Terug naar zoekresultaten

3.03.15.06 Inventaris van de archieven van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, 1950-1959; Parket van de Officier van Justitie, Kamer van Toezicht op notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Gravenhage (1944) 1950-1959 (1978)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.03.15.06
Inventaris van de archieven van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, 1950-1959; Parket van de Officier van Justitie, Kamer van Toezicht op notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Gravenhage (1944) 1950-1959 (1978)

Auteur

A.M. Smit

Versie

15-02-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2004 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage; Parket van de Officier van Justitie te 's-Gravenhage; Kamer van Toezicht op notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Gravenhage [periode 1950-1959]
Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage 1950-1959

Periodisering

archiefvorming: 1950-1959
oudste stuk - jongste stuk: 1944-1978

Archiefbloknummer

37140

Omvang

; 1256 inventarisnummer(s) 134,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage Parket van de Officier van Justitie te 's-Gravenhage Kamer van Toezicht op Notarissen en Kandidaat-Notarissen te 's-Gravenhage

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het rechtbankarchief is ruwweg in drie categorieën te verdelen: stukken betreffende strafzaken, civiele zaken en buitengerechtelijke zaken. Tot de strafrechtelijke stukken behoren onder andere dossiers van strafzaken, strafvonnisboeken, klappers met vermelding van rolnummer en weeklijstnummer, rolboeken van zaken die gediend hebben voor de politierechter of kinderrechter en voor de economische strafrechter, vonnissen in belastingzaken, strafrollen en processen-verbaal van terechtzittingen behandeld door de kinderrechter. Van de civiele zaken zijn de volgende stukken opgenomen: beschikkingen, vonnissen en rolboeken van zittingen van de enkelvoudige en meervoudige kamers, placettenregisters, rolkaarten, audiëntiebladen, processen-verbaal van getuigenverhoor, enquête en contra-enquête, rolbladen, rolregisters; voorts stukken betreffende faillissementen, echtscheiding, ontzetting uit de ouderlijke macht en voogdij over minderjarigen, opsluiting van krankzinnigen, ondercuratelestelling en dossiers van civiele- en strafrechtelijke ondertoezichtstelling, gevormd door de kinderrechter. Tot de stukken betreffende buitengerechtelijke zaken behoren onder meer ingeschreven handels- en fabrieksmerken en een serie dubbelen van de repertoria van notarissen.
De inventaris bevat tevens de archieven van het Parket van de Officier van Justitie en van de Kamer van Toezicht op notarissen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Jurisdictiegebied
De bijgaande inventarislijsten, over het tijdvak 1950 - 1959, hebben betrekking op de archiefbescheiden van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en het arrondissementsparket. De archiefbescheiden van de Kantongerechten binnen het arrondissement 's-Gravenhage, over de periode 1950 - 1959, worden apart geïnventariseerd. Op 1 februari 1952, trad in werking de wet van 10 augustus 1951 (Stbl. 347), houdende nieuwe vaststelling van het rechtsgebied en de zetels der rechtbanken en kantongerechten. arrondissement 's-Gravenhage:
  • 1e kanton: 's-Gravenhage
  • 2e kanton: Delft
  • 3e kanton: Leiden
  • 4e kanton: Alphen aan den Rijn
Samenstelling en taakverdeling
Algemeen
Recht word gesproken volgens in de grondwet vastgelegde regels. Deze rechtsbedeling bestond uit een driedeling te weten de administratieve rechtspraak, de civiele rechtspraak en de strafrechtspraak. De strafrechtspraak was toevertrouwd aan dezelfde rechterlijke instanties als de civiele rechtspraak. De rechters werden voor het leven benoemd en konden slechts bij wet genoemde gevallen door de Hoge Raad uit hun ambt worden gezet. Ook hun salariëring werd bij de wet geregeld. Het hoogste rechtsorgaan van de rechterlijke macht was de Hoge Raad. Daaronder ressorteerden vijf gerechtshoven, die ieder in een bepaald gedeelte van Nederland bevoegd waren. Het rechtsgebied van ieder gerechtshof was verdeeld in arrondissementen. Ieder arrondissement was weer verdeel in kantons. Nederland was verdeeld in negentien arrondissementen met evenzoveel rechtbanken waaronder 's-Gravenhage, dat onder het rechtsgebied van het gerechtshof 's-Gravenhage viel.
Straf- of criminele zaken
In strafzaken oordeelde de arrondissementsrechtbank in eerste aanleg over bijna alle misdrijven, die als volgt zijn te rubriceren:
  • alle misdrijven waarvan kennisneming niet aan een andere rechter was opgedragen;
  • overtredingen als bedoeld in art. 432-434 WvSr. (bedelarij, landloperij, souteneursschap) en art. 465-468 WvSr. Lid 1 (ambtsovertredingen);
  • overtredingen als bedoeld in art. 2 van de wet op de weerkorpsen;
  • overtredingen inzake belastingen;
  • overtredingen als bedoeld in de art. 421-431, 435a-b, 436, 450-451, 453-455 WvSr. betreffende de algemene veiligheid van personen en goederen, betreffende zeden, straatschenderij, ophitsing van dieren, belemmering van verkeer, godslastering, discriminatie, nalaten van hulpverlening, alsmede dierenmishandeling;
  • overtredingen van de Drank- en Horecawet, Jachtwet, Vreemdelingenwet, Wet op de kansspelen en de overtredingen als bedoeld in art. 10 1e lid van de Opiumwet;
  • overtredingen begaan door minderjarigen, die ten tijde van de overtreding de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt;
  • kennisneming van zaken in hoger beroep van daarvoor vatbare vonnissen in strafzaken door de kantonrechter binnen het rechtsgebied in eerste aanleg gewezen.
In eenvoudige kinder-, straf- en economische zaken sprak de arrondissementsrechtbank recht met één rechter (enkelvoudige kamer). In meer complexe zaken werd recht gesproken door drie rechters, (meervoudige kamer) deze kamer behandelde ook de "hoger beroepzaken" van de kantongerechten gelegen binnen het arrondissement (de zittende magistratuur).
Naast de rechter(s) en de griffier die het secretariaat voerde was op de terechtzitting de Officier van Justitie aanwezig als vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (de staande magistratuur).
Een lid van de rechtbank werd door het gerechtshof aangewezen als rechter-commissaris. De rechter-commissaris (rechter ter instructie) had in strafzaken de leiding van het gerechtelijk vooronderzoek. Deze besliste ook over de bewaring van een verdachte en over een eventuele verlenging van de bewaring. De rechter-commissaris werd voor de duur van twee jaren benoemd.
Recht werd gesproken volgens de regels die samengevat zijn in het Wetboek van Strafrecht uit 1886 en het Wetboek van Strafvordering uit 1926. Een belangrijke verandering met betrekking tot de registratie van strafzaken vond plaats in de vijftiger jaren.
Door de wet op de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag (wet van 15 augustus 1955, betreffende justitiële documentatie diensten. In werking getreden op 1 januari 1959. Stbl. 395) werd het mogelijk dat iemands strafblad na verloop van een bepaalde termijn verbonden aan het verdachte ten laste gelegde strafbare feit uit het strafregister werd verwijderd. Uit deze strafregisters werden alleen aan burgemeesters, die aan bepaalde richtlijnen verbonden waren, inlichtingen verstrekt. Bovendien bestond voor diegene die een verklaring werd geweigerd, vanaf de invoering van de wet de mogelijkheid in beroep te gaan tegen die weigering.
De justitiële documentatiediensten die belast waren met deze werkzaamheden werden ingesteld in 1951. (besluit van 2 februari 1951, houdende instelling van de justitiële documentatiedienst. Stbl. 36). Vanaf de totstandkoming van de wet van 1955 tot de inwerkingtreding daarvan in 1959, werd aan deze dienst het beheer van de strafregisters opgedragen, terwijl ook een algemeen kaartregister werd ingevoerd.
De registratie van gegevens betreffende personen wiens geboorteplaats buiten Nederland of onbekend was, werd geregistreerd door een afdeling van de justitiële documentatie op het Ministerie van Justitie.
Burgerlijke- of civiele zaken
In tegenstelling met de strafprocedure treedt in een civiele procedure de overheid niet op als "wrekende gerechtigheid", maar beslecht in de civiele procedure geschillen tussen op gelijke hoogte staande partijen. De regels voor dit recht vinden we in het Burgerlijk Wetboek, dat op 1 oktober 1838 werd ingevoerd.
In de jaren van invoering tot 1950 werd deze op diverse punten gewijzigd. In 1956 werd de wet gewijzigd met betrekking tot de adoptie van minderjarige kinderen. (wet van 26 januari 1956, houdende invoering van de mogelijkheid van adoptie en wijziging, in verband daarmede, van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht. Stbl. 42). Het was tot dit jaar alleen mogelijk kinderen door middel van voogdij aan andere gezinnen toe te voegen. Vanaf de inwerkingtreding van de wet kunnen echtparen die een verzoek aan de rechtbank richten een kind adopteren. De wet schrijft voor dat een verzoek alleen kan worden toegewezen indien de adoptie zowel uit het oogpunt van verbreking van de banden van de ouders als uit dat van de bevestiging van de banden met de adoptanten, in het kennelijk belang van het kind is.
In spoedeisende civiele zaken opent de wet (wetboek van burgerlijke rechtsvordering, art. 289) de mogelijkheid op korte termijn een beslissing van de rechter te vragen. Hiertoe dient het kort geding, een procedure die gevoerd wordt voor de president van de arrondissementsrechtbank. Een kort geding is slechts toegestaan als aan twee eisen is voldaan namelijk: onverwijlde spoed en het vereist zijn van een onmiddellijke voorziening.
Onder de competentie van iedere arrondissementsrechtbank viel ook de controle op notarissen, door de "Kamer van Toezicht", waarvan de president van de rechtbank voorzitter was en de griffier secretaris was.
In 1954 kwam de Ruilverkavelingswet 1954. (wet van 3 november 1954, Stbl. 510. Houdende nieuwe bepalingen omtrent de ruilverkaveling). Om tot de herinrichting van een gebied te komen werd onder de tot het gebied behorende eigenaren een stemming gehouden. Nadat het besluit tot ruilverkaveling genomen was, werd door de Gedeputeerde Staten een afschrift van dit besluit gestuurd naar de arrondissementsrechtbank, binnen wiens rechtsgebied het gebied of het grootste deelgebied van de ruilverkaveling zich bevond. Binnen dertig dagen na ontvangst van dit afschrift werd door de rechtbank een rechter-commissaris benoemd, die een exemplaar van alle op de ruilverkaveling betrekking hebbende stukken ontving. Indien een belanghebbende een bezwaar tegen de toekenning van een kavel middels een proces-verbaal inzond, besliste in dit geschil de rechter-commissaris bijgestaan door een griffier van de rechtbank. Bij deze bijeenkomst verschenen naast de belanghebbende, een vertegenwoordiger van de centrale commissie en één of meer leden van de plaatselijke commissie en de aan deze ruilverkaveling toegevoegde landmeter. De verschillende dossiers van deze ruilverkavelingen bestaan uit stukken die betrekking hebben op de benoeming van de rechter-commissaris, de processen-verbaal van de terechtzittingen en het proces-verbaal van de beëindiging van de ruilverkaveling.
Bij het arrondissementsrechtbank bestonden vier meervoudige kamers voor de behandeling van burgerlijke zaken, hierna aan te duiden als de eerste,tweede,derde en de vierde kamer en een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken hierna aan te duiden als de vijfde kamer.
Hetgeen vastgesteld werd bij een reglement van orde, (die gepubliceerd werd in de staatscourant van 14 december 1954 nummer 242 met verandering gepubliceerd in de staatscourant van 15 februari 1957 nummer 33). In het staatsblad van 1957 werd de beschikking van de Minister van Justitie gepubliceerd houdende de instelling van een tweede enkelvoudige kamer voor de behandeling van civiele en strafrechterlijke kinderzaken.
Griffie
Aan het hoofd van de administratieve dienst, de griffie van de rechtbank, bestaande uit een civiele- en een strafdeling, stond de door de Kroon benoemde arrondissementsgriffier. Verdere taken van de griffier behalve het aanwezig zijn op terechtzittingen waren het beheer van gelden en het bewaren van de bescheiden gevormd door de organisatie (het archief).
Een onderdeel van de administratieve dienst was het secretariaat, bestaan uit griffiers die notuleerden wat op de zitting gebeurde. De eerder genoemde wet van 1956 betreffende de wijziging van de rechterlijke organisatie stond, mede door het geringe aantal juristen, toe dat deze griffiers ook konden bestaan uit niet gegradueerden.
Openbaar Ministerie
Artikel 3 e.v. van de wet op de Rechterlijke Organisatie regelt de organisatie en de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie. Het is belast met de handhaving van wetten, de vervolging van alle strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van alle strafvonnissen.
De wet betreffende de wijziging van de rechterlijke organisatie in 1956 (wet van 28 juni 1956, houdende wijziging in de rechterlijke organisatie. Staatsblad 377) hield voor de officieren in dat één officier werd benoemd tot hoofd van het arrondissementsparket en belast was met de leiding van dit onderdeel. Later werd de titel Hoofdofficier voor deze functionaris ingevoerd.
Strafprocedure
Het begin van iedere strafzaak lag niet bij de rechtbank, maar bij een opsporingsambtenaar die een proces-verbaal opmaakte en dit vervolgens naar het parket van het Openbaar Ministerie zond. Bij het parket werd de zaak ingeschreven in de parketregisters, waarbij de zaak een parketnummer kreeg. De Officier van Justitie (OvJ) had nu, rekenend houdend met de ernst van het strafbare feit, drie mogelijkheden de zaak af te doen, te weten de zaak te seponeren, een transactie aanbieden of de zaak voorleggen aan de rechter.
Indien de zaak werd voorgelegd aan de rechter werden de stukken die betrekking hadden op deze zaak, overgedragen aan de strafgriffie van de arrondissementsrechtbank en werd ingeschreven op de rol van strafzaken. Behalve het parketnummer kreeg het strafdossier nu ook een numeriek rolnummer. Naast de inschrijving in het rolboek werd de zaak ook ingeschreven in een alfabetische klapper op de strafzaken. Het kon zijn dat de OvJ of de rechter na het politie-onderzoek ook nog eens een gerechtelijk vooronderzoek nodig achtte. Zij hadden de mogelijkheid, voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting, de rechter-commissaris een dergelijk onderzoek naar het strafbare feit te laten instellen.
Na de terechtzitting volgde een vonnis of had men de mogelijkheid de zaak aan te houden voor nader onderzoek. Indien de zaak werd aangehouden, werd een proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting opgemaakt. Na dit onderzoek volgde een eindvonnis en was de OvJ met de ten uitvoerlegging van dit vonnis belast.
Tegen het vonnis kon binnen veertien dagen na uitspraak hoger beroep worden aangetekend en volgde een verdere behandeling bij het gerechtshof.
Civiele procedure
De civiele procedure kan worden onderverdeeld in een dagvaardingsprocedure en een rekestprocedure. De dagvaarding is een document, waarmee de partij, die een uitspraak van de rechter wenst, zich door bemiddeling van een deurwaarder tot de tegenpartij wendt.
Het rekest (verzoekschrift) is een document, waarmee de partij zich rechtstreeks tot de rechter wendt. Hieronder worden de afzonderlijke procedures beschreven.
Contentieuze zaken: dagvaardingsprocedure
Een procedure had gewoonlijk een aanvang met een dagvaarding. Dit was een authentieke akte, opgesteld door een deurwaarder of een procureur, namens de eiser. Zij werd door een gerechtsdeurwaarder aan gedaagde betekend (aan diens woonhuis uitgebracht).
Het doel van de dagvaardig was tweeledig:
  • een oproep voor de gedaagde om ter rechtzitting te verschijnen;
  • een kennisgeving aan de gedaagde van de eis.
De dagvaarding werd bij de griffie van de rechtbank op de rol ingeschreven en de zaak kreeg hierdoor een rolnummer. Van de zitting werd een audiëntieblad opgemaakt en een vonnis uitgesproken men de zaak op deze manier had vastgelegd, voorzag men deze ook nog van een aantal neveningangen, zoals het placettenregister, waarin men op alfabetische volgorde namen van de partijen noteerde en rolkaarten. De rolkaarten geven een chronologisch overzicht van de verschillende rechtshandelingen die betrekking hebben op een zaak weer.
Behalve door een eindvonnis kon een zaak ook beëindigd worden, doordat de partijen onderling tot een vergelijk kwamen en verzochten de zaak te royeren.
Voluntaire zaken: rekestprocedure
Niet alle procedures begonnen met een dagvaarding. Dit kon ook gebeuren door het indienen van een verzoekschrift (rekest). De oproeping van de tegenpartij geschiedde dan in opdracht van de rechter door de griffier. De rechter bepaalde dan zelf op welke terechtzitting de zaak behandeld zou worden. Bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel, Faillissementswet en Krankzinnigenwet schreven deze rechtsgang zelfs voor.
Vaak had een rekestprocedure ook zijn vervolg in een dagvaardingsprocedure, bijvoorbeeld :
  • bij een verzoek om een procedure kosteloos te mogen voeren (gratis admissie);
  • bij een verzoek om een echtscheidingsprocedure te mogen starten.
Tot 1971 bepaalde de wet dat de rechter slechts het huwelijk mocht ontbinden, wanneer één van de partners zich aan een bepaalde misdraging, bijvoorbeeld overspel, schuldig had gemaakt. De wet ging er dus vanuit dat één van de partners schuld aan het mislukken van het huwelijk moest hebben. Met de uitspraak die men in een rekestprocedure beschikking noemde, startte men na toestemming een dagvaardingsprocedure.
Een verzoekschrift dat op de griffie werd ontvangen, werd chronologisch ingeschreven in een register. Naast dit rekestenboek waarin verschillende zaken door elkaar stonden, was er ook een rekestenklapper op namen van partijen. Deze stonden in alfabetische volgorde.
De beschikkingen uit de rekesten zijn apart gearchiveerd.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven van de rechtbank en het archief van het parket van de Officier van Justitie waren gesitueerd aan de Jan van Nassaustraat 112-114, op de parterre, in de bunker (binnenplaats), in de kelders en op diverse etages.
Later verhuisde het Parket van de Officier van Justitie naar de Raamweg 20.
Overzicht van namen van leden van de rechterlijke macht over de periode 1950 - 1959 in het arrondissement Den Haag.
  • mr A.N. Kuhn 10 Febr 49
  • mr A.Ikman van Burck 10 Febr 49
  • mr J.H. Marinus 15 Juni 51
  • mr P. Meijjes 3 Mei 52
  • mr A.J. Veldman 24 Dec 52
  • mr M.C de Jong 6 Nov 42
  • mr L.J.van Gelein Vitringa 22 Mrt 44
  • mr R. Prins 21 Juli 47
  • mr J.H.C. Slotemaker 8 Apr 48
  • mr J.G.Buddingh de Voogt 8 Apr 48
  • mr H.K.A. Stoffels 18 Juli 49
  • mr W.Th.D.A. van Eck 18 Juli 49
  • mr J.J.M. Braun 18 Juli 49
  • mr M.O. Cahen 6 Sep. 50
  • mr J. Rutgers 6 Sep 50
  • mr E. J. Gelderman 13 Apr 51
  • jhr mr G.Witsen Elias 15 Juni 51
  • mr J.A. Polak 11 Aug 51
  • mr H.J.H. Nauta 6 Dec 51
  • mr A. Slotemaker 2 Sept 52
  • prof. mr. W.F.C. van Hattum 21 Jan. 53
  • mr J.H. Wagener 10 Juli 53
  • mr J.A. Woltring 13 Jan 54
  • prof. mr. R.P. Cleveringa 15 Mrt 29
  • mr J. van Andel G.zn 23 Febr 40
  • jhr. mr. C.L. van Beyma thoe Kingma 4 Apr 41
  • mr. H.E. Scheffer 20 Apr 43
  • mr W. van Elden 28 Dec 45
  • mr. J.van Oldenborgh 28 Dec 45
  • mr. C.H. Telders 28 Dec 45
  • mr. H. Boogaardt 28 Dec 45
  • mr. Croon 27 Apr 48
  • mr. D.J.Geursen 17 Mrt 50
  • mr. B.A. Droogleever Fortuyn 1 Nov 51
  • mr. G.W.A Reiger 8 Mei 52
  • mr. J.G.Bouma 8 Mei 52
  • mr.G. Philipse 8 Mei 52
  • mr. C.W.de Visser 2 Aug 52
  • mr. P.s' Jacob 26 Mei 53
  • mr. J. G. Maris 2 Nov 46
  • mr. G. J. de Lint 22 Apr 42
  • mr. E. J. Hamelberg 23 Sept 42
  • mr. C.Dijserinck 30 Dec 42
  • mr. W. Tonckens 9 Febr 43
  • mr. W. H.Overbeek 22 Febr 43
  • mr. J. D. Lulofs 25 Aug 48
  • mr. J. H. Kemper 21 Apr 51
  • jhr.mr. W. Ch .J. M. van de Poll 21 Apr 51
  • mr. F. G. H. Schill 6 Nov 51
  • mr. W.W. van Valkenburg 18 Sept 42
  • mr. G. Philipse 3 Oct 42
  • mr. C.Stolk 26 Jan. 43
  • mr. C.J. van Konijnenburg 11 Febr. 43
  • mr. A. van de Wijnpersse 17 Mrt 47
  • mevr.mr. Chr. P. van der Meer - Natzijl 17 Mrt 47
  • mr. J. M. Polak 17 Mrt 47
  • mr. J. H. Wreesman 5 Aug 50
  • mr. Erdman 9 Aug 50
  • mr. A. H. Roose 13 Mrt 51
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Wenken voor de gebruiker (zoekinstructie)
Klapperkaartjes betreffende strafzaken (inventarisnummers 247-251 en 308-311)
Als u een naam van een verdachte weet, kunt u de naam terugvinden in de klapperkaartjes. Deze zijn alfabetisch per jaar geordend op achternaam. Op de klapperkaart wordt verder vermeld: de voornamen, de geboortedatum en -plaats, ontvangstdatum van het proces-verbaal, omschrijving van het strafbaar feit en tenslotte het door het parket van de Officier van Justitie toegekende parket- cq. weeklijstnummer.
In het parket- cq. weeklijstregister (inventarisnummers 1166 -1175) werd het verloop van de zaak bijgehouden tot en met de afdoening van de zaak.
Indien de zaak werd voorgelegd aan de rechter werd het dossier overgedragen aan de strafgriffie van de arrondissementsrechtbank en werd de zaak ingeschreven op de "rol", zodat het strafdossier naast het parket- cq. weeklijstnummer een numeriek rolnummer kreeg. In het weeklijstregister werd later het rolnummer erbij geschreven. De afgedane dossiers (inventarisnummers 1-232) werden op rolnummer gearchiveerd.
Strafvonnisboeken betreffende strafzaken
Deze strafvonnisboeken cq. rolboeken zijn per jaar en op rolnummer geordend. Deze kan men in de weeklijst cq. parketregisters terugvinden. In de strafvonnisboeken zijn de processen-verbaal van terechtzitting, de appelvonnissen en vonnissen van de enkelvoudige en meervoudige kamer door elkaar gerangschikt (inventarisnummers 236-245). Daarnaast kan men in de inventarisnummers 260-262, 293-295, 296-301 en 303-307) vonnissen vinden van de enkelvoudige kamer van strafzaken die gediend hebben voor de politierechter, kinderrechter en economische politierechter. Voor de fiscale strafzaken is nog een alfabetische klapper (inventarisnummer 302) bewaard gebleven.
Klappers betreffende civiele rolzaken
Helaas zijn veel toegangen verloren gegaan zodat er hiaten zijn ontstaan in de jaren 1950-1953. Een deel van 1950 is te raadplegen in het placettenregister (inventarisnummer 481).
Pas in 1954 zijn er jaarlijks klapperkaartjes (inventarisnummers 468 - 471) getypt waarop men de naam van eiser en gedaagde en het rolnummer kan terugvinden.
Klappers betreffende civiele requesten
Ook hier zijn helaas veel toegangen verloren gegaan. Dossiers van echtscheiding en scheiding van tafel en bed zijn terug te vinden via de alfabetische "echtscheidingskaarten" (inventarisnummers 621 - 637), alimentatiedossiers via alfabetische klappers (inventarisnummers 677 - 679) voor de jaren 1951-1957. Voor 1958 en 1959 zijn er klapperkaartjes bewaard gebleven (inventarisnummers 680 - 681) De alfabetische klappers inventarisnummers (723 - 724) vormen een ingang van de beschikkingen op requesten die in het ouderlijk gezag cq. de voogdij voorzien bij scheiding van echtelieden van minderjarige kinderen. Van één jaar is een alfabetische klapper bewaard gebleven om krankzinnigendossiers op te zoeken (inventarisnummer 807). Voor de overige requestzaken dient men de klapper met inventarisnummer 829 - 831 te raadplegen.
Rekestkaarten betreffende ondertoezichtstellingen
Deze "rekestkaarten" zijn alfabetisch geordend op beginletter van de achternaam van de ondertoezichtgestelde (zie inventarisnummers 1081 - 1086). Vervolgens vermeldt de kaart persoonlijke gegevens van de ondertoezichtgestelde hetzij civiel of strafrechtelijk. Deze kaarten vormen de toegangen tot de dossiers (inventarisnummers 847 - 1076), die geordend zijn op rolnummer.
Selectie en vernietiging
Op dit tienjarenblok zijn de volgende vernietigingslijsten van toepassing geweest:
  • Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken van de archieven der rechterlijke macht, wat betreft strafzaken, van het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 21 januari 1936.
  • No. 801 2e Afd. A No. 813, Afd. K.W. No. 550
  • Lijst van te vernietigen archiefbescheiden, dagtekenende na 1946 en berustende onder het beheer van de griffiers van de arrondissementsrechtbanken, vastgesteld bij gemeenschappelijke beschikking van de Ministers van WVC en Justitie van 11 maart 1991.
  • Nr. RAD/CD/A91.233/H.D.O.R.R. nr. 47639/891
Verantwoording van de bewerking
Als basis voor de opbouw van het schema van de inventaris is uitgegaan van de indeling zoals die is beschreven in het Werkboek rechterlijke archieven, 1838-1940 van R. Huijbrecht.
Bij elk onderdeel in het inventarisschema zijn eerst de betreffende ingangen geplaatst, bestaande uit klappers, registers, kaarten, rolboeken en rekestenboeken.
Er wordt in het schema bij de betreffende ingangen met een NB aangegeven op welke stukken in het schema de ingangen betrekking hebben.
De dossiers, beschikkingen, audiëntiebladen en overige stukken zijn onder de ingangen per onderwerp of zaak bij elkaar geordend.
Bij de bewerking van de archieven van de Haagse rechtbank uit 1960-1979 zijn registers van inschrijving van voogdijrequesten aangetroffen. Deze zijn in december 2006 geplaatst als inv.nrs. 1247-1255 in rubriek 2.1.3
Ordening van het archief
Omdat het archief oorspronkelijk niet in tienjarenblokken was ingedeeld moest dit alsnog geschieden waarbij uit respect voor de oude orde (respect des fonds) in de oorspronkelijke ordening geen verandering is gebracht.
Zo is bijvoorbeeld ook de orde gehandhaafd, die de griffie heeft aangebracht in de rolboeken van de civiele vonnissen van de enkelvoudige en meervoudige kamer. De vonnissen zijn dus niet gesplitst in enkelvoudige en meervoudige procedures, maar in de oorspronkelijke (enkel- en meervoudig gezamenlijk) rangschikking van vonnisdatum gelaten.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage; Parket van de Officier van Justitie te 's-Gravenhage; Kamer van Toezicht op notarissen en kandidaat-notarissen te 's-Gravenhage [periode 1950-1959], nummer toegang 3.03.15.06, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage 1950-1959, 3.03.15.06, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
In het kader van het overbrengen van informatie op andere gegevensdrager-substitutie-, zijn door de projectgroep Invoering Vervroeging Overbrengings termijn (P.I.V.O.T.)van het Nationaal Archief grote gedeelten van het archief van de rechtbank en het parket verfilmd. In 's-Gravenhage werd hier met nog een paar andere arrondissementen mee geëxperimenteerd. De verfilmde archiefbescheiden bestaan zoals u in de inventaris zult lezen meestal uit kerngegevens zoals straf-en civiele vonnissen en de hierbij behorende ingangssystemen zoals numerieke of alfabetische registers, rolkaarten en rol klappers etc.
De verfilming van de Haagse archiefbescheiden werd door de projectgroep opgedragen aan het bedrijf KODAK te Odijk, hierin fungeerden het Ministerie van Justitie en de aangewezen archieven als toeleveringsorganisaties.
De verfilming vond plaats in 1992, waarbij in totaal 868.200 opnamen vervaardigd zijn van de aangeboden bescheiden uit de jaren 1940 - 1969 ,waarbij dus een gedeelte betrekking heeft op deze inventaris.
De verfilming is geschiedt conform de daarvoor geldende standaardeisen substitutieverfilming. Door de verfilmer werd vooraf controle uitgevoerd op de juiste volgorde van de te verfilmen stukken. Verfilming is geschied met behulp van een stappencamera en een doorvoercamera bij de kaartenbestanden (rolkaarten en klapperkaarten). Alle bestandsonderdelen werden verfilmd op rolfilm.
Een deel van de archivalia is dus alleen als film beschikbaar. Deze films zijn als originelen behandeld en zijn daarom aan het betreffende inventarisnummer gekoppeld. Deze films zijn aan te vragen via archiefinventaris 3.03.83, met het filmnummer als inventarisnummer (aanvraagnummer). Bij het raadplegen van deze films moet U er rekening mee houden dat op één film verschillende series archiefstukken achter elkaar verfilmd kunnen staan.

Archiefbestanddelen