Portefeuillenummers (tot 1926) | Inventarisnummer (vanaf 1926) |
---|---|
I | 1-45 |
II | 46-62 |
III | 63-66 |
IV | 67 |
V | 68-69 |
VI | 70-73 |
VII | 74-76 |
VII | 77-79 |
IX | 80-86 |
X | 87-117 |
XI | 118-121 |
XIA1 | 118 |
XIA2 | 119 |
XIB1 | 120 |
XIB2 | 121 |
XII | 122 |
XIII | 123 |
XIV | 124 |
XV | 125 |
XVI | 126-149 |
XVIA | 126-132 |
XVIB | 133-149 |
XVII | 150 |
XVII | 150A-150B |
XVIII | 151-152 |
XIX | 153-161 |
XX | 162 |
XXI | 163 |
XXII | 164-175 |
XXIII | 176-180 |
XXIV | 181-182 |
XXV | 183 |
XXVI | 184 |
XXVII | 185 |
XXVIII | 186 |
XXIX | 187 |
XXX | 188 |
XXXI | 189 |
XXXII | 190 |
ongenummerd | 191-204 |
In elk der portefeuilles bevindt zich eene getypte lijst der stukken, met beknopte biografische gegevens van de afzenders.
Afkomstig van: Andagua, ridder d', 1808 Angelo, prins de St., 1809 Appelius, J.H., 1808-1810 Apostool, C., 1814 Aylva, H.W. baron van, 1808-1814 Bangeman Huygens, jhr C.D.E.J., 1808-1826 Bentinck, W.G.F. graaf, 1808-1833 Berger, A.L. von, 1808 Bezarra de Seixas, ridder, 1808-1810 Boetzelaer, D. baron van, 1807 Bosscha, J., 1808-1810 Bosset, baron de, 1808-1810 Bourdeaux, 1809 Bourne, S., 1809 Broes, W., z.d. Brugmans, 1832 Brunet, ridder J.C. de, 1832 Bylandt, J.C. graaf van, 1808-1809 Bylandt-gravin van Limburg Stirum, O.A.C. gravin van, 1809 Cadore, hertog van, 1811 Cambier, J.J, 1810-1812 Capellen, G.A.G. baron van der, 1809-1833 Chimay, princes van, 1825-1829 Clerq, A. le, 1810 Collot d'Escury, H. baron, 1831 Comps, F.M.X. de, 1808-1809 Croiset, S.F., 1808-1809 Crommelin, J.P. van Wickevoort, 1810 Dassevael, S., 1808 Dedel, jhr J.W., 1830-1831 Dedel, S. baron, 1810 Dedem, jhr F.G. van, 1808-1809 Dolgorucki, prins Serge, 1807-1810 Doorn, H.J. baron van, 1829-1833 Dürckheim Momtmartin, graaf de, 1808 Duyn, A.F.J.A. graaf van der, 1831 Falck, A.R., 1808-1831 Feltz, baron Von, 1808 Gaëta, hertog van, 1810 Goes, M. baron van der, 1808 Goldberg, jhr J., 1808-1809 Goubau, 1829 Gronovius, S.U., 1809
Afkomstig van: Haan, P. de, 1827 Hogendorp, D. graaf van, 1808-1810 Hogendorp, G.J. van, 1808-1809 Hoop, A. van der, 1808-1832 Hugenpoth, A.W.J.J. baron van, 1809-1810 Innhausen und Kniphausen, C. baron von, 1809 Janssens, jhr J.W., 1809-1833 Jones, J., 1808 Jonge, jhr J.C. de, 1829-1832 Keverberg van Kessel en Aldegoor, C.L.G.J. baron de, 1816 Knobelsdorff, baron von, 1809-1810 Koning, J., 1929 Larochefoucauld, graaf A. de, 1808-1809 Lennep, D.J. van, 1832 Lerro, Th. graaf de, 1830
Afkomstig van: Maanen, C.F. van, 1812-1833 Mey van Streefkerk, J.G. baron de, 1817-1833 Meyners, G.J., 1808-1809 Mollerus, W., 1808-1809 Mollerus, J.H. baron, 1820-1821 Moltke, graaf Von, 1809-1810 Münchhausen, baron Von, 1808-1809 Munster, C., 1808 Nagell, A.W.C. baron van, 1819 Namen, de bisschop van, 1817 Nederburgh, S.C., 1810 Niebuhr, B.G., 1809-1810 Noya, hertog de, 1829 Odevaere, J., 1829 Pabst van Bingerden, jhr R.W.J., 1830 Pallandt van Eerd, A. baron van, 1810 Pallandt van Keppel, F.W.F.Th. baron van, 1828-1829 Philipse, 1830 Poll, F. van de, 1828-1830 Poll, jhr W.G. van de, 1820 Queysen, W., 1809 Rappard, A.G.A. ridder van, 1830-1832 Reede, W.F. graaf van, 1832 Reinhald, prof., 1809-1810 Rendorp van Marquette geb. Boreel, P., 1808 Repelaer van Driel, jhr O., 1829 Reyphins, L.A., 1816 Roch, mevr., 1829 Röell, W.A., 1826 Scheltema, J., 1830-1833 Serurier, J., 1809 Siberg, P.G., 1808-1809 Silliman, J.L., 1810 Six van Oterleek, jhr W., 1808-1810 Six geb, Van Winter, L.J., 1833 Smirnoff, de, 1810 Smits, J.M., 1810 Spaen, J.W.F. baron van, 1808-1809 Stadion, graaf, 1810 Steube, B., 1809 Stralen, H. van, 1817 Stuart, M., 1821 Suffolk, graaf van, z.d. Swart, A., 1810
Afkomstig van: Tets van Goudriaan, A.W.N., 1816-1829 Torck, R.J.C., 1809 Tuyll van Serooskerken, C.E. baron van, 1825 Tydeman, H.W., 1829-1833 Ver Huell, C.A., 1808-1811 Ver Huell, C.H., 1808-1810 Vos van Steenwijk, J.A. de, 1809-1810 Vries, Jeromius de, 1830-1832 Westreenen van Tiellandt, W.H.J. baron van, 1831-1833 Wijn, H. van, 1807-1810 Wijttenbach, D., 1816 Zuylen van Nijevelt, C. baron van, 1808-1810 Zuylen van Nijevelt, H. baron van, 1807-1833 Zuylen van Nijevelt, J.A. baron van, 1809
Zie verdere brieven van Cambier, Inv. no. 118.
Zie verdere brieven van Mollerus, Inv. no. 120.
Van:
a. Koning Willem I, 1814 November 7-1826 Maart 29. 7 stuks.
Bij verscheidene brieven zijn de minuten van antwoord gevoegd.
b. Koningin Wilhelmina, gemalin van Koning Willem I, 1818 Mei 18. 1 stuk.
c. Prinses Wilhelmina, gemalin van prins Willem V, 1818 Mei 16 en 1819 October 29. 2 stuks.
d. Prinses Louise van Brunswijk, zuster van Koning Willem I, 1818 Mei 16. 1 stuk.
e. Prins van Oranje, 1818 Mei 15. 1 stuk.
f. Prins Frederik der Nederlanden, 1818 Mei 16. 1 stuk.
Enkele in handschrift. Merendeel uit de jaren 1794-1795.
Adres van den burger Makketros, aan de Nationale Vergadering. Den 28 October, 1792. 't Eerste jaar der Fransche republiek. De Fransche Republikeinsche Catechismus, voor de jeugd. Ontworpen door de Heer Dupont. [1793] Een Woord tot Troost, aan myne landgenoten, van allerly rang en denkwyze. [1793] Aan Neerlands Ingezetenen, by de tegenswoordige tydsomstandigheid. Op 't begin des Jaars 1793. Hekeldicht: Voor den Armen. "Thans houdt g' op nieuw weer bedestonden. Stomme Honden." (in handschrift) [1793] Parodie op het Godslasterlijk libel, op Bededag, den 13 February 1793, in verscheide Kerken te Amsterdam, in het Arme-Zakje gevonden. "Nu houd g' op nieuw weer Beedestonden, Duizend monden." Voor de Franschgezinde Nederlanders. "De Batavier houdt Bedestonden, Hart en Monden" [1793] Vrijhart aan het Volk van Nederland over de waare Constitutie. In Holland. MDCCICIII (in handschrift) Aan Dumourier. Klinkdicht. [1793] De zingende Landzaat; geworven in de herfst van den jaare 1794. Vertrouwelyke Brief van een waar Vaderlander aan zyne Minnaaresse; bevattende eenige Reflexiën, op den uitschryving van den aanstaanden Algemeenen Dank- Vast- en Bedendag, die gehouden zal worden in Nederland, den 26 Maart, 1794. De Taal van 's Lands Vaderen, in de uitschryving van de aanstaande Dank-, Vast- en Bede-dag, Op 26 Maart 1794. Gedachten, op den 26sten Maart of den Biddag Van 't Jaar 1794. Catechismus der Egaliteit, en der Rechten van den Mensch. [1794] Iets voor mijne Landgenooten? [1794] Alzo Mijne Heeren van den Gerechte der Stad Amsterdam / in ervaring gekomen zijn / dat sommige qualykgezinde Persoonen hebben kunnen goedvinden. 13 / 14 October 1794. Aan Hun Edel Groot Achtbaare de Heeren Burgemeesteren en Raaden in de Vroedschap der Stad Amsterdam. [1794] Pieter Jan Marcus, Oud Burgemeester van Leide, aan de Burgerijë dier Stad. [1794] Declaratoir van den Wel-Edel Gestrengen Heer Pieter van Lelyveld, Veertig in Raade en Oud Burgemeester der Stad Leyden, gedaan in de Vroedschap dezer stad op Maandag den 22 September 1794. Een woord, eer het te laat is. Aan myne medeburgeren, van alderley rang en denkenswyzen. [1794] Berichten uit het Ryk der Dooden of Zamenspraak tusschen Baron Torcq van Rozendaal, Petrus Camper en Mr. Jan Hubrecht, meester knaap van Holland. [1794] De krijgsraad dichtmatig beschouwd. (in handschrift) [1794] Schuitpraatje, gehouden in de Trekschuyt van Delft naar Rotterdam tusschen een collonel, een capitein, een oud zergeant, met drie recruten, alle in dienst van Hun Hoog Mog. , een deftig burger man en een onbekend persoon. [z.j.] Het Besluit. Zynde eene korte zaamen-spraak, tusschen een' Regent een' Generaal en een' Predikant. [1794] Roef Praatjen Tusschen een' Patriot een' Prins-gezinde en een' Neutraalen of Onzydigen. [1795] Van Veel, Niets, of Lyst van Schepen en Fregatten, in actueele dienst en compleet bemand op Ultimo December 1794, vergeleken met de Schepen en Fregatten in actueele dienst op Ultimo December 1795. Opgedragen aan alle kortzichtige en hardhoorende Medeburgeren. De Post van den Neder-Rhijn. No. 479. Tweede Samenspraak tusschen twee bijzondere goede Vrienden A. en B. [z.j.] Weeklyksche Saturdagsche Utrechtsche Courant. No. 6. Den 14. Maart 1795. Toelichtende teksten bij de tien allegorische decoraties, opgericht voor het Alliantiefeest te Amsterdam op 19 juni 1795:Betreft: Brief van J. C. van der Hoop, advocaat-fiscaal van de Admiraliteit te Amsterdam, aan den heer Ploos van Amstel, 1790; Memorie "La souveraineté d'un peuple est-elle aliénable?", z.d.; Reglementaire bepalingen voor de gemeentebesturen, 1802-1805; Verslag van de commissie tot het werk der Convoyen en Licenten aan het Staatsbewind, 1804.
Zie hierbij no. 77.
De woorden "sur la nécessité" enz. zijn door Röell bij den titel gevoegd.
8 Mei 1808 zendt Van Zuylen zijn eerste rapport aan Koning Lodewijk Napoleon.
Gedrukt bij T. Harper, Londen.
Dit handschrift werd na het overlijden van Röell, door zijn zoon W. baron Röell van Hazerswoude in 1837 onder denzelfden titel gepubliceerd bij P. Meijer Warnars, te Amsterdam.
De aanteekeningen beginnen bij blz. 108 van het handschrift, dat voor den drukker bestemd was.
In den omslag ligt een lijst van de schrijvers der brieven, ca. 1925.
Röell was kort voor de abdicatie naar Parijs gezonden. Zie Inv. no .74.
De stukken uit de periode 1815-1833 betreffen Kamerstukken.
De wet is 5 Juni 1822 verworpen.
Röell was als kamervoorzitter lid van de commissie van beoordeling van de rekeningen van het Amortisatiesyndicaat.
De rede is niet uitgesproken.
Zie hierbij Inv. no. 203.
De indeeling van W.F. baron Röell is gelaten, zooals zij was en voorin ligt de lijst. Bij vergissing is door hem hierbij een stuk gevoegd van 1819, zoodat de bescheiden feitelijk over 1819-1832 loopen. Bij deze stukken zijn ook brieven van en aan de ministers Van Doorn van Westcapelle, Verstolk van Soelen en van Van Tets van Goudriaan.
Betreft de stemming over het door de Tweede Kamer aangenomen voorstel van de heren Corver Hooft en Le Hon.
Hierbij enkele aanbiedingsbrieven van baron Verstolk van Soelen en van baron Van Zuylen van Nyevelt.
Röell teekent hierbij aan: "Deze nummers, welke tezamen een geheel uitmaken, zijn van eenen te belangrijken inhoud, om niet bij elkander bewaard te blijven."
Kamerstukken.
Zie verdere brieven van Falck, Inv. no. 118.
Betreft: het zegel, (met brieven van J.A. Saxe), het personeel, de registratie, de rechten van in-, uit- en doorvoer (met aanmerkingen van de heeren Willink, Rodenhuis en Appelius), het zouten en het geslacht, het recht van successie en het gemaal, de wijnen, de binnenlandsche bieren, het buiten- en binnenlandsch gedistilleerd, de suiker, den ophef der accijnzen, het project-tarief van inkomende, uitgaande en transito-rechten (met aanmerkingen van de heeren A. van der Hoop, Willink en Rodenhuis).
Hierbij eenige losse aanteekeningen van Röell over de Handelmaatschappij.
De plannen betreffen het maken van de sluis van het oostelijk dok en de Willemsluizen.
Van de verbalen ontbreken die van de 11de en 24ste vergadering (1823 en 1834).
Met een brief van Van der Duyn aan Röell en diens antwoord, 1829.
Tevens bevindt zich hierbij een omslag met brieven aan W. baron Röell van Hazerswoude, die na het overlijden van zijn vader in 1835 in de Ridderschap beschreven werd, 1835-1840.
Röell was lid van de commissie benoemd bij Koninklijk besluit van 7 maart 1822 no. 12.
In den omslag bevindt zich eene lijst van de namen der schrijvers, ca.1925.
Kamerstukken.
Hierbij eenige couranten, 1826-1828.
Bevat: prijscouranten der effecten, 1793-1800; statuten en reglementen van binnen- en buitenlandse banken, 1793-1833; kwitaties van belegde gelden, 1801.
Röell schreef hierbij: Deze schets is oorspronkelijk opgesteld in 1823 en vervolgens naar mate der omstandigheden uitgebreid.
De Gedenkschriften van Röell zijn, zooals hierboven vermeld is, uit de collectie geraakt en bevinden zich in de collectie-Jorissen, sub no. 66. Zie: Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, XLVIII (1925), deel I, blz. 293. Zie hierbij ook no. 60 van dezen inventaris.
Hierin is de nieuwe nummering van dezen inventaris in potlood aangeteekend, met aanvullingen, 1926.