Terug naar zoekresultaten

3.03.24.02 Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Gorinchem, 1930-1939

Het archief van het Kantongerecht Gorinchem bevat onder meer audiëntiebladen, registers voor aangebrachte zaken en eindvonnissen, dossiers huur- en arbeidszaken, stukken betreffende (crisis)pachtzaken, registers voor akten en beschikkingen, en voogdijregisterkaarten.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.03.24.02
Inventaris van het archief van het Kantongerecht te Gorinchem, 1930-1939

Auteur

SSA-rechtbank

Versie

01-11-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1992 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Kantongerecht Gorinchem [periode 1930-1939]
Kantongerecht Gorinchem, 1930-1939

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1930-1939

Archiefbloknummer

35452

Omvang

; 38 inventarisnummer(s) 1,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Kantongerecht te Gorinchem

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het Kantongerecht Gorinchem bevat onder meer audiëntiebladen, registers voor aangebrachte zaken en eindvonnissen, dossiers huur- en arbeidszaken, stukken betreffende (crisis)pachtzaken, registers voor akten en beschikkingen, en voogdijregisterkaarten.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De kantongerechten in het algemeen
Ontstaan (wordingsgeschiedenis)
Op 1 oktober 1838 ( De wetten van 22 december 1828, Stb. 68, 71, 73-75, 78 en 79-82, welke werden gewijzigd bij wet van 28 april 1835, Stb. 10. ) treden wetten in werking waarbij de vredegerechten, die ontstaan waren in de Franse tijd, worden opgeheven en vervangen door kantongerechten. De vrederechter wordt dan kantonrechter.
Bij afzonderlijke wetten wordt het rechtsgebied van die gerechten vastgesteld. Het aantal kantongerechten wordt ten aanzien van het aantal vredegerechten van 220 teruggebracht tot 150.
In 1877 ( De wetten van 9 april 1877, Stb. 74-78, inwerkingtreding 15 mei 1877. ) komt de eerste wijziging in deze indeling en in 1933 wordt deze indeling nogmaals gewijzigd ( De wetten van 17 november 1933, Stb. 601-606, inwerkingtreding 1 januari 1934. ) .
VERDELING VAN DE RECHTBANKEN EN KANTONGERECHTEN IN ZUID-HOLLAND VAN 1877 TOT 1933
  • ’s-Gravenhage
    • ’s-Gravenhage,
    • Delft,
    • Leiden,
    • Alphen.
  • Rotterdam 1e, 2e, 3e
    • Rotterdam,
    • Schiedam,
    • Gouda,
    • Schoonhoven,
    • Brielle,
    • Sommelsdijk.
  • Dordrecht
    • Dordrecht,
    • Oud-Beijerland,
    • Ridderkerk,
    • Gorinchem,
    • Sliedrecht.
VERDELING VAN DE RECHTBANKEN EN KANTONGERECHTEN IN ZUID-HOLLAND VAN 1933 TOT 1939
  • ’s-Gravenhage
    • ’s-Gravenhage,
    • Delft,
    • Leiden,
    • Alphen.
  • Rotterdam
    • Rotterdam,
    • Schiedam,
    • Gouda,
    • Brielle,
    • Sommelsdijk.
  • Dordrecht
    • Dordrecht,
    • Oud-Beijerland,
    • Gorinchem.
Taak en competentie
De absolute competentie geeft antwoord op de vraag, welke soort van rechter bevoegd is, terwijl de relatieve competentie antwoord geeft op de vraag, welke bepaalde rechter van die soort bevoegd is.
Bij de absolute competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken.
In artikel 44 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie wordt de bevoegdheid van de kantonrechter in strafzaken omschreven.
Hier staat dat de Kantonrechter alle overtredingen berecht, zover deze niet aan een andere rechter zijn opgedragen. Voorts vonnist hij over het misdrijf van stroperij. Hoger beroep is mogelijk tegen vonnissen inzake feiten die met een andere straf waren bedreigd dan een geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
In burgerlijke zaken is de competentie van de kantonrechter een uitzonderingsbevoegdheid. De gewone rechter in eerste aanleg is de arrondissementsrechtbank. De kantonrechter is bevoegd om van de volgende vorderingen kennis te nemen, voor wat de belangrijkste betreft: Louter personele vorderingen onder de f 200,-- en vorderingen betreffende huur en pacht.
Door de kantonrechter worden ook nog een aantal buitengerechtelijke zaken behandeld die zowel op burgerlijk als strafrechtelijk gebied liggen, waarvan de belangrijkste zijn: Het toezicht op het beheer van voogden en curators, beëdiging van diverse ambtenaren en adviseren op gratieverzoeken.
Ook bij de relatieve competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken.
De bevoegdheid van de kantonrechter in strafzaken is afgeleid van die van het Openbaar ministerie.
Hierdoor geldt de gelijkelijke bevoegdheid van de kantonrechter van het kanton waar de overtreding is begaan, die van het kanton waar de beklaagde woont en die van het kanton waar de beklaagde wordt gevonden (aangehouden). Bij gelijktijdige bemoeiing heeft de eerder in de volgorde geplaatste kantonrechter voorrang.
In burgerlijke zaken geldt de regel dat de kantonrechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. Bij vorderingen inzake onroerende goederen is de kantonrechter van het kanton waarin het goed gelegen is bevoegd.
Bij vorderingen inzake aanneming van werk tot f 50,-- zijn gelijkelijk bevoegd de kantonrechter van gedaagdes woonplaats en die van de plaats waar het werk gewoonlijk werd verricht.
Bij andere vorderingen en rekesten op grond van wetboeken en bijzondere wetten zijn veelal in de desbetreffende voorschriften bepalingen in deze opgenomen. In niet-contentieuze rekestprocedures is vaak de kantonrechter bevoegd in wiens kanton degene ten behoeve van wie een beschikking wordt gevraagd, woonachtig is. De relatieve bevoegdheid van de kantonrechter in buitengerechtelijke zaken valt niet in een meer algemene regel te vatten. Meestal wordt bij de betreffende wetsbepalingen aangegeven welke kantonrechter bevoegd is.
Een volledige opsomming van bevoegdheid is te vinden in Van der Kemp, 4e en 5e druk, bij Van Brakel en bij Van Brakel en Jonker.
Het kantongerecht te Gorinchem
Ontstaan
Aan de huisvesting van de rechterlijke macht is in Gorinchem een lange geschiedenis voorafgegaan.
Vroeger behoorde de rechtspraak tot de taken van het stadsbestuur. Zoals ten tijde van de Republiek al geschiedde, werden uit dubbeltallen, op voordracht van de Vroedschap, door de Stadhouder jaarlijks zeven schepenen gekozen die met de rechtspleging belast waren. Van dit college van schepenen was de Schout voorzitter.
Hij had twee taken, die te vergelijken zijn met die van het tegenwoordige hoofd van politie en de officier van Justitie. Op 11 november 1382 verleende Otto, heer Arkel, aan Gorinchem stadsrechten, zodat bovengeschetste organisatie ook in Gorinchem haar intrede mocht doen.
De magistraat van Gorinchem zetelde in het Stadhuis. Aanvankelijk functioneerde als zodanig een huis in de Hoogstraat tegenover de Arkelstraat. Eerste in de vijftiende eeuw werd een gebouw op het marktplein tot Stadhuis bestemd. Daarheen verhuisden behalve de burgemeesters, secretarissen en klerken ook de schepenen. De Schepenkamer was op de eerste etage. Een uit die tijd daterend schilderij, dat een bekende Oud-Nederlandse legende over de rechtspraak van Willem de Goede voorstelt, bevindt zich nog altijd in het stadhuis. Sommigen houden het voor een werk van Abraham Blomaert.
In 1810 decreteerde Napoleon als keizer van het Franse Rijk kort maar krachtig: Holland is met het Rijk verenigd, waarmee het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk werd ingelijfd. Vanaf 1806 had het onder het bestuur van Lodewijk Bonaparte gestaan. Met de Franse overheersing kwam er ook een verandering in de rechtspraak. Deze behoorde voortaan niet meer tot de taken van het stadsbestuur, maar werd op Franse leest geschoeid, zodat de schepenbank ontbonden werd.
In Gorinchem werden nu een tribunaal ter eerste instantie en een vrederechter gevestigd. De zittingen hadden plaats in respectievelijk de Vroedschapskamer en de Schepenkamer, die daartoe door het stadsbestuur beschikbaar was gesteld.
Tot het ressort van het tribunaal behoorden de gehele Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. De beëdiging vond plaats op 28 februari 1811. In 1838 trad weer een nieuwe rechterlijke organisatie in werking, waarbij Gorinchem werd aangewezen als standplaats van een arrondissementsrechtbank en een kantongerecht.
De voormalige Vroedschapskamer werd nu toegewezen aan de arrondissementsrechtbank, en werd eveneens gebruikt voor de vergaderingen van de gemeenteraad. Het kantongerecht kreeg nu de beschikking over de vroegere Schepenkamer, waar laatstelijk de vrederechter zitting hield.
In 1859 werd het oude luisterrijke Stadhuis van Gorinchem afgebroken en vervangen door het huidige. Tijdens de bouw van het nieuwe Stadhuis werd het kantongerecht gehuisvest in de Tolkazerne, terwijl de arrondissementsrechtbank een onderkomen kreeg in een gebouw in de zusterstraat.
In oktober 1860 werd het nieuwe stadhuis officieel in gebruik genomen. Het gemeentebestuur kwam met de minister van Justitie overeen, dat het Rijk als medegebruiker van het Stadhuis een bijdrage in de bouwkosten zou leveren van 25.741,50 gulden. In ruil daarvoor verleende de gemeente aan het Rijk het recht, "voor de dienst van de arrondissementsrechtbank en het kantongerecht of later binnen deze gemeente te vestigen rechterlijke collegiën en ambtenaren, voortdurend, onbelemmerd en kosteloos gebruik te maken van de navolgende gedeelten van het nieuw gebouwd raadhuis, zoals die hier, volgens de vermoedelijke daaraan te geven bestemming worden opgenoemd", waarna de opsomming van de vertrekken die voor de rechterlijke macht bestemd waren inderdaad volgde. Op grond van deze overeenkomst had het Rijk dus gratis inwoning in het Gorinchemse stadhuis.
Voor de arrondissementsrechtbank, die wegens reorganisatie in 1877 werd overgeplaatst naar Dordrecht, duurde dat niet zo lang. Het kantongerecht zou echter tot in juli 1978 aanspraak blijven maken op de gratis huisvesting, die een eeuw geleden werd overeengekomen.
Reeds in 1963 ontstonden de eerste plannen met betrekking tot de nieuwe huisvesting van het kantongerecht.
Het heeft echter nog jaren geduurd voordat men een geschikte plaats gevonden had en daadwerkelijk met de bouw kon worden aangevangen, met als gevolg dat pas in 1978 het kantongerecht een eigen huisvesting kreeg.
Het nieuwe gebouw dat op de vismarkt staat, ziet er van binnen smaakvol uit, en is voorzien van een lift voor invaliden die van een rolstoel gebruik moeten maken.
Zo kwam een eind aan de inwoning van het kantongerecht bij de gemeente Gorinchem na 118 jaar.
Jurisdictiegebied
Bij de wet van 1877 wordt ook het rechtsgebied van het kantongerecht Gorinchem vastgesteld. Het rechtsgebied omvat dan de gemeenten: Gorinchem, Arkel, Vuren, Herwijnen, Heukelum, Kedichem, Nieuwland, Meerkerk, Tienhoven, Noordeloos, Hoornaar, Hoog-blokland, Schelluinen, Giessen-Nieuwkerk en Hardinxveld.
Bij de wetswijziging van 1933 wordt het kantongerecht Sliedrecht bij het kantongerecht Dordrecht gevoegd. Ook wordt het rechtsgebied van het kantongerecht te Gorinchem opnieuw vastgesteld en omvat dan de gemeenten: Gorinchem, Arkel, Vuren, Herwijnen, Heukelum, Asperen, Leerdam, Schoonrewoerd, Leerbroek, Kedichem, Nieuwland, Meerkerk, Ameide, Tienhoven, Noordeloos, Hoog-Blokland, Schelluinen, Giessen-Nieuwkerk, Hardinxveld, Werkendam de Werken en Sleeuwijk, Woudrichem en Almkerk.
Functionarissen en hun taak
Kantonrechters en kantonrechters-plaatsvervanger
Kantonrechters worden sinds 1877 voor hun leven (voordien voor een periode van vijf jaar) benoemd door de Kroon, na een voordracht van de rechtbank, en ontslagen bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd. Vereist is het Nederlanderschap, een leeftijd van minstens 25 jaar en een doctoraat in de rechtswetenschap of meestertitel in de rechten bij een Nederlandse universiteit (het laatste sinds 1877). De kantonrechter is een alleensprekend rechter.
In 1933 komt hierin wat pachtzaken betreft verandering met de instelling bij elk kantongerecht van een kamer voor crisis-pachtzaken ingevolge de crisis-pachtwet van 1932, stbl. 301. De kantonrechter is voorzitter van deze kamer, die verder bestaat uit twee niet tot de rechterlijke macht behorende personen, deskundig ten aanzien van de verhoudingen op landbouwgebied, benoemd door de Kroon, gehoord Gedeputeerde Staten.
Ingevolge de Pachtwet 1937 (Stb. 205) wordt bij elk kantongerecht een pachtkamer ingesteld, bestaande uit de kantonrechter als voorzitter en twee niet tot de rechterlijke macht behorende personen, deskundig ten aanzien van de verhoudingen op pachtgebied, benoemd door de Kroon voor vijf jaar, gehoord Gedeputeerde Staten.
Bij verhindering of ontstentenis van de kantonrechter (en er is geen andere kantonrechter in het kanton) treedt een plaatsvervanger naar rang van benoeming op. De vereisten voor de betrekking van plaatsvervanger zijn anders dan die voor de kantonrechter in vaste dienst.
Voor hen gelden de eisen van Nederlanderschap en een minimumleeftijd van 23 jaar. Zij worden telkens, na voordracht van de kantonrechter, door de Koning(in) voor 5 jaar benoemd en zijn bij aftreding weer benoembaar. Bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd worden zij door de Koning(in) ontslagen.
Namenlijst van de kantonrechters en kantonrechters-plaatsvervanger van het Kantongerecht Gorinchem van 1930-1939:
Kantonrechters:
van tot naam
1930 1934 Mr C.W. van Ommeren, Ktr. Heusden met Opdracht Gorinchem
03-03-1934 04-02-1944 Mr G. Kolff
Kantonrechters-plaatsvervangers:
van tot naam
31-07-1922 19-05-1942 Mr E.J.EG. Vonkenberg
12-12-1927 09-09-1936 Mr H.J. Biegel
12-12-1927 19-05-1942 Mr J.A. Overwater
27-07-1931 1943 Mr D. Huurman
09-01-1937 19-05-1944 Mr A. den Dekker
Griffiers
De Griffier (en sinds 1877 de substituut-griffier) worden benoemd door de Kroon. Tot 1877 zijn de eisen van benoembaarheid van de griffier het Nederlanderschap en de leeftijd van tenminste 23 jaar (meerderjarigheid). Bij de wetswijziging van 1877 wordt daarenboven vereist een doctoraat in de rechtswetenschappen. Bij afwezigheid van de griffier wordt tot wederopzegging toe, een waarnemend-griffier benoemd. Deze wordt benoemd en beëdigd door de kantonrechter. De waarnemend-griffier moet minstens 23 jaar oud zijn en ingezetene zijn van het kanton.
De taken van de griffier zijn in diverse wetten geregeld ( Onder andere de Wet R.O., het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafvordering en het Reglement I. ) . De hoofdtaak is van het begin tot het einde van de terechtzitting aanwezig te zijn en de pen te voeren. Hij maakt de processenverbaal van de zitting alsmede de minuut-vonnissen. Ook maakt hij akten en beschikkingen. Tot de overige taken behoort het beheer van de griffie, bestaande onder andere uit het open houden van de griffie gedurende de voorgeschreven uren, beheer van gelden, ook die ter griffie gedeponeerd, het bewaren van de minuten, registers en stukken behorende tot het kantongerecht ( Zie voor een uitputtende opsomming van opgedragen activiteiten van de griffier: Van Brakel en Jonker. ) . Met name dient genoemd te worden het bijhouden van een repertoire ( Zie ook Huijbrecht, pag 18-20. ) , waarin dagelijks wordt genoteerd de dagtekening en aard van de opgemaakte akten, processen-verbaal en vonnissen in civiele zaken, met de namen der partijen.
Namenlijst van de griffiers van het kantongerecht Gorinchem over de periode 1930-1939:
van tot naam
1930 1934 Mr M.G.A. van Stockem
05-10-1934 01-10-1936 Mr P.J.E. Vonkenberg
17-11-1936 10-08-1944 Mr E.R. van Eibergen Santhagens
griffie-ambtenaren
Deze worden aangesteld door de minister van justitie (sinds 1910, voordien door de griffier) en verrichten werkzaamheden ten behoeve van de inwendige dienst van het kantongerecht en de griffie.
Deurwaarders
Deze worden benoemd door de minister van Justitie (eerder door de rechtbank) en moeten naast het uitbrengen van exploten en dergelijke ook dienst doen ter terechtzitting.
Het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie maakt geen deel uit van het kantongerecht. Tot 1877 wordt opgetreden namens het openbaar ministerie bij het kantongerecht door de burgemeester van de gemeente waarin het kantongerecht zitting heeft, of door de commissaris van politie of door een, met toestemming van de procureur-generaal bij het gerechtshof, bijzonder persoon.
In 1877 wordt de functie van ambtenaar van het openbaar ministerie bij het kantongerecht ingesteld.
Deze ambtenaar voert namens het openbaar ministerie het woord op de strafzittingen van het kantongerecht.
Namenlijst van de Ambtenaren openbaar ministerie over de periode 1930-1939:
van tot naam
1930 1934 Mr F.A.J. Deelen
1935 1940 Mr J.E. Visser
Procedures
Strafzaken
De strafzaken worden in eerste instantie ingeschreven in een register dat gehouden wordt door het openbaar ministerie. In dit register worden allerlei gegevens vermeld: de dader, de overtreding, de naam van de verbalisant, de transactie of sepot en de uitspraak van de kantonrechter.
De procedure voor de terechtzitting begint met een dagvaarding vanwege het openbaar ministerie waarin een opgave van het tenlaste gelegde feit en ook van de tijd en plaats waarop het feit gepleegd zou zijn en de omstandigheden waaronder. De ambtenaar van het openbaar ministerie verzoekt de kantonrechter dag en uur voor de terechtzitting te bepalen, waarop de griffier de zaak inschrijft op de rol, die overigens niet gehouden hoeft te worden bij de kantongerechten, maar in de praktijk meestal wel gehouden wordt. Verdachte kan, wanneer enkel een geldboete is geëist, deze alsnog betalen (transactie) plus de dagvaardingskosten.
Sinds de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering in 1926 kan de procedure ook beginnen met een oproeping (dat wil zeggen zonder deurwaarder c.a.), mits er sprake is van ontdekking op heterdaad door een opsporingsambtenaar en mits zulks niet is uitgesloten door de minister van Justitie. ( Zie voor een opsomming van uitgesloten strafbare feiten Van Brakel en Van Brakel en Jonker. )
Bij niet verschijnen van de gedaagde wordt verstek verleend en het onderzoek ter terechtzitting zonder verdachte uitgevoerd. Tegen een bij verstek gewezen vonnis is verzet mogelijk.
Bij wel verschijnen van verdachte of zijn (schriftelijk) gevolmachtigde wordt het onderzoek ter terechtzitting geopend met het identiteitsverhoor van verdachte. Direct daarna kan door verdachte een verweer worden ingesteld op grond van nietigheid van de dagvaarding, niet-ontvankelijkheid van de ambtenaar van het openbaar ministerie of onbevoegdheid van de kantonrechter. Na uitspraak van de kantonrechter, eventueel op te schorten door ontijdig verklaren van het verweer, gaat bij niet honoreren van het verweer de procedure verder met de voordracht door het openbaar ministerie: het voorlezen van de dagvaarding. Vervolgens leest de griffier het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar voor. Dan vindt eventueel getuigenverhoor plaats, worden stukken van overtuiging overgelegd en wordt de verdachte ondervraagd. Vervolgens krijgt de ambtenaar van het openbaar ministerie het woord voor zijn requisitoir, waarop de verdachte kan antwoorden, waarop wederom de ambtenaar van het openbaar ministerie kan antwoorden, tot tenslotte verdachte het laatste woord krijgt, waarna het onderzoek wordt gesloten. De uitspraak volgt direct of binnen 14 dagen.
De uitspraak moet een beslissing geven over het wel of niet bewezen zijn van de feiten, de strafrechtelijke kwalificatie van die feiten, het wel of niet bewezen zijn van de schuld van verdachte van die feiten, het wel of niet bewezen zijn van de schuld van verdachte aan die feiten en de toepassing van de bij de wet bepaalde straf.
Indien een schriftelijk vonnis wordt gewezen, moet dit vonnis met redenen omkleed zijn en moet naast bovengenoemde elementen van de uitspraak bevatten de personalia van de veroordeelde, de tenlastelegging (onder verwijzing naar de dagvaarding) met alle strafverlichtende en -verzwarende omstandigheden, de inhoud der bewijsmiddelen, voor zover zulks tot het bewijs heeft meegewerkt, de wettelijke gronden voor de opgelegde straf, de uitspraak op de vordering van de beledigde partij en de naam van de vonnissende kantonrechter.
Ook kan worden volstaan met een mondeling vonnis, tenzij verdachte of het openbaar ministerie een schriftelijk vonnis wil of de kantonrechter dat zelf nodig oordeelt. Het mondeling vonnis wordt aangetekend in het proces-verbaal der terechtzitting op een door de minister van Justitie voorgeschreven wijze, ingevolge het Besluit van 21 juli 1922 Ned. Stcrt. nr. 141.
Het vonnis moet op een openbare terechtzitting worden uitgesproken, c.q. worden voorgelezen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting moet bevatten de ter terechtzitting in acht genomen vormen, hetgeen betreffende de zaak ter terechtzitting geschiedt en de zakelijke inhoud van de verklaringen van getuigen, deskundigen en verdachte.
In 1935 ( Door toevoeging van artikel 398 aan het Wetboek van Strafvordering bij wet van 29 november 1935, Stb. 685. ) wordt het zogenaamde stempelvonnis mogelijk: Er is dan geen proces-verbaal van de terechtzitting nodig, maar aantekening van de opgelegde bestraffing op het dubbel van de dagvaarding, evenals de eventuele afstand van appèl of cassatie. Het stempelvonnis is alleen toegestaan indien:
  1. tegen verdachte verstek is verleend of
  2. door verdachte niets ter verdediging is aangevoerd
en indien:
  1. geen getuigen of deskundigen zijn gehoord,
  2. geen beledigde partij zich in het geding heeft gevoegd,
  3. geen aanvulling van de tenlastelegging heeft plaatsgevonden,
  4. een mondeling vonnis is gewezen en
  5. enkel een geldboete of berisping is opgelegd of teruggave aan de ouders/voogd is gelast.
Burgerlijke zaken
Kantonrechter
Bij dagvaarding
De procedure begint met een dagvaarding door eiser van gedaagde. Aanmelding van de zaak bij de kantonrechter en plaatsing op de rol is wel gebruikelijk, mar niet noodzakelijk, aangezien de griffier geen verplichting heeft tot het bijhouden van een rol. Het is mogelijk de zaak aan te melden op de zitting waartegen gedagvaard is. Bij verstek van gedaagde wordt de eis toegewezen, tenzij deze onrechtmatig of ongegrond is. Bij verstek van de eiser wordt gedaagde ontslagen van instantie en de eiser in de kosten veroordeeld.
Procureurstelling is niet verplicht: de bedoeling van de wetgever is een snelle, mondelinge procedure ("zonder beteekening van eenige schriftelijke dingtalen", artikel 99 oud Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.)) met zo mogelijk een uitspraak op dezelfde zitting. In de praktijk wordt veelal de procesgang als voor de rechtbank gevolgd met schriftelijke conclusies (van eis, verweer, repliek en dupliek) en wordt de zaak over meer terechtzittingen uitgerekt door verdaging.
Bij een interlocutoir vonnis (dat is een tussenvonnis waarbij de rechter enig bewijs, onderzoek of instructie beveeelt waarvan de beslissing van het definitieve vonnis afhankelijk kan zijn) kan getuigenbewijs opgedragen worden, gerechtelijke plaatsopneming kan ingelast worden, enz. De terechtzittingen zijn in beginsel openbaar, tenzij belangen van partijen anders vorderen. Het vonnis dient altijd op een openbare terechtzitting uitgesproken te worden, ook na behandeling met gesloten deuren. Bij het vonnis moet onderscheiden worden het uitgesproken deel en de expeditie/afschriften.
Het vonnis wordt gebracht op het proces-verbaal van de terechtzitting (audiëntieblad) conform artikel 60 Rechtsvordering. Het uitgesproken deel bevat de namen en de woonplaatsen van partijen, de slotsom van de eventuele conclusie van het openbaar ministerie, de gronden der uitspraak zowel wat betreft de feiten als het rechtspunt, de uitspraak en de naam van de kantonrechter. De expeditie bevat daarnaast de conclusies van partijen, de vermelding dat het vonnis in het openbaar is uitgesproken en de datum van de uitspraak.
Het proces-verbaal bevat het plaatsgevondene ter terechtzitting, de zakelijke inhoud van eis en verweer, verklaringen van getuigen en deskundigen en de uitspraak. In zaken waarvan hoger beroep kan worden ingesteld, moet een afzonderlijk proces-verbaal worden opgemaakt van de verklaringen van getuigen en deskundigen.
Het audiëntieblad bevat naast het vonnis ook de mondelinge conclusies van partijen, de verklaringen van getuigen, de beëdigingen van deskundigen en ambtenaren.
Bij rekest (verzoekschrift)
Arbeidszaken en huurkoopzaken
In 1907 ( Door toevoeging van de artikelen 125a-f aan het Wetboek van Rv. bij wet van 13 juli 1907, Stb. 193. ) wordt een rekestprocedure voor arbeidszaken ingevoerd. De procedure begint met een rekest van eiser aan de kantonrechter om een dag voor de behandeling van de zaak te bepalen. Het rekest bevat naam en woonplaats van partijen en mededeling van de vordering en de gronden ervoor. Het rekest wordt in een daartoe bestemd register ingeschreven. De kantonrechter stelt dag en uur vast en de griffier doet daarvan mededeling aan partijen bij dienstbrief, welke kennisgeving de kracht heeft van een dagvaarding. Verder verloopt de procedure als boven na dagvaarding. In 1936 ( Door toevoeging van de artikelen 125g-j aan het Wetboek van Rv. bij wet van 23 april 1936, Stb. 202. ) wordt een rekestprocedure voor huurkoopzaken ingevoerd. De procedure verloopt gelijk aan die van de hierboven genoemde arbeidszaken.
Aangezien deze zaken na verwijzing op de terechtzitting komen en op die zitting een rolnummer krijgen, worden ze bij de dagvaardingszaken opgeborgen.
Overige rekestzaken
Hier zijn geen algemene regels te geven. De verschillende regelingen die de kantonrechter bevoegdheid verlenen, bevatten vaak ook de procedurele voorschriften omtrent vorm en inhoud van het rekest, horen van belanghebbenden (bijvoorbeeld in voogdijzaken) en dergelijke.
Kamer voor crisis-pachtzaken/pachtkamer
De Crisispachtwet van 1932, Stb. 301 regelt ook de procedure. De pachter die vermindering of kwijtschelding van een pachttermijn wil, moet daartoe een verzoekschrift indienen bij het kantongerecht.
De behandeling geschiedt door de kamer voor crisis-pachtzaken, die partijen bij aangetekende brief oproept en hoort. Zo spoedig mogelijk wordt een met redenen omklede beslissing genomen die schriftelijk aan partijen en eventuele andere belanghebbenden wordt meegedeeld. De kamer kan ook een minnelijke regeling beproeven.
De Pachtwet 1937, Stb. 205, regelt eveneens de procedure. De eisende partij moet een verzoekschrift indienen bij de pachtkamer van het kantongerecht conform de procedure voor arbeidszaken. De procedure verloopt verder ook analoog aan die in arbeidszaken.
Literatuur
G.J. van Brakel, De bevoegdheden van den kantonrechter in burgerlijke en in strafzaken (Zwolle, 1934) G.J. van Brakel en A. Jonker, Handboek voor het kantongerecht (Zwolle, 1948) Mr. R. Huijbrecht (red.), Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940 , ('s-Gravenhage, 1989) C.M. van der Kemp's Ontwikkeling van het recht betrekkelijk de kantongerechten , vierde druk, bewerkt door W.E.T.M. van de Does de Willebois. (Heusden, 1898) C.M. van der Kemp's Ontwikkeling van het recht betrekkelijk de kantongerechten , vijfde druk, bewerkt door P.I. du Pui. (Heusden, 1914). Jaarboekje voor de Politie in Nederland , 33-ste tot en met de 37-ste jaargang.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het kantongerecht is sinds 1978 gevestigd aan de Vismarkt in Gorinchem in een voor dit doel opgericht gebouw.
Het archief bevindt zich in een grote kamer op de bovenste verdieping van dit gebouw. In deze kamer zijn archiefstellingen geplaatst van 2 meter hoog, het geheel bevindt zich in een zeer goede staat van onderhoud.
Het archief over de periode 1877-1929 is in 1979 en 1982 overgebracht naar het Rijksarchief in Zuid-Holland.
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Ingevolge de bestaande vernietingingslijsten voor de kantongerechten zijn de stukken over de periode 1930-1939 vernietigd in 1976 en 1986. De vernietiging heeft plaats gevonden op grond van de circulairs van 17-5-1984 nr. 821/884 en van 13-8-1973 nr. 578/873.
Vernietigde archiefstukken van het kantongerecht Gorinchem over de periode 1930-1939:
Hulpregister 1930-1939
Ter griffie uitgereikte gerechtelijke brieven 1938-1939
Processen-verbaal in vonnissen en strafzaken 1938-1939
Extra-judiciele zaken 1930-1939
Rekening-courantstaten 1937-1939
Uitgavenboek 1930-1933
Staten van in debetstellingen 1932-1937
Kontrolestaat en maandbalansen 1931-1932
Kas Giroboek 1930-1939
Register ontvangsten en uitgaven 1933-1939
Register subsidies en overstortingen 1933-1939
Register griffierechten 1932-1939
Register in debet gestelde griffie rechten 1937-1939
Register van afkoopsommen 1932-1939
Register in debet gestelde griffie rechten 1937-1939
Register van afkoopsommen 1932-1939
Kwitantieboek 1932-1937
Verantwoording van de bewerking
De inventaris is opgemaakt in het kader van de wettelijke periodieke overdracht.
Bij de inventaris is de ordening van de dossiers gehandhaafd waarin zij werd aangetroffen bij het kantongerecht te Gorinchem. De dozen waarin zich de dossiers bevinden zijn meegenomen naar de rechtbank in Dordrecht en daar in zuurvrije dozen verpakt.
Aan deze inventaris zijn vier registers van het openbaar ministerie toegevoegd welke vanwege de afmeting in een grotere doos zijn opgeborgen. Hierbij is ook het voogdijregister (invt. nr. 26) opgeborgen.
De omvang van het archiefblok 1930-1939 bedraagt 10 archief dozen en 5 registers.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B). Voogdijregisters en voogdijregisterkaarten zijn openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Kantongerecht Gorinchem [periode 1930-1939], nummer toegang 3.03.24.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Kantongerecht Gorinchem, 1930-1939, 3.03.24.02, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
vantotnaamvantotnaamvantotnaamvantotnaam