhistorisch gebied en het vervaardigen van plattegronden en kaarten.
Het grootste deel plaatste Loten in zijn particuliere collectie. Loten wilde met behulp van deze collectie tezijnertijd een boek maken. Daartoe bracht hij ook een bundel notities bijeen: "Aanteekeningen om indertijd te kunnen dienen tot het in order brengen van het geene ik successive heb verzameld zo in tekenen naar het leeven als geschriften om eenig licht te kunnen bijbrengen tot de natuurlijke historie van O.I. en voornamelijk van Java, Celebes en Ceylon (1754)".
Hij woonde na zijn terugkeer enige tijd in Londen. De tekeningen in zijn collectie zijn daar door diverse auteurs gebruikt. Loten zelf is nimmer tot de uitgave van zijn boek gekomen. Zijn collectie is na zijn overlijden verspreid geraakt.
De hier beschreven collectie tekeningen en kaarten werd door Loten nagelaten aan Jacob Adriaan van den Heuvel (eerste lid van de Staten van Utrecht, overleden 1800). J.P.S. Favrod de Fellens te Maastricht, getrouwd met de dochter van Van den Heuvel, kwam nadien in het bezit van de collectie. ( Dit en het volgende is ontleend aan de inliggende stukken bij het Koninklijk Besluit van 11 december 1834 no. 13 en de verbalen van koloniën van 4 maart 1835 no. 5 en 24 maart 1835 no. 27. ) Hij schonk de collectie in 1835 aan het ministerie. Als blijk van waardering ontving Favrod de Fellens een ring ter waarde van 300 gulden met het monogram van Koning Willem 1. Bij het ministerie werd de collectie opgenomen onder het kenmerk W. De collectie is in de literatuur min of meer onopgemerkt gebleven. ( In de gids van Roessingh (1982) en in een recent, veelomvattend werk over Ceylon wordt de collectie niet vermeld: R.K. de Silva and W.G.M. Beumer, Illustrations and Views of Dutch Ceylon 1602-1 796. London/Leiden 1988. )
Nicolaas Engelhard (1761-1831)
Na een vlot verlopen carrière werd Engelhard in 1801 benoemd tot gouverneur van Java's Noordoostkust. In die functie gaf hij opdracht aan leraren (informators genoemd) van de marineschool te Semarang om hydrografische en topografische karteringen uit te voeren van het gebied onder VOC-bestuur. Daarnaast gaf hij opdracht tot het opmaken van statistische rapporten. Vanwege zijn particuliere interesse voor de natuur en de oudheden van Java, gaf hij begaafde tekenaars in zijn omgeving opdrachten om voor hem tekeningen te vervaardigen.Engelhard liet bij testament zijn archief na aan Daniël François van Alphen (overleden. 1840). De laatste liet de archivalia na aan zijn kinderen. Van deze kinderen werkten enkelen in dienst van het ministerie.
Jan Theunis Busscher (ca. 1772-1846)
Busscher heeft in diverse functies in de Oost gewerkt. Vanaf 1799 was hij onderwijzer (informator) aan de marineschool van Semarang in de rang van sous-luitenant ter zee. ( Voskuil (1976) p. 24. ) Bij de marineschool werden leerlingen opgeleid voor technische beroepen bij de zee- en de landmacht en bij de waterstaat in Oost-Indië. In het kader van hun opleiding werden karteringen te land en ter zee uitgevoerd, kaarten getekend en kaarten gekopieerd. Met tussenpozen was Busscher tot zijn pensionering in 1825 aan de school verbonden. De onderbrekingen werden veroorzaakt door het feit dat de school niet ononderbroken bestond. Wel was Busscher gedurende al die jaren betrokken bij de hydrografische kartering van de Indische archipel. Dat Busscher zijn kaarten niet alleen vervaardigde en leverde aan het gouvernement maar ook een eigen verzameling aanlegde blijkt voor het eerst in 1818. In de Oost zag het gouvernement na het herstel van het Nederlands gezag in 1817 zich geconfronteerd met een zeer gebrekkige kennis van de archipel. Noodgedwongen maakte men gebruik van Engelse kaarten. De Nederlandse koloniale marine zocht naar mogelijkheden om daar verandering in te brengen. Busscher speelde daarop in. Hij bood zijn verzameling kaarten in 1818 te koop aan. ( Oost-Indisch besluit buiten rade 1 februari 1818 no. 12. ) Dit voorstel werd aangenomen. Bovendien kreeg Busscher in 1819 de opdracht andere zeekaarten berustende te Semarang op hun praktische waarde te onderzoeken en zonodig te kopiëren. ( Oost-Indisch besluit buiten rade 19 februari 1819 no.1. ) . Na zijn pensionering in 1825 ging Busscher naar Nederland. Volgens zijn zeggen werkte hij vanaf 1827 door in de geest van de opdracht die hem in 1819 gegeven was: het vervaardigen van kaarten van de Indische Archipel. ( Het onderstaande is gebaseerd op diverse verbalen van het ministerie van koloniën: 23 mei 1835 no. 3, 22 december 1835 no. 1, 18 april 1836 no. 2, 16 mei 1836 no. 1. ) In 1835 bood hij zijn kaarten aan bij de Minister van Koloniën. Van de 72 kaarten had hij er dertig naar eigen opnamen gemaakt, twee naar die van Beetjes, een naar Cornelius, acht gekopieerd van Engelse originelen en de overige gecompileerd op basis van verschillende kaarten.
De marineofficier Rijk die om advies gevraagd werd, liet zich kritisch uit over Busscher's werk. Hij vond de kaarten ouderwets en hij meende dat Busscher onvoldoende verantwoordde met behulp van welke opnamen hij de kaarten had samengesteld. Het voorstel van een andere adviseur, de oud-directeur der domeinen in Nederlands-Indië Kruseman, om de kaarten te gebruiken voor de samenstelling van een zeemansgids in de trant van de Engelse gids van Horsburgh, haalde het door Rijk's kritische opstelling niet. Desondanks werden tenslotte in 1836 meer dan 80 kaarten, gezichten en tafels van Busscher gekocht voor 750 gulden. Het advies van Rijk om de kaarten naar Batavia te sturen ten behoeve van het werk van de in 1821 ingestelde Commissie werd niet opgevolgd, wel werden de kaarten ter inzage gegeven aan Derfelden von Hinderstein die tussen 1828 en 1838 een kaart van de Indische Archipel samenstelde (inv.nr. 689).
Na 1836 vernemen wij niets meer over activiteiten op kartografisch gebied van Busscher. Hij overlijdt op 16 maart 1846 te Kortenhoef. ( Biografische gegevens zijn te vinden in de briefwisseling met koloniën en in de Oost-Indische besluiten van 11 augustus 1846 nr. 13 en 31 augustus 1846 nr. 76. Uit de Oost-Indische besluiten blijkt dat Busscher getrouwd was met J.W. Ham. Na haar overlijden hertrouwde hij in 1828 met Wilhelmina Carolina van Waey. )
Henri Albert Henrici (1783-1838)
Baron Henri Albert Henrici werd 27 november 1783 te Wenen geboren. Hij was de zoon van een architect. Hij volgde in Wenen een opleiding tot ingenieur.
Na diverse militaire functies bekleed te hebben in het Oostenrijkse en Russische leger kwam hij door een aanbeveling van Baron de Constant Rebecque in 1817 in dienst bij de Nederlandse Generale Staf. Hij werd belast met kartografische werkzaamheden ten behoeve van de grensvaststelling.
In 1820 ging hij over naar het leger in de koloniën. Ook daar was hij actief op kartografisch gebied. Vanaf 1830 was hij bezig met de kartering van delen van Borneo. De Gouverneur-generaal was ontevreden over zijn productiviteit. Tenslotte werd hij teruggezonden naar Nederland. Daar aangekomen werd hij met pensioen gestuurd.
Kort nadien overleed Henrici in Amsterdam.
Overige kaarten- en tekeningenarchieven betreffende de Nederlandse(voormalige) overzeese gebiedsdelen na 1814
Stuurmanskamer in het koloniaal etablissement te Amsterdam, 1814-1822
Na het herstel van de onafhankelijkheid dienden de scheepvaartverbindingen met de koloniën hersteld te worden. In de 17e en 18e eeuw rustten de Compagnieën de schepen uit met kaarten en instrumenten die in bruikleen werden gegeven aan de schippers en stuurlieden. Deze praktijk werd in 1814 hervat. In Amsterdam werd in het Koloniaal etablissement, gevestigd in het gebouw van de voormalige Oostindische Compagnie aan de Oude Hoogstraat, de nog bestaande stuurmanskamer heropend. ( De Staatsraad voor de koloniën gaf in 1817 toestemming "een stel kaarten en instructien, die men voorheen gewoon was aan de kapiteins die voor de Oostindische Compagnie naar Java vertrokken, mede te geven" uit te reiken: Ministerie van Koloniën voor 1850, inventarisnummer. 4612, exh. 5 febr. 1817 no. 121. ) De stuurmanskamer bij het Koloniaal etablissement heeft slechts kort bestaan. Nadat geconcludeerd was dat de Nederlandse zeekaarten en zeemansgidsen de vergelijking met de in het buitenland geproduceerde kaarten niet konden doorstaan besloot men in 1822 alles op te ruimen. De nog aanwezige kaarten werden ondershands verkocht32. ( Verbaal koloniën 10 april 1822 no. 14. Een jaar eerder had men te Amsterdam op de oude werf van de VOC een kist oude "onbruikbare" zeekaarten en zeeboeken aangetroffen. Deze kist is waarschijnlijk datzelfde jaar opgeruimd: ARA, collectie oude inventarissen le afdeling nummer XXIX, memorandum Bras 2 oktober 1821. ) Er waren bovendien redenen in het organisatorische vlak die aanleiding gaven tot het opruimen van de stuurmanskamer. In 1823 werd de Nederlandse Handelmaatschappij opgericht waarmee de vaart voor een groot deel in particuliere handen overging. En in 1825 werd het bestuur van de marine verenigd met dat van de koloniën. Bij de marine had men vanaf 1817 een eigen stuurmanskamer: Dépôt van zeekaarten, instrumenten en tekeningen en modellen van schepen genaamd. ( A. Lemmens, 'Een verzameling modellen in het Rijksmuseum', in: Bulletin van het Rijksmuseum, 35 (1987) p. 321-328. ) .
Dépôt zeekaarten/Hydrografisch Bureau te Batavia (1823-1894)
Te Batavia werd in 1821 de Commissie ter verbetering der Indische zeekaarten ingesteld. In 1823 werd daar bovendien een Dépôt van zeekaarten ingericht. In 1860 werd het Dépôt te Batavia omgevormd tot het Hydrografisch Bureau. Dit bureau werd, tussen 1873 en 1875 kortstondig en vanaf 1895 definitief, verenigd met het Hydrografisch Bureau in Nederland.
Topografisch Bureau/Dienst Batavia (1864-1949)
Aanvankelijk werd de topografische kartering in de Oost gedaan door de Directie der Genie. In 1864 werd voor deze werkzaamheden een apart bureau ingericht. Dit Topografisch Bureau, later Topografische Dienst genoemd, heeft tot de soevereiniteitsoverdracht de topografische kartering van Oost-Indië verzorgd. Mede vanwege de arbeidsintensieve landrentekarteringen werd de Topografische Dienst een van de grotere overheidsdiensten in de Oost. In de jaren '20 en '30 van de twintigste eeuw waren er meer dan 600 man in dienst.
Algemene secretarie van de Nederlands-Indische regering (te Batavia) en de daarbij gedeponeerde archieven (1942-1950)
De algemene secretarie was het administratief apparaat dat de Gouverneur-generaal terzijde stond. Het heeft gefungeerd van 1816 tot 1950.
Stichtingen actief in Nederlands Nieuw-Guinea (1957-1966)
Het ministerie van Overzeese Rijksdelen en de rechtsopvolgers van dit ministerie
hebben diverse stichtingen opgericht die actief waren op een aantal deelterreinen van
beleid ten aanzien van Nederlands Nieuw-Guinea. Deze stichtingen waren:
  • Stichting Agrarisch Onderzoek,
  • Stichting Agrarische Bedrijven,
  • Stichting Demografisch Onderzoek,
  • Stichting Geologisch Onderzoek.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk in 1810, was het bestuur van de Hollandse koloniën overgebracht naar Parijs. Het kaarten- en tekeningenarchief betreffende de Hollandse koloniën werd als gevolg van deze bestuurswijziging in 1810 en 1811 overgebracht naar Parijs.
Na het herwinnen van de onafhankelijkheid werden direct stappen ondernomen om dit archief en andere archieven terug te halen naar Nederland. De teruggave werd geregeld in het Vredesverdrag van Parijs van 30 mei 1814 (artikel 31).
​In de winter van 1815-1816 keerde het koloniale kaarten- en tekeningenarchief terug naar Nederland. Daar aangekomen werden de stukken gedeponeerd in de charterkamer van het ministerie. ( Verbaal Koloniën 16 febr. 1816 no. 966. Voor de administratieve geschiedenis van de koloniale kaarten- en tekeningenbestanden van voor 1814, zie: K. Zandvliet, 'VOC Maps and Drawings', in: R. Raben and J.C.M. Pennings (edit. board), De archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie. The Archives of the Dutch East India Company (1602-1795) p. 83-99, 116. ) Zoals gezegd hebben de wisselingen in het koloniale bestuur tussen 1814 en 1963 weinig invloed gehad op de archiefvorming. Hetzelfde geldt voor een specifiek onderdeel van het archief: het kaarten- en tekeningenarchief. Vanaf 1816 was dit bestand ondergebracht bij de charterkamer van het ministerie. In 1823 werd de organisatie van het ministerie opnieuw vastgesteld. Een der afdelingen, de generale secretarie, werd belast met werkzaamheden op het gebied van de comptabiliteit en de statistiek en het beheer van de archieven. De generale secretarie werd vanwege haar verantwoordelijkheid voor de archieven in het algemeen dus ook belast met de zorg voor de kaarten en tekeningen. ( Inventaris Ministerie van Koloniën voor 1850, inleiding (2.10.1) )
Zowel bij het ministerie in Den Haag als bij de Algemene Secretarie te Batavia werden kaarten- en tekeningenbestanden beheerd van algemene aard. De militaire en administratieve expansie in de Indische Archipel, de zorg voor de hydrografische kartering, de zorg voor de droge en de natte waterstaat, de economische exploitatie van het bestuurde gebied hadden tot gevolg dat zowel in Den Haag als in Batavia de kaarten- en tekeningenarchieven snel in omvang toenamen. Het in 1837 ingestelde "Statistiek Bureau" te Buitenzorg kreeg tot taak om de bibliotheek, de bij het Kabinet van de Gouverneur-generaal aanwezige land- en zeekaarten, handschriften en belangrijk geachte nota's en memories te beheren. Van dit bureau werd verwacht uit de volumineuze archieven de belangrijke stukken apart te zetten; alle kaarten en tekeningen werden daarbij tot de categorie 'belangrijke stukken' gerekend.
In 1839 werd het beheer van het kaarten- en tekeningenbestand bij het Statistiek bureau nader geregeld. Er werd een Geographische afdeling voor ingericht. Bij deze afdeling kwamen in beheer: "alle in 's Gouvernements archieven aanwezige kaarten, plannen, schetsen, memoriën, berigten, plaatsbeschrijvingen, mitsgaders alle documenten, tot zoodanige stukken behoorende".
De afdeling diende de kaarten te ordenen en te beschrijven in systematisch ingerichte registers.
Vanaf 1851 werd deze taak uitgevoerd door het Historisch Bureau te Batavia, die in 1864 na een reorganisatie Afdeling statistiek werd genoemd.
Deze Afdeling statistiek te Batavia kreeg in beheer "alle ter algemeene secretarie aanwezige en later ontvangen wordende verslagen, overzigten, politieke nota's, statistieken en kaarten" ( Staatsblad van Nederlands- Indië, 1864, no. 25 ) .
Zeker is het dat bij het ministerie in Nederland omstreeks 1840 eveneens een Historisch bureau werd belast met vergelijkbare taken als het bureau te Batavia: het beheer van kaarten en tekeningen, de bibliotheek en het oud-archief. Anders dan te Batavia kwamen in Den Haag relatief weinig grootschalige kaarten en tekeningen binnen; kadastrale aangelegenheden en het beheer van objecten werd grotendeels overgelaten aan de administraties overzee.
Het Historisch bureau ofwel Bureau G kreeg omstreeks het midden van de 19e eeuw concurrentie op het gebied van de zorg voor de oude koloniale archieven; de Algemene Rijksarchivaris Bakhuizen van den Brink verzocht deze oude archieven aan het Rijksarchief (ARA) toe te vertrouwen.
De overdrachten aan het ARA leidden tot een taakverschuiving bij het Bureau G: de archiefzorg werd overgedragen aan Bureau H, het Kabinet van de minister. Dit gold echter niet voor de zorg voor de kaarten en tekeningen. Zowel de archiefkaarten als de verzamelde kaarten bleven in beheer bij Bureau G.
Naast het beheer van de bibliotheek en het kaarten- en tekeningenbestand was Bureau G actief op koloniaal bibliografisch gebied (zie de literatuuropgave onder Hooykaas). Bureau G vervaardigde bovendien in handschrift cumulatieve indices van het archief en van in Nederland en in de koloniën verschijnende kranten.
Vanaf 1922 werd het Bureau G - toen inmiddels Boekerij genaamd - uitsluitend belast met het beheer van de bibliotheek en het kaarten- en tekeningenbestand. De samenstelling van het jaarlijks verslag omtrent het beheer en de staat der Oost-Indische bezittingen, een taak die in 1894 aan het bureau was opgedragen, ging over naar het Kabinet van de minister. Ongewijzigd bleef de huisvesting van de Boekerij (Binnenhof 5) in de directe nabijheid van de minister: naast het T'Goudsmits Keurhuys (Binnenhof 7) op de begane grond. De vertrekken van de minister lagen daar direct boven, het archief was direct onder de Boekerij opgeslagen. ( Tekeningenarchief Verkeer en Waterstaat: WCAP inventarisnummers. 5078, 5287-5290. Deze tekeningen geven een wijziging te zien van de indeling der vertrekken omstreeks 1920. Voordien was de bibliotheek in hetzelfde pand gevestigd, in de vleugel tussen de poort en de passage van het Departementsgebouw aan het Plein naar het Binnenhof, zie tekeningenarchief RGD inventarisnummers 530 en 531. )
Tot 1963 zijn wijzigingen in het beheer van ondergeschikt belang. De laatste afdeling die het beheer verzorgde was de Onderafdeling documentatie en bibliotheek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Overdracht
In de tweede helft van 1962 werd de bestuurstaak van Nederland ten aanzien van Nieuw-Guinea afgebouwd. Het ministerie van Binnenlandse Zaken, belast met Nieuw-Guinea, meende daarom dat de bibliotheek en het kaarten- en tekeningenbestand niet langer in beheer bij Binnenlandse Zaken diende te blijven. Aanvankelijk werd overwogen de bibliotheek, zijnde een "natuurlijk complement van de departementale archieven", onder te brengen bij het ARA. Deze gedachte werd nadien verlaten. ( Nota van de chef van de Onderafdeling documentatie en bibliotheek E. Westerbeek van 16 januari 1963 no. 63/2. Kopie in archief Afd. K&T dossier 201.01 MIKO. De overige gegevens in deze alinea zijn eveneens aan dit dossier ontleend. )
In 1963 meldde de Universiteitsbibliotheek in Leiden dat men daar de bibliotheek gaarne zou willen overnemen. Het ARA tekende hiertegen bezwaar aan. Dit bezwaar werd gehonoreerd voor zover het ging om de kaarten. De Rijksarchivaris Hardenberg kreeg bericht dat hij "over de kaarten en plans, welke bij de archivalia behoren ... (kon) ... beschikken".
Met deze beslissing werd een moeizame operatie ingezet: immers, al vanaf 1815 was er één kaarten- en tekeningenbestand gevormd bij het ministerie. Bij de ordening en de berging van dit bestand werd tussen 1815 en 1963 geen onderscheid gemaakt of het al dan niet om een archiefstuk ging. Door de besluitvorming in 1963 ontstond een slepende discussie waarbij gepoogd werd alsnog een scheiding te maken tussen de archiefkaarten en -tekeningen en overige kaarten.
In 1965 droeg de Onderafdeling documentatie en bibliotheek het beheer van de kaarten en tekeningen over aan de Sectie statische archieven Overzeese Rijksdelen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze sectie ging later op in de Organisatie van het ARA. Ambtenaren van het ARA maakten vanaf 1967 een scheiding tussen de archiefkaarten en niet-archiefkaarten. Zij hadden daarbij niet de beschikking over alle kaarten. Een klein deel was toen reeds overgedragen aan de Universiteitsbibliotheek in Leiden.
Tot 1972 bleef men bezig met het nemen van beslissingen per kaart. Vervolgens werd voorgesteld de scheiding op een geheel andere wijze uit te voeren, namelijk door het kaartenbestand als geheel te bestempelen tot archief en (gedrukte) dubbelen over te brengen naar Leiden. December 1991 werd tenslotte gekozen voor een pragmatische oplossing: zowel de Universiteitsbibliotheek te Leiden als het ARA behouden de kaarten en tekeningen afkomstig van het ministerie van koloniën voor zover deze op dat moment in hun bezit zijn.
Door de gekozen oplossing is het grootste deel van de kaarten en tekeningen van het ministerie van koloniën beschreven in deze inventaris. Omdat de atlassen en portefeuilles geborgen waren in boekenstellingen, zijn deze stukken voor een deel samen met de bibliotheek in de Universiteitsbibliotheek Leiden gedeponeerd.
Gedeponeerde archieven
Johan Gideon Loten (1710-1789)
In 1860 beschreef Veth de inhoud van een aantal documenten behorend tot de collectie Loten. Deze documenten zijn nu in beheer bij het Nationaal Archief.
Nicolaas Engelhard (1761-1831)
De hiervoor genoemde kaarten en tekeningen van Engelhard zijn in de hier beschreven collectie bewaard. Andere tekeningen die in zijn opdracht gemaakt waren, kwamen in Engelse handen. Zo maakte Raffles voor zijn History of Java van tekeningen uit het bezit van Engelhard gebruik.
Het is waarschijnlijk aan de bemiddeling van de kinderen van Daniël François van Alphen (overleden. 1840) te danken dat de familie de stukken afkomstig van Engelhard in 1849 bij het ministerie deponeerde. Een aantal van hen werkte in dienst van het ministerie. ( Ministerie van Koloniën inv.nr. A 872: aantekening in het jaar 1849 in de rubriek 'statistiek en algemene zaken'. In de rubriek wordt niet verwezen naar het verbaalarchief. Wellicht zijn de stukken ondershands overgedragen. ) Bij het ministerie werd de collectie met het kenmerk G opgenomen.
De familie Van Alphen droeg andere nagelaten papieren van Engelhard over aan de toenmalige minister van koloniën J.Chr. Baud.
Jan Theunis Busscher (ca. 1772-1846)
De verzameling Busscher '1818' is niet opgenomen in deze inventaris; die verzameling kwam in het bezit van het gouvernement in de Oost en ging deel uitmaken van het Dépôt van Zeekaarten te Batavia.
Die verzameling is nadien gebruikt door de in 1821 ingestelde Commissie ter verbetering der zeekaarten. ( Oost-Indisch Besluit buiten rade 13 oktober 1821 no. 3. Over de aanwezigheid van Busscher's kaarten in het Dépôt, zie Voskuil (1976) p. 30. )
Aangezien het archief van het Dépôt van zeekaarten te Batavia later verenigd werd met de Nederlandse Dienst Hydrografie is de verzameling Busscher '1818' opgenomen in het archief van de laatstgenoemde dienst. Dit archief is nu in beheer bij het Nationaal Archief (code HYDRO).
Henri Albert Henrici (1783-1838)
In het voorjaar van 1839 werd de nalatenschap van Henrici in Amsterdam geveild. De minister van koloniën gaf opdracht de voor het ministerie belangrijke stukken in beslag te nemen. De in beslag genomen stukken zijn vervolgens gedeponeerd als verzameling Al bij het ministerie.
Overige kaarten- en tekeningenarchieven betreffende de Nederlandse(voormalige) overzeese gebiedsdelen na 1814
Hieronder wordt in het kort de geschiedenis geschetst van enkele kaarten- en tekeningenarchieven van onderdelen van het ministerie van koloniën - in Nederland en overzee - voor zover deze kaarten- en tekeningenarchieven nu in beheer zijn bij het Nationaal Archief. ( De opgave hieronder is waarschijnlijk onvolledig; het is zeker niet uitgesloten dat in de catalogi van Leupe (1867) en van l'Honoré-Naber (1914) kaarten van na 1814 beschreven staan die behoren tot andere archieven van administraties overzee dan hieronder beschreven. ) . Er zijn in het Nationaal Archief daarnaast kaarten- en tekeningenarchieven aanwezig van andere overheidsadministraties - zoals het ministerie van oorlog - en van bedrijven en particulieren waarin kaarten en tekeningen beschreven zijn die betrekking hebben op de koloniën. Deze bestanden zijn vermeld in Bijlage 2.
Nederlandse bezittingen ter kuste van Guinea (1673-1872)
Bij de overgave van de Nederlandse bezittingen ter kuste van Guinea aan de Engelsen zijn de archieven overgebracht naar Nederland. Het ministerie van Koloniën droeg het archief vervolgens over aan het ARA.
In 1880 werden de kaarten overgedragen. ( VROA 1880, p. 3 en 4. ) . Deze kaarten zijn beschreven in de catalogus van l'Honoré-Naber (1914, code VELH).
Stuurmanskamer in het koloniaal etablissement te Amsterdam, (1814-1822)
In deze stuurmanskamer werden twee categorieën hydrografische kaarten en zeemansgidsen bewaard: enerzijds de archiefkaarten - van elke versie of uitgave een exemplaar - en anderzijds de voorraad moderne kaarten ten behoeve van de scheepvaart. Jaarlijks werd een boekhoudkundige verantwoording gemaakt van de inhoud van de stuurmanskamer. Zo lezen wij dat er in 1815 25 zeemansgidsen van Van Keulen aanwezig waren, een Franse zeemansgids en twee Engelse zeemansgidsen, 375 (moderne) land- en zeekaarten en een doos en drie kisten met oude kaarten. ( ARA, Collectie Goldberg inv.nr. 104. ) .
In 1822 werd de stuurmanskamer opgeruimd. Het na de opruiming en verkoop overgebleven koloniale zeekaartenbestand werd opgenomen in het bestand van het Dépôt van zeekaarten, instrumenten en tekeningen en modellen van schepen van de marine die vanaf 1817 een eigen stuurmanskamer had.
Nadat in 1830 het bestuur van de marine opnieuw werd gescheiden van het bestuur van de koloniën, liet men het beheer van de koloniale zeekaarten bij de marine. Bij dit Dépôt, ook wel aangeduid als Modellenkamer, deponeerde het ministerie van koloniën nadien de zeekaarten die in haar opdracht uitgegeven werden. Het Dépôt zorgde voor het beheer en de verkoop. Het oude kaartenarchief van de marine - het Dépôt - werd beschreven door Leupe (1872). Dit bestand is inmiddels in beheer bij het Nationaal Archief (code MCAL). Het Dépôt is nadien opgegaan in de Dienst Hydrografie van de marine. Dit archief, over de periode 1814 tot 1932, is eveneens in beheer bij het Nationaal Archief (code HYDRO).
Een aantal oudere zeekaarten te Amsterdam werd niet opgeruimd of overgedragen aan de marine. Deze kaarten werden opgeslagen bij de koloniale archieven in het West-Indisch Slachthuis in Amsterdam. Zij werden tussen 1856 en 1865 aan het ARA overgedragen en beschreven in de inventaris van Leupe (1867, code VEL).
Dépôt zeekaarten/Hydrografisch Bureau te Batavia (1823-1894)
Dit Dépôt had overeenkomstige taken als het Dépôt in Nederland: het beheer der archiefkaarten - van elke versie of uitgave een exemplaar - en het beheer van de voorraad moderne kaarten ten behoeve van de scheepvaart.
Het kaarten- en tekeningenarchief van het Dépôt van zeekaarten/Hydrografisch bureau Batavia is nadien opgegaan in het archief van de Dienst Hydrografie van de marine in Den Haag. Dit archief is nu in beheer bij het Nationaal Archief (code HYDRO).
Topografisch Bureau/Dienst Batavia (1864-1949)
In de maanden voorafgaande aan de soevereiniteitsoverdracht werd te Batavia besloten een deel van het kaartenarchief naar Nederland op te sturen. Dit bestand werd opgezonden naar het Koloniaal Instituut (het huidige Tropeninstituut) te Amsterdam en de Topografische Dienst in Delft (nu in Emmen) ( Mondeling meegedeeld door professor doctor F.J. Ormeling Sr., indertijd werkzaam te Batavia. In de maanden november en december 1949 werden drie kisten overgezonden. Het ging voor een belangrijk deel om ongestempelde kaarten. Op een enkele kaart is desondanks een ordeningskenmerk aangebracht dat van de Topografische Dienst Batavia zou kunnen zijn: Ja 20 II 13 op Topo 19.5.17 bijvoorbeeld. ) .
Het kaartenarchief van de Topografische Dienst van voor 1930 is inmiddels in beheer bij het Nationaal Archief(code TOPO). In dit bestand zijn dus ook kaarten opgenomen die behoren tot het archief van het Topografisch Bureau Batavia. Het in Batavia achtergebleven archief van de Topografisch Bureau is, voor zover bewaard, nu in beheer bij het Arsip Nasional in Jakarta.
Algemene secretarie van de Nederlands-Indische regering (te Batavia) en de daarbij gedeponeerde archieven (1942-1950)
Het oudere archief van de algemene secretarie, over de jaren 1816 tot 1942, berust in het Arsip Nasional in Jakarta. Het archief van de periode 1942-1950 berust deels in het Arsip Nasional en deels in het Nationaal Archief. Een deel is indertijd naar Nederland overgebracht omdat het ging om informatie van een politiek, vertrouwelijk dan wel persoonlijk karakter.
Tot het Nederlandse gedeelte behoren een aantal kaarten, tekeningen en affiches. Deze stukken zijn beschreven in de inventaris van De Graaff en Tempelaars (1990) en in een plaatsingslijst door R.Th.M. Guleij (code ASB).
Historisch overzicht van de koloniale kaartarchieven in Nederland
Embedded Image Embedded Image
De verwerving van het archief
Het archiefblok bevat archiefstukken onder verschillende rechtstitels verworven.
In 1856 en de jaren daarna kreeg Algemeen Rijksarchivaris Bakhuizen van den Brink zijn zin en werden oude koloniale archieven en de 17de en 18de eeuwse kaarten en tekeningen van koloniaal gebied aan het ARA overgedragen. ( Zowel kaarten berustende in Den Haag als in Amsterdam (archiefdépôt koloniën in het Westindisch slachthuis) werden overgedragen: Verbalen Koloniën 15 september 1856 nr. 19 en 7 december 1866 nr. 22 en 24 febr. 1866 nr. 76. ) Zij werden beschreven in de catalogus van Leupe (1867). Van deze overdracht werden overigens een aantal kaarten en tekeningen uitgezonderd; in het hier beschreven bestand bevinden zich dan ook kaarten en tekeningen van rechtsvoorgangers van het ministerie, naast oudere gedeponeerde archivalia, van voor 1814.
In 1865 kocht het ARA de kaart van Celebes die door Aubert in opdracht van Loten vervaardigd werd.
De Nederlandse bezittingen ter kuste van Guinea zijn [bij het Sumatra Verdrag van 6 april 1871] verkocht aan aan de Engelsen. De archieven werden overgebracht naar Nederland. Het ministerie van Koloniën droeg het archief vervolgens over aan het ARA. De kaarten werden in 1880 overgedragen.
In 1915 werd de verzameling Schneither in zijn geheel overgedragen aan het ARA.
De erven Baud droegen in 1916 hun deel van het archief Engelhard over aan het ARA.
Een bestand van militaire kaarten en tekeningen behorend tot het archief van het ministerie van koloniën is in het verleden door het ministerie overgedragen aan de Sectie Militaire Geschiedenis van de Landmachtstaf. In 1991 werd overeengekomen met deze Sectie dit bestand opnieuw te verenigen met het kaarten- en tekeningen- archief van koloniën.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Eigentijdse ordening (1993)
In 1816 werd in de charterkamer van het ministerie het uit Parijs teruggevoerde kaarten- en tekeningenarchief gedeponeerd. De overdracht geschiedde met behulp van het in de Bataafs-Franse tijd vervaardigde register.
Dit register werd gebruikt bij de afdeling Koloniën van het te Amsterdam tot -1811 gevestigde Dépôt-Generaal van Oorlog, Marine en Koloniën. In dit register waren de kaarten en tekeningen in 27 geografisch ingedeelde rubrieken beschreven. ( ARA II, Archief Buitenlandse Zaken Legatie Frankrijk inventarisnummer. 60. Ook in Archief van Oorlog en Topografisch Bureau inventarisnummer. nr. 15. ) De inkomende kaarten werden in de decennia na 1814 niet ingeschreven in het bestaande register of in een nieuw register. ( Zie Memorie aanwijzende de bronnen voor het zamenstellen eener algemeene hydrographische kaart van den Oost-Indischen Archipel van Van de Velde (uitg. 1847): ARA, Ministerie van Koloniën voor 1850, inventarisnummer. 3222. ) Dit in tegenstelling tot de situatie bij het vergelijkbare Historisch bureau van de Algemene secretarie te Batavia.
Omstreeks 1860 werden de oude kaarten- en tekeningenbestanden in beheer van het ministerie overgedragen aan het ARA. De resterende kaarten en tekeningen bij het ministerie werden nadien beschreven in een geografisch ingericht register. Het is mogelijk dat dit nieuwe register ingericht werd met gebruikmaking van het model dat in de Bataafs-Franse tijd vervaardigd was.
In navolging van het ARA en enkele ministeries besloot men vervolgens bij Koloniën een gedrukte catalogus samen te stellen van het bestand. Deze catalogus verscheen in 1884 voor het eerst in druk. Die uitgave werd in 1898 door A. Hartmann in herziene en bijgewerkte vorm uitgegeven: Catalogus van de boeken en kaarten uitmakende de bibliotheek van het Departement van Koloniën.Op pagina 741 tot 902 beschreef Hartmann de kaarten. Tot 1930 verschenen acht vervolgdelen.
Vanaf 1930 werden geen vervolgdelen meer uitgegeven. Het gehele bestand werd nadien (tot 1963) beschreven op fiches.
De collectie van Busscher werd bij het ministerie verspreid opgenomen in het bestand. De beschrijving van het gedeponeerde archief is vervaardigd aan de hand van de indertijd opgestelde overdrachtslijst. In de nota benes bij de beschrijvingen wordt, zo mogelijk, verwezen naar de huidige vindplaatsen.
In deze inventaris is slechts de beschrijving van de stukken behorende tot de collectie Henrici opgenomen. Eerder verscheen een uitgebreidere inventaris van de collectie Henrici van E. Glas (1981). ( Van haar hand is ook een artikel verschenen over Henrici's werkzaamheden: E. Glas, 'Een Oostenrijker op Borneo: Leven en werk van H.A. Henrici 1783-1838', in: Caert-thresoor 1 (1985) p. 8-20. )
Bewerking en aanvullingen naar aanleiding van de digitalisering
Verantwoording van de bewerking (2022)
Inleiding
In de periode 2021-2022 is het gehele bestand ter voorbereiding op systematisch digitalisering nagelopen. Hierbij werden standplaatsen, nummeringen en beschrijvingen gecontroleerd en waar nodig aangepast. Meerbladige kaarten die onder één inventarisnummer in de inventaris waren opgenomen zijn nu uniek genummerd. Aangetroffen niet-beschreven materiaal is van een beschrijving voorzien. De dubbel voorkomende vermeldingen van de gedeponeerde collectie Busscher is zo aangepast dat elke tweede beschrijving nu verwijst naar de beschrijving binnen de ordeningsstructuur van de hoofdinventaris. De verdere toelichting over de bewerking volgt hieronder.
Max Bosschaart en Gijs Boink
Herstel van bewerkingsfouten en opmerking over nummering In 2021-2022 heeft er een herbewerking van de inventaris plaatsgevonden. De nog bestaande inventaris van 4.MIKO uit 1993 ( Bibliotheek Nationaal Archief Den Haag, Inventaris van de kaarten en tekeningen van het Ministerie van Koloniën (1702), 1814-1963 / inventaris: G.L. Balk, F.E.Ch. Hoste ; red. en inl.: K. Zandvliet, vindplaats: V 880.4 ) is namelijk tot stand gekomen in het ‘papieren tijdperk’. Dit betekent dat er bij digitalisering van de inventarisnummers problemen kunnen ontstaan doordat er meerdere stukken c.q. exemplaren van een object onder één inv.nr. beschreven worden.
Het nadeel hiervan is dat bij het scannen van de inventarisnummers er dan meerdere scans getoond worden die niet op bladniveau zijn beschreven. Bij de bewerking van dit archief is getracht om zoveel mogelijk een unieke bladnummering aan te houden die zoveel mogelijk overeenkomt met de bestaande nummering. Er zijn enkele versimpelingen toegepast in de nummering, er is gekozen om zoveel mogelijk numeriek te nummeren, dus bijvoorbeeld 1372.1 t/m 1372.66, al zullen er nog steeds alfanumerieke nummeringen in deze inventaris voor komen. Dus met een letter- en cijfercombinatie. Dit heeft als voordeel dat stukken op een juiste manier geborgen worden en beter vindbaar zijn binnen de inventaris.
Een voorbeeld ter illustratie van de aangepaste nummering en verbeterde beschrijvingen zijn inv.nrs. 641-641Z uit de vernieuwde inventaris van 4.MIKO. In de oude inventaris uit 1993 ( Idem. ) waren deze kaarten en tekeningen onder één inventarisnummer geplaatst hetgeen strookt met de eigentijdse ordening die bij de eerdere inventarisatie is gebruikt. De kaarten die onder inv.nr. 641 geborgen waren, werden beschreven maar waren niet als losse eenheden aan te vragen. Met de conversie van de gedrukte inventaris naar een digitale inventaris (begin 21e eeuw) ontstaan er dan problemen. In dit geval worden er namelijk 57 unieke bladen onder hetzelfde nummer 641 geborgen. In bovengenoemd voorbeeld is daarom gekozen om elk blad uniek te nummeren, dat wil zeggen door een combinatie van 641 met een letter en nummer toe te voegen. Bovenstaande werkwijze is een bewerkelijke klus die zoveel mogelijk is toegepast binnen de gehele toegang.
Verrijking van de beschrijvingen
Verder is er bij meerbladige kaarten van hetzelfde gebied ervoor gekozen om aan te geven om welk deel het gaat en niet slechts ‘Blad 1’. De individuele kaartbladen kunnen namelijk één geheel vormen als ze aan elkaar gezet worden. Dit komt veel voor in 4.MIKO door de verschillende schalen die worden gehanteerd, namelijk kleinschalige- en grootschalige versies van een kaart.
Om de raadpleger een indruk te geven van waar men naar kijkt, is er gekozen om het deel dat getoond wordt ook te benoemen/beschrijven. Dus bijvoorbeeld Blad 1. Linkerdeel, Blad 2. Rechterdeel als een kaart in twee delen is gemaakt enz. Hetzelfde is ook gedaan om de verschillende varianten van een kaart of tekening c.q. versies inzichtelijk te maken voor de raadpleger. In deze bewerking is de datum veelal leidend geweest bij de ordening, al zijn er ook aanduidingen als eerste exemplaar, tweede exemplaar (herziene versie) ( Voor een voorbeeld van deze werkwijze zie inv.nrs. 2220.1-.2 ) toegevoegd om de verschillende versies/drukken van een kaart aan te duiden. De hydrografische kaarten in 4.MIKO zijn daar een goed voorbeeld van. Deze kaarten stonden voorheen op datum geordend en daardoor verspreid. Er is gekozen om deze kaarten, indien zij een verband hebben, zoveel mogelijk gegroepeerd onder één verzamelbeschrijving te plaatsen. Voor de raadpleger is het dan beter inzichtelijk dat er van deze kaart meerdere versies zijn. Verder is er niet veel veranderd aan de bestaande chronologische volgorde die in de gehele inventaris wordt gehanteerd binnen de verschillende rubrieken.
Bovenstaande standaardisering van de wijze van beschrijven is in de herbewerking toegepast. Gezien de omvang van het aantal beschrijvingen in deze inventaris was het niet mogelijk om alles op één uniforme manier te beschrijven. Naast het standaardiseren is geprobeerd om de geografische aanduidingen beter te krijgen, zodat er preciezer gezocht kan worden op bijvoorbeeld een plaatsnaam of gebied. Een voorbeeld van een dergelijke toevoeging aan de beschrijving zijn inv.nr. 4061.-4061.2. Hier zijn bewust de volgende trefwoorden aan toegevoegd namelijk: 'bij de vlakte van Ambarawa, Midden-Java' om gedetailleerder aan te geven waar de afgebeelde forten en verdedigingswerken precies lagen. De spellingswijze van de geografische namen in deze inventaris blijft echter een aandachtspunt, een raadpleger zal zich er echt van bewust moeten zijn dat plaatsnamen/gebieden tegenwoordig anders gespeld worden. Het is daarom raadzaam om op verschillende trefwoorden te zoeken of om na te gaan hoe een gebied in de betreffende periode bekend stond.
Ordening van de beschrijvingen De volgorde van de beschrijvingen is ook veranderd in de vernieuwde inventaris. Bij de bewerking is ervoor gekozen om de bladen op volgorde te leggen volgens de nummering van de bladwijzer. Bij veel kaarten binnen deze inventaris is een bladwijzer aanwezig en is deze samen met een eventuele losse legenda vooraan geplaatst bij het ordenen. Dit is alleen gedaan bij een reeks inv.nrs. die behoren tot dezelfde kaart. ( De bladwijzer bevat veelal ook per grid (raster) een kenmerk dat is doorgevoerd in de beschrijvingen van ieder (kaart) blad. Met behulp van deze kenmerken die ook op de bladen zelf te vinden zijn, is het mogelijk om de verschillende kaartdelen gemakkelijk op te sporen. Bij meerbladige kaarten is dat erg prettig omdat men anders het overzicht verliest en niet precies weet welk deel men voor zich heeft. ) Na de eerder genoemde bladwijzers, die zoals hierboven uitgelegd de nadere toegang vormen op de kaartbladen volgen dan de losse kaartbladen in de voorgeschreven volgorde van de bladwijzer. Een voorbeeld van deze werkwijze, zijn inv.nrs. 1960A-B, 1960.1-.18. Indien er geen bladwijzer aanwezig was hebben we deze opgezocht in de portefeuilles met bladwijzers in rubriek ‘V EIGENTIJDSE EN VERVALLEN TOEGANGEN’ van de bestaande inventaris. Enkele schoolvoorbeelden van het op volgorde leggen en identificeren van verschillende versies/edties, zijn de aanpassingen m.b.t. 1361.1-.292. Hier is met behulp van de bladwijzer een nieuwe ordening gehanteerd om de verschillende edities van deze kaart van Borneo zichtbaar te maken en op volgorde te leggen. Deze kaart zat namelijk in een aantal portefeuilles door elkaar heen. ( Inv.nrs. 1361.1-.292 zijn een voorbeeld hoe een portefeuille met ongenummerde bladen is herbewerkt. Allereerst zijn de twee versies namelijk een kleinschalige en grootschalige versie geïdentifceerd, te weten de 1:200.000 en 1:50.000. Gijs Boink heeft hier een belangrijk aandeel in gehad om dit te realiseren. Een dergelijke bewerking is op een aantal punten toegepast, maar niet voor alle aangetroffen portefeuilles met kaartmateriaal. De reden hiervoor was de beschikbare tijd. Het identificeren, opnieuw nummeren, versies naast elkaar leggen en vergelijken is erg arbeidsintensief. ) Een andere voorbeeld zijn inv.nrs. 2534.1-.25. Hierbij zijn telkens bladwijzers gebruikt als 'referentiemateriaal' uit inv.nrs. 1965 en 6594 en de bladwijzers die digitaal aanwezig waren bij de Universiteitsbibliotheek Leiden of via andere erfgoedinstanties.
Ontbrekende stukken en portefeuilles Tenslotte is er in de bewerkingsfase gekeken om de koppeling tussen de logistiek en de uiteindelijke beschrijvingen kloppend te krijgen. Binnen 4.MIKO ontbraken namelijk veel stukken of was de koppeling verloren gegaan/niet aanwezig. In de bewerking zijn ook een groot aantal als ‘ontbrekend’ aangemerkte stukken teruggeplaatst, zoals inv.nr 671. dat in de eerdere inventaris niet genoemd wordt, maar wel in de Catalogus van de boeken en kaarten, uitmakende de bibliotheek van het departement van Koloniën door A. Hartmann wordt beschreven. ( Bibliotheek Nationaal Archief Den Haag, Catalogus van de boeken en kaarten uitmakende de bibliotheek van het Departement van Koloniën met naam- en zaakregister / met voorw. van A. Hartmann ... [et al.], meerdere uitgaven (vervolgen) in periode 1898-1930. Vindplaats: 447 B 26. )
Gezien de beschikbare tijd zijn nog niet alle bewerkingsfouten opgelost. Zo kent 4.MIKO een aantal portefeuilles die een verband kennen met een andere inventaris 4.TOPO. dit dient in een later stadium uitgezocht te worden en zijn daarom ook niet opgenomen in de digitalisering die in 2022 heeft plaatsgevonden. Dit betekent dus dat een deel van de portefeuilles minder toegankelijk zijn en dus ook niet op bladniveau zijn beschreven. Bij dergelijke inv.nrs hebben we de volgende opmerking toegevoegd: 'Let op: meerdere bladen onder één inv.nr. geplaatst.'
Deze portefeuilles zullen voor het merendeel niet opgenomen worden in de digitalisering, omdat deze nog niet goed ontsloten zijn.
Max Bosschaart
Ordening van het archief
Ordening (1993-2022)
Bij de ordening van het bestand is in hoofdlijn de systematiek van het ministerie gevolgd. De beschrijving van de kaarten en tekeningen is gedaan met behulp van de beschrijvingen die bij het ministerie vervaardigd waren. Deze beschrijvingen waren consistent genoeg om af te zien van een volledige herinventarisatie. In zekere zin is deze inventaris dus te beschouwen als een bewerkte eigentijdse toegang. Indien de beschrijving van de inhoud letterlijk is overgenomen van het document, dan is deze beschrijving gecursiveerd.
Documenten die uit meer bladen bestaan, zoals portefeuilles en atlassen, zijn summier op bladniveau beschreven. Met deze werkwijze is beoogd dat elk blad systematisch ontsloten is.
De oude nummering van Koloniën is in deze inventaris gehandhaafd. Er is van afgezien een nieuwe nummering aan te brengen omdat deze arbeidsintensieve operatie nauwelijks winst zou opleveren voor het dépôtbeheer.
Als titel voor deze inventaris is niet zoals gebruikelijk uitgegaan van de laatste archiefvormer maar van de naam van de archiefvormer die het langste dit bestand beheerde en vormde.
In het 'geschreven' archief van het ministerie van koloniën zijn veel kaarten en tekeningen ingevouwen te vinden bij de daarop betrekking hebbende brieven en andere stukken. Een klein aantal van deze ingevouwen kaarten en tekeningen is in de loop der jaren gelicht om redenen van materiële aard. Deze kaarten en tekeningen zijn ingevoegd in deze inventaris.

Aanpassingen in de ordening in 2022 In de situatie anno 2022, zijn deze cursiveringen voor letterlijk overgenomen beschrijvingen niet meer aanwezig of vervangen door aanhalingstekens. Dit komt doordat bepaalde beschrijvingen zodanig zijn aangepast dat ze niet meer letterlijk zijn overgenomen. De bestaande rubrieken en nummering zijn zoveel als mogelijk behouden. In de gevallen waar dat gewenst was, is een subnummering toegepast, waarbij het oorspronkelijke nummer de basis vormt. Zie voor verdere toelichting op de wijzigingen in de ordening en structurering het vorige hoofdstuk 'Verantwoording van de bewerking 2022' in deze inventaris.
Aanwijzingen bij het gebruik
Kaarten en tekeningen
In het eerste en het tweede gedeelte van de inventaris zijn de kaarten beschreven die vervaardigd zijn of ingekomen zijn in verband met het bestuur van de Nederlandse koloniën.
In vrijwel iedere geografische rubriek is een onderverdeling gemaakt in drie subrubrieken: topografische en thematische kaarten, plattegronden en tekeningen (kaarten en tekeningen van objecten) en hydrografische kaarten. Het zal geregeld voorkomen dat raadpleging van meerdere rubrieken en subrubrieken noodzakelijk is. Vaak is het nuttig zowel met behulp van de inhoudsopgave als met behulp van de index te zoeken. Er zij hier op gewezen dat het in veel gevallen nuttig is bij het raadplegen van de subrubrieken 'topografische en thematische kaarten' en 'hydrografische kaarten' ook de kaartenarchieven van de Topografische Dienst (TOPO) en de Marine (MCAL en HYDRO) te betrekken.
In het derde gedeelte van de inventaris zijn de gedeponeerde archieven beschreven. Zie voor deze bestanden p. 287-307.
In het vierde gedeelte van de inventaris (p. 308-3 17) zijn de kaarten beschreven van koloniën van andere staten en overige verzamelde, gedrukte kaarten.
Het kaarten- en tekeningenbestand van het ministerie van koloniën is integraal verfilmd. De microfiches zijn te raadplegen in de studiezaal Kaarten en Tekeningen van het ARA.
Er zijn betrekkelijk weinig bronnenuitgaven van kaarten en tekeningen van de koloniën van na 1814 beschikbaar. Voor Oost-Indië zijn er facsimilé-uitgaven van de Atlas van Tropisch Nederland (oorspronkelijke uitgave 1938) en de plattegronden van Batavia (zie literatuuropgave onder Brommer). Wat de West (Suriname) betreft is er de bronnenuitgave van Koeman (1973).
Atlassen en aardrijkskundige woordenboeken
Een gevolg van de discussie over de overdracht van het bestand naar de universiteitsbibliotheek Leiden of het ARA is geweest dat een deel van de atlassen niet aan het ARA werd overgedragen. De atlassen waren niet geborgen in de kaartenkasten maar in de stellingen tussen de boeken. Zij werden tezamen met de boeken aan de universiteitsbibliotheek in Leiden overgedragen.
Voor de gebruiker is dit minder gelukkig. Een aantal atlassen en aardrijkskundige woordenboeken is vervaardigd in opdracht van het ministerie van koloniën in Den Haag of de Gouverneur-generaal in Oost-Indië. Deze officiële standaardwerken geven inzicht in de geografische kennis en gebruikte namen in een bepaalde periode. Zij zijn vervaardigd op basis van de beschikbare grootschalige kaarten.
Bij de studie van Nederlands koloniaal gebied in een bepaalde periode verdient het dan ook aanbeveling hierbij de atlas van dat tijdvak te gebruiken. In Bijlage 1 zijn deze werken chronologisch gerangschikt. In deze opgave worden de inventarisnummers vermeld waaronder zij te vinden zijn in het ARA. Als bij het ARA de vermelde werken niet aanwezig zijn dan is het mogelijk met behulp van de bibliografie van Koeman een andere vindplaats te traceren.
In de bijlage zijn ook de titels van enkele schoolatlassen opgegeven. Deze atlassen van Pijnappel en Van Gelder zijn weliswaar niet in opdracht van het Departement uitgegeven maar desondanks is de vermelding van die werken hier nuttig. Pijnappel maakte zijn atlas mede ten behoeve van zijn werk als leraar aan de Koninklijke Academie te Delft waar hij taal-, land- en volkenkunde doceerde voor aankomende Indische bestuursambtenaren. Van Gelder werkte in de Oost als inspecteur van het onderwijs. Zowel Pijnappel als Van Gelder maakten gebruik van de kennis en de kaartenverzamelingen bij de verschillende overheidsinstellingen in Den Haag en Batavia. ( Het salaris van Pijnappel werd uit de koloniale fondsen betaald, zie verbalen Koloniën 3 en 28 mei 1850 no. 19 en 20. Uit de inleiding van Pijnappel en uit een kritiek van Veth blijkt voldoende hoezeer Pijnappel steunde op de door het Koloniën beheerde en/of uitgegeven kaarten. Veth (p. 163-164) wijst er bovendien op dat het jammer is dat Pijnappel voor zijn kaart van Timor geen gebruik mocht maken van een recente, getekende kaart van dat eiland in beheer bij het Departement (MIKO 663), P.J. Veth, 'Nieuwe kaarten en atlassen', in: De Gids, nieuwe serie 8, 2e deel, augustus (1855) p. 158-198. )
De relatie tussen het kaarten- en tekeningenarchief en de 'geschreven' archieven en de eigentijdse literatuur
Studie van de hier beschreven kaarten en tekeningen kan aan waarde winnen als men deze documenten in relatie brengt met de besluitvorming over de aanleg van werken, de exploitatie van djatibossen of kadastrale opnamen. De neerslag van de besluitvorming is te vinden in de 'geschreven' archieven van het ministerie. In deze archieven zal men ook kaarten en tekeningen opgevouwen aantreffen bij overige stukken die op een bepaalde zaak betrekking hebben.
Een eerste overzicht van die archieven (2730 strekkende meter) is te vinden in: J.A.M.Y. Bos-Rops e.a. (red.), De archieven in het Algemeen Rijksarchief, with an English summary (Deel IX van de serie Overzichten van de archieven en verzamelingen in de openbare archiefbewaarplaatsen. in Nederland, Alphen aan den Rijn 1982) p. 169-170. In dit overzicht wordt een opgave gegeven van de inventarissen en de eigentijdse toegangen. De inventarissen zijn niet in druk verschenen.
Een meer uitgebreide analyse van de samenstelling van de archieven van koloniën, met handreikingen voor effectief onderzoek, wordt gegeven in het werk van F.G.P. Jacquet, Sources of the History of Asia and Oceania in the Nerherlands, Part II: Sources 1796-1949 (Guides to the sources for the history of the Nations, 3rd Series, Volume 4, München etc., 1983) p. 63-67 en 193-194.
Deze naar onderwerp ingerichte uittreksels over de periode 1814-1859 ("Statistieke Aantekeningen"), later opgezet als registers met systematisch ingedeelde rubrieken ("Zakelijke Aantekeningen"), bevatten over de periode 1859 tot 1933 niet alleen verwijzingen naar stukken in het archief maar ook naar artikelen in tijdschriften.
De eigentijdse toegangen - agenda's, indices, zakelijke aantekeningen en dergelijke - maken het mogelijk efficiënt onderzoek te doen in de verbalen en dossiers. Naast de verbalen en dossiers zijn er archivalia buiten het verbaal bewaard. Een aantal van deze losse stukken heeft direct betrekking op in deze inventaris beschreven kaarten en tekeningen. In deze inventaris wordt daarom bij beschrijvingen in de nota bene direct verwezen naar deze elders geborgen losse stukken. Men dient er op bedacht te zijn dat het aantal verwijzingen beperkt is en nimmer in de plaats kan komen van eigen onderzoek in het 'geschreven' archief.
Studie van de in deze inventaris beschreven kaarten en tekeningen in combinatie met het geschreven archief is mogelijk met behulp van de hierboven genoemde hulpmiddelen. Het is bovendien mogelijk de kaarten te bestuderen in combinatie met contemporaine artikelen, gedrukte jaarverslagen en boeken. Inzicht in deze publicaties kan verworven worden met behulp van de gedrukte catalogus van de bibliotheek van koloniën (inventarisnummer 6584), waarin ook naar kaarten verwezen wordt die zijn opgenomen in boeken, en met behulp van de bibliografieën die door de commiezen van koloniën, later vervolgd door anderen, gepubliceerd zijn. Zie voor deze bibliografieën de literatuuropgave onder Hooykaas.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Koloniën - Kaarten en Tekeningen, nummer toegang 4.MIKO, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Koloniën / Kaarten en Tekeningen, 4.MIKO, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
​​​Een klein deel van de manuscriptkaarten is gefacsimileerd in de series(7 delen) en(2 delen). Bij de individuele beschrijvingen is een verwijzing naar het betreffende deel opgenomen. Grote Atlas van de Oost-Indische Compagnie Grote Atlas van de West-Indische Compagnie
Tot medio 2018 waren in de zelfbedieningsruimte van de studiezaal van het Nationaal Archief gebruiksduplicaten van de kaarten in dit bestand beschikbaar. Deze microfiches zijn sinds begin 2019 aanvraagbaar onder archiefinventaris 4.DUPKT, zie daarin inventarisnummers 4 t/m 7.
Afgescheiden archiefmateriaal
In de Universiteitsbibliotheek Leiden bevindt zich het complementerende deel van het archief.
Elders berustende onderdelen van de collectie Loten:
De opgave hieronder is samengesteld met behulp van de gids van Roessingh (1982).
Andere documenten behorend tot het geschreven archief van Loten, zijn in beheer bij de Theologische faculteit van de Katholieke Universiteit in Tilburg.
Een tweede collectie tekeningen, waarschijnlijk afkomstig uit de nalatenschap van Loten (gedeeltelijk dubbelen van de hier beschreven collectie) is in beheer bij het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. Andere delen van de collectie tekeningen van Loten zijn nu in beheer bij het British Museum in Londen en het Teylers Genootschap in Haarlem.
Een ander deel van het particuliere, geschreven archief van Engelhard is in Batavia achtergebleven. Dit archief is nu in beheer bij het Arsip Nasional in Jakarta.
Het in Batavia achtergebleven archief van de Topografisch Bureau (1864-1949) is, voor zover bewaard, nu in beheer bij het Arsip Nasional in Jakarta.
Het oudere archief van de algemene secretarie van de Nederlands-Indische regering (te Batavia) over de jaren 1816 tot 1942, berust in het Arsip Nasional in Jakarta.
Verwante archieven
Het bestand militaire kaarten en tekeningen behorend tot het archief van het ministerie van koloniën is beschreven in deze inventaris. ( De van de Sectie Militaire Geschiedenis afkomstige kaarten zijn herkenbaar door verwijzingen bij de betreffende inventarisnummers. Een enkele militaire kaart van het ministerie belandde in een ander militair archief, namelijk dat van de Topografische Dienst. Dit bestand is nu in het Algemeen Rijksarchief. Zie daar bijvoorbeeld inventarisnummer. 19.5.1 met een stempel van het ministerie. )
Eén eigentijdse toegang in de archieven van koloniën dient apart vermeld te worden. Bureau G vervaardigde cumulatieve indices van het archief. Deze registers kunnen benut worden om relatief snel bijvoorbeeld stukken betreffende de bouw van een fort in relatie met hier beschreven tekeningen op te sporen. De registers zijn beschreven onder de nummers A 870 tot A 887 in toegang 2.10.36.23 van de Tweede afdeling.
De verzameling tekeningen en kaarten van Schneither werd verspreid opgenomen in het supplement van de verzameling buitenlandse kaarten (inventaris l'Honoré-Naber 1914, code VELH).
De tekeningen en kaarten uit de collectie van Johan Gideon Loten zijn voor een klein deel bewaard in de archieven van de VOC (codes VEL en VELH). De kaart van Celebes die door Aubert in opdracht van Loten vervaardigd werd, is in 1865 aangekocht door het ARA (VEL inv. nummers. 1295-1299).
Die tekeningen gemaakt in opdracht van Nicolaas Engelhard (1761-1831), die Raffles gebruikte voor zijn History of Java worden nu bewaard in enkele afdelingen van de British Library in Londen.
De erven Baud droegen in 1916 hun deel van het archief Engelhard over aan het ARA. Dit archief is nu in het beheer bij het Nationaal Archief als collectie Engelhard (toegang nr. 2.21.04).
Andere archieven verwant aan 4.MIKO zijn gecodeerd met MCAL, HYDRO en TOPO.
Zie ook 'Bijlage II' in de inventaris op het kaartenarchief 4.SAONNG.
Tot het Nederlandse gedeelte van het archief van de Algemene secretarie van de Nederlands-Indische regering (te Batavia) en de daarbij gedeponeerde archieven (1942-1950) behoren een aantal kaarten, tekeningen en affiches. Deze stukken zijn beschreven in de inventaris van De Graaff en Tempelaars (1990) en in een plaatsingslijst door R.Th.M. Guleij (code ASB).
De kaarten en tekeningen behorende tot de archieven van de stichtingen actief in Nederlands Nieuw-Guinea (1957-1966) zijn beschreven in een plaatsingslijst (voorlopige code BIZA-NGZ).
Publicaties
Literatuur
  • G.G.J. Boink, '"Onbeslist getouwtrek": de moeizame overdracht van de kaarten van het Ministerie van Koloniën', in: Caert-Thresoor 36 (2017) no. 3 pp. 132-138.
  • A.B. Brommer (samenst), Historische plattegronden van Nederlandse steden. Deel 4. Batavia. Alphen aan den Rijn 1992.
  • E. Glas, Inventaris van archivalia afkomstig van H.A. Henriet, heiast met de kartering en exploratie van Borneo (1823-1838).'s-Gravenhage 1981.
  • M.G.H.A. de Graaff & A.M. Tempelaars, Inventaris van het archief van de Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische regering en de daarbij gedeponeerde archieven, 1942-1950.4 delen, Den Haag 1990.
  • :
    -
    -
    -
    -
    -
    -
    - Grote Atlas van de Verenigde Oost-Indische Compagnie = Comprehensive Atlas of the Dutch East India Company , 7 vols. (Voorburg 2006-2010) Volume I: Atlas Isaak de Graaf / Atlas Amsterdam (2006). Volume II: Java en Madoera = Java and Madura (2007). Volume III: Indische Archipel en Oceanië = Malay Archipelago and Oceania (2008). Volume IV: Ceylon (2008). Volume V: Afrika = Africa (2009). Volume VI: Voor-Indië, Perzië, Arabisch Schiereiland = India, Persia, Arabian Peninsula (2010). Volume VII: Oost-Azië, Birma tot Japan = East Asia, Burma to Japan & Supplement (2010).
  • :
    -
    - Grote Atlas van de West-Indische Compagnie = Comprehensive Atlas of the Dutch West India Company , 2 vols. (Voorburg 2011-2012). Volume I: De Oude WIC = The Old WIC, 1621-1674 (2011). Volume II: De Nieuwe WIC = The New WIC, 1674-1791 (2012).
  • S.P. l'Honoré Naber, Inventaris der verzameling van kaarten berustende in het Algemeen Rijksarchief, Eerste supplement. 's-Gravenhage 1914.
  • J.C. Hooykaas, Repertorium op de literatuur betreffende de Nederlandsche koloniën; voor zoover zij verspreid is in tijdschriften en mengelwerken. 's-Gravenhage 1877-1880 (er verschenen tot 1935 negen vervolgdelen).
  • J.A. van der Kloes & J.N. van Ruijven, Het bouwen in overzeesche gewesten. Leiden 1906.
  • C. Koeman (ed.), Atlantes Neerlandici. Bibliography of terrestrial, maritime and celestial atlases and pilot books, published in the Netherlands up to 1880. 6 Vols., Amsterdam 1967-1985.
  • C. Koeman (ed.), Links with the past: The history of the cartography of Suriname 1500-1971 . Amsterdam 1973.
  • Koloniën. Winschoten 1982 (rapport van de afdeling Bidoc van de Centrale archiefselectiedienst betreffende de organisatorische geschiedenis van het ministerie van koloniën, op basis van de Staatsalmanak, tussen 1859 en 1963).
  • P.A. Leupe, Inventaris der verzameling kaarten berustende in het Rijksarchief. Eerste gedeelte.'s-Gravenhage 1867.
  • P.A. Leupe, Catalogus der verzameling van kaarten van het ministerie van Marine, 's Gravenhage 1872.
  • F.J. Ormeling sr., 'Triangulatie, opneming en kartering van Nederlands-Indië', in: Kartografisch Tijdschrift 15/2 (1989) pp. 37-48, 64 (in dit artikel wordt de de (voor)geschiedenis behandeld van de werkzaamheden van de Topografische Dienst in Nederlands-(Oost)Indië; aan het artikel is een literatuuropgave toegevoegd met een opgave van ruim vijftig titels betreffende de kartering van Nederlands Oost-Indië in de 19e en 20e eeuw).
  • M.P.H. Roessingh, Sources of the History of Asia and Oceania in the Netherlands. Part 1: Sources up to 1796. München, etc., 1982.
  • J.A. Schüller, 'De maritieme cartografie en de ontwikkeling van het Hydrografisch Bureau', in: Marineblad 59 (1949) pp. 737-874 (overzicht van hydrografische karteringen in Nederland en overzee).
  • C.L. Temminck Groll, The Dutch overseas: architectural survey. Mutual heritage of four centuries in three continents . Zwolle: Waanders, 2002.
  • R.P.G.A. Voskuil, De hydrografische kaartering van de Oostindische Archipel tussen 1787 en 1874. Utrecht 1976 (doctoraalscriptie, met literatuuropgave).
  • J.B.Ch. Wekker, Historie, technieken en maatschappelijke achtergronden der karteringswerkzaamheden in Suriname sinds 1667. Delft 1983 (proefschrift T.U. Delft).

Bijlagen

BIJLAGE 1: Atlassen en aardrijkskundige woordenboeken die werden uitgegeven door of met steun van het Ministerie van Koloniën
  • Atlas der Overzeesche Bezittingen / J. van den Bosch. - 's-Gravenhage en Amsterdam: Gebroeders van Cleef, 1817
  • Vindplaats: inv.nrs. D1 en 6600
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici II, v.d. B1
  • Algemeene Atlas van Nederlandsch Indië: uit officielë bronnen en met goedkeuring van het Gouvernement samengesteld. / door P. Melvill van Carnbée en W.F. Versteeg. - Batavia: van Haren Noman en Kolff, 1853-1862.
  • Vindplaats: inv.nr. 6587
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici II, Mei 1
  • Atlas van de Nederlandsche Bezittingen in Oost-Indië / J. Pijnappel. - 's Gravenhage: K. Fuhri, 1855.
  • Vindplaats: inv.nr. 6591 (2e dr. 1856) en NIJF inv.nr. 3 (3e druk)
  • Zie Koeman/ Atlantes Neerlandici III, Pij 1A -3 (1855-1872)
  • Atlas van Nederland en Zijne Overzeesche Bezittingen / I. Dornseiffen. - Amsterdam: Seyffardt's Boekhandel, 1861.
  • Vindplaats: EKR inv.nrs. 161.1 en 161.2 (3e en 4e druk)
  • Zie Koeman/ Atlantes Neerlandici II, Dor 1-7 (1861-1878) en VI, Dorn A3-A5 (1884-1909)
  • Aardrijkskundig en statistisch woordenboek van Nederlandsch-Indië: bewerkt naar de jongste en beste berichten. - Amsterdam: P.N. van Kampen, 1861-1869. - 3 dln.
  • Vindplaats: K&T, bibl. H42.1
  • Algemeene Atlas van Nederlandsch Indië: uit officiële bronnen en met goedkeuring van het Gouvernement samengesteld. / door P. Melvill van Carnbée en W.F. Versteeg. - Tweede uitgave. - Gouda: G. Kolff, 1870.
  • Vindplaats: EKR inv.nr. 149
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici II, Mel 2
  • Atlas ja itoe kitab jang isinja Gambar-Gambar Doenia dan Sekaliën Tanah /W.F. Versteeg. - Gouda: G. Kolff, 1875.
  • Vindplaats: inv.nr. 6592
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici III, Vers 1
  • Nieuwe Atlas van Nederlandsen Oost Indië / door W.F. Versteegh. - Arnhem: J. Voltelen, [1879].
  • Vindplaats: inv.nr. 6593
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici III, Vers 2
  • Atlas van Nederlandsch Oost-Indië / door W. van Gelder. - Batavia: G. Kolff & Co., [1881]
  • Vindplaats: NIJF inv.nr. 6 (Twaalfde druk, 1913)
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Geld A1-A22
  • Atlas der Nederlandsche Bezittingen in Oost-Indië: naar de nieuwste bronnen samengesteld en aan de Regering opgedragen / door J. W. Stemfoort en J.J. ten Siethoff. - 's Gravenhage: Departement van Koloniën, 1883-1885.
  • Vindplaats: inv.nr. 6588
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Stem A1
  • Topographische en Geologische Beschrijving van een gedeelte van Sumatra's Westkust [atlas] / R.D.M. Verbeek. - Amsterdam: C.F. Stemler, 1883.
  • Vindplaats: EKR inv.nr. 229
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Verb A1
  • Geologische Beschrijving van Java en Madoera: uitgegeven op last van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië / door R.D.M. Verbeek en R. Fennema. - Amsterdam: Joh. G. Stemler, 1896
  • Vindplaats: EKR inv.nr. 188
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Verb B1
  • Atlas van Nederlandsch Oost-Indië: bij het Topographisch Bureau te Batavia samengesteld in de jaren 1897-1904 / J.W. Stemfoort en J.J. ten Siethoff. - 's Gravenhage: Departement van Koloniën, 1898-1907.
  • Vindplaats: inv.nr. 6589
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Stem A2
  • Jaarboek van het Mijnwezen in Nederlandsch Oost-Indië: wetenschappelijk gedeelte, atlas (jrg. 34, 37 en 43). - Batavia: Landsdrukkerij 1905, 1908, 1915
  • Vindplaats: Koloniale bibliotheek nr. 2529
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Mijn A1-A3
  • Lijst van de voornaamste aardrijkskundige namen in den Nederlandsch-Indischen Archipel / [Gouvernement van Nederlands-Indië]. - tweede herz. uitgave. -Weltevreden: Landsdrukkerij, 1923.
  • Vindplaats: K&T, Bibl. H42.9
  • Atlas van de gewesten der Buitenbezittingen in Nederlandsch Oost Indië / Encyclopaedisch Bureau. - Batavia: Topographische Inrichting, [1925]
  • Vindplaats: zie Koeman
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Ency A1
  • Landbouwatlas van Java en Madoera: deel 1 kaartenatlas / Centraal Kantoor van de Statistiek. -Weltevreden: Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, 1926. - (Mededeelingen van het Centraal Kantoor voor de Statistiek; no. 33)
  • Vindplaats: EKR inv.nr. 201
  • Koeman/Atlantes Neerlandici VI, CKVS A1
  • Atlas van de vliegvelden, landingsterreinen en watervliegkampen ten behoeve van het burgerluchtverkeer in Nederlandsch-Indië / Bureau Luchtvaart. - Bandoeng: Departement van Gouvernementsbedrijven, Bureau Luchtvaart, [ca. 1932]
  • Vindplaats: inv.nr. 6590
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Burl A2 (2e druk 1934)
  • Atlas van Tropisch Nederland / Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap i.s.m. de Topografische Dienst in Nederlandsch Indië. - Amsterdam: KNAG, 1938
  • Vindplaats: ARA Bibl, ATL 1
  • Koeman/ Atlantes Neerlandici VI, Knag A1
BIJLAGE 2: Verklaring van afkortingen
ALFSEA
Allied Land Forces, Sout-East Asia
ARA
Algemeen Rijksarchief
Aust. Svy. Corps
Australian Survey Corps
Catalogus Bibliotheek Koloniën
Zie inv.nr. 6584. De daar beschreven boeken berusten nu in de Universiteitsbibliotheek in Leiden onder andere nummers
Cat. Sectie Krijgsgeschiedenis
Catalogus Kaarten van het Bureau Documentatie en Informatie van de Sectie Krijgsgeschiedenis. Bijgewerkt tot 1977. Handbibliotheek Afd. Kaarten en Tekeningen van het ARA H44.61
comm. v. pol.
commissaris van politie
E.S.W.I.N.
Economische Stichting West-Indië-Nederland
Etappekaart
Afstandskaart
Exh.
Exhibitum (veelal archief Koloniën)
G.G.
Gouverneur-Generaal
Geh. verb.
Geheim verbaal (veelal archief van Koloniën)
Gouv. besluit
besluit van de gouverneur of gouverneur-generaal
Hollandse Divisie v.h. Min. van Mar. en Kol. te Parijs, 1810-1814
Uit: Voorlopige inventaris van de archieven betreffende de Oostindische bezittingen en de Kaap, 1796-1813, toegang 2.01.27.05
Hr.Ms. opnemingsvaartuig
Harer Majesteits opnemingsvaartuig
K&T
Afdeling Kaarten & Tekeningen
Koloniën-supplement
Aanvulling op het zgn. "Statistiek Archief" afkomstig van bureau G (zie inleiding) van het Ministerie van Koloniën, toegang 2.10.03
Mij.
maatschappij
Min. v. Kol.
archieven Ministerie van Koloniën, 1814-1849, toegang 2.10.01; 1850-1900, toegang 2.10.02; 1901-1963, toegang 2.10.36.11
NEFIS
Netherlands Indies Forces Intelligence Service
r. rdn
rijnlandse roeden
Raad Aziatische Bezittingen, 1800-1806
Uit: Voorlopige inventaris van de archieven betreffende de Oostindische bezittingen en de Kaap, 1796-1813, toegang 2.01.27.02
Svy. Dte. H.Q. ALFSEA
Survey Directorate Head Quarters, Allied Land Forces, South-East Asia
Tijdschr. v.h. K.N.A.G.
Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap
Top. Dienst
Topografische Dienst
WIC
Archief van de IIe West-Indische Compagnie, (1674-1791), toegang 1.05.01.02
z.j.
zonder jaartal
Zr. Ms. opnemingsvaartuig
Zijner Majesteits opnemingsvaartuig

Archiefbestanddelen