Terug naar zoekresultaten

3.03.90 Inventaris van het archief van het Kantongerecht te 's-Gravenhage, (1950) 1980-1989 (1990)

Het archief bevat stukken betreffende strafzaken, burgerlijke zaken en buitengerechtelijke zaken, onder meer audiëntiebladen, registers, archieflijsten en akten en beschikkingen.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.03.90
Inventaris van het archief van het Kantongerecht te 's-Gravenhage, (1950) 1980-1989 (1990)

Auteur

H.H. Vlasbloem

Versie

17-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2009 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kantongerecht 's-Gravenhage [periode 1980-1989]
Kantongerecht 's-Gravenhage, 1980-1989

Periodisering

archiefvorming: 1980-1989
oudste stuk - jongste stuk: 1950-1990

Archiefbloknummer

37266

Omvang

; 1473 inventarisnummer(s) 91,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kantongerecht te ‘s-Gravenhage

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken betreffende strafzaken, burgerlijke zaken en buitengerechtelijke zaken, onder meer audiëntiebladen, registers, archieflijsten en akten en beschikkingen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
TAAK EN SAMENSTELLING VAN HET KANTONGERECHT
In de jaren tachtig is het kantongerecht het laagste rechtscollege voor strafrechtzaken en zaken van burgerlijk- (civiel) recht. Nederland is ingedeeld in 62 kantongebieden, ook wel 'kantons' genoemd.
De kantonrechter behandelt allerlei juridische problemen van gewone burgers zoals huur, arbeidszaken en kleine geldvorderingen. Deze zaken worden dus dicht bij huis voor de burger behandeld. Partijen hebben geen advocaat nodig, maar kunnen ook zelf hun zaak behartigen. Bij elk kantongerecht zijn, afhankelijk van het aantal te behandelen zaken, één of meer kantonrechters werkzaam. Dit zijn alleensprekende rechters.
Om nu te bepalen bij welk gerecht (instantie) een bepaalde zaak moet worden behandeld, geeft de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) duidelijkheid. Sommige zaken moeten voor een kantongerecht dienen, terwijl andere procedures bij een rechtbank, gerechtshof of de Hoge Raad moeten worden aangebracht. De bevoegdheid van de soort rechter wordt 'absolute competentie' genoemd. Als vastgesteld is welk soort rechter bevoegd is, moet nog worden bepaald in welke plaats (rechtsgebied) de rechter bevoegd is om de zaak te behandelen. Dit wordt 'relatieve competentie' genoemd.
Strafzaken
In artikel 44 van de Wet RO wordt de absolute competentie van de kantonrechter in strafzaken omschreven. Hierin wordt bepaald dat de kantonrechter alle overtredingen (vnl. verkeersovertredingen) berecht, zover deze niet aan een andere rechter zijn opgedragen. Voorts vonnist hij over het misdrijf van stroperij (diefstal van klei, bagger, veen). Hoger beroep was mogelijk tegen vonnissen betreffende feiten die met een andere straf waren bedreigd dan een geldboete van ten hoogste fl. 50,--
De strafzaken worden door de officier van justitie (het openbaar ministerie) bij de kantonrechter aanhangig gemaakt door het betekenen van een dagvaarding aan de verdachte. Betekening is de gerechtelijke bekendmaking van een schriftelijk stuk (bv. een dagvaarding) door uitreiken daarvan aan de geadresseerde. Het uitreiken geschiedt in civiele zaken door een gerechtsdeurwaarder en in strafzaken door een politiefunctionaris of postbeambte. Door de betrokken functionaris wordt een akte van uitreiking opgemaakt. In de meeste gevallen is hoger beroep bij de arrondissementsrechtbank mogelijk.
Tot 1926 werd altijd schriftelijk vonnis gewezen. Na 1926, met de komst van een nieuw Wetboek van Strafvordering (WvSv), wees de kantonrechter dadelijk na de sluiting van het onderzoek mondeling vonnis en werd dit in het proces-verbaal (verslag) van de zitting aangetekend.
De Bezuinigingswet van 29 november 1935 (Staatsblad 685) introduceerde het stempelvonnis, waarbij de kantonrechter onder bepaalde voorwaarden het opmaken van een proces-verbaal ter terechtzitting achterwege kon laten en niets anders hoefde te doen dan de straf of maatregel in te vullen en te ondertekenen in een speciaal ontworpen stempelafdruk, welke gestempeld werd op het dubbelexemplaar van de dagvaarding van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage. Het stempelvonnis c.q. aantekening mondeling vonnis ex. art. 398 2e lid WvSv kon ook op een speciaal ontworpen formulier worden vermeld met daarbij het parketnummer, vonnis en handtekeningstempel van de kantonrechter. Dit formulier werd aan het dubbelexemplaar van de dagvaarding geniet. Dat werd vooral op het kantongerecht Den Haag gedaan.
Door het waarmerken gaf de kantonrechter te kennen dat hij de 'aantekening' had gezien en had vastgesteld dat de daarin opgenomen gegevens in overeenstemming waren met het door hem mondeling gewezen vonnis. In de ministeriële circulaire (Staatscourant 1976 nummer 3) staat omschreven wat een zgn. stempelvonnis moet bevatten. In de wet van 26 juni 1975 (Staatsblad 398) werd deze kantongerechtprocedure ook gangbaar voor de alleensprekende strafrechters bij de arrondissementsrechtbank. Door de invoering van COMPAS (=Communicatiesysteem Openbaar Ministerie Parketsysteem) in 1986 werd de term 'stempelvonnis' niet meer gebezigd. Er werd meer gesproken van 'mondeling aantekening vonnis', hetgeen werd uitgedraaid uit de tekstverwerker en met handtekeningstempel van de kantonrechter werd bekrachtigd.
In de praktijk bleek vaak dat de kantonrechter zijn mondeling vonnis na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting afdeed met een stempelvonnis (zie artikel 395a WvSv). Slechts in uitzonderlijke situaties werden nog schriftelijke vonnissen opgemaakt of mondelinge vonnissen overeenkomstig artikel 378 WvSv. gewezen en proces-verbaal van de terechtzitting opgemaakt.
De relatieve competentie van de kantonrechter is afgeleid van die van het openbaar ministerie. Hierdoor geldt de gelijke bevoegdheid van de kantonrechter van het kanton waar de overtreding is begaan, als die van het kanton waar de beklaagde woont en die van het kanton waar de beklaagde wordt gevonden (aangehouden).
Als er hierdoor twee kantongerechten in aanmerking zouden komen voor vervolging, bijvoorbeeld in het geval als de verdachte, tegen wie al een vervolging is ingesteld in het ene kanton (bijv. 's-Gravenhage), zich naar een ander kanton (bijv. Delft) verplaatst- dan is het kantongerecht bevoegd waar het eerst de vervolging is aangevangen (hier dus 's-Gravenhage). Bij gelijktijdige vervolging van een overtreding heeft die kantonrechter voorrang waar de overtreding heeft plaatsgevonden.
Burgerlijke - of civiele zaken
In burgerlijke zaken is de absolute competentie van de kantonrechter een uitzonderingsbevoegdheid. De gewone rechter in eerste aanleg is de arrondissementsrechtbank. De kantonrechter is bevoegd om kennis te nemen van een aantal vorderingen, waarvan de belangrijkste particuliere vorderingen onder de fl. 1500,-- betreffen en vorderingen inzake huur en pacht. Bij wet van 21 juni 1983 (Staatsblad 292) werd het bedrag voor particuliere vorderingen verhoogd tot fl. 2500,--. Hoger beroep is mogelijk bij vorderingen onder de fl. 5000,--.
Bij de relatieve competentie in burgerlijke zaken geldt de regel dat de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. Zijn er meerdere gedaagden, die in een onderling verschillend kanton wonen, dan is, naar keuze van de eiser, één van die kantonrechters bevoegd. De relatieve bevoegdheid is niet in een algemene regel samen te vatten. Meestal wordt bij de betreffende wetsbepalingen aangegeven welke kantonrechter bevoegd is.
De procedure kan aanvangen met een dagvaarding of een verzoekschrift (ook wel rekest genoemd) afhankelijk wat in de wet is voorgeschreven. Zo bevat bijvoorbeeld de Huurwet (HW) naast enkele dagvaardingsprocedures (art. 21 HW) nog een aantal verzoekschriftprocedures (zie bijvoorbeeld artt. 15-17 en 28d HW).
Men kan ook onderscheid maken tussen contentieuze en voluntaire zaken. Contentieuze (of 'eigenlijke') zaken zijn civiele zaken waarbij sprake is van een rechterlijke tussenkomst in een geschil tussen twee of meer partijen, bijvoorbeeld over een koopcontract. Bij voluntaire ('oneigenlijke' of extrajudiciële) zaken wordt aan de rechter een beslissing (voorziening) gevraagd zonder dat er een geschil is, zoals bijv. bij de benoeming van een voogd.
Voor de contentieuze civiele kantongerechtzaken bestonden o.a. de volgende verschillende regelingen:
  • de gewone dagvaardingsprocedure (artt. 97a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - 125 Rv)
  • de procedure voor arbeidszaken- en aanverwante zaken (artt. 125a Rv-125f Rv)
  • de procedure voor huurkoopzaken. Huurkoop is de koop waarbij men, door een bepaalde tijd iets te huren, eigenaar van het gehuurde wordt (artt. 225 g Rv -125 i Rv)
  • het verzoek tot teruggave van een huurkoop overgedragen zaak
  • de procedure voor pachtzaken (artikelen 136-140 Pachtwet)
  • het verzoek tot het uitvaardigen van een rechterlijk bevel tot betaling (BB) (artt.125k Rv -125v Rv)
  • verzoeken waarop de algemene regeling (artikelen 429a Rv e.v.) of een soortgelijke bijzondere regeling van toepassing is, in het bijzonder verzoeken betreffende huur van woonruimte en bedrijfsruimte, verzoeken inz. artikel 1639w Burgerlijk Wetboek. (ontbinding van een arbeidsovereenkomst) en verzoeken op het terrein van het personen - en familierecht.
Er bestaan ook rekestprocedures (bij arbeid-, huurkoop en pachtzaken) waarbij in plaats van een dagvaarding de voluntaire procedure wordt ingeleid door een verzoekschrift en welke verloopt als een dagvaardingsprocedure. Deze eindigt dan ook met een rechterlijk vonnis en niet met een beschikking, zoals bij buitengerechtelijke zaken.
In 1942 werd de inning van kleine geldvorderingen vergemakkelijkt door het dwangbevel te introduceren, dat in civiele kantongerechtzaken dient ter nakoming van een overeenkomst tegen schuldenaren met een bekende woon of verblijfplaats. Bij Wet van 2 december 1965 (Staatsblad 527) werd het besluit met ondergeschikte wijzingen opgenomen in het Wetboek RV. Het woord "dwangbevel" werd vervangen door de woorden "rechter bevel tot betaling". Bij Wet van 25 januari 1984 (Staatsblad 19) kwam enige vereenvoudiging van deze BB- rekestprocedure. Voor alle vorderingen van maximaal fl. 2500,-- bestond deze regeling tot de inwerkingtreding van het nieuwe kantongerechtprocesrecht (NKP) op 30 december 1991, toen de wet wijzigde voor diverse civiele kantongerechtsprocedures (bij Wet van 31 januari 1991, Staatsblad 50).
In de jaren tachtig werd ook de Huurprijzenwet woonruimte tot wet verheven, krachtens het KB van 21 juni 1979 (Staatsblad 1979-330). Deze wet, afgekort als HPW, is de centrale wet die alles regelt wat de betalingsverplichtingen betreffende de huur van woonruimte te maken heeft. Als reactie op het kraken van leegstaande panden kwam ook de Leegstandswet van 21 mei 1981 (Staatsblad 339) tot stand.
Buitengerechtelijke zaken (extrajudiciële zaken)
Deze zaken hebben niet betrekking op een geschil (in tegenstelling tot contentieuze zaken) maar op het geven van een rechterlijke beslissing (voorziening) aan de verzoeker, in de regel ingeleid met een rekest en eindigend met een beschikking. Deze zaken worden niet op een terechtzitting in het openbaar behandeld maar in een raadkamer met gesloten deuren.
De kantonrechter behandelt dus zowel civiele - als strafrechtelijke zaken, de belangrijkste zijn:
  • in civiele zaken bij benoemingen (in voogdij, in bewindvoerders en curators), beëdigingen (van voogden), ontslagverleningen (bij voogdij en curatele), rechtelijke machtigingen (van huwelijk bij minderjarigen, betreffende voogdij en arbeidsovereenkomsten)
  • in strafzaken bij verhoren t.b.v. de Rechter-commissaris en bij tal voorschriften m.b.t. het binnentreden van woningen tegen bewoners wil, op last van de kantonrechter.
De relatieve bevoegdheid van de kantonrechter in buitengerechtelijke zaken valt niet in een algemene regel te vatten. Meestal wordt bij de betreffende wetsbepalingen aangegeven welke kantonrechter bevoegd is.
Ook is sinds 1947 (Staatsblad H 232) een belangrijke taak voor het kantongerecht weggelegd als belangenbehartiger van het bewind (onttrekking van vermogen aan het beheer van de rechthebbende) voor minderjarigen, meerderjarigen of curandi voor wie een beschermingsbewind geldt, kort gezegd te beschermen personen. Dat geldt voor verdelingen waarbij zij zijn betrokken. De kantonrechter doet dit werk wat deze toezichthoudende taak met zich meebrengt gratis. Een deel van dit toezicht werkt preventief. Een overeenkomst of verdeling waarbij een regeling wordt getroffen voor het beheer van een te beschermen persoon (tbp) wordt pas perfect na goedkeuring door de kantonrechter.
Enkele regelmatig ter goedkeurig aangeboden rechtshandelingen zijn:
  • verwerping van nalatenschap, als een nalatenschap negatief uitpakt, wordt verlof tot verwerping door het kantongerecht verleend
  • rechtshandelingen bijvoorbeeld bij schenkingen, huur- of koopovereenkomsten of notariële akten (bv. boedelscheidingen)
In 1982, bij Wet van 15 mei 1981, werd het beheer van het vermogen van meerderjarigen onder bewindgestelden geregeld, die nog wel handelingsbekwaam waren maar door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat waren om hun financiële belangen te behartigen. De persoon die de goederen beheert wordt de bewindvoerder genoemd en door de kantonrechter benoemd. Het beheer van het vermogen van een meerderjarige onder curatele gestelde is de zwaarste beschermingsmaatregel voor een meerderjarige omdat deze zijn/haar financiële belangen en/of persoonlijke belangen niet meer kan behartigen. De belangbehartiger van de onder curatele gestelde (curandus) is een curator of een provisionele bewindvoerder. Curatoren werden tot 1970 door de kantonrechter benoemd. Daarna gebeurde dit door de arrondissementsrechtbank.
Het voogdijregister
Het enige openbare register dat bij het kantongerecht sinds 1909 nog wordt bijgehouden is het voogdijregister. Zo'n register bestaat uit een kaartsysteem waar op kartonnen voogdijregisterkaarten aantekeningen worden gemaakt van die rechtsfeiten die op het minderjarigen uitgeoefende gezag, met inbegrip van toeziend voogdij, betrekking hebben. Is de minderjarige buiten Nederland geboren of is zijn geboorteplaats onbekend, dan zijn gegevens aangetekend bij het kantongerecht te Amsterdam (Wet van 21 oktober 1971 ( Staatsblad 629)). Voor 1970 werd het curateleregister ook bij het desbetreffende kantongerecht bijgehouden.
Pachtkamer
Pacht of een pachtovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij (de verpachter) zich verbindt om aan de andere partij (de pachter) tegen voldoening van een tegenprestatie (de pachtprijs) een hoeve of los land voor bijvoorbeeld veeteelt, akkerbouw of fruitteelt in gebruik te verstrekken.
De pachter kreeg aandacht na de in 1874 begonnen ontwikkeling van de sociale wetgeving, waarbij de landbouwcrisis van de jaren tachtig van de 19e eeuw en veel later de crisis van de jaren dertig van de 20e eeuw extra impulsen betekenden. In 1932 werd een Crisispachtwet ingevoerd, die werd vervangen door de Pachtwet 1937 (Staatsblad 205). Spoedig bleek dat deze eerste pachtwet in de praktijk op bepaalde punten tekort schoot. In de bezettingstijd werd deze vervangen door het Pachtbesluit 1941 (Verordeningenblad 215). Na de oorlog bleef het Pachtbesluit in werking. Maar ook het Pachtbesluit voldeed niet meer in de praktijk en werd in 1958 door een nieuwe Pachtwet buiten gebruik gesteld. Door het vervallen van de Wet op de Vervreemding van Landbouwgronden werd de Pachtwet in 1963 aangepast en werden de grondprijzen losgelaten.
Op het gebied van pachtrecht zijn er twee specifieke organen: de grondkamers en de pachtkamers. Beide organen spelen een rol bij de handhaving van het pachtrecht.
De Pachtwet bepaalt dat voor pachtgeschillen in ieder kanton een pachtkamer functioneert. Deze bestaat uit de kantonrechter als voorzitter en twee niet tot de rechterlijke macht behorende personen die deskundig zijn op het gebied van de verhoudingen op pachtgebied.
Een pachtzaak werd aanhangig gemaakt door een verzoekschrift aan de voorzitter van de pachtkamer te sturen. De voorzitter onderwierp allereerst het ter griffie ingekomen verzoekschrift aan een voorlopig onderzoek, waarbij hij naging of de vordering behoorde tot de absolute competentie van de pachtkamer en of het verzoekschrift aan haar opmaak voldeed Bij een zgn. "beschikking dagbepaling" voor de mondelinge behandeling op de zitting oordeelde de voorzitter positief.
De meeste pachtzaken werden contentieus (op tegenspraak of in eigenlijk rechtspraak) behandeld, waarbij na uitwisseling van eventuele conclusies door partijen het geding meestal met een vonnis werd afgesloten. Contentieuze pachtzaken hebben vaak te maken met ontbinding van een pachtovereenkomst, een schriftelijke vastlegging van een mondelinge pachtovereenkomst of in de plaats stelling.
Enkele pachtzaken, zoals o.a. pachtverlengingen werden extrajudicieel (voluntair of niet-contentieus) behandeld waarbij geen conclusies werden uitgewisseld en de verweerder met een verweerschrift op het verzoekschrift reageerde. De voorzitter kon de volontaire zaak dan met een beschikking afdoen.
De relatieve competentie werd uitsluitend bepaald door waar de hoeve of los land gelegen was, dat wil zeggen dat de ligging daarvan bepalend is voor de pachtkamer van welk kantongerecht de zaak behandeld wordt. Hoger beroep was uitsluitend bij de Pachtkamer van het Gerechtshof te Arnhem mogelijk bij vorderingen boven fl. 1500,--, aan te spannen binnen één maand na de dag van het vonnis of de beschikking,.
Functionarissen en hun taak
De kantonrechter
De kantonrechter wordt sinds 1877, na een voordracht van de arrondissementsrechtbank voor zijn/haar leven (voordien voor een periode van vijf jaar) benoemd door de Kroon en ontslagen bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd.
De kantonrechter is een alleensprekende rechter. Door de Crisispachtwet van 1932 (Staatsblad 301) komt hier met de instelling bij elk kantongerecht van een kamer voor crisispachtzaken verandering in. De kantonrechter is voorzitter van deze kamer, die verder bestaat uit twee niet tot de rechterlijke macht behorende personen die deskundig zijn ten aanzien van de verhoudingen op landbouwgebied. Ze worden benoemd door de Kroon, nadat men advies heeft ingewonnen bij de Gedeputeerde Staten van de desbetreffende provincie.
Bij verhindering of ontstentenis van de kantonrechter (en bij afwezigheid van een kantonrechter in het kanton) treedt een plaatsvervanger naar rang van benoeming op. De vereisten voor de betrekking van plaatsvervanger zijn anders dan die voor de kantonrechter in vaste dienst. Voor hen gelden de eisen van Nederlanderschap en een minimumleeftijd van 23 jaar. Zij worden telkens, na voordracht van de kantonrechter, door de Koning(in) voor vijf jaar benoemd en zijn bij aftreding weer benoembaar. Bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd worden zij door de Kroon ontslagen.
In artikel 5 lid 5b van de Wet RO van 18 december 1957 (Staatsblad 534) was geregeld dat bij het kantongerecht te 's-Gravenhage ten hoogste zeven kantonrechters werden geplaatst. Voor Delft en Leiden was het maximum gesteld op drie en voor Alphen aan den Rijn en Gouda op slechts één. In 1978 veranderde dit naar twee kantonrechters voor Delft en Leiden (Staatsblad 564, artikel 5).
De griffier en de directeur gerechtelijke ondersteuning
De griffier (en sinds 1877 de substituut-griffier) wordt benoemd door de Kroon. Bij afwezigheid van de griffier wordt, tot wederopzegging, een waarnemend griffier benoemd. Deze wordt benoemd en beëdigd door de kantonrechter. In artikel 5, lid 5 b van de Wet RO van 18 december 1957 (Staatsblad 534) is geregeld dat bij het kantongerechten één griffier werd aangesteld. In de praktijk was dit de griffier van de arrondissementsrechtbank uit 's-Gravenhage (artikel 37, Wet RO 11 sept. 1972, Staatsblad 463).
De taken van de griffier zijn in diverse wetten geregeld. De hoofdtaak is optreden als notulist tijdens de terechtzitting. Hij maakt tevens de processen-verbaal van de zitting, de vonnissen, de akten en de beschikkingen op. Tot de overige taken behoren o.a. het open houden van de griffie gedurende de voorgeschreven uren, het beheer van gelden, die ter griffie zijn gedeponeerd, het bewaren van de minuten, registers en stukken behorende tot het kantongerecht. In het bijzonder dient genoemd te worden het bijhouden van een repertoire, waarin dagelijks wordt genoteerd: de dagtekening en aard van de opgemaakte akten, processen-verbaal en vonnissen in civiele zaken, met de namen van de partijen.
Het hoofd van de administratie en van het gerechtssecretariaat (twee gescheiden functies) sturen de administratieve ondersteuning van het Haagse kantongerecht aan onder verantwoordelijkheid van de Haagse arrondissementsgriffier. De vier kantongerechten in het arrondissement (Alphen aan den Rijn, Delft, Leiden- en 's-Gravenhage) zijn zelfstandig.
In haar jaarverslag over 1981 velt de Algemene Rekenkamer een ronduit negatief oordeel over de kwaliteit van de bedrijfsvoering van de gerechten en parketten. Er worden diverse stuurgroepen opgestart waarna eind 1986 het advies van het organisatieadviesbureau Berenschot op tafel kwam. In grote lijnen stelde Berenschot de fundamentele verbetering in het ondersteunde apparaat als volgt voor:
  • Per arrondissement wordt één ondersteund apparaat gevormd, onder leiding van een directeur gerechtelijke ondersteuning (DGO).
  • Deze directeur maakt met de zittende en de staande magistratuur afspraken over de operationele inzet van het ondersteunde personeel.
  • De strafparketadministratie en de strafgriffie worden samengevoegd.
  • Per dienstonderdeel, dat uit units zal bestaan, komt er een diensthoofd (de unit coördinator of UNCO) voor de dagelijkse leiding.
  • De staffuncties op beheersgebied worden op arrondissementsniveau aan de DGO toegevoegd.
  • Invoering van automatisering van de werkzaamheden bij de parketten en de gerechten
In juli 1987 besluit de Minister van Justitie het advies op te volgen. 's-Gravenhage kreeg op 1 februari 1988 de primeur van een 'experimentele' DGO. De heer Jhr. Drs. N.J. Westpalm van Hoorn van het organisatiebureau Berenschot werd voor de duur van het experiment aangesteld als DGO. De eerste echte DGO werd op 1 juni 1989 dhr. E. Teensma. Vanaf 1990 volgt de landelijke invoering.
Als gevolg van de door het bureau Berenschot geconstateerde bevindingen werden bij de Rechterlijke Macht in den lande organisatieveranderingen doorgevoerd en unitstructuren gecreëerd. Een unit is een organisatorische eenheid, bestaande uit rechtsgeleerd personeel, gerechtssecretarissen en administratief personeel die samen met elkaar werken. De unitcoördinator (UNCO) was voor zowel secretarissen als administratieve medewerkers in zijn unit de eindverantwoordelijke. Dit in tegenstelling tot de oude structuur, waarbij het hoofd van de administratie verantwoordelijk was voor de administratieve diensten en het hoofd van het secretariaat voor de gerechtssecretarissen. Voor het kantongerecht 's-Gravenhage had men niet gekozen voor de invoering van de unitstructuur. De dagelijkse leiding lag bij respectievelijk het hoofd secetariaat en de twee sectiechefs Civiel en Extra Judicieel.
Al in september 1987 werd het kantongerecht 's-Gravenhage aangestuurd door een hoofd secretariaat/hoofd administratie (gecombineerd in één functie) en de kantonrechters door een kantonrechter (oudste in rang). De ondersteuning van het kanton viel onder de arrondissementsgriffier Mr. Th. W. van der Krogt. Bij brief van 21 juni 1988 van de ad interim DGO wordt het hoofd secretariaat/hoofd administratie aangewezen tot onderdeelmanager. De band tussen het kantongerecht 's-Gravenhage en de arrondissementsgriffier werd hiermee doorgesneden. Er kwam een rechtstreekse rapportagelijn van het onderdeel met de DGO. Daarnaast ontstond er een rechtstreekse overleglijn tussen de kantonrechters en de DGO. De verwachting werd uitgesproken dat in de toekomst de primaire taak van de arrondissementsgriffier de arrondissementsrechtbank betreft en dat het kantongerecht 's-Gravenhage en de buitenkantons (Leiden, Delft, Alphen a/d Rijn en later Gouda) aan de DGO rapporteren. De Haagse onderdeelmanager, het Hoofd kantonorganisatie (HKO) te weten de heer C.J.H. Nolten, wordt aangewezen als woordvoerder van (de ondersteuning in) de kantongerechten.
Op 1 januari 1989 beheert de DGO de budgetten van de verschillende diensten die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Het kantongerecht 's-Gravenhage krijgt als enige een eigen budget.
De gerechtsdeurwaarder
Gerechtsdeurwaarders verrichten ambtelijke handelingen op het terrein van civiel recht: van het betekenen van dagvaardingen c.q. exploiten, vonnissen en andere mededelingen aan belanghebbende tot en met het executeren van vonnissen. Tevens voeren zij niet-ambtelijke taken uit zoals incasso van geldvorderingen, advisering en procesvoering. Het optreden als 'dienaar van het rechterlijk collegie' heeft immers belangrijk aan betekenis ingeboet, aangezien de dienst ter rechtzitting momenteel veelal door gerechtsboden wordt verricht. In 1982 werd de verplichting voor gerechtsdeurwaarders om dienst te doen bij strafzittingen namelijk afgeschaft.
Het openbaar ministerie
In 1877 wordt de functie van de ambtenaar van het openbaar ministerie (OM) bij het kantongerecht ingesteld. Deze ambtenaar voert namens het OM het woord op de strafzittingen van het kantongerecht. Op 1 januari 1957 werden de parketten van het OM bij de kantongerechten samengevoegd met de rechtbankparketten tot de arrondissementparketten.
GESCHIEDENIS EN HUISVESTIGING VAN HET ARCHIEFVORMEND ORGAAN
Voor een uitgebreid beeld van de geschiedenis van het kantongerecht 's-Gravenhage als archiefvormend orgaan verwijs ik naar de inleiding van de inventaris van het archief van het kantongerecht 's-Gravenhage over de periode 1940-1979 geschreven door de heer H.J.Ph.G. Kaajan (3.03.76). Voor wat betreft de huisvesting trof de toenmalige inspecteur van het Rijksarchief in Zuid-Holland, mevrouw. A. Meddens-van Borselen, in 1991 tijdens een inspectie het archief aan in aparte ruimte in de kelder van het Paleis van Justitie aan de Juliana van Stolberglaan 2-4. Zij concludeerde daarbij dat de capaciteit van het centrale archievendepot (semi-statisch) onvoldoende was. Het bood plaats voor 12 km archief en was vrijwel vol.
Functionarissen bij het kantongerecht 1980 -1989, met data van benoeming
Kantonrechters:
  • Mr. A. van Vuure 04-06-1955
  • Mr. J.L. van Dijke 23-11-1971
  • Mr. A. Bockwinkel 13-12-1961
  • Mr. G.L Blok 29-04-1965
  • Mr. A.J.M. de Groot 03-01- 1969
  • (o.i.r.)
  • Mr. M. Drielsma 14-04-1972
  • Mr. C.J. Colijn 26-03-1975
  • Mr. J.F. Prins 03-12-1977
  • Mr .D.W.C. van de Velde 06-05-1982
  • Mevr. Mr. R.E. Andringa-Blok 28-06-1983
  • Mr. J. Meihuizen 21-12-1983
  • Mr. G. de Keizer 22-02-1984
  • Mr. H.J. Brandsma 28-11-1984
  • Mr. S. Tadema 08-05-1985
  • Mr. H.J.M. Wouterse 21-12-1987
  • Mr. Th.W.M. Lippman 22-10-1987
Griffiers:
  • Mr. J.L.A. de Haan 06-02-1975
  • Mr. T.W. van der Krogt 15-11-1985
Pachtkamer:
Met data van beëdiging
Voorzitter van de pachtkamers van de kantongerechten zijn de kantonrechters. Het eerste lid van de pachtkamer vertegenwoordigt de pachters -, het tweede lid de verpachtersbelangen.
Eerste lid:
E.C. Westgeest 26-03-1980 en 10-04-1985
C.A. van Schie 27-09-1989
Tweede lid:
Mevr. drs. A.H. Moll-Tromp 12-11-1980 en 06-11-1985
De oude structuur voor september 1989
Het kantongerecht omvatte het werkgebied van de kantonrechter, diens gerechtssecretariaat en het ondersteunde administratieve apparaat of 'de griffie'. Als hoofd van de griffie, c.q. hoofd van dienst, fungeert de arrondissementsgriffier van de arrondissementsrechtbank van 's-Gravenhage.
  • Kantonrechter oudste in rang (o.i.r.)
  • Kantonrechters
  • Kantonrechter-plaatsvervangers
  • Met als overkoepeling de griffier voor:
  • Hoofd secretariaat
  • Adj. Hoofd secretariaat
  • Gerechtsecretarissen
  • Hoofd van de administratie (H.v.A) c.q. bureelchef
  • Sectiechefs (plv) van:
    • civiel, pacht en betalingsbevelzaken
    • extra judiceel
    • straf en algemene zaken
  • Medewerk(st)ers
  • Pachtkamer van het kantongerecht
  • Voorzitter =kantonrechter
  • 2 (leken)leden
  • Plv. leden
De nieuwe structuur na september 1989
  • Directeur Gerechtelijke Ondersteuning
  • Hoofd kantongerechtsorganisatie (HKO)
  • Dagelijkse leiding van administratie en secretariaat van de kantongerechten
  • Kantonrechter oudste in rang (o.i.r)
  • Kantonrechters
  • Kantonrechter-plaatsvervangers
  • Gerechtssecretariaat kanton Den-Haag
  • Hoofd secretariaat (HJO)
  • Gerechtssecretarissen
  • Administratie kanton Den-Haag
  • Hoofd van de administratie (HvA)
  • Adj. Hoofd van de Administratie
  • Sectiechefs van:
    • civiele zaken
    • extra- judiciële zaken
    • strafzaken
  • Eerste medewerker administratie (EMA)/ enquêtegriffier
  • Medewerk(st)ers administratie
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief is voornamelijk opgebouwd uit een aantal series op de drie hoofdtaakgebieden: strafzaken (processen-verbaal van de zittingen en minuten van vonnissen geordend op rolnummer), civiele zaken (processen-verbaal van de zittingen, minuten van vonnissen, roldossiers en beschikkingen met rekesten) en buitengerechtelijke zaken (rekesten en beschikkingen). In deze inventaris is, daar waar het van toepassing is, in de N.B's van de archivalia verwezen naar de archivalia waarop de toegangen betrekking hebben.
Strafprocedure
De laatste kantongerechtstrafzaken werden tot en met 1979 in eerste instantie ingeschreven in een parketregister dat werd bijgehouden door het arrondissementsparket. Medio jaren tachtig werd al gewerkt met het geautomatiseerde computersysteem IPAS (=Interim Parket Administratie Systeem), in 1986 voortgezet door COMPAS-KANTON. In dit parketregister werden allerlei gegevens opgenomen zoals: de naam van de verdachte, de overtreding, de naam van de verbalisant en ten slotte hoe de zaak afgedaan werd. Dit kan zijn middels een sepot of transactieaanbod van het OM of een vonnis van de kantonrechter. Voor de zitting worden de strafdossiers van de te behandelen zaken van het parket ontvangen. Bij de dossiers bevinden zich:
  • de archieflijst voor de griffie, die het vroegere vonnisboek of rolboek verving. Deze lijst fungeerde als 'geheugen' register van de tijdens de openbare terechtzitting behandelde strafzaken.
  • drie rollijsten t.w. voor de kantonrechter, de griffier en de deurwaarder. Hierop worden o.m. aantekeningen gemaakt
  • de geleidelijst, die werd ingevuld en binnen drie dagen naar het arrondissementsparket werd teruggezonden.
Na de zitting werden de archieflijsten en geleidelijsten ingevuld met een typemachine met gegevens die ontleend waren aan de schriftelijke vonnissen, de processen-verbaal en de stempelvonnissen, of - zo deze nog niet tot stand zijn gekomen - aan de hand van de aantekeningen van de griffiers. De geleidelijst werd zo spoedig mogelijk binnen drie dagen met de dossiers naar het arrondissementsparket toegestuurd om verder aldaar te worden geëxecuteerd ofwel het doen van alle rechterlijke beslissingen om alle rechterlijke beslissingen te laten uitvoeren. De dossiers werden op het centraal archief van het Paleis van Justitie in 's-Gravenhage ter archivering aangeboden. In 1972 bracht het Ministerie van Justitie (Hoofdafdeling Rechterlijke Organisatie, HDRO) de kantongerechten door een circulaire (nummer 839/872) op de hoogte gebracht van de nieuwe richtlijnen die verplicht werden gesteld op de arrondissementsparketten voor een vereenvoudigde administratie van de kantongerechtzaken. Dit gebeurde door de invoering van nieuwe zittingssets, bestaande uit een witte executielijst en een groene doorslag, de archieflijst. Deze groene lijst bleef achter op de griffie. In de jaren tachtig gingen de griffie van het kantongerecht en het parket van het Arrondissement een nieuwe zittingsset gebruiken. Voortaan bestond deze uit een wit voorblad met daarachter gekleurde doorslagen die op een speciale typemachine met een grote wagen werden uitgetypt en door het parket met de dossiers werden aangeleverd aan de griffie. Medio jaren tachtig werden deze lijsten vereenvoudigd aangemaakt door een WORDPLEX tekstverwerker. Elke doorslaglijst van de zittingset had een andere functie en was daarom anders van opmaak of had ander wijze van invulling voor het parket en/of griffie. De belangrijkste bladen die bewaard zijn gebleven, zijn van kleur:
  • wit (executielijsten genoemd), dit is de meest complete lijst waarop het verloop van de strafprocedure en de beslissing hierop door de griffie en het parket werd genoteerd.
  • groen (archieflijst voor de griffier) ofwel zittingslijst genoemd, waarop aantekeningen van de griffier en de uitspraak van de kantonrechter staat.
Civiele procedure: dagvaardingsprocedure
De serie civiele roldossiers is numeriek geordend op de data van de audiëntiebladen en daarbinnen op rolnummer De rolzaken zijn gemakkelijk op te zoeken op familienaam of zaaksnaam in de alfabetische klapperkaarten, geordend op naam van de eiser of gedaagde (inv.nrs.: 268 - 309). Hierop staat de dag waarop deze zaak op de rol staat vermeld, vaak met een datumstempelafdruk, en een met de handgeschreven datum van 14 dagen later waarneer het vonnis moet zijn uitgetypt. Met behulp van de eerste genoemd datum kan men in de audiëntiebladen het bij de zaak behorende proces-verbaal of beschikking, bij arbeids- en huurkoop, of vonnis terug vinden.
Voor de pachtzaken moet men daarentegen via de audiëntiebladen (inv.nr. :1226) nagaan waar de processtukken (inv.nrs.:1227 - 1228 ) zijn te vinden.
Civiele procedure: rekestprocedure
De serie beschikkingen op rekesten is per jaar geordend op repertoirenummer . De rekesten en daarop genomen beschikkingen (ook wel akten genoemd) zijn terug te vinden in de repertoires ten dienste van de administratie der buitengerechtelijke verrichtingen ter griffie van het kantongerecht. (inv.nrs.: 1231 - 1238). In de eerste kolom werd een volgnummer ingevuld bij ontvangst van het rekest. Dit nummer werd dan gelijk het repertoirenummer c.q. rep(ertoire) nummer. Verder is een zaak handig terug te vinden door de data van de kolommen 'akte' of 'eindbeschikking' te raadplegen. Deze verwijzen naar de serie repertoirestukken zelf.
arbeids-, huurkoop- en pachtzaken
Bepaalde arbeids-, huurkoop- en pachtzaken kan men terugvinden in de rolzaken die als oneigenlijke verzoekschriftprocedure begonnen met een rekest. De zaak verliep als een dagvaardingsprocedure en eindigde met de uitspraak van een vonnis, dat men weer kan terugvinden in de serie audiëntiebladen (inv.nrs.: 310 - 1105). In het in 1953 ingevoerde "register voor rekesten tot inleiding van een contentieuze procedure" werd de hele procedure van het begin van inschrijving van het rekest van de eiser tot uitspraak op de rolzitting bijgehouden en aangetekend. Met behulp van deze registers kan men de jaren 1980-1989 van het audiëntieblad en het bijbehorende rolnummer terugvinden. Andere rekesten van arbeids-, huurkoop- en pachtzaken zoals de ontbinding van arbeidovereenkomst (1639w BW) en een huurovereenkomst (ex. Artikel 1623 a BW) werden bij ontvangst van het rekest in het repertoire (register) ingeschreven met een volgnummer, wat gelijk het rep.nummer werd en zodoende de toegang tot het dossier c.q. de rep(ertoire) zaak vormt (inv.nrs.: 1155 - 1157). Voor deze repertoirezaken gebruikte de griffie hetzelfde model (repertoire ten dienste van de administratie der buitengewone verrichtingen ter griffie van het kantongerecht te N.N.) als voor de buitengerechtelijke repertoire zaken. Voor de jaren 1982-1989 zijn deze zaken gemakkelijker terug te vinden via een kaartsysteem (inv.nrs.: 1113 - 1120) Op de griffie legde men twee series aan, die men in het archief aanduidde met rood M), t.w.:
  • akten of minuten (bestaande uit de rekesten + beschikkingen)
  • bijlagen (met bescheiden die nodig waren op de bovenstaande minuten op te maken):
betalingsbevelen
Tot de invoering van de nieuwe kantongerechtprocedure (NKP) in 1992 bestonden er betalingsbevelen voor alle vorderingen van maximaal fl. 2500,-- voor zover ingesteld ter nakoming van een overeenkomst. De administratie van de Betalingsbevelen (BB)-rekesten werd bijgehouden in een register volgens geünificeerd model. In de eerste kolom kan men het BB-rekest met een volgnummer vinden. De BB-registers van het kantongerecht 's-Gravenhage zijn verloren gegaan. De betalingsbevelen zelf zijn conform de voorschriften vernietigd.
Buitengerechtelijke zaken (repertoire zaken I)
Op de griffie legde men twee series aan, tw.:
  • akten of minuten (bestaande uit de rekesten + beschikkingen)
  • bijlagen (met bescheiden die nodig waren op de bovenstaande minuten op te maken):
Bij de behandeling van extrajudiciële zaken gebruikte de Haagse griffie een onderscheid door aan de nummers van de zaak de onderstaande Romeinse letters te laten voorafgaan: Rep I (in het archief gebruikte men de administratieve aanduiding zwart P) voor alle rekesten van extrajudiciële aard van een aantal wettelijke bepalingen. Deze behoorden meestal tot het zgn. familierecht, bijvoorbeeld het benoemen van een voogd of een beëdiging van curator. Maar ook voor een benoeming van een waarnemend griffier of controleur bij de HTM. Rep II voor beëdigingen van (toeziend) voogden bij indiening van de boedelbeschrijving . Rep III werd na 1 september 1982 gebruikt voor zaken betreffende onder bewindstelling van meerderjarigen, met de invoering van de Wet van 15 mei 1981 (Staatsblad 1981, 283). De Rep I zaken zijn gemakkelijk terug te vinden via een alfabetische klapper (inv. nrs. 1229 - 1230) op de naam (namen) van betrokkenen. Ook de beschikkingen van de kantonrechter over voogdij (bewind) zijn terug te vinden in repertoire zaken. Door verlaging van de leeftijdsgrens van meerderjarigheid van 21 jaar na 18 jaar bij Wet van 1 juli 1987 (Staatsblad 333) zijn er in hetzelfde jaar twee series van voogdijkaarten ontstaan, te weten van het voogdijregister en van de bewindskaarten. In de circulaire van 18 december 1987 (HDORR 2390) werd dit ook verplicht gesteld aan de griffier door het departement.
Voogdijregister
Van elk in het kantongerecht geboren onder voogdijgesteld minderjarig kind wordt een kaart opgemaakt waarop alle gerechtelijke beslissingen m.b.t. het gezag over de in het kanton minderjarige worden aangetekend. De opmaak en de regels van deze kaart is volgens het besluit Voogdijregisters in 1948 (Staatsblad I 342) en vernieuwd model in 1979 (Staatsblad 526) vastgesteld.
Deze kaarten worden na meerderjarigheid (21 jaar) per geboortejaar van het jongste kind van betrokkenen in alfabetische volgorde opgeborgen. Zoekt men dus het vermogensbewindsdossier van iemand die geboren is in 1960, dan vindt men die in de inventaris van het jaar (1960 +21=) 1981 (inv.nr. :1324 - 1326).
Vermogensbewind (minderjarigen)
De gerechtelijke handelingen van het beheer (c.q. bewind) van het vermogen van de onder voogdijgestelde werd aangetekend op een kartonnen kaart, volgens een vastgesteld model. Op de griffie maakt men een doorslag van de moederkaart. De achterkant van dit duplicaat exemplaar werd als termijnkaart gebruikt om de financiële boekhouding van de minderjarige bij te houden. Deze termijnkaart vindt men meestal terug in het VB-dossier (inv.nr.: 1381 - 1461).
De namen van de vader en moeder staan in de bovenste kolom op de voorzijde van de kaart genoteerd met daaronder een opsomming van de uit dit gezin geboren minderjarigen kinderen met vermelding van hun geboorteplaats en datum. Daaronder staan de namen en woonplaatsen van de voogd en toeziend voogd. In de rechter bovenhoek vindt men een rechthoek verdeeld in twee kolommen. In de eerste kolom vindt men het vermogensbewindsnummer (VB-nummer) wat gekoppeld is aan het vermogensbewindsdossier. In het tweede staat een aanduiding van het jaar waarin het jongste kind meerderjarig geworden is. Aan de onderzijde werden ten slotte de gerechtelijke beslissingen van het kantongerecht of de rechtbank aangetekend.
De achterzijde van de kaart werd gebruikt als termijnkaart, met daarop speciale zebrakolommen waarin de wettelijke termijnen van periodieke rekening en machtigen in codes met data werd bijgehouden. Eveneens is er een kolom met aantekening van omschrijving en data van de werkelijk ingediende stukken ter verantwoording van het beheer van vermogen.
Men moet bedenken dat er voortdurend contact is geweest tussen de voogd en de kantonrechter. Dit begint met een bericht van de ambtenaar van de Burgerlijke stand, volgens art. 301 BW I, van overlijden van de overlevende ouder die een minderjarig kind(eren) achterliet De benoemde voogd moet binnen acht maanden in het bijzijn van een toeziend voogd het vermogen inventariseren, d.m.v. .een boedelbeschrijving. Dit kan ook met een formulier van de voogd, als de minderjarige geen vermogen heeft. Bij Wet van 25 januari 1984 (Staatsblad 19) is de verplichting van de voogd om de deugdelijkheid van de boedelbeschrijving onder ede te bevestigen vervallen.
De voogd moet binnen de voorgenoemde termijn de kantonrechter inzicht geven van de bij begin aanwezige gerede gelden (courant, binnen- en buitenlands giraal en chartaal geld), effecten aan de toonder en spaarbankboekjes. De boedelbeschrijving vormt dus de basis voor de voortzetting van de periodieke af te leggen verantwoording van rekeningen aan de toeziend voogd en ten overstaan van de kantonrechter tot de opmaak van de eindafrekening bij meerderjarigheid.
Deze kaarten worden na meerderjarigheid (21 jaar) rekenend vanaf het geboortejaar van het jongste kind van betrokkenen opgeborgen in alfabetische volgorde. Zoekt men dus het vermogensbewindsdossier van iemand die geboren is in 1965, dan vindt men die in de inventaris van het jaar (1965 + 21=) 1986 (inv.nr. :1369 - 1370).
Een andere mogelijkheid voor het opzoeken van iemands vermogen is door in het repertoire (register) (inv.nrs. : 1231 - 1238 ) rond de datum van het overlijden op datum van inschrijving te zoeken. Waar in dit register in een speciale kolom het 'registratienummer volgens de voogdijbewindsadministratie' wordt aangetekend. In tegenstelling tot de kaarten van het voogdijregister (inv.nrs.: 1321 - 1356) wordt het hele gezin op één kaart bijgehouden.
De reeks processtukken is bij iedere griffie op 1 januari 1950 begonnen met nummer 1 en loopt ongeacht de jaarwisseling door. De dossiers werden voorzien van het VB-beheersnummer en van het jaar van meerderjarigheid van de jongste minderjarige op wie het dossier betrekking heeft. Voor elk beheer wordt een dossier aangelegd. Dossiers in het 'lopende systeem' werden opgeborgen op de griffie. In alle ander gevallen waarbij de bemoeienis van het kantongerecht (tijdelijk) is afgelopen, berusten de dossiers in het slapende systeem. In dit systeem zijn de dossiers eveneens opgeborgen op de VB-beheersnummer. Vanwege ruimtegebrek op de griffie in 's-Gravenhage werden deze dossiers bewaard op het archief.
Vermogensbewind (curatele)
Het vermogensbewind van de meerderjarige onder curatele gestelde wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als de hierboven beschreven procedure vermogensbewind van de minderjarigen, maar er zijn wel enige verschillen te noemen. Elk beheer van een curatele wordt aangeduid met een beheersnummer voorafgegaan door de letter "C". De dossiers blijven ook langer op de griffies liggen als er geen mutaties plaatsvinden. Zo kan de kantonrechter de curator vrijgesteld hebben van de plicht om bij hem periodiek rekening en verantwoording af te leggen bij geen vermogen van de curanda/curandus. Dan wordt het dossier "slapend" gemaakt en pas weer geopend of lopend gemaakt als er weer financiële mutaties zijn. Het dossier wordt definitief afgesloten na het overlijden van de curanda/curandus. De zaak wordt dan 'opgelegd'.
Selectie en vernietiging
De totale omvang van het oorspronkelijke archief is niet bekend, maar na bewerking is er 102,93 m1 overgebleven.
Verantwoording van de bewerking Omdat het archief oorspronkelijk niet in tienjarenblokken was ingedeeld moest dit alsnog geschieden waarbij in de oorspronkelijke ordening geen verandering is aangebracht. Bij de opzet van het tienjarenblok is uitgegaan van de indeling zoals die is beschreven in het Werkboek rechterlijke archieven, 1838- 1940 van R. Huijbrecht, waardoor deze inventaris aansluit op die van het voorgaande blok van 1940-1979. Voor de selectie werd gebruik gemaakt van de Selectielijst neerslag handelingen Minister van Justitie beleidsterrein Rechterlijke macht periode vanaf 1950 (Staatscourant 8 januari 2007 nummer 5). Ten slotte wil ik onderstaande collega's bedanken voor de hulp en steun voor het tot stand komen van mijn inventaris, te weten:
  • van het bedrijfsbureau (centraal archief); J. Botman, I.W. Lentze, C. van de Lubbe
  • van de rechtbank sector kanton; J.G.A. Hoogduin, K.Y. Liao, A.J. Momberg, mevr. T.S. Tol van Rens en met name C.J.H. Nolten
  • en ten slotte van het parket OvJ; J.A. Teuling;

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Voogdijregisters en voogdijregisterkaarten zijn openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kantongerecht 's-Gravenhage [periode 1980-1989], nummer toegang 3.03.90, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kantongerecht 's-Gravenhage, 1980-1989, 3.03.90, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Publicaties
Geraadpleegde bronnen C.J. van Brakel, De bevoegdheden van den kantonrechter in burgerlijke en in strafzaken (Zwolle, 1934). Handleiding administratie toezicht voogdijbeheer (1964) collectie M.v.J .dossier A64/177. Handleiding griffies kantongerechten (circa 1956). A. Jonker en G.J. Brakel, Handboek voor het kantongerecht (Zwolle 1954). C.M. van der Kemp, Ontwikkeling van het recht betrekkelijk der kantongerechten (Heusden, 1898). H.G. Oost, Kantongerechten, in: R. Huijbrecht (red), Werkboek rechterlijke archieven 1838 - 1940 ('s-Gravenhage, 1989), 11-32. C.M.G. ten Raa, De oorsprong van de kantonrechter (Deventer, 1970) proefschrift. A.J. B. Verheijen, De kantonrechter (Serie Recht en Praktijk 12A) (Bussum, 1971)

Archiefbestanddelen