Terug naar zoekresultaten

3.03.29.03 Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Leiden, 1940-1979

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.03.29.03
Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Leiden, 1940-1979

Auteur

CAS 733

Versie

01-11-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2006 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kantongerecht Leiden [periode 1940-1979]
Kantongerecht Leiden, 1940-1979

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1940-1979

Archiefbloknummer

37154

Omvang

941 inventarisnummer(s); 64,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kantongerecht te Leiden

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Kantongerecht te Leiden over de periode 1940-1979 bevat o.a. zittingslijsten van strafzaken, audiëntiebladen en minuten van vonnissen en processtukken van huur- en arbeidszaken, zowel van de kantonrechter als de pachtkamer, met bijbehorende ingangen zoals klapperkaarten en rolboeken. Van de buitengerechtelijke zaken zijn o.a. bewaard gebleven de akten en beschikkingen, geordend op het repertoirenummer, voogdijregisterkaarten op naam van ondervoogdijgestelde en zittingsboeken van extra-judiciële zaken. Verder zijn er nog een groot aantal parketregisters.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie van de rechterlijke macht
In 1827 kwam de "Wet op de zamenstelling der regtelijke magt en het beleid der justitie voor het koningrijk der Nederlanden" (Staatsblad (Stb.) 20) tot stand. Deze wet (afgekort: Wet R.O.) werd de grondslag van de nieuwe rechterlijke organisatie. De (nu nog geldende) Wet R.O. bepaalt in hoofdzaak welke soorten rechterlijke instellingen er zijn en in welke zaken deze bevoegd zijn. In vele andere wetten staan bepalingen die bepaalde rechterlijke instanties in zekere zaken bevoegd verklaren. Bij de Wet R.O. behoorden vier "reglementen van openbaar bestuur", regelende de eedsaflegging en de inwendige dienst, de titulatuur en het ambtskostuum, de orde en discipline voor de advocaten en procureurs en de organisatie van de deurwaarders en andere rechtsbedienden.
De Belgische opstand maakte het onmogelijk om de nieuwe rechterlijke organisatie en de wetboeken op 1 februari 1831 in te voeren.
De Wet R.O. onderging vervolgens wijzigingen bij Wet van 28 april 1835, Stb. 10. Uiteindelijk traden de gewijzigde Wet R.O. en de wetboeken in werking op 1 oktober 1838 (ingevolge het Koninklijk Besluit (KB) van 10 april 1838 en het KB van 19 mei 1838). Het Hoog Nationaal Geregtshof werd vervangen door de Hoge Raad der Nederlanden en de provinciale gerechtshoven kwamen in plaats van de hoven van assisen. De negen provinciale gerechtshoven waren gevestigd in Groningen, Leeuwarden, Assen, Zwolle, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Middelburg en Den Bosch. Naast de gerechtshoven werd in Amsterdam een criminele rechtbank voor het noordelijk deel van Noord-Holland ingesteld. De arrondissementsrechtbanken vervingen de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel. De kantongerechten kwamen in plaats van de vredegerechten en rechtbanken van enkele politie.
In 1841 werden nog twee gerechtshoven, in Maastricht en in Amsterdam, en een aantal arrondissementsrechtbanken ingesteld. Met de instelling van de arrondissementsrechtbank in Amsterdam werd de criminele rechtbank opgeheven.
Met de "Wet tot opheffing van Provinciale Geregtshoven en Instelling van nieuwe Gerechtshoven" van 10 november 1875, Stb. 204, werden de provinciale gerechtshoven opgeheven en werden vijf regionale gerechtshoven ingesteld. De nieuwe gerechtshoven waren gevestigd in Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Den Haag en Leeuwarden. Bij de wetten van 9 april 1877, Stb. 74-78, werden de rechtsgebieden van de nieuwe gerechtshoven nader bepaald. Een groot aantal rechtbanken en kantongerechten werd opgeheven. De rechterlijke organisatie telde nog 5 gerechtshoven, 23 rechtbanken en 106 kantongerechten. In de volgende jaren werd het aantal arrondissementsrechtbanken en kantongerechten nog aanzienlijk verminderd.
De vijf wetten uit 1877, Stb. 74-78, werden op 17 november 1933 ingetrokken bij vijf nieuwe wetten, Stb. 601-605. Deze wetten traden in werking op 1 januari 1934, Stb. 623, en stelden de rechtsgebieden van de gerechtshoven en de zetels van de arrondissementsrechtbanken en kantongerechten vast.
Het merendeel van de strafzaken en burgerlijke zaken valt onder de bevoegdheid van de arrondissementsrechtbanken. Bij de strafzaken onderscheidt men overtredingen en misdrijven. De berechting van overtredingen, met uitzondering van de overtredingen van bedelarij en landloperij, en het misdrijf stroperij is opgedragen aan de kantongerechten. De berechting van de misdrijven met uitzondering van stroperij, en van de overtredingen bedelarij en landloperij behoort tot de competentie van de arrondissementsrechtbanken. De rechtbanken vonnissen in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen in strafzaken van de kantonrechter. Daarnaast nemen de rechtbanken in eerste en tevens hoogste ressort kennis van alle jurisdictiegeschillen tussen de kantongerechten binnen haar arrondissement.
In de rechtspraak wordt onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve competentie.
Absolute competentie geeft antwoord op de vraag welke rechter bevoegd is (hoofdregel: de arrondissementsrechtbank; in uitzonderingsgevallen: de kantonrechter). De relatieve competentie geeft antwoord op de vraag welke bepaalde rechter van die soort bevoegd is (hoofdregel: de rechtbank of de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde).
Bij absolute competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken. In strafzaken is de kantonrechter bevoegd alle overtredingen, met uitzondering van de overtredingen bedelarij en landloperij, en het misdrijf stroperij te berechten. In burgerlijke zaken is de competentie van de kantonrechter een uitzonderingsbevoegdheid. De gewone rechter in eerste aanleg is de arrondissementsrechtbank. Tenslotte behandelt de kantonrechter ook verschillende buitengerechtelijke zaken.
Ook bij relatieve competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken.
In het burgerlijk procesrecht kent men twee procestypen: het proces, dat met een dagvaarding begint en het proces, dat met een verzoekschrift begint. De dagvaarding is een document waarmee de partij, die een uitspraak van de rechter wenst, zich door bemiddeling van de deurwaarder tot de tegenpartij wendt. Het verzoekschrift is een document, waarmee een partij zich rechtstreeks tot de rechter wendt.
Een groot deel van de door de kantongerechten behandelde burgerlijke zaken bestaat uit arbeids- en huurkoopzaken alsmede pachtzaken. Bij Wet van 13 juli 1907, Stb. 193, werden de artikelen 125 a-f ingevoegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Betreffende artikelen golden aanvankelijk alleen voor arbeidszaken en gaven de procedureregels in de volgende zaken:
  • een arbeidsovereenkomst;
  • een agentuurovereenkomst;
  • een collectieve overeenkomst;
  • algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een CAO;
  • aanneming van werk.
De kantonrechter was bij uitsluiting bevoegd in bovengenoemde zaken, ongeacht de som van de vordering. Hoger beroep was mogelijk als de vordering meer dan f 2500,- bedroeg. Bij Wet van 23 april 1936, Stb. 202, werden de artikelen 125 g-j aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsverordening toegevoegd. Deze artikelen regelden de procedure inzake huurkoopzaken.
De Crisispachtwet van 17 juni 1932, Stb. 301, omschreef begrippen als "pachter", "pachtovereenkomst" en "pachtprijs". Volgens de Crisispachtwet kon de pachter een verzoek doen tot ontheffing van de verplichting tot betaling van de pachtprijs. De verzoeken tot ontheffing werden behandeld door de kamers voor crisispachtzaken. Deze kamers bestonden uit de kantonrechter als voorzitter en twee leden, die niet tot de rechterlijke macht behoorden.
De Pachtwet van 31 mei 1937, Stb. 205, regelde onder meer:
  • de pachtovereenkomst moest "op straffe van nietigheid" schriftelijk worden aangegaan;
  • de pachtrechters, bij de kantongerechten en het Gerechtshof te Arnhem, moesten de verplichtingen van de pachter toetsen;
  • een tussentijdse wijziging van de bepalingen in de pachtovereenkomst werd mogelijk;
  • pachtovereenkomsten golden voor onbepaalde tijd, slechts bij uitzondering was een termijn van 1 tot 3 jaar mogelijk.
De pachtkamer bestond uit een voorzitter, de kantonrechter en twee deskundigen ten aanzien van de verhoudingen op het pachtgebied. Deze deskundigen behoorden niet tot de rechterlijke macht.
Door de Pachtwet 1937 werden zogenaamde pachtbureaus ingesteld. Deze waren bevoegd beslissingen te nemen over de duur van pachtovereenkomsten. De beslissingen hadden dezelfde rechtskracht als die van de pachtkamers.
De Crisispachtwet 1932 en de Pachtwet 1937 werden met ingang van 25 november 1941 buiten werking gesteld en vervangen door het Pachtbesluit. Het Pachtbesluit kende een aantal nieuwe regelingen:
  • men kon schriftelijke vastlegging van een mondeling aangegane pachtovereenkomst vragen bij de grondkamers;
  • de toetsing van de pachtovereenkomsten werd voortaan door de grondkamers verricht;
  • de pachtovereenkomst moest worden aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk twaalf jaar voor een hoeve en zes jaar voor "los land";
  • naast de grondkamers bleven de pachtkamers bij de kantongerechten en bij het Gerechtshof Arnhem bestaan.
Voor uitgebreide informatie over de organisatie van de rechterlijke macht in Nederland, de procedures bij rechtszaken alsmede taak, samenstelling en werkwijze van de rechtbanken en kantongerechten wordt verwezen naar het "Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940" onder redactie van R. Huijbrecht en "Berecht en gestraft: een geschiedenis van de rechterlijke organisatie en de strafinstellingen, 1811-1993" van G. Beks en H.J.Ph.G. Kaajan (zie Geraadpleegde bronnen en literatuur).
Geschiedenis van het archiefvormend orgaan
Het gebied en de indeling van het arrondissement van het Kanton Leiden is bij de herindeling van 1877 aanmerkelijk uitgebreid doordat het Kanton Noordwijk toen werd opgeheven. Bij de nieuwe indeling van 1933 kwam hier Alkemade nog bij, terwijl Leimuiden vanaf 1951 onder het Kanton Alphen aan den Rijn ressorteerde. In 1951 was de indeling als volgt (Zie: Wet van 10 augustus 1951 (Stb. 347)):
  • Alkemade
  • Katwijk
  • Leiden
  • Leiderdorp
  • Noordwijk
  • Noordwijkerhout
  • Oestgeest
  • Rijnsburg
  • Sassenheim
  • Valkenburg (ZH)
  • Voorhout
  • Voorschoten
  • Warmond
  • Zoeterwoude
Evenals dit elders veelal gebeurde was het kantongerecht te Leiden aanvankelijk in het stadhuis gevestigd. In deze plaats was de arrondissementsrechtbank ook in dit pand gevestigd. ( Zie voor de arrondissementsrechtbank: C. Venema m.m.v. R. Huijbrecht, Inventaris van de archieven van ) ( de arrondissementsrechtbanken en de parketten van de officieren van Justitie in Zuid-Holland, 1838-1939 (Rijksarchief in Zuid-Holland. Inventarisreeks nr. 4, Den Haag, 1993), p. 217-218. ) In 1853 waren er plannen om deze instellingen naar de voormalige Lakenhal aan de Oude Singel te verplaatsen. ( Regionaal Archief Leiden, Stadsarchief van Leiden, 1816-1929, inv.nr. 1480. ) In plaats daarvan werd op 3 januari 1861 door eerdere tussenkomst van burgmeester en wethouders van Leiden een dubbel herenhuis van dr. P. de Raadt aan het Rapenburg 221 rood (later 19) aangekocht, met aan de achterzijde enkele huisjes aan 't Zant (Varkensmarkt). ( Zie voor de geschiedenis van dit huis: Th.H. Lunsingh Scheurleer, C. Willemijn Fock, A.J. van Dissel, Het Rapenburg. Geschiedenis van een Leidse gracht, dl. 1: Groenhazenburch, Leiden 1986, blz. 275-357. Voor de koop van kantongerecht blz. 310 en de inrichting: blz. 314-317. )
Nadat de arrondissementsrechtbank in het kader van de rechterlijke organisatie in 1877 was opgeheven, kreeg het kantongerecht de beschikking over enkele van de vrijgekomen vertrekken. De overige lokalen waren tot 1906 respectievelijk 1907 in gebruik bij het Museum van Oudheden om daar voorwerpen op te slaan. Sinds 1905 had de rijksuniversiteit van Leiden voor het onderwijs op zolder een Ethnografisch Museum ingericht. Na het vertrek van het Museum van Oudheden nam het Departement van Financiën deze vertrekken als kantoorruimte van de inspecteur en ontvanger der registratie in gebruik. Vanaf 1913 tot aan de verhuizing in augustus 1917 was hier ook het kantoor van de grondbelastingen te Leiden ondergebracht. Deze ruimte werd daarna toegewezen aan de adjunct-inspecteur en klerk der Directe Belastingen te Leiden.
Sinds 1893 had de Raad van Beroep van de Directe Belastingen al toestemming om één dag per week gebruik te maken van de zaal voor de rechtzittingen, de kamer van de kantonrechter en de getuigenkamer. Toen het Parket van het Openbaar Ministerie werd opgeheven, verzocht de raad in 1935 vanwege ruimtegebrek in het bij de belastingdienst in gebruik zijnde pand aan de Breestraat 40 om inwoning in het kantongerecht. Hoewel dit werd toegestaan, bleef de oude regeling van medegebruik ook nadien gelden.
Al veel eerder was in het achterste deel van de tuin in 1881 op verzoek van het Departement van Marine grond afgestaan voor de stichting van een gebouwtje voor de verificateur van 's rijks instrumenten. Dit werd in 1907 uitgebreid, terwijl er in 1922 nog een ander gebouwtje bijkwam. ( Kort overzicht van de Geschiedenis der Gebouwen bij het Departement van Justitie in gebruik, met vermelding van de nummers der dossiers waarin de stukken zijn opgenomen (uitgave Departement van Justitie, 's-Gravenhage, 1912), pp. 90-92. Voor de periode tot en met 1937 aangevuld met gegevens uit: Nationaal Archief, Archief Ministerie van Justitie, Gebouwen, dossier 87, en voor de naoorlogse periode: Archief Ministerie van Justitie, dossier G.B. 165, dat nog op het departement berust. ) Ondanks de oorlog werd het exterieur van het kantongerechtsgebouw in 1943 gerenoveerd. ( Nationaal Archief, Tekeningenarchief van de Rijksgebouwendienst en rechtsvoorgangers (4 RGD), inv.nr. 850. ) Daarna werd de Voogdijraad, de latere Raad voor de Kinderbescherming, eveneens in het kantongerecht ondergebracht. Dit leidde in de beginjaren vijftig tot steeds grotere ruimteproblemen, welke door een economischer gebruik en ruil van vertrekken in overleg met de Raad van Beroep in 1952 werd opgelost. Voordien was in 1950 een eerder plan van het Ministerie van Oorlog om op de zolderverdieping het Bureau van de Genie onder te brengen om deze en andere redenen al afgewezen.
In 1961 was er opnieuw bij het kantongerecht sprake van ruimtegebrek. Deze keer bij de griffie, die kort daarop ook de verwachtte gerechtssecretaris erbij kreeg. Dit probleem werd in 1964 opgelost doordat de Raad voor de Kinderbescherming het jaar daarvoor was verhuisd. Wel moesten de kinderrechter en de politierechter van 's-Gravenhage vanaf die tijd door het instellen van Arrondissements jeugdraden af en toe ook in Leiden zitting kunnen houden.
In 1965 onderging de zittingszaal een grondige restauratie en werd er een centrale verwarming aangelegd. Met het vrijkomen van de conciërgewoning kreeg het kantongerecht in 1979 meer ruimte, wat een herindeling van de ruimten met zich meebracht. Het pand aan het Rapenburg zou ten slotte tot de ingebruikname van de nieuwe rechtbank aan de Witte Singel 1 in begin 1999 als zodanig dienst blijven doen. Vanaf die tijd waren de voormalige kantongerechten namelijk door een reorganisatie bij de arrondissementsrechtbanken ondergebracht.
Tijdens de in deze inventaris beschreven periode van 1940-1979 onderging de personele bezetting van het kantongerecht nauwelijks enige verandering. Tot en met 1968 was er één kantonrechter met zes plaatsvervangers en één griffier, later met een waarnemend griffier. Nadien werden de plaatsvervangers afgeschaft en waren er twee vaste kantonrechters in dienst. ( Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden 1940, p. 127 en idem 1969, p. 509. ) De pachtkamer bestond al die jaren uit twee leden met een wisselend aantal plaatsvervangers, die na 1975 ook niet meer in de staatsalmanak voorkomen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Zoals uit een tekening blijkt waren de archieven van verbeurde overtuigingsstukken en van de verjaarde vonnissen in 1923 op zolder opgeslagen. In 1960 werden de twee archiefruimten, die door hun ligging onder een zoldering met kieren aan het vervuilen waren, met boardplaten voorzien. Verder werden er in een leegstaand vertrek op dezelfde verdieping nog stellingen geplaatst voor het bergen van de overtuigingsstukken en werd daar verlichting aangebracht. Het plan van de griffie om in 1964 op de eerste verdieping van de voormalige wachtkamer van de Raad voor de Kinderbescherming een archiefruimte en garderobe te maken werd niet verwezenlijkt.
In 1972 bracht een medewerker van de Hoofdafdeling Rechterlijke Organisatie: Bureau Gerechtelijke, Notariële- en Burgerlijke Standarchieven in verband met geconstateerd ruimtegebrek voor de archiefberging een inspectiebezoek. Het resultaat daarvan was ronduit zorgwekkend. Het slecht verzorgde archief was maar voor een klein gedeelte in archiefdozen geborgen, terwijl de rest "op de bekende wijze door middel van touw [was] gebundeld". Daarbij was per bundel het jaar aangegeven. Tevens werden toen op de vliering fragmenten aangetroffen van de archieven van het opgeheven Kantongerecht Noordwijk en de voorganger, de Regtbank van Enkele Policie van dit kanton, van de Regtbank van eerste aanleg te Leiden en van de Vrederechters van de kantons Lisse en Katwijk.
Een onderzoek van de Rijksgebouwendienst wees uit dat het archief in verband met overbelasting van de balkconstructie op korte termijn moest worden ontruimd. In plaats daarvan moest dit in een op de begane grond aan te leggen archiefbewaarplaats worden geborgen: een tussen de beide zittingszalen gelegen kamertje. Vanwege de omvang van het toenmalige bestand was de daarvoor aangewezen ruimte bij voorbaat te klein. Daarom moest eerst een aanzienlijk deel van de strafzaken van 1946-1956, de bijlagen bij de dwangbevelen c.q. de betalingsbevelen tot en met 1968 en de bijlagen van de civiele zaken over de periode 1878-1960 volgens de richtlijnen worden gesaneerd. Daarnaast zou het nodig zijn een deel van het archief, dat voor blijvende bewaring in aanmerking kwam, naar de rijksarchiefbewaarplaats over te brengen. ( In 1986 had de griffie op de eerste verdieping ook een eigen archiefruimte. Zie: Lunsigh Scheurleer, a.w., p. 317. ) Tijdens de inspecties van de inspecteur van het Rijksarchief in Zuid-Holland bleek het archief, dat inmiddels in een afsluitbare ruimte op de begane grond stond, alle keren materieel goed verzorgd. Wel werd in 1988 geconstateerd dat de archiefruimte feitelijk niet voldeed omdat er een rioleringsbuis doorheen liep. ( Zie voor de inspectierapporten d.d. 17 mei 1976; 29 januari 1979 en 21 juni 1988: NA, Rijksarchief in Zuid-Holland: dossier inspectierapporten Rechterlijke Macht, II, Kantongerechten, 1976-1990, doos 13 )
Het archief van het kantongerecht te Leiden is in vijf blokken aan het Algemeen Rijksarchief (thans: Nationaal Archief) c.q. het Rijksarchief in Zuid-Holland overgedragen. Als gevolg van de inspectie uit 1972 werd het eerste deel van het archief over de periode 1838-1877 in 1974 overgedragen. Vanwege de noodzakelijke ontruiming van de zolder werden de strafvonnissen over de periode 1879-1920 een maand later ook al overgenomen. In 1977 volgde de rest van het archief uit die tijd. In 1982 kwam het volgende tienjarenblok (1921-1929), terwijl het laatste blok van 1930-1939 in 1992 volgde. ( Zie voor de verklaringen van overbrenging d.d. 16 januari en 26 februari 1974; 7 april 1977; 21 april 1982; 3 december 1986, 17 december 1992: Verwervingsdossier 16 van de 3e Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, later het Rijksarchief in Zuid-Holland geheten. ) Alle keren werd er bij de overbrenging een plaatsingslijst of inventaris meegeleverd. In 2005 bracht de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage het archiefblok 1940-1979, dat voordien door de Centrale Archief Selectiedienst was bewerkt, naar het Nationaal Archief over.
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Op deze vier tienjarenblokken is de volgende selectielijst van toepassing geweest: Basisselectiedocument Rechterlijke Macht; een instrument voor de selectie - ter vernietiging dan wel blijvende bewaring van de administratieve neerslag van het handelen van de rechterlijke macht in de periode vanaf 1950.
Bij aanvang van de bewerking had het archief van het Kantongerecht te Leiden over de periode 1940 - 1979 een omvang van ruim 53 strekkende meter. Inventarisnummers 54, 564, 577, 592, 594, 596 en 777 vormen een uitzondering op voornoemde tienjarenblokken, omdat deze archiefbescheiden eerder beginnen of later eindigen. Na bewerking is de omvang van het archief van circa 64 strekkende meter overgedragen aan het Nationaal Archief.
Ordening van het archief
Als basis voor de opbouw van het schema van de inventaris is uitgegaan van de indeling zoals die is beschreven in het "Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940" van R. Huijbrecht, projectleider bij het Nationaal Archief.
Bij elk onderdeel in de inventaris zijn eerst de betreffende ingangen geplaatst, bestaande uit klappers, registers, kaarten, rolboeken en rekestenboeken.
Er wordt in de inventaris bij de betreffende ingangen met een NB aangegeven op welke stukken in de inventaris deze ingangen betrekking hebben. De dossiers, beschikkingen, audiëntiebladen en overige stukken zijn onder de ingangen per onderwerp of zaak bij elkaar geordend.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Voogdijregisters en voogdijregisterkaarten zijn openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kantongerecht Leiden [periode 1940-1979], nummer toegang 3.03.29.03, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kantongerecht Leiden, 1940-1979, 3.03.29.03, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Na diverse overdrachten van archiefmateriaal werd er één inventaris gemaakt voor de periode 1838-1929 (3.03.29.01). Het volgende tienjarenblok 1930-1939 vormt op zichzelf een inventaris (3.03.29.02).

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen
Scheurwater, G. (oud hoofd-administratie bij de arrondissementsrechtbank te Dordrecht) Algra, mr. N.E. & Gokkel, mr. H.R.W., Verwijzend en verklarend juridisch woordenboek . Alphen aan den Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink. Brakel, G.J. van, De bevoegdheden van den kantonrechter in burgerlijke en in strafzaken. Zwolle, 1934. Brakel, G.J. van & Jonker, A., Handboek voor het kantongerecht. Zwolle, 1948. Does de Willebois, W.E.T.M. van de (bewerkt door), C.M. van der Kemp's Ontwikkeling van het recht, betrekkelijk de kantongerechten , Heusden, 1898 (vierde druk). Gids voor de Rechterlijke Macht in het Koninkrijk der Nederlanden 1950-1955 . Gorinchem, J. Noorduijn en Zoon N.V. Huijbrecht, R. e.a., Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940. 's-Gravenhage: Rijksarchiefdienst, 1989. Lexicon van Nederlandse Archiefterminologie. 's-Gravenhage 1983: Stichting Archief Publicaties. Pui, P.I. du (bewerkt door), C.M. van der Kemp's Ontwikkeling van het recht, betrekkelijk de kantongerechten. Heusden, 1914 (vijfde druk).
Verklarende woordenlijst
Administratief beroep
Rechtsgang in het bestuursrecht (administratief recht) waarbij de belanghebbende een beslissing van het bestuur aanvecht bij een hiërarchisch hoger bestuursorgaan dan het orgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen. Zie ook: Administratief bezwaar, Bestuursrechtspraak.
Administratief bezwaar
Rechtsgang in het bestuursrecht (administratief recht) waarbij de belanghebbende een beslissing van het bestuur aanvecht bij het orgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen. Zie ook: Administratief beroep, Bestuursrechtspraak.
Administratieve zaak
Geschil van publiekrechtelijke aard (bestuursgeschil) tussen burger en overheidsorgaan of tussen overheidsorganen onderling.
Adoptie
Aanneming als wettig kind na uitspraak door de rechtbank op verzoek van (echt)paar dat het kind wil adopteren.
Afdoening door openbaar ministerie
Eindbeslissing over een bij het parket ingeschreven *proces-verbaal door *sepot, *voeging ad informandum, *voeging ter berechting, *transactie of overdracht aan de afdeling rechtbankzaken van een ander parket.
Afdoening door de rechter
In burgerlijk recht: eindbeslissing, in de regel door (deels) toewijzen dan wel afwijzen van het verzoek of de vordering. In strafrecht: eindbeslissing, door *schuldigverklaring, *vrijspraak, *ontslag van alle rechtsvervolging of een van de overige einduitspraken.
Arrest
Benaming van uitspraken van de *Hoge Raad en de *gerechtshoven. Zie ook: Beschikking, Vonnis.
Arrondissementsrechtbank
Rechtscollege ('de rechtbank') dat in *eerste aanleg kennis neemt van alle zaken waarvoor niet een andere rechter is aangewezen; het college is ook bevoegd kennis te nemen van *hoger beroep tegen een *vonnis van het *kantongerecht. Er zijn 19 arrondissementsrechtbanken.
Beleidssepot
Beslissing van het *openbaar ministerie waarbij het afziet van vervolging van een geconstateerd strafbaar feit op grond van het algemeen belang. Zie ook: Sepot.
Beschikking
In burgerlijk recht: rechterlijke (tussen)uitspraak die niet strekt tot voorlopige of definitieve beslechting van een geschil; rechterlijke eindbeslissing in een verzoekschriftprocedure. In bestuursrecht: eenzijdige beslissing van een bestuursorgaan in een concreet individueel geval. In strafrecht: rechterlijke beslissing tijdens het verloop van een strafproces, niet uitgesproken op de terechtzitting. Zie ook: Arrest, Eindbeschikking, Vonnis.
Bestuursrechtspraak
Rechtsgang in het bestuursrecht (administratief recht) waarbij de belanghebbende een beslissing van het bestuur aanvecht bij de onafhankelijke rechter (meestal de sector bestuursrecht van de rechtbank). Zie ook: Administratief beroep.
Burgerlijke rechtspraak
Rechtsgang bij geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen en bij zaken over privaatrechtelijke maatregelen als *adoptie, curatele en *voogdij. Zie ook: Civiele contentieuze zaak, Extra-judiciële zaak.
Cassatie(beroep)
Gewoon *rechtsmiddel tegen *vonnis, *arrest of *beschikking van lagere rechter, ingesteld bij de *Hoge Raad, mits er geen ander gewoon *rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan.
Centrale Raad van Beroep
Rechtscollege dat in eerste (en enige) instantie, of in beroep van uitspraken van de sector bestuursrecht van de rechtbank, beslist over bepaalde bestuursrechtelijke geschillen. Zie ook: Bestuursrechtspraak.
Civiele contentieuze zaak
Procedure die een burgerlijk geschil tussen twee of meer partijen beslecht, in de regel ingeleid met een *dagvaarding en eindigend met een *vonnis of *arrest. Zie ook: Extra-judiciële zaak
College van Beroep voor het Bedrijfsleven
Rechtscollege dat beslist in geschillen op het gebied van het economisch bestuursrecht en in beroep tegen een besluit of handeling van een bedrijfslichaam.
Commune strafrecht, (het -)
Geheel van strafbare feiten zoals omschreven in boek 2 (misdrijven) en boek 3 (overtredingen) van het Wetboek van Strafrecht; staat tegenover de strafbepalingen in bijzondere wetten als de Wegenverkeerswet of de Wet op de Economische Delicten.
Conclusie
Algemeen advies van het *openbaar ministerie (procureur-generaal of advocaat-generaal) aan de *Hoge Raad gedurende de behandeling van een *cassatie(beroep). In burgerlijk recht: schriftelijk processtuk bij behandeling van een zaak.
Contradictoir vonnis
Eindbeslissing in een rechtszaak waarbij de verdachte/partijen ter zitting is/zijn verschenen. Zie ook: Verstekvonnis.
Dagvaarding
Officieel geschrift (deurwaardersexploot) dat iemand oproept op een bepaalde tijd voor de rechter te verschijnen in verband met het beslechten van een geschil (burgerlijk procesrecht), of de vervolging van een aan de opgeroepene ten laste gelegd strafbaar feit (strafprocesrecht). Zie ook: Rekest.
Eerste aanleg, (in -)
Primaire rechterlijke instantie waar een zaak wordt behandeld. Zie ook: Hoger beroep, Cassatie(beroep).
Eindbeschikking
Uitspraak door de rechter, die een burgerlijke zaak, begonnen met een verzoekschrift (*rekest), voor een bepaalde instantie definitief beëindigt.
Eindvonnis
Uitspraak door de rechter, die een burgerlijke zaak, begonnen met een *dagvaarding, voor een bepaalde instantie definitief beëindigt. Zie ook: Tussenvonnis.
Extra-judiciële zaak
Procedure in een burgerlijke zaak voor het geven van een rechterlijke voorziening aan de verzoeker -o.a. *adoptie, curatele, *voogdij-, in de regel ingeleid met een verzoekschrift (*rekest) en eindigend met een *beschikking. Zie ook: Civiele contentieuze zaak.
Faillissement
Staat waarin de rechter een schuldenaar verklaart, wanneer die heeft opgehouden te betalen, waarna op het vermogen en de inkomsten van de failliet (conservatoir) beslag komt te liggen om eventuele baten aan de schuldeiser(s) te laten toekomen.
Gerechtshof
Rechtscollege ('het hof') dat het *hoger beroep behandelt tegen een door een lagere rechter in eerdere instantie gewezen *vonnis; het behandelt ook in eerste en enige instantie het beroep tegen een beslissing op bezwaar van de belastinginspecteur. Er zijn 5 gerechtshoven.
Gevangenis
Inrichting voor het ondergaan van vrijheidsstraffen, hoofdzakelijk bestemd voor degene die tot een *gevangenisstraf is veroordeeld. Zie ook: Huis van bewaring.
Gevangenisstraf
Vrijheidsstraf, levenslang of tijdelijk met een strafduur van ten hoogste twintig jaar, in de regel ondergaan in een *gevangenis. Zie ook: Hechtenis.
Halt
Het alternatief lik-op-stuk-afhandeling van jeugdcriminaliteit (Halt- feiten zoals vandalisme, baldadigheid, lichte vermogensdelicten, door 'first offenders') via een Haltbureau, op basis van het jeugdstrafrecht.
Hechtenis
Vrijheidsstraf met een strafduur van maximaal een jaar en vier maanden, van lichtere aard dan *gevangenisstraf en in de regel ondergaan in een *huis van bewaring of vrijheidsbeneming voorafgaand aan behandeling ter terechtzitting, toegepast bij verdenking van een ernstig delict.
Herstel in het gezag
De eerder van het gezag ontheven of ontzette ouder herstellen in het ouderlijk gezag of benoemen tot voogd over het kind. Zie ook: Ontheffing van het ouderlijk gezag of voogdij, Ontzetting van het ouderlijk gezag of voogdij, Voorlopige toevertrouwing.
Hoge Raad
Hoogste rechtscollege van de gewone rechterlijke organisatie; behandelt *cassatie(beroep) van beslissingen in vrijwel alle zaken waartegen geen ander *rechtsmiddel openstaat of heeft opengestaan. Er is één Hoge Raad.
Hoger beroep
Gewoon *rechtsmiddel, ook appel genoemd, toegekend aan iedere in eerste instantie verschenen en geheel of ten dele in het ongelijk gestelde partij; inzet van het geding is de in eerdere instantie gewezen beslissing.
Huis van bewaring
Inrichting voor het ondergaan van vrijheidsbenemende detentie, hoofdzakelijk bestemd voor degene die in voorlopige *hechtenis is gesteld, degene die een hechtenisstraf moet ondergaan of degene die tot een *gevangenisstraf (maximale straftijd drie maanden) is veroordeeld. Zie ook: Gevangenis.
Incidenteel vonnis
*Tussenvonnis waarbij een beslissing in een incident (vertragende verwikkeling tijdens een procedure) wordt gegeven en dat geen *preparatoir, *interlocutoir of *provisioneel vonnis is.
Interlocutoir vonnis
Tussenvonnis waarbij de rechter, vóór zijn eindbeslissing, een bewijs, onderzoek of instructie beveelt waarvan de beslissing in de zaak afhankelijk kan zijn.
Inverzekeringstelling
Vrijheidsbeneming gedurende ten hoogste vier dagen op bevel van de (hulp-)officier van justitie, wanneer de tijd dat een *verdachte voor verhoor mag worden opgehouden (zes uur) niet voldoende is.
Kantongerecht
Laagste instantie van de gewone rechterlijke organisatie. Er zijn 61 kantongerechten.
Kort geding
Procedure voor de president van de rechtbank (soms de voorzitter van de *Centrale Raad van Beroep) met een zaak die om reden van spoed een onmiddellijke voorziening vereist; de voorziening heeft een voorlopig karakter; het *vonnis is in de regel vatbaar voor *hoger beroep en *cassatie(beroep).
Meerderjarige verdachte
Degene die ten tijde van begaan van een strafbaar feit 18 jaar of ouder is.
Minderjarige verdachte
Degene die ten tijde van begaan van een strafbaar feit jonger is dan 18 jaar. Afhandeling van (jeugd)zaken van eenvoudige aard gebeurt veelal via *Halt(bureaus). ( Niemand kan strafrechtelijk worden vervolgd voor een feit begaan voordat hij de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt. )
Misdrijf
Strafbaar feit van de zware soort, als zodanig aangeduid in de strafwetten; indeling van strafbare feiten in misdrijven en overtredingen is van belang bij het procesrecht (absolute competentie en *rechtsmiddelen) en de strafbaarstelling; berechting in *eerste aanleg gebeurt in de meeste gevallen door de rechtbank. Zie ook: Overtreding.
Natuurlijk persoon
Mens (individu) als rechtssubject. Zie ook: Rechtspersoon.
Niet-ontvankelijkheid
Eindbeslissing waarbij de rechter het verzoek of de eis van een partij afwijst of het *openbaar ministerie het recht te vervolgen ontzegt, op een grond die buiten de zaak zelf ligt (zoals een procedurefout).
Ondertoezichtstelling
Plaatsing, door de kinderrechter, van een minderjarig kind onder toezicht van een gezinsvoogd, als een kind zodanig opgroeit dat het met zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd.
Ontheffing van ouderlijk gezag of voogdij
Ontneming, door de rechtbank, van het ouderlijk gezag of de *voogdij aan een ouder of voogd op grond dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
Onherroepelijke uitspraak
Beslissing van de rechter waartegen geen (gewoon) *rechtsmiddel meer openstaat. Zie ook: Cassatie(beroep), Hoger beroep, Verzet.
Ontslag van (alle) rechtsvervolging
Beslissing van de rechter, waarbij hij het door de officier van justitie ten laste gelegde feit wel bewezen acht maar van oordeel is dat het feit of de verdachte niet strafbaar is. Zie ook: Schuldigverklaring, Vrijspraak.
Ontzetting van ouderlijk gezag of voogdij
Ontneming, door de rechtbank, van het ouderlijk gezag of de *voogdij aan een ouder of voogd op in de wet genoemde grond, waaronder misbruik van gezag, verwaarlozing van de verzorging en opvoeding of slecht levensgedrag.
Openbaar ministerie (OM)
Overheidsorgaan met als taken: wetten te handhaven, strafbare feiten op te sporen en te vervolgen, strafvonnissen ten uitvoer te leggen en de rechter te informeren voor zover de wet dat voorschrijft.
Opgehelderd misdrijf
*Misdrijf waarbij tenminste één *verdachte bij de politie bekend werd, ook al is hij voortvluchtig of ontkent hij het (strafbare) feit te hebben gepleegd.
Ophelderingspercentage
Het totaal aantal in een bepaalde periode *opgehelderde misdrijven in relatie tot het totaal aantal in dezelfde periode door de politie opgemaakte *processen-verbaal terzake van gelijk(soortig)e *misdrijven, uitgedrukt in procenten.
Overtreding
Strafbaar feit van de lichte soort, als zodanig aangeduid in de strafwetten; indeling van strafbare feiten is van belang bij het procesrecht (absolute competentie en *rechtsmiddelen) en de strafbaarstelling; afdoening veelal met een *schikking/*transactie via het openbaar ministerie of berechting in *eerste aanleg door het *kantongerecht. Zie ook: Misdrijf.
Penitentiaire inrichting
Rijksinrichting voor het ondergaan van vrijheidsstraf. Zie ook: Gevangenis, Huis van bewaring.
Preparatoir vonnis
*Vonnis dat betrekking heeft op de behandeling van de zaak voor de rechter en in beginsel niet van invloed is op het *eindvonnis.
Proces-verbaal
Op schrift gestelde verklaring van een opsporingsambtenaar over door hem waargenomen feiten of omstandigheden.
Provisioneel vonnis
Uitspraak door de rechter, gedaan vóór het *eindvonnis in een aanhangig geding, waarbij hij een beslissing geeft over een voorlopige voorziening. Zie ook: Tussenvonnis.
Raad van State
Adviescollege van de regering; de aan dit college verbonden Afdeling Bestuursrechtspraak (ontstaan uit de voormalige Afdeling voor de Geschillen van Bestuur en de Afdeling Rechtspraak) heeft een rechtsprekende taak op het gebied van bestuursgeschillen. Zie ook: Administratieve zaak.
Rechtsmiddel
Procedure waarmee partijen -soms derden- een (rechterlijke) beslissing bij dezelfde of een hogere rechter kunnen aantasten; er zijn gewone rechtsmiddelen, zoals bezwaarschrift, *verzet, *hoger beroep of *cassatie(beroep) en buitengewone rechtsmiddelen, zoals derden verzet, rekest-civiel, herziening of cassatie in het belang der wet.
Rechtspersoon
Elke niet-natuurlijk persoon (instelling, onderneming, overheidsorgaan) die in het recht als rechtssubject is erkend. Zie ook: Natuurlijk persoon.
Rekest
Geschrift (verzoekschrift) waarmee iedereen zich, al dan niet per procureur of advocaat, tot de rechter of een bestuursorgaan kan wenden om een bepaalde voorziening te verkrijgen, waarbij het meestal niet gaat om het beslechten van een geschil. Zie ook: Dagvaarding.
Rolbeschikking
Uitspraak door de rechter, waarbij hij de termijnen voor het nemen van *conclusies en de dagbepaling voor pleidooi en *vonnis vaststelt.
Schikking
Strafrechtelijke (soms bestuursrechtelijke) afdoening van een delict van de lichte soort op voorstel van het *openbaar ministerie, meestal via een door de *verdachte te betalen geldsom ('boete'). Zie ook: Transactie.
Schuldigverklaring
Uitspraak door de rechter, waarbij hij het door het *openbaar ministerie ten laste gelegde feit bewezen en een strafbaar feit acht en van oordeel is dat de *verdachte strafbaar is.
Sepot
Beslissing van het *openbaar ministerie waarbij het, op beleidsmatige of technische gronden, afziet van vervolging van een geconstateerd strafbaar feit. Zie ook: Beleidssepot, Technisch sepot.
Stiefouderadoptie
Aanneming als wettig kind door een (echt)paar waarvan een van de partners de wettige of natuurlijke vader of moeder van het kind is. Zie ook: Adoptie.
Strafrechtspleging
Geheel van rechtshandelingen door het *openbaar ministerie en de rechterlijke macht met betrekking tot *strafzaken.
Strafzaak
Het bij een parket ter vervolging ingeschreven *proces-verbaal ten aanzien van één *verdachte.
Technisch sepot
Beslissing van het *openbaar ministerie waarbij het afziet van vervolging van een strafbaar feit omdat het van mening is dat vervolging niet tot een veroordeling zal leiden (bijvoorbeeld omdat voldoende bewijs ontbreekt of omdat het feit of de *verdachte niet strafbaar is).
Ter beschikkingstelling (tbs)
Maatregel in het strafrecht waarbij de rechter beveelt dat de *verdachte van een *misdrijf, die een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis heeft, bij bepaalde in de wet genoemde omstandigheden, van overheidswege ambulant zal worden behandeld en begeleid, of in een daartoe bestemde inrichting zal worden verpleegd.
Transactie
Het onder bepaalde omstandigheden ter voorkoming van strafvervolging voldoen aan een of meer door de opsporingsambtenaar (politie) of het *openbaar ministerie (officier van justitie) gestelde voorwaarden, zoals het betalen van een geldsom ('boete'), waardoor het recht tot strafvervolging vervalt. Zie ook: Schikking.
Tussenvonnis
Uitspraak door de rechter, gedaan vóór het *eindvonnis in een aanhangig geding, die geen einde maakt aan de zaak; wordt nader ingedeeld in *preparatoir, *interlocutoir en *provisioneel vonnis.
Uitkeringsfraude (sociale zekerheid)
Het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van een uitkering als gevolg van het aan een uitvoeringsorgaan van de sociale zekerheid al dan niet opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie dan wel het voor dat uitvoeringsorgaan verzwijgen van voor de beslissing relevante gegevens.
Uitlevering
Verwijdering van een persoon uit Nederland met het doel hem ter beschikking te stellen van de autoriteiten van een andere staat naar aanleiding van het plegen van een *misdrijf.
Uitzetting
Verwijdering van een *vreemdeling uit Nederland wanneer zijn verblijf niet (meer) rechtmatig is.
Verdachte
Voor het begin van de vervolging is hij degene van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit wordt aangenomen, daarna is hij degene tegen wie de vervolging is gericht.
Verstek (verlenen)
Formele constatering door de rechter dat een partij of een verdachte niet in rechte (per procureur) is verschenen noch op een andere wijze op de oproep bij verzoekschrift of dagvaarding heeft gereageerd; het betekent in de regel toewijzing van de eis.
Verstekvonnis
Uitspraak in een rechtszaak waarbij een procespartij niet in rechte ter zitting is verschenen noch heeft gereageerd. Zie ook: Verstek (verlenen).
Verzet
Gewoon *rechtsmiddel, aan te wenden tegen een uitspraak (*verstekvonnis) die door een rechtsprekende instantie niet op tegenspraak is gegeven en waartegen geen *hoger beroep openstaat. Zie ook: Contradictoir vonnis.
Verzetvonnis
Uitspraak in een rechtszaak die de rechter na verstekverlening opnieuw heeft beoordeeld. Zie ook: Verstek, Verstekvonnis, Verzet.
Voeging ad informandum
Het voegen, door het openbaar ministerie, van een strafzaak zonder tenlastelegging bij een andere zaak die aan de rechter wordt voorgelegd, met het doel de rechter bij de bepaling van de strafmaat rekening te laten houden met de gevoegde zaak. Zie ook: Afdoening door openbaar ministerie.
Voeging ter berechting
Het samenvoegen, door het openbaar ministerie, van ingeschreven strafzaken, met het doel de rechter bij één *vonnis verschillende zaken tegelijk te laten afdoen. Zie Afdoening door openbaar ministerie.
Voeging ter zitting
Het samenvoegen, door de rechter, van onder verschillende parketnummers ingeschreven strafzaken, met het doel deze zaken als één strafzaak te behandelen. Zie Afdoening door de rechter.
Vonnis
Gemotiveerde bindende uitspraak van de rechter in een voor hem gevoerd rechtsgeding. Zie ook: Arrest, Tussenvonnis.
Voogdij
Gezag over minderjarige en diens goederen, van rechtswege of op beslissing van de rechter aan een ouder of een derde opgedragen, wanneer het ouderlijk gezag niet over het kind wordt uitgeoefend.
Voorlopige toevertrouwing
Maatregel waarbij de kinderrechter voorlopig in de gezagsuitoefening van een minderjarige voorziet, indien een minderjarige niet onder gezag staat of dit gezag niet over hem wordt uitgeoefend.
Vreemdeling
Ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld.
Vrijspraak
Uitspraak, door de rechter, waarbij hij niet bewezen acht dat het door de officier van justitie ten laste gelegde feit door de verdachte is gepleegd. Zie ook: Ontslag van rechtsvervolging, Schuldigverklaring.

Archiefbestanddelen