Thomas Theodorus Hendrikus Jorissen werd in 1833 geboren en overleed in 1889. Na in Utrecht gestudeerd te hebben, werd hij in 1862 lector aan het gymnasium te Gouda in de Nederlandsche taal, letterkunde en geschiedenis. In 1864 werd hij leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Haarlem voor aardrijkskunde en geschiedenis, doch in April 1865 Hoogleeraar aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam. In 1875 werd hij Doctor honoris causa en in 1877 Hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam in de Algemeene, Vaderlandsche en Staatkundige geschiedenis. Eene lijst van Jorissen's werken vindt men in de Werken der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden 1889, blz. 417.
van: a. prof. P. Bosscha, 1861 Augustus 6-1868 Februari 22. 3 stuks. Hierbij als bijlage eene lijst van geschreven stukken betreffende de omwenteling van 1813 in Nederland. Zie ook Inv. no. 37.
b. A. J. C. Tellegen, 1871 Juni 4. 1 stuk.
c. dr. J. van Vloten, 1870 December 28. 1 stuk.
d. W.J. baron d'Ablaing van Giessenburg, C.F. Adams, R.C. Bakhuizen van den Brink, P.J. Elout van Soeterwoude, G. Groen van Prinsterer, Fransen van de Putte, Heemskerk, F. van Hogendorp, R. Gallandat Huet, Huidecoper van Maarseveen, De Jonge, J. Kappeyne van de Coppello, C. van Lennep, Opzoomer, prof. A. Petermann, C. Périer, E. Renan, J.R. Thorbecke, G. de Vries, juni 1861-maart 1881. 1 omslag
Deze aanteekeningen zijn door prof. Visscher gegeven aan W.A.J. baron Schimmelpenninck van der Oye, en van dat stuk afgeschreven door Jorissen in 1854.
Gedrukt in: Constantijn Huygens, Bijlagen. De copie is geschreven door Royer.
De copieën zijn gemaakt door Jorissen.
Hierbij o.a. extracten uit de resolutiën van de Staten-Generaal en uit het Verbaal Hop (1698-170).
Onderteekend door: C. De Saumaise, J. A. J. Bigot, C. A. von Wülcknitz, J. Boemer.
Gebruikt door Jorissen in: De overgave van Amsterdam in 1795.
Hierbij een brief aan Jorissen van jhr. W. A. C. De Jonge, 1883 October 17. 1 stuk De memorie is gedrukt in: De overgave van Amsterdam in 1795, Bijlage IV.
a. Kennisgeving van de benoeming van Jacobus Scheltema tot lid.
b. Rapport wegens de uitdeeling en afgifte der penningen, op 27 Januari 1795 te Amsterdam gezameld.
De aanteekeningen zijn gebruikt voor: De eerste Coalitie en de Representanten der Vereenigde Nederlanden.
a. Memorie van J. Luzac aan het Provinciaal Comité van Holland.
b. Memorie van het Provinciaal Comité aan het Provinciaal Bestuur van Holland.
Uit het archief Roëll afgeschreven; gecollationeerd door Jorissen.
Gedrukt in de Proclamatiën van het Uitvoerend Bewind 1799 Juli 17.-Blijkens aanteekeningen van Jorissen is de minuut van de hand van M. C. van Hall.
a. Notulen van de militaire rechtbank te Stavoren, ingesteld tot onderzoek hiervan, 1799/1800.
b. Verslag van den Raad van Stavoren betreffende deze kwestie.
Hierbij een begeleidend briefje aan een onbekende van D. H. Beuker Andreae Gzn., auditeur-militair, 1800 Februari 7.
Een request in onvolledig.
Enkele gedrukt in: De Amsterdamsche couranten in 1899, Historische studiën dl. IV, blz. 119 vlg.
Gebruikt voor: Een steenworp in Mei 1810, Historische Studiën dl. IV, blz. 129, no. VI.
Hierbij brieven van:
C. R. F. Krayenhoff, minister van Oorlog.
M. Piepers, secretaris-generaal bij het ministerie van Oorlog.
J. J. Cambier, minister, vice-president van den Staatsraad.
P. J. C. Grootenray, luitenant.
Het gaat over de inlijving van Holland.
Hierbij o.a.: Aanteekeningen nopens de Commissie tot overgave der gecedeerde landen uit de papieren van C. T. Elout, over de reis door Lodewijk Napoleon in November 1810 naar Frankrijk, door W. F. Röell en het verhandelde bij den Raad van Regentschap van het Koninkrijk Holland.
Van de hand van Jorissen.
Het afschrift is wellicht geschreven door Röell? Het is gedeeltelijk gedrukt bij Thiers: Histoire du Consulat et de l'Empire, blz. 330, kolom II, blz. 331.
In den omslag ligt eene lijst der stukken. Van de meeste is opgegeven, waar zij afgedrukt zijn.
Hiervan zijn twee manuscripten in extenso, waarvan één met aanteekeningen van Jorissen, Een is onvolledig. Verschillen eenigszins van de uitgave van 1863.
Het verhaal is gedeeltelijk gedrukt in: G. K. van Hogendorp en L. van Limburg Stirum in de dagen van 17 tot 21 November 1813, blz. 68-91.
Van de hand van Jorissen.
Grootendeels geschreven door Jorissen. Zie hierbij ook no. 1.
Onder de stukken zijn brieven van J. van Leeuwen, J. W. Beuker Andreae en Glyon. Zie de stukken: Aanslag op 't leven van Willem I door de Jezuiten.
Hierbij begeleidend schrijven van Humboldt aan een onbekende.
Als bijlage van een brief d.d. 1816 Januari 31 eenige "considérations financières".
a. K. G. Cobet en W. C. K. Evertsen de Jonge.
b. G. Groen van Prinsterer en N. De la Grappe Dominieus, over vermindering van huiswerk. Ongedateerd. 2 stuks.
van: a. J. Kinker, 1824 Maart 9, Mei 11. 2 stuks. Copieën.
b. J. C. de Jonge, 1821 Januari 4. 1 stuk.
c. O. Repelaar van Driel, 1821 Augustus 6. Copie. 1 stuk.
d. H. Van Wijn, 1822 Januari 2. Copie. 1 stuk.
Hierbij een begeleidende brief aan Jorissen van J. Heemskerk, 1887 Maart 13.
Van de hand van Jorissen.
Cornelis Jacobus van Assen, geboren te Harlingen 25 Augustus 1788, overleden te Leiden in 1859, studeerde aan de Hoogeschool te Franeker, alwaar hij 14 September 1810 promoveerde. Na zich te 's-Gravenhage als advocaat gevestigd te hebben, droeg Gijsbert Karel van Hogendorp hem de opleiding van zijne zoons op. In November 1813 werd Van Assen door het Algemeen Bestuur naar Friesland gezonden om zich te vergewissen, of deze provincie bereid zou zijn zich bij den opstand aan te sluiten. 5 October 1814 werd Van Assen secretaris van Prins Frederik der Nederlanden, welke functie hij zes jaren vervulde. In 1820 werd hij Referendaris bij den Raad van State en in 1821 Hoogleeraar te Leiden.
Bij het uittrekken der Leidsche Jagers, tijdens den Belgischen opstand was hij Rector Magnificus. In 1831 werd hij staatsraad in buitengewonen dienst, toegevoegd aan Prins Frederik als diens secretaris. Kort daarop werd hij secretaris en adviseur van den Prins van Oranje, Veldmaarschalk over het Leger. In 1833 kreeg hij oneenigheid met den Prins en keerde naar Leiden terug, waar hij voortdurend geraadpleegd werd en adviezen uitbracht over den politieken toestand en de scheiding van Nederland en België.
De hier aanwezige stukken van Van Assen, bevonden zich in eene portefeuille getiteld: Politiek en Literatuur betreffende België 1830-33. Vele stukken dateeren ook inderdaad uit die periode. Toch bevinden er zich stukken van vroegeren en lateren datum bij. Deze stukken hebben Prof. Jorissen later gediend bij zijn geschiedkundigen arbeid.
In de portefeuille bevindt zich eene lijst van de aanwezige stukken. 56a-ccc.
In 1821 huwde Van Assen Anna Maria van Royen.
Mr. John Bake, geboren te Leiden 1 September 1787, overleden aldaar 26 Maart 1864, promoveerde in 1810 tot doctor in de rechten en werd conrector aan de Latijnsche school. In 1815 werd hij benoemd tot buitengewoon Hoogleeraar in de litterarische faculteit en in 1817 werd hij gewoon Hoogleeraar als opvolger van zijn leermeester prof. Daniel Wijttenbach.
In den omslag ligt eene lijst van de schrijvers der brieven.
Mr. Augustinus Gerhard Besier werd geboren te Deventer 19 Mei 1756 en overleed aldaar 13 Maart 1829. Hij was burgemeester van Deventer, lid van de provinciale Staten van Overijsel, lid van de Nationale vergaderirng, lid van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, President van het Staatsbewind, Directeur van Marine en Finantiën.
Hierin correspondentie van Besier met verschillende personen en somtijds brieven van die personen aan elkaar. In den omslag ligt eene lijst der brieven. De volgorde der brieven is neit chronologisch.
aan: a. zijn vader den Luitenant-Generaal der Cavalerie J. de Falaiseau 1784 Juni 28-1788 Juni 12, en aan
b. zijne zusters 1787 Juni 16-1788 Mei 26. Benevens fransche gedichten betreffende de Fransche revolutie en het Keizerrijk.
Hierbij losse aanteekeningen door prof. Jorissen over verschillende leden der familie De Falaiseau en hun staat van dienst.
Deze stukken zijn volgens aanteekening van Jorissen zeer belangrijk voor het beleg van Utrecht in 1787 en een militaire bijdrage voor deze jaren vol van karakteristieke details.
Joannes Lublink de jonge, geboren te Amsterdam 9 Februari 1736, overleden te Utrecht 24 November 1816, wijdde zich aan de fraaie letteren, schreef in vele tijdschriften met zijne vrienden den bekenden boekverkooper Pieter Meijer, N. S. Van Winter en diens tweede vrouw de dichteres Lucretia Wilhelmina van Merken. Bij de omwenteling deed hij mede aan de politiek en bracht o.a. als voorzitter der Commissie tot overweging van scheiding van kerk en staat over die kwestie rapport uit. Hij was gehuwd met Cornelia Rydenius.
De stukken zijn meest kennisgevingen van benoemingen in verschillende staatscolleges en commissiën.
In den omslag bevindt zich eene lijst der schrijvers of geadresseerden.
Op een der stukken staat: Genomen uit de papieren van Lublink den jonge. Op een ander: Aan den Heere van Haeften in Londen, welk stuk gedeeltelijk gedrukt is in: Gedenkstukken (R.G.P.), deel IV, no. 602, blz. 594.
Willem Frederik baron Röell werd in 1767 te Amsterdam geboren, alwaar hij in 1836 overleed. Op jeugdigen leeftijd werd hij pensionaris van Amsterdam. Hij was ambteloos van 1795 tot 1802. Toen werd hij lid van Gedeputeerde Staten van Holland, secretaris dier Staten, totdat hij onder Koning Lodewijk Napoleon benoemd werd tot secretaris van Staat, Minister van Buitenlandsche Zaken. Onder Koning Willem I werd hij lid van de Commissie tot het ontwerpen eener Staatsregeling voor het herstelde Nederland, Minister van Binnenlandsche Zaken, Minister van Staat, Voorzitter der 2e Kamer en president van de Commissie tot herziening der verordeningen op het onderwijs.
Hierbij een oude lijst van die aanteekeningen. De aanteekeningen liggen geheel in de oude volgorde.
Het handschrift loopt over de gebeurtenissen bij de omwenteling van 1813 en over het belangrijkste van de beraadslagingen van de Commissie tot de samenstelling van eene Grondwet in 1814. Bij sommige nummers desbetreffende brieven van J. G. Verstolk van Soelen, mr. J. D. Meyer, mr. C. F. Van Maanen, mr. A. W. N. Van Tets van Goudriaan en J. W. Janssens.
De afschriften zijn gemaakt door Roëll.
W. F. Röell is een van de schepenen. Twee van de stukken zijn door hem geschreven.
a. Poincten van beschuldiging en eisch en conclusie van mr. D. W. Elias, hoofdofficier van Amsterdam tegen Wilhelm van Hayn, betreffende den doodslag in duel door dezen begaan, 793. Copieën. 2 stuks.
b. Advies in zake de capitale eisch van mr. D. W. Elias tegen Johan Hendrik Scheffer, betreffende de moorden door dezen begaan, 1794. Copie? 1 stuk.
Volgens eigenhandige aanteekeningen hierop van W. F. Röell, geïnsereerd in de Resolutiën van Holland.
Gedrukt bij Jorissen: De overgave van Amsterdam in Januari 1795. Bijlage I, blz. 734.
Röell was toen pensionaris van Amsterdam. Hierbij een copie van Jorissen.
Hierbij brieven van G. K. van Hogendorp en J. E. Huydecoper van Maarsseveen aan Röell. Verder zijn het grootendeels afschriften.
De brief is afkomstig van Roëll. Gedeeltelijk gedrukt in Colenbrander Gedenkstukken, deel IV, blz. 486, no. 491.
In den omslag ligt eene lijst van stukken, 78a-h.
De copie is vermoedelijk door Jorissen geschreven.
Deze papieren zijn gevonden bij de papieren Röell en daarom daarbij gelaten.
van: a. Commissarissen-Generaal voor het departement van de Zuiderzee, J. M. Kemper en C. A. Fannius Scholten, 1813 November 29, December 1. 3 stuks.
b. H. Van Stralen, benevens het copie-antwoord van Röell aan Van Stralen, 1813 November 29, December 1. 3 stuks.
De aanteekening is onvolledig.
Minuut en origineel in 1 omslag.
Hierbij ook een brief van Van Tets van Goudriaan aan Röell.
Minuten en origineelen in 1 omslag.
a. Brieven hierover aan Röell van J. G. de Mey van Streefkerk, Hofman, E. Maaskamp en Groen van Prinsterer. Met minuten van Röell's brieven. Hierbij een authorisatie aan Maaskamp van den Rijksgraaf Bentinck.
b. Inhoudsopgaven van en uittreksels uit eenige portefeuilles genummerd 8, 12, 14, 32, 33, 61, 63, 64, 66 en 67 betreffende de buitenlandsche betrekkingen der Republiek in de 18e eeuw.
Sommige zijn onvolledig. Ze loopen o.a. over Willem V en Van de Spieghel en over de stemming in de Zuidelijke provinciën in 1814 en het teruggeven van onze koloniën door Engeland. De Hollandsche aanteekening is door Jorissen gebruikt voor: De overgave van Amsterdam in 1795, blz. 48, 49.
Mr. Samuel Wiselius werd 4 Februari 1796 te Amsterdam geboren en overleed aldaar 15 Mei 1845. Hij promoveerde te Leiden in de rechten in 1790, werd secretaris en later voorzitter der vergadering der provisioneele representanten. In 1796 werd hij lid van het Comité tot den Oost-Indischen Handel (na 1800 Raad der Aziatische Bezittingen). Van 1813 tot 1840 was hij Hoofddirecteur der Politie te Amsterdam.
In den omslag ligt eene lijst der brieven. De boeken zijn losgeraakt. De volgorde is niet chronologisch.
Het 2e brievenboek bevat vrijwel dezelfde brieven als het eerste.