Terug naar zoekresultaten

3.03.12.04 Inventaris van het archief van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht, (1877) 1950-1959 (1965); Parket van de Officier van Justitie te Dordrecht, (1949) 1950-1959

Het archief van het parket bevat onder andere registers van strafzaken.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.03.12.04
Inventaris van het archief van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht, (1877) 1950-1959 (1965); Parket van de Officier van Justitie te Dordrecht, (1949) 1950-1959

Auteur

Alfonso Ros Wiese

Versie

29-10-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2001 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Arrondissementsrechtbank te Dordrecht; Parket van de Officier van Justitie te Dordrecht [periode 1950-1959]
Rechtbank Dordrecht 1950-1959

Periodisering

archiefvorming: 1950-1959
oudste stuk - jongste stuk: 1877-1959

Archiefbloknummer

37116

Omvang

; 321 inventarisnummer(s) 33,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Arrondissementsrechtbank te Dordrecht Parket van de Officier van Justitie te Dordrecht, 1950-1959, 1950-1959

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van het parket bevat onder andere registers van strafzaken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie van de rechterlijke macht en territoriale indeling
Jurisdictiegebied
Op 1 februari 1952, trad in werking de wet van 10 augustus 1951 (Stbl. 347), houdende nieuwe vaststelling van het rechtsgebied en de zetels der rechtbanken en kantongerechten.
Binnen het Arrondissement Dordrecht vielen de volgende kantongerechten:
1e kanton: Dordrecht
2e kanton: Oud-Beijerland
3e kanton: Gorinchem
Samenstelling en taakverdeling
Algemeen
Recht werd gesproken volgens in de grondwet vastgelegde regels. Deze rechtsbedeling bestond uit een driedeling te weten de administratieve rechtspraak, de civiele rechtspraak en de strafrechtspraak. In tegenstelling tot de laatste twee viel de administratieve rechtspraak, waarin de burger de rechter een geschil tussen hemzelf en een officiële- of overheidsinstelling voorlegde, niet onder de competentie van de arrondissementsrechtbank. De strafrechtspraak was toevertrouwd aan dezelfde rechterlijke instanties als de civiele rechtspraak. De rechters werden voor het leven benoemd en konden slechts bij wet genoemde gevallen door de Hoge Raad uit hun ambt worden gezet. Ook hun salariëring werd bij de wet geregeld. Het hoogste rechtsorgaan van de rechterlijke macht was de Hoge Raad. Daaronder ressorteerden vijf gerechtshoven, die ieder in een bepaald gedeelte van Nederland bevoegd waren. Het rechtsgebied van ieder gerechtshof was verdeeld in arrondissementen. Ieder arrondissement was weer verdeel in kantons. Nederland was verdeeld in negentien arrondissementen met evenzoveel rechtbanken waaronder Dordrecht, dat onder het rechtsgebied van het gerechtshof 's-Gravenhage viel.
Straf- of criminele zaken
In strafzaken oordeelde de arrondissementsrechtbank in eerste aanleg over bijna alle misdrijven die als volgt zijn te rubriceren:
  • alle misdrijven waarvan kennisneming niet aan een andere rechter was opgedragen;
  • overtredingen als bedoeld in art. 432-434 WvSr. (bedelarij, landloperij, souteneurschap) en art. 465-468 WvSr. Lid 1 (ambtsovertredingen);
  • overtredingen als bedoeld in art. 2 van de wet op de weerkorpsen;
  • overtredingen inzake belastingen;
  • overtredingen als bedoeld in de art. 421-431, 435a-b, 436, 450-451, 453-455 WvSr. betreffende de algemene veiligheid van personen en goederen, betreffende zeden, straatschenderij, ophitsing van dieren, belemmering van verkeer, godslastering, discriminatie, nalaten van hulpverlening, alsmede dierenmishandeling;
  • overtredingen van de Drank- en Horecawet, Jachtwet, Vreemdelingenwet, Wet op de kansspelen en de overtredingen als bedoeld in art. 10 1e lid van de Opiumwet;
  • overtredingen begaan door minderjarigen, die ten tijde van de overtreding de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt;
  • kennisneming van zaken in hoger beroep van daarvoor vatbare vonnissen in strafzaken door de kantonrechter binnen het rechtsgebied in eerste aanleg gewezen.
In eenvoudige kinder-, straf- en economische zaken sprak de arrondissementsrechtbank recht met één rechter (enkelvoudige kamer). In meer complexe zaken werd recht gesproken door drie rechters (meervoudige kamer). Deze kamer behandelde ook de "hoger beroepzaken" van de kantongerechten gelegen binnen het arrondissement (de zittende magistratuur).
Naast de rechter(s) en de griffier die het secretariaat voerde was op de terechtzitting de Officier van Justitie aanwezig als vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (de staande magistratuur). De wet betreffende de wijziging van de rechterlijke organisatie in 1956 (Stbl. 377) hield voor de officieren van het O.M. in, dat één officier werd benoemd tot hoofd van het arrondissementsparket die belast was met de leiding van dit onderdeel. Later werd de titel hoofdofficier voor deze functionaris ingevoerd. Een lid van de rechtbank werd door het gerechtshof aangewezen als rechter-commissaris. De rechter-commissaris (rechter ter instructie) had in strafzaken de leiding van het gerechtelijk vooronderzoek. Deze besliste ook over de bewaring van een verdachte en over een eventuele verlenging van de bewaring. De rechter-commissaris werd voor de duur van twee jaren benoemd. Recht werd gesproken volgens de regels die samengevat zijn in het Wetboek van Strafrecht uit 1886 en het Wetboek van Strafvordering uit 1926. Een belangrijke verandering met betrekking tot de registratie van strafzaken vond plaats in de vijftiger jaren. Sinds 1896 werden bij iedere rechtbank in Nederland strafregisters bijgehouden, daarin werden alle veroordelingen van personen die in dat arrondissement geboren waren geregistreerd. Deze gegevens stonden alleen ten dienste van justitie. In 1921 werd besloten dat uit de strafregisters rechtstreeks inlichten konden worden verstrekt aan sommige instanties zoals de Staatsmijnen en de P.T.T. wanneer iemand hier solliciteerde. In andere gevallen gingen de inlichtingen naar de burgemeester voor het bewijs van goed zedelijk gedrag. Nergens werd echter bepaald hoe de gegevens moesten worden gehanteerd en meestal kwam in een verklaring elke veroordeling te staan.
Was iemand vermeld in het strafregister dan raakte deze persoon niet los van zijn begane misstap en bleef een eenmaal onherroepelijke veroordeling iemand zijn leven lang achtervolgen. Door de wet op de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag (wet van 15 augustus 1955, betreffende justitiële documentatie diensten. In werking getreden op 1 januari 1959. Stbl. 395) werd het mogelijk dat iemands strafblad na verloop van een bepaalde termijn verbonden aan het verdachte ten laste gelegde strafbare feit uit het strafregister werd verwijderd. Uit deze strafregisters werden alleen aan burgemeesters, die aan bepaalde richtlijnen verbonden waren, inlichtingen verstrekt. Bovendien bestond voor diegene die een verklaring werd geweigerd, vanaf de invoering van de wet de mogelijkheid in beroep te gaan tegen die weigering. De justitiële documentatiediensten die belast waren met deze werkzaamheden werden ingesteld in 1951. (besluit van 2 februari 1951, houdende instelling van de justitiële documentatiedienst. Stbl. 36). Vanaf de totstandkoming van de wet van 1955 tot de inwerkingtreding daarvan in 1959, werd aan deze dienst het beheer van de strafregisters opgedragen, terwijl ook een algemeen kaartregister werd ingevoerd.
De registratie van gegevens betreffende personen wiens geboorteplaats buiten Nederland of onbekend was, werd geregistreerd door een afdeling van de justitiële documentatie op het Ministerie van Justitie.
Burgerlijke- of civiele zaken
In tegenstelling met de strafprocedure treedt in een civiele procedure de overheid niet op als "wrekende gerechtigheid", maar beslecht in de civiele procedure geschillen tussen op gelijke hoogte staande partijen. De regels voor dit recht vinden we in het Burgerlijk Wetboek, dat op 1 oktober 1838 werd ingevoerd. In de jaren van invoering tot 1950 werd deze op diverse punten gewijzigd. In 1956 werd de wet gewijzigd met betrekking tot de adoptie van minderjarige kinderen. (wet van 26 januari 1956, houdende invoering van de mogelijkheid van adoptie en wijziging, in verband daarmede, van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en het Wetboek van Strafrecht. Stbl. 42). Het was tot dit jaar alleen mogelijk kinderen door middel van voogdij aan andere gezinnen toe te voegen. Vanaf de inwerkingtreding van de wet kunnen echtparen die een verzoek aan de rechtbank richten een kind adopteren. De wet schrijft voor dat een verzoek alleen kan worden toegewezen indien de adoptie zowel uit het oogpunt van verbreking van de banden van de ouders als uit dat van de bevestiging van de banden met de adoptanten, in het kennelijk belang van het kind is. In spoedeisende civiele zaken opent de wet (wetboek van burgerlijke rechtsvordering, art. 289) de mogelijkheid op korte termijn een beslissing van de rechter te vragen. Hiertoe dient het Kort Geding, een procedure die gevoerd wordt voor de president van de arrondissementsrechtbank. Een kort geding is slechts toegestaan als aan twee eisen is voldaan namelijk: onverwijlde spoed en het vereist zijn van een onmiddellijke voorziening. Onder de competentie van iedere arrondissementsrechtbank viel ook de controle op notarissen, door de "Kamer van Toezicht", waarvan de president van de rechtbank voorzitter was en de griffier secretaris was. In 1954 kwam de Ruilverkavelingswet 1954. (wet van 3 november 1954, Stbl. 510. Houdende nieuwe bepalingen omtrent de ruilverkaveling). Om tot de herinrichting van een gebied te komen werd onder de tot het gebied behorende eigenaren een stemming gehouden. Nadat het besluit tot ruilverkaveling genomen was, werd door de Gedeputeerde Staten een afschrift van dit besluit gestuurd naar de arrondissementsrechtbank, binnen wiens rechtsgebied het gebied of het grootste deelgebied van de ruilverkaveling zich bevond. Binnen dertig dagen na ontvangst van dit afschrift werd door de rechtbank een rechter-commissaris benoemd, die een exemplaar van alle op de ruilverkaveling betrekking hebbende stukken ontving. Indien een belanghebbende een bezwaar tegen de toekenning van een kavel middels een proces-verbaal inzond, besliste in dit geschil de rechter-commissaris bijgestaan door een griffier van de rechtbank. Bij deze bijeenkomst verschenen naast de belanghebbende, een vertegenwoordiger van de centrale commissie en één of meer leden van de plaatselijke commissie en de aan deze ruilverkaveling toegevoegde landmeter. De verschillende dossiers van deze ruilverkavelingen bestaan uit stukken die betrekking hebben op de benoeming van de rechter-commissaris, de processen-verbaal van de terechtzittingen en het proces-verbaal van de beëindiging van de ruilverkaveling.
Griffie
Aan het hoofd van de administratieve dienst, de griffie van de rechtbank, bestaande uit een civiele- en een strafdeling, stond de door de Kroon benoemde arrondissementsgriffier. Verdere taken van de griffier behalve het aanwezig zijn op terechtzittingen waren het beheer van gelden en het bewaren van de bescheiden gevormd door de organisatie (het archief).
Een onderdeel van de administratieve dienst was het secretariaat, bestaan uit griffiers die notuleerden wat op de zitting gebeurde. De eerder genoemde wet van 1956 betreffende de wijziging van de rechterlijke organisatie stond toe, mede door het geringe aantal juristen, dat deze griffiers ook konden bestaan uit niet-gegradueerden.
Openbaar Ministerie
Artikel 3 e.v. van de wet op de Rechterlijke Organisatie regelt de organisatie en de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie. Het is belast met de handhaving van wetten, de vervolging van alle strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van alle strafvonnissen
De wet betreffende de wijziging van de rechterlijke organisatie in 1956 (wet van 28 juni 1956, houdende wijziging in de rechterlijke organisatie. Staatsblad 377) hield voor de officieren in dat één officier werd benoemd tot hoofd van het arrondissementsparket en belast was met de leiding van dit onderdeel. Later werd de titel Hoofdofficier voor deze functionaris ingevoerd.
Overzicht van namen van leden van de rechterlijke macht over de periode 1950 - 1959 in het arrondissement Dordrecht
  • Mr. W. J. Hofdijk
  • Mr. C.R.F. van Roggen
  • Mr. J. Bentfort van Valkenburg
  • Jhr. Mr. D.J.P. Hoeufft
  • Mr. A.M. Creutzberg
  • Mr. G. van Itallie
  • Mr. H. van Zeggeren
  • Mr. J.W. van Eek
  • Mr. J.W. Gratama
  • Mr. P.J. Sigmond
  • Mr. K.J. Poll
  • Mr. A. Boon
  • Mr. W.O. de Kat Angelino
  • Mr. H. van Zeggeren
  • Mr. J. van Vollenhoven
  • Mr. H.M.B. ter Haar Romeny
  • Mr. P.S. Noyon
  • Mr. W. van Nieuwenhuysen
  • Mr. J. A. Abbing
  • Mr. H.E. van Opstall
  • Mej. Mr. J.C. Hudig
  • Mr. G.J. van Oostveen
  • Mr. P.L. Waardenburg
  • Mr. L. Salomonson
  • Mr. A.J. Kronenburg
  • Mr. J.E. Visser
  • Mr. J.E. Visser
  • Mr. J.P. van der Meulen
  • Mr. J. van der Vegt
  • Mr. C.D. Boeke
  • Mr. A.J.A. Lobsteijn
  • Mr. J.M. Vlaming Kiebêrt
  • Mr. P.L. Waardenburg
  • Hogendoorn, J.J. (te Dordrecht)
  • Schep, A. (te Oud-Beijerland)
  • Scheepbouwer, J. (te Dordrecht)
  • Leeuwen, P. van (te Gorinchem)
  • Mr. Aalders, G. Ch.
  • Mr. Beels, D.W.
  • Mr. Beernink, W.
  • Mr. Beukenkamp, C.P.
  • Mr. Branbergen-de Niet, Mevr. J.A.S.
  • Mr. Burger, J.A.W.
  • Mr. Bijleveld, W.P.
  • Mr. Dingemans, L.F.
  • Mr. Douw van der Krap, K.K.
  • Mr. Drooge, dr. J. van
  • Mr. Engh-Brandt, mevr. J.C. van der
  • Mr. Henny, D.T.
  • Mr. Henny-van Randwijk, mevr. J.C. van der
  • Mr. Huurman, D.
  • Mr. Jong, A. de
  • Mr. Jonker, P.H.zn
  • Mr. Kat Angelino, W.O. de
  • Mr. Knüppe, B.A.M.
  • Mr. Koppelaar, A.T.
  • Mr. Koster, mej. R.
  • Mr. Langen, dr. Z.J. de
  • Mr. Lynden, G.Th.A. baron van
  • Mr. Marwijk Kooij, B. van
  • Mr. Polder, P.L. van de
  • Mr. Rens, F.G.
  • Mr. Salomonson, L
  • Mr. Sigmond, P.J.
  • Mr. Spronk, W.
  • Mr. Steenhoven, J.G. van der
  • Mr. Tricht jr, G.J.W. van
  • Mr. Velde, D.W.C. van der
  • Mr. Vervoorn, C.
  • Mr. Vonkenberg, E.J.E.G.
  • Mr. K.K. Douw van der Krap
  • Mr. L. Salomonson
  • Mr. E.J.E.G. Vonkenberg
  • Mr. P.J. Sigmond
  • Mr. G. Ch. Aalders
  • Mr. W.O. de Kat Angelino
  • Mr. K.K. Douw van der Krap
  • Mr. L. Salomonson
  • Mr. G. Ch. Aalders
  • Mr. D.W.C. van der Velde
  • Mr. W.O. de Kat Angelino
  • Mr. K.K. Douw van der Krap
  • Mr. G. Ch. Aalders
  • Mr. D.W.C. van der Velde
  • Mr. P.L. van de Polder
  • Mr. L. Salomonson
Geschiedenis van het archiefbeheer
Gedurende de jaren 50 was het gerechtsgebouw gesitueerd aan de Steegoversloot 40
(tegenwoordig is dit Steegoversloot 36). Tijdens de jaren 50 was het archiefmateriaal opgeslagen op de klokkenzolder van de rechtbank. Ondanks dat er nog geen sprake was van klimaatbeheersing kon de zolder toch goed fungeren als archiefruimte. Door de toename van de archivalia (met name de economische delicten) moest er ruimte gemaakt worden. Deze ruimte werd gevonden op de eerste verdieping van het gebouw en op de daarboven liggende klapzolder. De klokkenzolder was een droge ruimte, waardoor het archiefmateriaal goed kon worden bewaard en in zeer redelijke staat kon worden aangetroffen. De klapzolder (die vòòr het archief nog dienst heeft gedaan als opslag van stukken van overtuiging) was erg stoffig. De beplanking van het dak was door weersinvloeden gaan krimpen met het gevolg dat er veel vuil en stof door naar binnen kwam. Ook was het er in de winter onvoorstelbaar koud. Desondanks was het materiaal op deze klapzolder er over het algemeen goed tot redelijk aan toe. Dit kwam mede door de manier waarop de stukken werden opgeborgen. De bescheiden werden namelijk opgelegd in min of meer papieren dozen/zakken met een klep en vastgezet met een sluitkoordje met ingeponste doorvoeringen. De zakken waren aan de binnenzijde zwart (gepekt). Van een archivaris was er in die periode geen sprake. Feitelijk was het zo, dat de jongeren in de breedste zin van het woord het archiefwerk deden.
De verwerving van het archief
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De bijgaande inventarislijsten, over het tijdvak 1950 - 1959, hebben betrekking op de archiefbescheiden van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht en het arrondissementsparket van de Hoofdofficier van Justitie. De archiefbescheiden van de Kantongerechten binnen het arrondissement Dordrecht, over de periode 1950 - 1959, worden apart geïnventariseerd en overgebracht.
Selectie en vernietiging
Op dit tienjarenblok zijn de volgende vernietigingslijsten van toepassing geweest:
  • Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken van de archieven der rechterlijke macht, wat betreft strafzaken, van het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 21 januari 1936. No. 801 2e Afd. A No. 813, Afd. K.W. No. 550
  • Lijst van te vernietigen archiefbescheiden, dagtekenende na 1946 en berustende onder het beheer van de griffiers van de arrondissementsrechtbanken, vastgesteld bij gemeenschappelijke beschikking van de Ministers van WVC en Justitie van 11 maart 1991. Nr. RAD/CD/A91.233/H.D.O.R.R. nr. 47639/891
De omvang van het archief van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht en het arrondissementsparket van de Hoofdofficier van Justitie over de periode 1950-1959 bedroeg bij de overbrenging ca. 38 strekkende meter.
Verantwoording van de bewerking
Als basis voor de opbouw van het schema van de inventaris is uitgegaan van de indeling zoals die is beschreven in het Werkboek rechterlijke archieven, 1838-1940 van R. Huijbrecht.
Bij elk onderdeel in het inventarisschema zijn eerst de betreffende ingangen geplaatst, bestaande uit klappers, registers, kaarten, rolboeken en rekestenboeken.
Er wordt in het schema bij de betreffende ingangen met een NB aangegeven op welke stukken in het schema de ingangen betrekking hebben.
De dossiers, beschikkingen, audiëntiebladen en overige stukken zijn onder de ingangen per onderwerp of zaak bij elkaar geordend.
Ordening van het archief
Wenken voor het onderzoek in de archieven
Strafprocedure
Het begin van iedere strafzaak lag niet bij de rechtbank, maar bij een opsporingsambtenaar die een proces-verbaal opmaakte en dit vervolgens naar het parket van het Openbaar Ministerie zond. Bij het parket werd de zaak ingeschreven in de parketregisters, waarbij de zaak een parketnummer kreeg. De Officier van Justitie (OvJ) had nu, rekenend houdend met de ernst van het strafbare feit, drie mogelijkheden de zaak af te doen, te weten de zaak te seponeren, een transactie aanbieden of de zaak voorleggen aan de rechter. Indien de zaak werd voorgelegd aan de rechter werden de stukken die betrekking hadden op deze zaak, overgedragen aan de strafgriffie van de arrondissementsrechtbank en werd ingeschreven op de rol van strafzaken ( inv. nrs. 15-20 ). Behalve het parketnummer kreeg het strafdossier nu ook een numeriek rolnummer. Naast de inschrijving in het rolboek werd de zaak ook ingeschreven in een alfabetische klapper op de strafzaken. Het kon zijn dat de OvJ of de rechter na het politie-onderzoek ook nog eens een gerechtelijk vooronderzoek nodig achtte. Zij hadden de mogelijkheid, voorafgaand aan de behandeling ter terechtzitting, de rechter-commissaris een dergelijk onderzoek naar het strafbare feit te laten instellen.
Na de terechtzitting volgde een vonnis of had men de mogelijkheid de zaak aan te houden voor nader onderzoek. Indien de zaak werd aangehouden, werd een proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting opgemaakt. Na dit onderzoek volgde een eindvonnis ( inv. nrs 39-96 ) en was de OvJ met de ten uitvoerlegging van dit vonnis belast.
Tegen het vonnis kon binnen veertien dagen na uitspraak hoger beroep worden aangetekend en volgde een verdere behandeling bij het gerechtshof.
Voluntaire zaken: rekestprocedure Niet alle procedures begonnen met een dagvaarding. Dit kon ook gebeuren door het indienen van een verzoekschrift (rekest). De oproeping van de tegenpartij geschiedde dan in opdracht van de rechter door de griffier. De rechter bepaalde dan zelf op welke terechtzitting de zaak behandeld zou worden. Bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel, Faillissementswet en Krankzinnigenwet schreven deze rechtsgang zelfs voor. Vaak had een rekestprocedure ook zijn vervolg in een dagvaardingsprocedure, bijvoorbeeld:
  • een verzoek om een procedure kosteloos te mogen voeren (gratis admissie);
  • een verzoek om een echtscheidingsprocedure te mogen starten.
Tot 1971 bepaalde de wet dat de rechter slechts het huwelijk mocht ontbinden, wanneer één van de partners zich aan een bepaalde misdraging, bijvoorbeeld overspel, schuldig had gemaakt. De wet ging er dus vanuit dat één van de partners schuld aan het mislukken van het huwelijk moest hebben. Met de uitspraak die men in een rekestprocedure beschikking noemde, startte men na toestemming een dagvaardingsprocedure. Een verzoekschrift dat op de griffie werd ontvangen, werd chronologisch ingeschreven in een register (inv. nrs. 170-173). Naast dit rekestenboek waarin verschillende zaken door elkaar stonden, was er ook een rekestenklapper op namen van partijen (inv. nrs. 166-169). Deze stonden in alfabetische volgorde. De beschikkingen uit de rekesten zijn apart gearchiveerd. (inv. nrs. 174-183).
Contentieuze zaken: dagvaardingsprocedure Een procedure had gewoonlijk een aanvang met een dagvaarding. Dit was een authentieke akte, opgesteld door een deurwaarder of een procureur, namens de eiser. Zij werd door een gerechtsdeurwaarder aan gedaagde betekend (aan diens woonhuis uitgebracht). Het doel van de dagvaardig was tweeledig:
  • een oproep voor de gedaagde om ter rechtzitting te verschijnen;
  • een kennisgeving aan de gedaagde van de eis.
De dagvaarding werd bij de griffie van de rechtbank op de rol ingeschreven en de zaak kreeg hierdoor een rolnummer. De rol, het audiëntieblad werd samen met de uitgesproken vonnissen ingebonden. (inv. nrs.108-148). Nadat men de zaak op deze manier had vastgelegd, voorzag men deze ook nog van een aantal neveningangen, zoals de rolklappers (inv. nr. 106-107), waarin men op alfabetische volgorde namen van de partijen noteerde en de rolkaarten (inv. nrs 101-105). De rolkaarten geven een chronologisch overzicht van de verschillende rechtshandelingen die betrekking hebben op een zaak weer. Behalve door een eindvonnis kon een zaak ook beëindigd worden, doordat de partijen onderling tot een vergelijk kwamen en verzochten de zaak te royeren.
Overstromingsramp 1953
In deze inventaris zijn ook stukken opgenomen die betrekking hebben op de overstromingsramp die plaatsvond in 1953. Het gaat hier om registers en klapperkaarten
betreffende rampen en ongelukken, alsmede de stukken zelf. (inv. nrs. 320)
U kunt de stukken raadplegen via de klapperkaarten op de weeklijsten en de weeklijsten economie (zie blz 14).
Zoek-instructie
Hieronder volgt een opsomming van de verschillende ingangssystemen die in deze inventaris voorkomen. Per ingangssysteem wordt aangegeven hoe ze zijn gerangschikt en hoe er gebruikt van gemaakt kan worden. Waar mogelijk wordt er een relatie gelegd tussen de ingangssystemen en de bijbehorende stukken. Bij de opsomming is de volgorde van het schema zoals gebruikt in de inventaris aangehouden. Per onderdeel worden de bijbehorende ingangssystemen beschreven.
Rolboeken betreffende strafzaken (inventarisnummer 15-20)
Deze rolboeken strafzaken zijn per jaar geordend op zittingsdatum. Binnen de zittingsdatum worden de namen der verdachten genoemd, de aard van het feit, de datum van de uitspraak, de uitspraak zelf en het rolnummer.
Dus als een zittingsdatum weet kunt u aan de hand van het rolboek het bijbehorende rolnummer opzoeken dat aan de zaak is toegewezen.
Met dit rolnummer kunt u nu het vonnis opzoeken in de vonnissen strafzaken (inv. nr. 36-96) of de dossiers strafzaken (inv. nr 21-38). In de dossiers strafzaken treft u meer aan dan alleen het vonnis, maar er zijn alleen dossiers van strafzaken bewaard gebleven waarbij er één jaar of meer gevangenisstraf is opgelegd. Anders is alleen het vonnis bewaard gebleven.
De rolboeken strafzaken (inv. nr.15-20 ) vormen dus een ingang op de vonnissen strafzaken (inv. nr.39-96) en de dossiers strafzaken (inv. nr. 21-38).
Rolkaarten betreffende civiele rolzaken (inventarisnummer 101-105)
Deze rolkaarten zijn per jaar geordend op rolnummer. Daarnaast vermelden de kaarten de naam van de eiser en de gedaagde. Ook wordt op de kaarten chronologisch het verloop van de zaak aangetekend, waaronder de datum van het eindvonnis.
Dus als u het rolnummer weet, kunt u aan de hand van de rolkaarten en de bijbehorende namen en de datum van het eindvonnis opzoeken. Aan de hand van de datum van het eindvonnis, kunt u dit eindvonnis terugvinden in de audiëntiebladen van de openbare terechtzittingen in civiele rolzaken (inv. nr. 108-148). Deze audiëntiebladen zijn geordend op zittingsdatum.
De rolkaarten civiele rolzaken (inv. nr.101-105) vormen dus een ingang op de audiëntiebladen van de openbare terechtzittingen in civiele rolzaken (inv. nr. 108-148).
Als u het rolnummer weet kunt u ook direct de processen-verbaal van getuigenverhoor in civiele rolzaken raadplegen (inv. nrs.149-160).
Klappers betreffende civiele rolzaken (inv. nrs. 106-107)
Deze klapper is alfabetisch geordend op de beginletter van de naam van de eiser(es).
Binnen deze beginletters zijn de namen geordend op jaar. Bij de betreffende namen staan de rolnummers vermeld.
Deze klapper is voornamelijk bedoeld om aan de hand van een bepaalde naam het bijbehorende rolnummer op te zoeken.
Dus als u alleen een naam weet, kunt u aan de hand van de klapper het bijbehorende rolnummer opzoeken.
Aan de hand van het rolnummer kunt u nu zowel de rolkaarten civiele rolzaken (inv. nr.101-105) als de processen-verbaal van getuigenverhoor in civiele rolzaken (inv. nr. 149-160) raadplegen. Beiden zijn immers geordend op rolnummer.
De klapper civiele rolzaken (inv.nr. 106-107) vormt dus een ingang op de rolkaarten civiele rolzaken (inv. nr. 101-105) en op de processen-verbaal van getuigenverhoor in civiele rolzaken (inv.nr. 149-160)
Register op de kortgedingen (inv. nr. 161-163)
Dit register is per jaar geordend op rolnummer. Bij dit rolnummer staan de namen van de eisers en gedaagden genoemd en een korte inhoud van de zaak.
In de kolom "verdere behandeling en afdoening" staat de datum van het vonnis vermeld.
Aan de hand van de datum van dit vonnis kunt u het bijbehorende vonnis opzoeken in de vonnissen kortgedingen (inv.nr 164-165).
Deze vonnissen kortgedingen zijn geordend op zittingsdatum.
De registers kortgedingen (inv.nr. 161-163) vormen dus een ingang op de vonnissen kortgedingen.
Klappers betreffende rekesten (inv.nr 166-169)
Deze klappers zijn alfabetisch geordend op beginletter van de naam van de verzoeker. Bij de namen staan de rekestnummers vermeld.
Deze klapper is voornamelijk bedoeld om aan de hand van een bepaalde naam het bijbehorende rekestnummer op te zoeken.
Aan de hand van het rekestnummer kunt u nu de beschikkingen uit rekesten raadplegen (inv.nr. 174-183). de beschikkingen uit rekesten zijn geordend op rekestnummer.
De klappers rekesten (inv. nr. 166-169) vormen dus een ingang op de beschikkingen uit rekesten (inv.nr.174-183).
Klapper betreffende faillissementen (inv.nr 184)
Deze klapper is alfabetisch geordend op beginletter van de naam. Binnen deze beginletters zijn de namen geordend op jaar. Bij de betreffende namen staan de nummers vermeld.
Deze klapper is voornamelijk bedoeld om aan de hand van een bepaalde naam het bijbehorende nummer op te zoeken.
Aan de hand van dit nummer kunt u nu de processen-verbaal en beschikkingen uit dossiers faillissement raadplegen (inv. nr.186-195). deze zijn geordend op nummer.
Deze klapper faillissementen (inv.nr. 184) vormt dus een ingang op de processen-verbaal en beschikkingen uit dossiers faillissementen (inv.nr.186-195).
Klapperkaarten betreffende ondertoezichtstellingen (inv.nr 197-199)
Deze klapperkaarten zijn alfabetisch geordend op beginletter van de achternaam van de ondertoezichtgestelde. Vervolgens vermeldt de kaart de persoonlijke gegevens van de ondertoezichtgestelde. Ook wordt op de kaart aangegeven wie de voogd is.
Tenslotte wordt chronologisch het verloop van de ondertoezichtstelling op de kaart aangetekend. Ook vermeldt het kaartje het nummer dat aan het dossier over de ondertoezichtgestelde is toegekend.
Dus als u de naam weet van de ondertoezichtgestelde kunt u aan de hand van de klapperkaartjes het bijbehorende nummer opzoeken.
Met dit nummer kunt u nu de beschikkingen opzoeken bij de beschikkingen ondertoezichtstelling (inv. nr.205-220).Deze zijn geordend op nummer.
De klapperkaarten ondertoezichtstelling (inv. nr.197-199) vormen dus een ingang op de beschikkingen ondertoezichtstelling (inv. nr. 205-220).
Als u een naam weet kunt u natuurlijk gelijk de beschikkingen ondertoezichtstelling op alfabet raadplegen (inv.nr.202-204).
Registers betreffende beschikkingen van ondertoezichtstellingen (inv. nr. 200-201)
Deze registers zijn geordend op datum van de beschikking. Vervolgens wordt het dossiernummer genoemd en de naam en de voorletters van de ondertoezichtgestelden.
Dus als u de datum van de beschikking weet kunt u aan de hand van dit register het bijbehorende dossiernummer opzoeken.
Met dit nummer kunt u nu de beschikking opzoeken in de beschikkingen ondertoezichtstellingen op nummer (inv.nr.205-220).
Het register beschikkingen ondertoezichtstellingen (inv.nr 200-201) vormt dus een ingang op de beschikkingen ondertoezichtstellingen op nummer (inv.nrs.205-220).
Klapperkaarten op de weeklijstenregisters en de weeklijstenregisters betreffende economische zaken (inv.nr. 249-271)
Deze klapperkaarten zijn per jaar alfabetisch geordend op achternaam van de verdachte. Verder wordt de voornaam, de geboortedatum en geboorteplaats van de verdachte genoemd.
Tenslotte wordt er op de kaart een omschrijving gegeven van het strafbare feit en wordt het weeklijstnummer gegeven.
Dus als u de naam van de verdachte weet, kunt u aan de hand van het klapperkaartje het bijbehorende weeklijstnummer opzoeken.
Aan de hand van het weeklijstnummer kunt u nu zoeken in de weeklijsten (inv.nr.273-297) en de weeklijsten economie (inv.nr.298-317). Deze zijn immers geordend op weeklijstnummer.
In de weeklijsten worden de volgende gegevens van de verdachte weergegeven: namen en voornamen, beroep, geboorteplaats en geboortedatum en woonplaats. Verder wordt de uitspraak vermeld en wordt het rolnummer genoemd dat aan de betreffende zaak is toegekend.
De klapperkaarten op de weeklijsten (inv. nr. 249-271) vormen dus een ingang op de weeklijsten (inv. nr.273-297) en de weeklijsten economie (inv.nr.298-317).
De klapperkaarten op de weeklijstenregisters en de weeklijstenregisters betreffende economische zaken vormen samen ook een ingang op de vonnissen strafzaken op rolnummer (inv.nr. 39-96) en de dossiers strafzaken (inv. nr 21-38).
Als u een naam van de verdachte weet, kunt u de naam terugvinden in de klapperkaarten (inv. nr. 249-271). deze zijn immers per jaar alfabetisch geordend op achternaam van de verdachte.
Op het klapperkaartje staat een weeklijstnummer genoemd. Aan de hand van dit weeklijstnummer kunt u nu de weeklijsten (inv. nr. 273-297) en weeklijsten economie (inv. nr.298-317) raadplegen. Deze weeklijsten zijn immers geordend op weeklijstnummer. In deze weeklijsten staat naast de naam van de verdachte en de uitspraak een rolnummer vermeldt.
Aan de hand van dit rolnummer kunt u nu de vonnissen strafzaken op rolnummer (inv. nr.39-96) of de dossiers strafzaken (inv. nr.21-38) raadplegen.
In de dossiers strafzaken treft u meer aan dan alleen het vonnis, maar er zijn alleen dossiers van strafzaken waarbij één jaar of meer gevangenisstraf is opgelegd. Anders is alleen het vonnis bewaard.
De klapperkaarten op de weeklijstenregisters vormen ook een ingang op de rampen en ongelukken betreffende overstromingsramp 1953.
Als u de naam van de persoon weet van de persoon die u zoekt, kunt u de naam terugvinden in de klapperkaarten (inv.nr. 249-271). Deze zijn immers per jaar alfabetisch geordend op achternaam.
Op het klapperkaartje staat naast de naam een zogenaamd R-nummer vermeld.
Met behulp van dit R-nummer kunt u nu de rampen en ongelukken betreffende overstromingsramp (inv. nr.320) raadplegen. Deze zijn immers geordend op R-nummer.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Openbaarheidbeperking Overbrenging van bovengenoemd archief van de rechtbank naar het Algemeen Rijksarchief geschiedt onder de volgende bepalingen.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Arrondissementsrechtbank te Dordrecht; Parket van de Officier van Justitie te Dordrecht [periode 1950-1959], nummer toegang 3.03.12.04, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Rechtbank Dordrecht 1950-1959, 3.03.12.04, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen
Achter de Molen, A. (Arrondissementsarchivaris te Zwolle)
Scheurwater, G. (oud hoofd-administratie bij de arrondissementsrechtbank te Dordrecht) Algra, mr. N.E. & Gokkel, mr. H.W.R., Verwijzend en verklarend juridisch woordenboek , Alphen aan den Rijn: Samsom H.D. Tjeenk Willink. Algra, mr. N.E. & Jansen, mr. H.C.J.G. Rechtsingang een oriëntatie in het recht , Groningen 1976. Fruin, mr. J.A. De Nederlandsche Wetboeken , 's-Gravenhage 1940. Gids voor de rechterlijke macht in het koninkrijk der Nederlanden 1950-1955 , Gorinchem, J. Noorduijn en Zoon N.V. Huijbrecht, R. e.a. Werkboek rechterlijke archieven 1838-1940 , 's-Gravenhage: Rijksarchiefdienst, 1989. Kunst, mr. A.J.M. Historische Ontwikkeling van het recht Deel I , Utrecht, 1967 2e druk. Lexicon van Nederlandse Archiefterminologie , 's-Gravenhage 1983: Stichting Archief Publicaties.
Verklarende woordenlijst
Admissie (gratis)
Pro deo procedure, gratis recht tot procederen
Audiëntieblad
Het proces-verbaal, verslag van een rechtzitting, door de griffier gehouden en door de voorzitter van de rechtbank en de griffier ondertekend.
Beneficiair
Onder voorrecht/voorbehoud.
Cassatie
Verbreking, vernietiging van uitspraken van lagere rechters in het belang van de eenheid van het recht door de hoge Raad wegens schennis van het recht, verzuim van vormen op straffe van nietigheid voorgeschreven e.d.
Civiel
Burgerlijk.
Comparitie
Verschijning voor de rechterlijke macht.
Contentieus
Rechtsgeschil op tegenspraak.
Curatele
Beschermingsmaatregel jegens een meerderjarige (curandus), op grond van de toestand, waarin hij verkeert of dreigt te geraken, door hem zijn handelingsonbekwaamheid te ontnemen.
Depot/deponeren
Bewaargeving, inbewaringgeving.
Dossier
'Omslag` met de bijbehorende stukken van één proces (burgerlijk of strafrechtelijk).
Enquête
  1. Gerechtelijk onderzoek.
  2. Getuigenverhoor in burgerlijke zaken.
Gratie
Gehele of gedeeltelijke, al dan niet voorwaardelijke, kwijtschelding, vermindering of verwisseling van de opgelegde straf, verleend door de Kroon op advies van de rechter.
Griffie
Secretariaat van de instelling.
Klapper
Een alfabetisch ingerichte index.
Procureur
Vertegenwoordiger van de partijen in burgerlijke zaken.
Rekest
Verzoek(schrift).
Repertorium
Tijdrekenkundige lijst van de door een notaris verleden akten, hiervan wordt jaarlijks een kopie overgebracht naar de rechtbank.
Rolboek
Hierin worden, zowel in strafzaken als in burgerlijke zaken, de aanhangige zaken in tijdsvolgorde ingeboekt.
Sententie
Uitspraak van het Hoog Militair Gerechtshof.
Seponeren
Niet vervolgen van een strafzaak door het Openbaar Ministerie, krachtens het opportuniteitsbeginsel (beleidssepot), of omdat de bewijzen niet voldoende zijn voor een strafvervolging (technisch sepot).
Successie
(Erf)opvolging.
Surséance van betaling
Opschorting van Betaling, door de rechter toegekend aan de schuldenaar om deze in gelegenheid te stellen orde op zaken te stellen.
Voluntair
Vrijwillig.
Zie voor een gedetailleerde uitleg Fockema Andreae's Verwijzend en verklarend Juridisch woordenboek.

Archiefbestanddelen