Terug naar zoekresultaten

2.21.114.05 Inventaris van het archief van Van Maanen (kamerstukken), 1814-1846

Het archief bevat stukken afkomstig van staatsman C.F. van Maanen (1769-1846); het betreft voornamelijk ingediende wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer van de Staten-Generaal uit de periode 1813-1846, door Van Maanen verzameld.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.114.05
Inventaris van het archief van Van Maanen (kamerstukken), 1814-1846

Auteur

C.C.D. Ebell

Versie

18-06-2020

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1920 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 018 C.F. van Maanen (1920)
Maanen, van (kamerstukken)

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1813-1846

Archiefbloknummer

C22234

Omvang

; 155 inventarisnummer(s) 7,10 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Van Maanen
Maanen, Cornelis Felix van (1769-1846)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat stukken afkomstig van staatsman C.F. van Maanen (1769-1846); het betreft voornamelijk ingediende wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer van de Staten-Generaal uit de periode 1813-1846, door Van Maanen verzameld.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
De inleiding tot deze beschrijving zou kort kunnen wezen. Immers levensbijzonderheden omtrent mr. C. F. van Maanen kan men vinden in Verslagen omtrent 's Rijks oude Archieven XXIII, 1900, blz. 57, waar dr. H. T. Colenbrander een beschrijving geeft van de in dat jaar voor het Algemeen Rijksarchief verworven bescheiden, afkomstig van verschillende leden der familie Van Maanen en aanverwante geslachten. Reeds in 1863, 1886 en 1895 en laatstelijk nog in 1915 kwamen dergelijke bescheiden deels door schenking, maar hoofdzakelijk door aankoop in dit Rijksarchief. Evenmin behoef ik hier uit te weiden over de beteekenis van mr. C. F. van Maanen, over den grooten invloed, dien hij in de eerste helft der vorige eeuw op 's Lands bestuur heeft uitgeoefend, of over 's mans reusachtige werkkracht, daarbij aangewend. Noodig is echter, dat ik iets mededeel over den inhoud en beteekenis der bescheiden, over hunne herkomst en over de regelen die ik bij de ordening en beschrijving heb gevolgd; dit laatste vooral, omdat dit van nut kan zijn bij de raadpleging.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verzameling werd aangetroffen bij de archieven van den Hoogen Raad, toen de archieven, afkomstig van het Keizerlijk Gerechtshof te 's-Gravenhage (1811-1813) en die van het Hooggerechtshof der Nederlanden aldaar (1813-1838), werden overgenomen overeenkomstig de voorschriften van het Koninklijk besluit van 28 Augustus 1919 (Staatsblad no. 547). Mr. van Maanen schijnt van de omstandigheid, dat hij ook Eerste president van het Hooggerechtshof der Nederlanden was, gebruik te hebben gemaakt deze bescheiden te doen plaatsen in de bewaarplaats, waar de archieven van dit college werden bewaard. Intusschen verdient dan de aandacht, dat hij ophield dit ambt te bekleeden, toen dat college in 1838 opgeheven werd, terwijl de verzameling zich uitstrekt tot 1846. Ten slotte zij nog opgemerkt, dat het Hooggerechtshof der Nederlanden en vervolgens de Hooge Raad tot 1862 zetelde op het Binnenhof in de vertrekken, die eertijds door den ouden Hoogen Raad en het Hof van Holland gebruikt werden. In 1862 betrok de Hooge Raad het nog tegenwoordig (1920) gebruikt wordende gebouw op het Plein.
Het betreft een aanwinst uit 1920 (VROA 1920, p. 546-562) en uit 1936 (VROA 1936, p. 25).
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Wat de beteekenis er van aangaat, zoo moet allereerst er op gewezen worden, dat zij dagteekent uit het tijd vlak vóór de invoering der ministerieele verantwoordelijkheid, uit den tijd dus, dat de verhouding van den Minister tot den Koning eenerzijds en tot de Staten-Generaal anderzijds een andere was, dan zij nu is. Terwijl nu kan gezegd worden, dat de Minister voor zijn volle verantwoordelijkheid neemt, wat in de van de regeering uitgaande stukken wordt gezegd, kon men vroeger dit niet met zooveel stelligheid beweren. De houding van eenig Minister ten opzichte van eenig wetsontwerp, de invloed dien hij op de samenstelling en de totstandkoming wist uit te oefenen, kwamen niet zoo stellig aan het licht, als nu het geval is. ( Nog vóór het afdrukken van dezen inventaris verscheen als bijlage I van het Jaarverslag van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige publicatiën, over 1920, een verslag van mr. E. van Raalte van een door hem ingesteld onderzoek in het archief van het Kabinet der Koningin. Hierin wordt die verhoudingsvraag uitvoeriger behandeld. ) Daarom hebben eigenhandige aanteekeningen van Ministers uit dien tijd bijzondere beteekenis. Lang niet bij alle, maar toch bij niet weinige wetsontwerpen heeft Van Maanen in de "gedrukte stukken" kantteekeningen gemaakt of daarbij nota's of memories gevoegd. (Voornamelijk zijn het die betreffende de wetboeken en wat daarmede samenhangt). En deze zijn het, die de verzameling niet onbelangrijk maken. Soms bepalen de aanteekeningen, tijdens de vergaderingen gemaakt, zich tot een bloote vermelding van de namen der personen, die het woord hebben gevoerd, soms houden ze ook opmerkingen over den inhoud van het gesprokene in; vermoedelijk diende dit voor de beantwoording of tot verdediging van het ontwerp. Maar eigenaardig is wel, dat er niet altijd volkomen overeenstemming bestaat tusschen die aanteekeningen en de latere uitgave der "Handelingen". Sterker, men vindt in deze verzameling soms een uitvoerig uitgewerkt ontwerp van de redevoering van Van Maanen, waarvan in de "Handelingen" geen spoor is te ontdekken; zoodat men dient aan te nemen, dat zij niet is uitgesproken, want de notulen vermeldden toch steeds de namen van hen, die gesproken hadden, al hielden ze niet uitvoerig in, wat ze gezegd hadden. Een enkele maal vindt men soms meer namen van sprekers, of de namen in een andere volgorde dan de Handelingen vermelden. Ook vindt men een minuut van een antwoord aan den Secretaris van Staat met een minuut (?) voor een regeeringsantwoord, welke minuut echter veel meer bevat, dan het later verschenen regeeringsantwoord. Een en ander doet zien, dat bij onderzoekingen over eenig wetsontwerp, een gebruik van deze verzameling Van Maanen wel eens nut kan opleveren. Maar vooral, omdat het in hoofdzaak juist de wetsontwerpen betreffende de totstandkoming der wetboeken zijn, welke Van Maanen van aanteekeningen enz. voorzag, zal deze verzameling wederom een aanvulling zijn van de reeks, die gevormd wordt door de verzamelingen Elout, Kemper, straks nog Cras en dergelijke van denzelfden aard. ( B.v. Een verzameling Gockinga, die reeds ten deels is terechtgekomen bij de verzameling Elout (zie de beschrijving daarvan in Verslagen XL 1917, blz. 437), maar waarvan nog een groot deel een honderdtal jaren geleden onder het toenmalig Kamerlid mr. J. Gockinga berustte; vergelijk hiervoor de verzameling Voorduin, onder no. 1 en 2. )
Een gevolg van den grooten omvang van het levenswerk van Van Maanen was, dat zijn handschriftelijke nalatenschap ook zeer groot was, en dat door bijzondere omstandigheden nog telkens, gedeelten daarvan te voorschijn komen. Daarbij blijkt telkens dat zijne werkwijze zeer nadeelig was voor den toestand en de orde van de archieven, die binnen zijn bereik waren. Een verklaring daarvan zou men kunnen geven door aan te nemen, dat Van Maanen zich steeds en voortdurend in de eerste plaats 's Lands dienaar gevoelde, en dat hij daardoor de onderscheiding van ambtelijke of archiefstukken en bijzondere of particuliere bescheiden niet kende. Hij bracht allerlei dossiers bijeen, gedeeltelijk bestaande uit "gelichte" archiefstukken, gedeeltelijk uit bijzondere aanteekeningen, memories, nota's enz. De archiefstukken zouden na gemaakt gebruik weer op hunne plaatsen teruggebracht zijn moeten worden. Dit zou men nu nog kunnen doen, maar wil men de dossiers niet veel of misschien alles van hun waarde doen verliezen, dan zouden die stukken vervangen moeten worden door afschriften er van. Daaraan is echter geen denken. Uit een en ander blijkt wel, dat elke verzameling bescheiden, van Van Maanen afkomstig, meer of minder beteekenis heeft uit een oogpunt van algemeen belang, en dat een opname in het Algemeen Rijksarchief niet alleen gewenscht is, maar ook een aanwinst daarvoor zal blijken te zijn.
Deze verzameling bestaat hoofdzakelijk uit drukwerken, maar drukwerken, die de Minister van Justitie ambtshalve ontving. Als bewijs daarvoor kan dienen, dat er bij aanwezig zijn verschillende oorspronkelijke brieven van den kamerheer-ceremonie-meester, waarbij deze aan den Minister van Justitie het programma van opening van de zitting der Staten-Generaal toezond. Van Maanen zelf noemde de bescheiden gedrukte staatsstukkken, met een hedendaagsche benaming waren zij te noemen: "Bijlagen tot de handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal". Allereerst moet nu worden opgemerkt, dat in de jaren 1813-1846, waarover de verzameling loopt, nog geen sprake was van een officieele uitgave der handelingen met bijlagen. Eerst in 1862 is men begonnen met een uitgave over de jaren, waarvan nog geen officieele uitgave bestond, op dezelfde leest geschoeid als die officieele. Dat wat men nu onder Handelingen verstaat, moest voor die jaren bijeengegaard worden van verschillende zijden: de notulen van de Tweede Kamer, de verslagen van de vergaderingen in de kranten, de verzamelingen, onder de verschillende kamerleden enz. berustende. Dat wat nu onder Bijlagen wordt verstaan, was deels gedrukt, deels in handschrift als ingekomen stuk bij de Tweede Kamer aanwezig. ( Zie over de totstandkoming dezer uitgave meer uitvoerig de Inleiding tot de beschrijving der bescheiden behoorende tot de verzameling Voorduin. ) De samenstellers van de uitgave van 1862 en volgende jaren hebben hoogstwaarschijnlijk geen kennis gedragen van het bestaan dezer verzameling Van Maanen, zooals aanstonds zal worden toegelicht.
Verantwoording van de bewerking
Eigenlijk zou deze verzameling een onderdeel van het archief van het Departement van Justitie vormen, omdat zij grootendeels bevat bescheiden, die de Minister ex officio heeft ontvangen: grootendeels, niet geheel. Immers zij loopt tot omstreeks 14 Februari 1846, den dag van Van Maanen's overlijden. Deze was echter reeds in Maart 1842 als Minister van Justitie afgetreden. In dit opzicht omvat zij dus al meer dan de Minister ex officio ontving. Bovendien nog is het lang niet zeker, dat alles wat er zich bij bevindt, en door Van Maanen eigenhandig is opgesteld, wel in den meest strikten zin door hem ex officio is opgemaakt: bijv. de aanteekeningen tijdens de beraadslagingen in de Tweede Kamer, of die ten behoeve van eenig door hem uit te brengen rapport of te geven advies. Terecht kan er twijfel bestaan, of men bij de beoordeeling, of eenig stuk ambtshalve is opgemaakt, zóóver moet teruggaan, dat alles, wat op papier is gesteld, daartoe gerekend moet worden. Bovendien bestaat er twijfel, of dergelijke stukken wel bestemd zijn om onder den ambtenaar te blijven berusten, dan wel door dezen vernietigd kunnen worden, wanneer zij voor het beoogde doel gebruikt zijn. Volgens mijn oordeel is de verzameling er dus een van gemengden aard, en verdient het de voorkeur ze als een op zich zelf staande te beschrijven. Dit wat den inhoud der verzameling betreft.
In 2012 evenwel zijn de eigenhandig geschreven aantekeningen en enkele ingekomen stukken uit deze verzameling verwijderd en toegevoegd aan het archief van Van Maanen zelf. In dat archief bevonden zich al gelijkaardige stukken. Dit materiaal is beschreven in archiefinventaris 2.21.114, inv.nrs. 440-472. Het gedrukte materiaal komt niet voor blijvende bewaring in aanmerking, omdat in het archief van de Tweede kamer der Staten-Generaal een veel vollediger verzameling gedrukte stukken aanwezig is.
Ordening van het archief
Bij de beschrijving kon niet geheel gehandhaafd worden de orde, waarin de stukken werden aangetroffen. De oorspronkelijke orde bleek verstoord te zijn, misschien tengevolge van de verhuizing in 1862, maar met meer waarschijnlijkheid tengevolge van een ordening, ondernomen door een niet-deskundige, mogelijk wel bij of na die verhuizing. Het heeft nogal moeite gekost een zoodanigen toestand te scheppen, als het meest zal overeen-stemmen met den oorspronkelijken. Van Maanen zelf schijnt destijds een onderscheiding te hebben gemaakt, waarbij hij de stukken naar den inhoud bijeenvoegde. Soms echter maakte hij er een, naar gelang van het lot, dat den wetsontwerpen was beschoren. Wanneer nu eenmaal bleek, dat gedurende eenige zittingsjaren bijeengevonden werden stukken, die op eenzelfde soort onderwerp betrekking hadden, terwijl van eenzelfde indeeling ook nog sporen aanwezig waren in andere zittingsjaren, dan is nu een samenvoeging van dergelijke stukken over alle zittings-jaren doorgevoerd. Deze stukken als van bijzonderen aard beschouwende heb ik de overige genoemd van algemeenen aard. Waar sprake is van stukken van verschillenden aard, wil dit zeggen, dat het bescheiden zijn, wel in verband staande met een wetsontwerp, maar niet in eigenlijken zin kamerstukken (b.v. brochures enz.). Wat de gedrukte verslagen over verzoekschriften aangaat, deze zijn, zoo zij bij de Kamer inkwamen naar aanleiding van eenig ingediend wetsontwerp, gevoegd bij de overige stukken betreffende dat ontwerp; de andere zijn per zittingsjaar bijeengevoegd en in een afzonderlijke rubriek opgenomen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 018 C.F. van Maanen (1920), nummer toegang 2.21.114.05, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Maanen, van (kamerstukken), 2.21.114.05, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De eigenhandig geschreven aantekeningen zijn uit deze drukwerkcollectie verwijderd en toegevoegd aan het hoofdarchief van Van Maanen, beschreven in archiefinventaris 2.21.114 onder de inventarisnummers 440-472.

Archiefbestanddelen