Terug naar zoekresultaten

3.02.25 Inventaris van de Militieregisters van de Provincie Zuid-Holland, 1881-1941

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

3.02.25
Inventaris van de Militieregisters van de Provincie Zuid-Holland, 1881-1941

Auteur

M.A. van der Wijst

Versie

12-07-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1973 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Militieregisters van Zuid-Holland
Militieregisters ZH

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1881-1941

Archiefbloknummer

32944

Omvang

; 1719 inventarisnummer(s) 73,30 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Gouvernement van Zuid-Holland / Provinciale Griffie/ tweede Afdeling Commissariaat des Konings (der Koningin) /Provinciale Griffie/ tweede Afdeling, 1881-1930, 1931-1941

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat lotingsregisters en alfabetische registers van dienstplichtigen in Zuid-Holland over de periode 1881-1941, volgens een regionale indeling naar kantons (later werden dit groepsregisters). Ook zijn er registers i.v.m. vrijstelling van broederdienst. Als regel bevatten de registers de volgende gegevens: familienaam en voornamen, datum en plaats van geboorte, beroep, namen der ouders, het lotingsnummer, de lengte en (eventueel) de reden van vrijstelling.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
1. De Wetgeving
1.1 Wet 1861
Op grond van de Wet van 19 augustus 1861, S 72, betrekkelijk de Nationale Militie werden jaarlijks voor de militie ingeschreven alle mannelijke ingezetenen, die op 1 januari hun negentiende jaar waren ingegaan (art. 15).
Inschrijving
De inschrijving geschiedde in de gemeente, waar hun ouders woonden of waar zij zelf woonden (art. 16). In de maand januari diende men zichzelf bij Burgemeester en Wethouders aan te geven (art. 18).
Het register van inschrijving werd op 31 januari voorlopig en op 31 december voorgoed gesloten (art. 25) en vóór 7 januari van het volgende jaar samen met een daaruit opgemaakte ALFABETISCHE NAAMLIJST gezonden aan de Commissaris van de Koningin (art. 26). De alfabetische naamlijst werd in duplo gemaakt (Koninklijk Besluit van 17 december 1861, S 127, art. 14).
Loting
De loting geschiedde tussen 7 februari en 7 maart (art. 27) ten overstaan van de militiecommissaris in aanwezigheid van de secretaris van de militieraad en de burgemeester of een raadslid van elke betreffende gemeente (art. 30).
De militiecommissaris telde in het openbaar zo veel nummers of loten voor als er ingeschreven waren en deponeerde deze loten in een bus (art. 32). De ingeschrevenen werden in alfabetische volgorde opgeroepen en trokken zelf hun nummers, die door de militiecommissaris werden voorgelezen en aan de lotelingen teruggegeven (art. 33).
Tenslotte werden voor elke loting in het in duplo opgemaakte LOTINGREGISTER (Koninklijk Besluit van 6 mei 1862, S 46, art. 15), de volgende gegevens genoteerd: de geslachts- en voornamen, datum en plaats van geboorte, beroep, namen der ouders, het lotingsnummer, de lengte en de opgegeven redenen van vrijstelling (art. 34). Hij, die kleiner is dan 1.55 el, werd vrijgesteld (art. 47). Elders in de wet worden nog andere te vermelden gegevens genoemd.
Op de alfabetische naamlijst (art. 34) en in het inschrijvingsregister (Koninklijk Besluit van 8 mei 1862, S 46, art. 15) werden de getrokken nummers ingevuld.
Vrijstelling
Eén van de gronden voor vrijstelling was de broederdienst. Deze regeling was er op gericht, dat van een even aantal broers de helft en van een oneven aantal de kleinere helft diende (art. 49). Vrijwilligers en lotelingen, die vrijstelling verlangden, dienden op een zitting van de militieraad te verschijnen (art. 88) alsmede de personen, die als plaatsvervanger of nummerverwisselaar wilden optreden. Dit hield in, dat iemand, die niet in dienst behoefde te gaan, de dienst waarnam voor een loteling (art. 60) of dat een loteling zijn (uitgeloot) nummer met een andere loteling verwisselde en daardoor in dienst ging in de plaats van de ander, die daardoor vrij kwam (art. 65). Door de inwerkingtreding van de Wet van 2 juli 1898, S 170 op 1 september 1898 werden deze mogelijkheden van plaatsvervanging en nummerverwisseling afgeschaft.
Oproeping
Jaarlijks werd het voor elke gemeente geldende aantal militieplichtigen vastgesteld (art.3). De voor de dienst aangewezen lotelingen werden tot het voltallig maken van het aandeel van elke gemeente in de lichting opgeroepen in volgorde van de getrokken nummers te beginnen met de laagste (art. 111).
De aflevering aan de militaire autoriteiten geschiedde tussen 1 en 15 mei van het jaar van loting (art. 112).
Bewaring registers
Op grond van het Koninklijk Besluit van 8 mei 1862, S 46, houdende voorschriften tot verdere uitvoering van de wet betrekkelijk de Nationale Militie van 19 augustus 1861 gingen het inschrijvingsregister en het dubbel van de alfabetische naamlijst na de loting terug naar de gemeenten. De alfabetische naamlijst en het lotingsregister in duplo bleven voorlopig bij de militiecommissaris (art. 16). Het dubbel van het lotingsregister werd later aan de gemeenten toegezonden, de alfabetische naamlijst en het lotingsregister aan de Commissaris van de Koning. Deze registers werden ter provinciale griffie neergelegd (art. 36). Van de uitspraken in beroep van Gedeputeerde Staten geschiedde aantekening in het lotingsregister (art. 41) evenals van de naam van het korps, waarbij de opgekomene was ingelijfd (art. 48).
Militiedistricten en -kantons
De Commissarissen van de Koning hadden de bevoegdheid de provincies of de bestaande militiedistricten in kantons te verdelen en voor elk kanton een hoofdplaats aan te wijzen (art. 1).
In Zuid-Holland is van deze bevoegdheid gebruik gemaakt, zoals blijkt uit de indeling der registers in de periode 1881-1912.
Vorm van de registers
De alfabetische naamlijsten 1881-1902 werden opgemaakt overeenkomstig artikel 26 van de Wet van 19 augustus 1861, S 72 en artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 17 december 1861, S 127 met model 5.
De lotingsregisters over deze periode overeenkomstig artikel 34 van de genoemde wet en artikel 15 van het Koninklijk Besluit van 8 mei 1861, S 46 met model 9.
1.2 Militiewet 1901
Bij Koninklijk Besluit van 17 september 1901, S 212 werd de tekst van de Wet van 19 augustus 1861, S 72 bekend gemaakt, zoals deze luidde na de aangebrachte wijzigingen en aanvullingen, laatstelijk bij de Wet van 24 juni 1901, S 159 de zogenaamde Militiewet 1901.
De artikelen werden toen opnieuw genummerd.
De Militiewet 1901 trad in werking op 1 januari 1902 (Koninklijk Besluit van 16 november 1901, S 222).
De wetgever sprak nu van Nederlanders en ingezetenen-niet-Nederlanders.
Inschrijving
Onder meer werd bepaald, dat de inschrijving van hen, die in het Duitse Rijk verblijf hielden, geschiedde in Amsterdam en van degenen, die verblijf hielden in het Koninkrijk België, in Rotterdam (art. 14).
Het inschrijvingsregister werd voortaan voorgoed gesloten op 31 augustus (art. 23) en ingeleverd vóór 7 september van hetzelfde jaar (art. 24).
Loting
De loting geschiedde voortaan tussen 7 oktober en 7 november (art. 25).
Vrijstelling
Van een oneven aantal broers diende voortaan de grotere helft (art. 47).
Inlijving
De inlijving had in maart en juni plaats (art. 96).
Vorm van de registers
De alfabetische naamlijsten 1903-1912 werden opgemaakt overeenkomstig artikel 24 van de Militiewet 1901 (tekst S 212) en artikel 15 van het Koninklijk Besluit van 2 december 1901, S 230 met model 3. De lotingsregisters over deze periode overeenkomstig artikel 32 van de genoemde wet en artikel 34 van het genoemde Koninklijk Besluit met model 8.
Model 8 werd bij Koninklijk Besluit van 9 januari 1909, S 10 als volgt gewijzigd:
Kolom 7: 'Het opschrift wordt gelezen: 1. beroep van de loteling, 2. indien de loteling een één jaar jongere broeder of halfbroeder heeft, den naam en den geboortedag van laatstbedoelde te vermelden. In kolom 7 onder elkander geplaatst de cijfers 1 en 2'.
Kolom 18: 'Het opschrift wordt gelezen: 1. Of de loteling zich voor de militiedienst heeft opgegeven. 2. Zoo ja, op welk van de twee daarvoor bepaalde tijdstippen hij bij voorkeur in werkelijken dienst wenscht te worden gesteld. In kolom 18 worden onder elkander geplaatst de cijfers 1 en 2'.
1.3 (Wijzigings)wet 1901
Inschrijving
Op grond van de Wet van 5 december 1908, S 347 geschiedde de definitieve sluiting van het register van inschrijving op 30 juni en moest het worden ingezonden vóór 7 juli.
Loting
De loting geschiedde voortaan tussen 7 augustus en 7 september (art. 1 betreffende wijziging van de artikelen 23, 24 en 25).
Aflevering
De aflevering geschiedde in het vervolg grotendeels in maart, mei en september.
1.4 Wet 1912
Door de op 1 maart 1912 in werking getreden Wet van 2 februari 1912, S 21 tot regeling van de verplichtingen ten aanzien van de militie vervielen de Wet van 19 augustus 1861, S 72 en een aantal daarop gebaseerde wetten.
Inschrijving
Het inschrijvingsregister werd geopend op de laatste dag van februari en gesloten op de laatste dag van februari van het volgende jaar (art. 19) en vóór 7 maart aan de Commissaris van de Koningin gezonden (art. 20).
Loting
De loting had plaats in september (art. 62). In plaats van de burgemeester of een gemeenteraadslid kon ook een ambtenaar aanwezig zijn (art. 64).
Vrijstelling
Wegens broederdienst werd voortaan bij aanwezigheid van een oneven aantal broers de grotere helft vrijgesteld (art. 28).
Keuring
Vóór de loting had de keuring plaats gehad en was over vrijstelling en uitsluiting een beslissing gevallen, zodat zij, die ongeschikt, vrijgesteld of uitgesloten waren, niet meer aan de loting deelnamen (art. 62).
Inlijving
De inlijving geschiedde hoofdzakelijk in januari, maart, juni, juli, augustus of oktober naar gelang het onderdeel, waarvoor men bestemd was (art. 72). Latere wetten schiepen de mogelijkheid hiervan af te wijken.
1.5 Dienstplichtwet 1922
Bij de inwerkingtreding van de Wet van 4 februari 1922, S 43, de zogenaamde Dienstplichtwet, verviel de Militiewet. Het Koninklijk Besluit van 10 maart 1922, S 110 (Dienstplichtbesluit) hield onder meer de volgende bepalingen in:
Inschrijving
In Amsterdam werden ingeschreven zij, die of wier wettige vertegenwoordiger in Duitsland of Zwitserland woonde, in Rotterdam als het België, Frankrijk of Groot-Brittannië en Ierland betrof in 's-Gravenhage als het een ander land in Europa betrof (art. 8). Het inschrijvingsregister was geopend van 1 maart tot 1 maart terwijl de twee exemplaren van het alfabetisch register vóór 10 maart ingezonden dienden te zijn (art. 13).
Vrijstelling
Een aanvraag om vrijstelling wegens broederdienst diende te geschieden tussen 16 en 31 mei van het jaar, waarin het inschrijvingsregister was gesloten (art. 37). De burgemeester zond de hiervoor opgemaakte bewijsstukken aan Gedeputeerde Staten (art. 42). Vrijstelling wegens broederdienst werd verleend door Gedeputeerde Staten en sedert 1928 door de Commissaris der Koningin (Wet 21 juli 1928, S 253, art. I, sub 15).
Loting
De loting geschiedde in september ten overstaan van de districtscommandant in aanwezigheid van de burgemeester, een gemeenteraadslid of een ambtenaar van elke gemeente (art. 50). De burgemeester zond binnen vijf dagen na de loting een in tweevoud lotingsregister aan de Commissaris van de Koningin (art. 54).
Inlijving
De districtscommandant bepaalde de plaatsen, dagen en uren van inlijving (art. 60). Opgaven van de minister onder meer betreffende overlijden, overplaatsing of benoeming tot officier werden door de Commissaris van de Koningin aangetekend in het alfabetisch register en vervolgens doorgezonden aan de burgemeesters, die eveneens aantekening hielden in het onder hen berustende alfabetische register (art. 70).
Bepalingen, die onderwerpen betroffen, die in deze wet niet waren opgenomen, bleven van kracht (art. 79).
Lotingscommissaris
Bij besluit van 27 juli 1923, S 380 werd aan de districtscommandant of diens plaatsvervanger bij het uitoefenen van de werkzaamheden voor de loting de titel van lotingscommissaris gegeven (sub art. 50).
Vorm van de registers
Het alfabetisch register over de periode 1913-1929 was ingericht overeenkomstig artikel 20 van de Wet van 2 februari 1912, S 21 (Militiewet) en artikel 15 van het Koninklijk Besluit van 13 april 1912, S 145 (Militiebesluit) met model 6.
Het lotingsregister over deze periode overeenkomstig artikel 66 van genoemde wet en artikel 14 van het Koninklijk Besluit van 5 augustus 1912, S 276 (Militiebesluit II) met model A.
1.6 (Wijzigings)wet 1928
Inschrijving
Bij de Wet van 21 juli 1928, S 255 werd bepaald, dat zij, die in het buitenland woonplaats hadden slechts werden ingeschreven voor zover hun woonplaats niet meer dan 15 km van de Nederlandse grens verwijderd was (art. 1, sub art. 6) en wel uit Duitsland in Amsterdam en uit België in Rotterdam (art. 8 Koninklijk Besluit 2 februari 1929, S 21).
Ingevolge bepalingen in het Koninklijk Besluit van 2 februari 1929, S 21 werd het inschrijvingsregister gehouden van 10 februari tot 10 februari (art. 11) en één exemplaar van het alfabetisch register opgezonden vóór 20 februari (art. 13).
Loting
De loting werd gehouden in juni (art. 17).
Voor de loting, die in het vervolg werd gehouden in het jaar vóór de inschrijving, werd een geheel ander systeem ingevoerd. Werd eerder door elk der lotelingen een nummer getrokken, dat in het lotingsregister werd opgenomen, voortaan werd slechts één nummer getrokken, dat de volgorde van alle ingeschreven bepaalde. In de plaats van de lotingsregisters komen in verband hiermede de groepsregisters. Dit zijn registers, waarin de namen der lotelingen van een aantal gemeenten samen in één alfabetische volgorde zijn opgenomen. De minister bepaalde, welke gemeenten ten aanzien van de loting tot een groep werden samengevoegd. In het algemeen werden slechts die gemeenten, waar het aantal ingeschrevenen per lichting in de regel minder dan tweehonderd bedroeg, tot een groep samengevoegd (art. 18).
De loting geschiedde als volgt:
Er werd een aantal doorlopend genummerd lotingsbiljetten gereed gemaakt overeenkomende met het aantal ingeschrevenen in het alfabetisch register van de gemeente Amsterdam (art. 10).
De voorzitter van de lotingscommissie nam, nadat alles volgens vastgestelde regels was voorbereid, één biljet uit de bus en las het nummer voor. Vervolgens ging men na, welke naam en welke geboortedatum (het geboortejaar hieronder niet begrepen) in het alfabetisch register van de gemeente Amsterdam het getrokken nummer als inschrijvingsnummer had (art. 20).
Tenslotte werd aan degenen, die in een bepaalde gemeente of in een groep van gemeenten met dezelfde geslachtsnaam, dezelfde voornamen en dezelfde geboortedatum stond ingeschreven, het nummer één gegeven.
Waren twee of meer personen met dezelfde naam en geboortedatum ingeschreven, dan kreeg de laatst ingeschrevene nummer één. Had geen der ingeschrevenen de vastgestelde naam, dan werd het nummer één toegekend aan degene, die onmiddellijk gevolgd zou hebben op degenen, die onder de bedoelde naam zou zijn ingeschreven, als deze wel ingeschreven was geweest.
Aan de overige ingeschrevenen werden de op één volgende nummers gegeven. Na de laatste bladzijde van het register ging men met het geven van nummers door bij de eerste bladzijde (art. 21).
Vrijstelling
Voor de regels betreffende vrijstelling wegens broederdienst, persoonlijke onmisbaarheid, kostwinnerschap of het bekleden van een geestelijk of godsdienstig-menslievend ambt of opleiding daartoe zij verwezen naar de wetten zelf.
Dit geldt ook voor onderwerpen, die niet rechtstreeks op de in deze inventaris opgenomen registers betrekking hebben.
Vorm van de registers
Het alfabetisch registers 1930-1941 werd ingericht met toepassing van de regels gegeven in artikel 12 van het Koninklijk Besluit van 2 februari 1929, S 21.
Het groepregister, voor zover in die periode voorkomend, overeenkomstig artikel 13, zesde lid van het genoemde Koninklijk Besluit.
2. De Indeling der gemeenten, 1881-1941
Tot 1923 zijn de gemeenten in militiedistricten ingedeeld, daarna in indelingsdistricten. Over de periode 1881-1912 zijn de gemeentelijke naamlijsten per district ingebonden, daarna alfabetisch op gemeentenaam.
2.1 De Indeling der gemeentelijke lijsten, 1881-1912
De indeling der gemeenten is in de loop der jaren wel aan veranderingen onderhevig geweest. Onderstaande lijst biedt een uitgangspunt voor het opsporen van de gemeentelijke lijst in de betreffende jaarreeks.
1e militiedistrict
  • 1e militiekanton: 's-Gravenhage
  • 2e militiekanton: Stompwijk, Veur, Zoetermeer, Zegwaart, Voorburg, Voorschoten, Wassenaar
  • 3e militiekanton: Delft, Hof van Delft, Vrijenban, Rijswijk, Pijnacker, Nootdorp, Schipluiden
  • 4e militiekanton: Vlaardingen, Vlaardinger Ambacht, Maassluis, Maasland
  • 5e militiekanton: Naaldwijk, De Lier, 's-Gravesande, Monster, Loosduinen, Wateringen
2e militiedistrict
  • 6e militiekanton: Rotterdam
  • 7e militiekanton: Hillegersberg, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Schiebroek, Overschie, Kralingen
  • 8e militiekanton: Schiedam, Kethel en Spaland, Delfshaven
  • 9e militiekanton: Charlois, IJsselmonde, Rhoon, Poortugaal, Hoogvliet, Pernis
  • 10e militiekanton: Brielle, Rockanje, Oostvoorne, Vier Polders, Zwartewaal, Rozenburg, Heenvliet, Abbenbroek, Geervliet, Spijkenisse, Hekelingen
  • 11e militiekanton: Hellevoetsluis, Nieuw Helvoet, Nieuwenhoorn, Oudenhoorn, Zuidland
3e militiedistrict
  • 12e militiekanton: Leiden, Leiderdorp, Zoeterwoude, Oegstgeest
  • 13e militiekanton: Noordwijk, Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse, Sassenheim, Warmond, Voorhout, Rhijnsburg, Valkenburg, Katwijk
  • 14e militiekanton: Woubrugge, Rijnsaterwoude, Alkemade, Leimuiden, Ter Aar, Nieuwveen, Zevenhoven, Nieuwkoop
  • 15e militiekanton: Alphen, Oudshoorn, Aarlanderveen, Zwammerdam, Boskoop, Benthuizen, Hazerswoude, Koudekerk
  • 16e militiekanton: Woerden, Waarder, Barwoutswaarder, Rietveld, Bodegraven, Lange Ruige Weide, Papekop, Hekendorp, Oudewater
  • 17e militiekanton: Gouda, Haastrecht, Vlist, Stolwijk, Berkenwoude, Krimpen aan den IJssel, Ouderkerk aan den IJssel, Gouderak, Moordrecht, Reeuwijk
  • 18e militiekanton: Zevenhuizen, Bleiswijk, Moerkapelle, Waddinxveen, Nieuwerkerk aan den IJssel, Capelle aan den IJssel
4e militiedistrict
  • 20e militiekanton: Dordrecht
  • 21e militiekanton: Vianen, Hagestein, Everdingen, Leerbroek, Nieuwland, Meerkerk, Ameide, Tienhoeven, Lexmond, Hei- en Boeicop
  • 22e militiekanton: Gorinchem, Arkel, Kedichem, Heukelum, Asperen, Leerdam, Schoonrewoerd, Noordeloos, Hoog Blokland, Hoornaar
  • 23e militiekanton: Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld, Giessen-Nieuwkerk, Schelluinen, Peursum, Ottoland, Goudriaan, Langerak, Nieuwpoort, Groot Ammers
  • 24e militiekanton: Alblasserdam, Oud Alblas, Nieuw Lekkerland, Streefkerk, Bleskensgraaf en Hofwegen, Brandwijk, Molenaarsgraf, Wijngaarden, Papendrecht
  • 25e militiekanton: Ridderkerk, Hendrik Ido Ambacht, Zwijndrecht, Groote Lindt, Heerjansdam, Oost en West Barendrecht
  • 26e militiekanton: 's-Gravendeel, Dubbeldam, Strijen, Maasdam, Puttershoek
  • 27e militiekanton: Oud Beijerland, Heinenoord, Mijnsheerenland, Westmaas, Klaaswaal, Numansdorp, Zuid Beijerland, Goudswaard, Piershil, Nieuw Beijerland
  • 28e militiekanton: Dirksland, Melissant, Herkingen, Nieuwe Tonge, Oude Tonge, Ooltgensplaat, Den Bommel, Stad aan het Haringvliet, Middelharnis, Sommelsdijk, Stellendam, Goedereede, Ouddorp
2.2 Indeling der gemeentelijke lijsten, 1913-1941
De lijsten der gemeenten zijn in vaste alfabetische volgorde per lichtingsjaar bijeen gebonden.
  • Aar (Ter)
  • Abbenbroek
  • Alblas (Oud)
  • Alblasserdam
  • Alkemade
  • Alphen aan den Rijn
  • Ameide
  • Ammerstol
  • Arkel
  • Asperen
  • Barendrecht
  • Barwoutswaarder
  • Beijerland (Nieuw)
  • Beijerland (Oud)
  • Beijerland (Zuid)
  • --------
  • Benthuizen
  • Bergambacht
  • Bergschenhoek
  • Berkel en Rodenrijs
  • Berkenwoude
  • Bleiswijk
  • Bleskensgraaf en Hofwegen
  • Bodegraven
  • Bommel (Den)
  • Boskoop
  • Brandwijk
  • Brielle
  • Capelle aan den IJssel
  • Delft
  • --------
  • Dirksland
  • Dordrecht
  • Dubbeldam
  • Everdingen
  • Geervliet
  • Giessendam
  • Giessen-Nieuwkerk
  • Goedereede
  • Gorinchem
  • --------
  • Gouda
  • Gouderak
  • Goudriaan
  • Goudswaard
  • 's-Gravendeel
  • 's-Gravenzande
  • Groot Ammers
  • Haastrecht
  • Hagestein
  • Hardinxveld
  • Hazerswoude
  • Heenvliet
  • Heerjansdam
  • Hei- en Boeicop
  • Heinenoord
  • Hekelingen
  • Hekendorp
  • Hellevoetsluis
  • Helvoet (Nieuw)
  • Hendrik Ido Ambacht
  • --------
  • Herkingen
  • Heukelum
  • Hillegersberg
  • Hillegom
  • Hoek van Holland
  • Hoogblokland
  • Hoornaar
  • IJsselmonde
  • Katwijk
  • Kedichem
  • Kethel en Spaland
  • Klaaswaal
  • Koudekerk aan den Rijn
  • Krimpen aan den Lek
  • Krimpen aan den IJssel
  • Langerak
  • Lange-Ruige-Weide
  • Leerbroek
  • --------
  • Leerdam
  • Leiden
  • Leiderdorp
  • Leidschendam
  • Leimuiden
  • Lekkerkerk
  • Lekkerland (Nieuw)
  • Lexmond
  • Lier (De)
  • --------
  • Lisse
  • Maasdam
  • Maasland
  • Maassluis
  • Meerkerk
  • Melissant
  • Middelharnis
  • Mijnsheerenland
  • Moerkapelle
  • Molenaarsgraaf
  • Monster
  • Moordrecht
  • Naaldwijk
  • Nieuwenhoorn
  • Nieuwerkerk aan den IJssel
  • Nieuwkoop
  • Nieuwland
  • Nieuwpoort
  • Nieuwveen
  • Noordeloos
  • --------
  • Noordwijk
  • Noordwijkerhout
  • Nootdorp
  • Numansdorp
  • Oegstgeest
  • Ooltgensplaat
  • Oostvoorne
  • Ottoland
  • Ouddorp
  • Oudenhoorn
  • Ouderkerk aan den Ijssel
  • Oudewater
  • Overschie
  • Papekop
  • Papendrecht
  • Peursum
  • Piershil
  • Pijnacker
  • Poortugaal
  • Puttershoek
  • --------
  • Reeuwijk
  • Rhoon
  • Ridderkerk
  • Rietveld
  • Rijnsaterswoude
  • Rijnsburg
  • Rijswijk
  • Rockanje
  • Rozenburg
  • Sassenheim
  • Schelluinen
  • Schiebroek
  • Schiedam
  • --------
  • Schipluiden
  • Schoonhoven
  • Schoonrewoerd
  • Sliedrecht
  • Sommelsdijk
  • Spijkenisse
  • Stad aan het Haringvliet
  • Stellendam
  • Stolwijk
  • Streefkerk
  • Strijen
  • Tienhoven
  • Tonge (Nieuwe)
  • Tonge (Oude)
  • --------
  • Valkenburg
  • Vianen
  • Vierpolders
  • Vlaardingen
  • Vlaardinger Ambacht
  • Vlist
  • Voorburg
  • Voorhout
  • Voorschoten
  • Waarder
  • Waddinxveen
  • --------
  • Warmond
  • Wassenaar
  • Wateringen
  • Westmaas
  • Wijngaarden
  • Woerden
  • Woubrugge
  • Zevenhoven
  • Zevenhuizen
  • Zoetermeer
  • Zoeterwoude
  • Zuidland
  • Zwammerdam
  • Zwartewaal
  • Zwijndrecht
  • --------
  • Den Haag
  • --------
  • Rotterdam
Geschiedenis van het archiefbeheer
Van de zijde van de overbrenger werd er de aandacht op gevestigd, dat in de jaren 1940-1945 door de Duitse bezetters meerdere registers (waaronder vele van de gemeente Rotterdam) in beslag genomen werden en nimmer in het archief waren teruggekeerd.
Het archief werd op 5 januari 1971 naar het hulpdepot van de Rijksarchiefdienst te Schaarsbergen overgebracht. De verklaring van overbrenging, gedateerd respectievelijk op 20 en 26 april 1971, werd getekend door de griffier der Staten van Zuid-Holland en de beheerder van het genoemde depot (corr.nr. 548).
De rechtstitel is (nog) onbekend

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
De lotingsregisters voor de lichtingen 1881-1914 en de alfabetische registers voor de lichtingen 1915-1941 bevatten de volgende gegevens, verdeeld over een aantal kolommen, dat in de loop der jaren wel is gewijzigd door samenvoeging en uitsplitsing:
  1. lotingsnummer
  2. geslachtsnaam, voornamen en bijnaam indien bekend
  3. geboorteplaats
  4. geboortedatum
  5. woonplaats
  6. namen ouders, eventuele voogd of curator
  7. beroep en, later, genoten onderwijs
  8. lengte en, aanvankelijk, signalement
  9. redenen gevraagde vrijstelling (meestal: broederdienst)
  10. nadere redenen van vrijstelling (meestal: gebreken)
  11. of loteling verklaard heeft een plaatsvervanger te zullen stellen
  12. uitspraak militieraad: tot uitstel der uitspraak
  13. uitspraak militieraad: tot aanwijzing dienst, vrijstelling of uitsluiting
  14. uitspraak van Gedeputeerde Staten op ingebracht bezwaar
  15. uitspraak van Gedeputeerde Staten krachtens de artt. 44, 57, 116, 167, 172 en 178 der wet
  16. nummer van de ziekte in het reglement van geneeskundig onderzoek waarop vrijstelling is verleend
  17. Koninklijk besluit (kroonberoep)
  18. naam van de plaatsvervanger of nummerverwisselaar
  19. of de loteling zich voor de zeemilitie heeft aangeboden
  20. datum en korps van inlijving
  21. aanmerkingen (meestal: overplaatsing, ontslag uit dienst (pp + datum), plaatsvervanger voor nr. ...)
De lotingsregisters en groepsregisters voor de lichtingen 1923-1938 bevatten minder gegevens:
  1. lotingsnummer
  2. geslachtsnaam en voornamen
  3. volgnummer in (= verwijzing naar) het alfabetisch register
  4. vrijstelling, uitsluiting, ongeschiktverklaring
  5. gemeente van inschrijving (alleen in de groepsregisters)
  6. beslissing: BD (buitengewoon dienstplichtig) of GD (gewoon dienstplichtig)
  7. opmerkingen (bij lotingsregisters meestal: leeg; bij groepsregisters meestal: vrijstelling, ongeschiktheid, ontslag)
De groepsregisters bevatten vrijwel dezelfde gegevens als de lotingsregisters, maar als gevolg van een andere methode van loting heeft men kleinere gemeente tot lotingsgroepen bij elkaar gevoegd.
Voor het ontbreken van de lotingsregisters 1915-1919 wordt een verklaring gevonden in de Wet van 3 augustus 1914, S 349, art. 2, de Wet van 11 juni 1915, S 241, art. 4, de Wet van 27 mei 1916, S 206, art. 3, de Wet van 22 februari 1917, S 224, art. 6 en de Wet van 20 april 1918, S 256, art. 6, waar men leest 'De loting, bedoeld in art. 62 der Militiewet, wordt niet gehouden'.
Ordening van het archief
Bij de overneming van het archief werd geen enkele orde aangetroffen. Bij de inventarisatie werd gekozen voor een indeling per jaar. Het feit dat de registers per jaar werden aangelegd en afgesloten, leidde tot deze aanpak. De periode 1881-1941 werd vervolgens verdeeld in periodes, die door het al dan niet aanwezig zijn van dezelfde soorten registers qua naam, vorm of inhoud bepaald werden.
Over eventuele aanwezigheid van registers elders, aangelegd vóór 1881, kon geen zekerheid worden verkregen. Het hanteren van een ordeningssysteem, waarbij de jaargangen afzonderlijk zijn gehouden, maakt het toevoegen van oudere of jongere bestanddelen eenvoudig.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Militieregisters van Zuid-Holland, nummer toegang 3.02.25, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Militieregisters ZH, 3.02.25, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
De dossiers betreffende de kroonberoepen, ingesteld bij de Koning(in), zijn bewaard gebleven in het archief van de Raad van State, Afdeling Geschikken van Bestuur (archiefinventaris 2.02.07). De stukken betreffende de behandeling van bezwaren door Gedeputeerde Staten zijn niet bewaard gebleven.

Archiefbestanddelen