Terug naar zoekresultaten

2.12.26 Inventaris van het archief van de Marinecommandant Australië, tot 27 oktober 1943 tevens Onderbevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten en daarbij gedeponeerde archiefbescheiden, 1942-1947

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.12.26
Inventaris van het archief van de Marinecommandant Australië, tot 27 oktober 1943 tevens Onderbevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten en daarbij gedeponeerde archiefbescheiden, 1942-1947

Auteur

H.E.M. Mettes, W.S.A. de Ruijter

Versie

27-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2000 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Marine: Marinecommandant Australië, tot 1943 tevens Onderbevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten
Marinecommandant Australië

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1942-1947

Archiefbloknummer

D27517

Omvang

; 218 inventarisnummer(s) 10,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, een klein deel is in het.
Nederlands
Engels

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Ministerie van Marine, Marinecommandant Australië

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat rapporten over de evacuatie, rapporten over de verrichtingen van de schepen (Heemskerck, Tromp, Van Galen, Tjerk Hiddes, onderzeeboten, torpedoboten en mijnenvegers), operaties van de marine rond Nieuw-Guinea (Merauke, Biak, Hollandia), rapporten over de situatie in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting (waaronder stukken van de Netherlands Forces Intelligence Service, NEFIS), stukken betreffende Nederlandse krijgsgevangenen, rapporten over de Nederlandse marine in Australië, contacten met de geallieerde strijdkrachten, personele kwesties (onderscheidingen en decoraties) en de voorbereidingen voor de opbouw van een militair bestuur in Nederlands-Indië (= civil-affairs afdeling). Tenslotte is er gedeponeerd archief in het archief van de Marinecommandant Australië: archief van de Royal Netherlands Navy Liaison Officer te Sydney,de commandant van de onderzeebootdienst te Perth en archief van de Hr. Ms. O 19 (1943).

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Na 8 maart 1942, de val van Java, week een deel van de beroepsmilitairen uit naar Ceylon, terwijl ongeveer 1100 militairen uitweken naar Australië. Aangezien deze onvrijwillige ballingschap ongepland was, was er in de eerste weken in Australië geen sprake van enige operationele of administratieve organisatie. Het was enkel duidelijk dat de militairen in Australië onder commando vielen van de bevelhebber der strijdkrachten in het oosten (BSO). Op of omstreeks 1 maart 1942 werd schout-bij-nacht F.W. Coster, die zich in Australië bevond als voorzitter van de commissie tot aankoop van defensiematerieel, benoemd tot marinecommandant Australië (MCA). Aangezien Helfrich in Australië de behoefte had aan een onderbevelhebber, werd hij bovendien tegelijkertijd benoemd tot plaatsvervanger van de bevelhebber der strijdkrachten in het oosten, met de titel onderbevelhebber der strijdkrachten in het oosten (OBSO). Op 23 juni 1942 stelde de MCA over het KNIL-personeel in Australië een voorlopig waarnemend commandant aan, die later de titel legercommandant Australië zou voeren (LCA).
Afhankelijk van ouderdom in rang trad de LCA dan wel de MCA als OBSO op, namelijk de oudste in rang of anciënniteit van de in Australië dienende officier van land- danwel zeemacht. De BSO - en dus ook de OBSO - waren feitelijk alleen administratieve bevelhebbers. Operationeel waren ze ondergeschikt aan de geallieerde opperbevelhebbers.
De OBSO voerde het bevel over het in de South West Pacific Area gestationeerde Nederlandse en Nederlands-Indische legerpersoneel. Dit bevel beperkte zich echter tot die zaken, welke de gehele weermacht als één geheel beschouwd raakten. Deze enigszins cryptische instructie werd nader uitgewerkt in een brief van de BSO. Als zaken die dit betroffen werden aangehaald wijzingen in de traktementen, soldijen, toelagen, pensioenen en onderstanden, het verlenen van hogere (tijdelijke) rangen in bepaalde functies. In april 1942 vertrok generaal-majoor L.H. van Oyen naar de Verenigde Staten om de functie van commandant van de Royal Netherlands Military Flying School in Jackson uit te gaan oefenen. Hij werd tijdelijk vervangen door luitenant-kolonel N.L.W. van Straten.
Op 1 mei 1943 werden door de BSO voor de OBSO, MCA en LCA instructies vastgesteld waarin bovendien de onderlinge bevelsorganisatie werd geregeld. Tot dan aan toe was deze nog niet formeel geregeld. De zeer beknopte instructies van MCA en LCA dienden slechts om in grote lijn taak, bevoegdheden en arbeidsverdeling tussen deze twee functionarissen te regelen. Op dezelfde datum werd schout-bij-nacht F.W. Coster eervol ontheven van zijn functie van MCA en opgevolgd door tijdelijk schout-bij-nacht P. Koenraad.
Op 27 oktober 1943 keerde generaal-majoor L.H. van Oyen terug naar Australië. Hij werd vanaf diezelfde datum bevorderd tot luitenant-generaal. Tegelijkertijd met zijn terugkomst in Australië werd de functie van LCA opgeheven onder gelijktijdige instelling van de functie van commandant der Nederlands-Indische strijdkrachten (Clg). In dit commandement vervulde hij een dubbelrol, namelijk commandant van het KNIL en hoofd van het departement van Oorlog van Nederlands-Indië. Gezien zijn rangsverhoging werd hij ook OBSO. Hierop stelde de BSO de MCA onder zijn rechtstreeks bevel.
In 1944 bestond het hoofdkwartier van de MCA uit 5 afdelingen, te weten
  1. staf
  2. personeel
  3. materieel
  4. plaatselijke dienst
  5. intendance en administratie. ( Inv. nr. 79. )
Onder overweging dat het nodig was verschillende onderdelen van de taak van de Nederlands-Indische dienst van scheepvaart weer in georganiseerd verband te doen verrichten stemde de BSO in april 1944 ermee in om bij het hoofdkwartier der marine in Australië een afdeling scheepvaart in te stellen. De afdeling stond onder bevel van de MCA, voor de werkzaamheden van deze afdeling echter was de MCA verantwoording schuldig aan de minister van Koloniën en later aan de luitenant gouverneur-generaal. De afdeling beheerde en onderhield vaartuigen en schafte deze ook aan. Ze voerde de leiding over de werkplaats te Merauke, was verantwoordelijk voor de loodsdienst en de voorbereiding van het herstel van de betonning en bebakening. Ook beheerde de afdeling scheepvaart havens zolang het departement van verkeer en waterstaat nog niet opnieuw was ingesteld.
In juni 1944 schreef de BSO aan de MCA dat laatstgenoemde in onbezet Nederlands-Indië en Australië optrad als dienstdoend commandant zeemacht, in zoverre het dienstplichtaangelegenheden betrof. ( Inv. nr. 49. )
Op 1 oktober 1945 werd het commando over de Koninklijke marine te Australië door Koenraad overgedragen aan kapitein ter zee jhr. H.A. van Foreest.
Wat betreft de organisatie van het hoofdkwartier toont een organigram, gedateerd 8 december 1945, dat onder de MCA als staf een adjudant, een chef staf en een plaatsvervangend MCA zijn geplaatst.
De staf is ingedeeld in 6 bureaus: inlichtingen, operaties, organisatie, verbindingen, koopvaardij, vliegdienst en secretaris. Daarnaast kende het hoofdkwartier de afdelingen materieel, personeel en plaatselijke dienst, intendant, geneeskundige dienst en marine radio dienst.
In april 1946 werd begonnen met de voorbereiding van de afwikkeling van het marinecommando Australië. Het lag in de bedoeling dit commando op 1 juli daadwerkelijk op te heffen. Voor de afwikkeling en liaisontaken zou nog een afdeling van de marine in Australië worden gehandhaafd. Deze zou onder algemeen toezicht staan van de Royal Netherlands Naval Liaison Officer Australië. Het hoofdkwartier werd opgeheven. De afdeling materiaal werd omgezet in de aankoopcommissie voor materiaal en geneesmiddelen, de afdeling intendance werd omgezet in de aankoopcommissie van voeding en kleding. De afdelingen staf, personeel, geneeskundige dienst, administratie, radio en verbindingsdienst werden opgeheven. ( Inv. nr. 79. circulaire S 5/10/12. ) Op 5 augustus 1946 droeg Van Foreest het commando als commandant der marine Australië over aan de tijdelijk kapitein ter zee B.J.G. Schokking. Echter, pas op 15 augustus 1947 legde de toenmalige commandant der marine in Australië, de kapitein luitenant ter zee B.J.G. Schokking zijn commando neer. De resterende werkzaamheden werden tegelijkertijd overgedragen aan het hoofd van de marine liquidatie commissie, de officier marine stoomvaartdienst 1e klasse F. ter Horst. ( Inv. nr. 79, brief S 5/10/26. )
In de tussentijd verrichte het MCA nog een aantal belangrijke taken. Zo werden door het MCA goederen aangeschaft voor vervoer naar Nederlands-Indië. Ook was deze instantie verantwoordelijk voor de instandhouding en exploitatie van de marine luchtvaartdienst.
Voor meer informatie, zie onder andere:67-90. H.L. Zwitzer, "Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger in Australië, 1942-1945", Mededelingen van de sectie militaire geschiedenis landmachtstaf , 8 (1985)
Organigrammen
Toestand tot 1 november 1943:
Embedded Image
Toestand na 1 november 1943:
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
De afdeling staf vormde tot eind 1943 geen zelfstandig archief.
Het verslag van de historische sectie over 1 april 1950-1 januari 1951 maakt melding van het feit dat het "Archief Australië (OBSO)" is geïnventariseerd en geregistreerd. Verder zijn de telegrammen OBSO, 1943-1945 nog niet geïnventariseerd. Het tweede jaarverslag over 1951 meldt dat enkel de telegrammen na 15 augustus 1945 nog te inventariseren zijn ( Centraal Archievendepot (CAD), het archief van de Marinestaf; dossier S 8227. ) . Eind oktober 1968 werd tussen het ministerie van Defensie en het ARA overeengekomen, dat ambtenaren van de afdeling post- en archiefzaken van genoemd ministerie selectie- en inventarisatiewerkzaamheden aan dit en andere defensiearchieven zouden gaan uitvoeren. Hiertoe werd een machtiging aan de algemene rijksarchivaris gevraagd tot incidentele vernietiging. Deze ging akkoord, met uitzondering de categorie politieke rapporten van ambassades, consulaten en gezantschappen ( CAD, het archief van het ministerie van Marine, dossiernr. 449803, bundel 8. ) . In Australië kende men aanvankelijk de afdelingen personeel, materieel en intendance. Vanaf september 1943 werd daar een afdeling staf aan toegevoegd ( Archief BSO, inv. nr. 267. ) .
In 1987 werden 24 dozen van dit archief - waarschijnlijk personeelsstukken - overgeplaatst van de afdeling post- en archiefzaken KM naar het CAD. In datzelfde jaar werden nog eens 58 dozen overgeplaatst van de afdeling maritieme historie naar het CAD. In 1995 werden archiefbescheiden, afgedwaald uit dit archief en opgenomen in wat was gaan heten de collectie Tweede Wereldoorlog van het Instituut voor Maritieme Historie, hiervan wederom afgescheiden en overgeplaatst naar het CAD. Bij het begin van de inventarisatiewerkzaamheden werden zo drie afzonderlijke archiefbestanden in het depot van het CAD aangetroffen.
In 1968 werd - onder andere - het personeelsarchief van de MCA over 1942-1947 vanwege de ontruiming van de archiefbewaarplaats aan de Slachthuiskade te Den Haag overgebracht naar het hulpdepot Westeinde van het Algemeen Rijksarchief.
Overbrenging van een overheidsarchief
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Bij de selectie werd de Lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het ministerie van defensie (vastgesteld 1987) gehanteerd. In totaal werd 2,2 meter archief vernietigd.
Verantwoording van de bewerking
De bewerking van het betreffende archief bestond uit de navolgende werkzaamheden:
  • het terugbrengen van afgedwaalde archiefdelen, afkomstig uit de collectie Tweede Wereldoorlog van het Instituut voor Maritieme Historie, naar het hoofdbestanddeel van het hier betreffende archief;
  • 12 dozen archiefbescheiden, afgedwaald van het archief van de Netherlands Forces Intelligence Service werden afgescheiden en teruggebracht naar het hoofdbestanddeel van dit archief en zullen te zijner tijd - zo mogelijk -worden ingevoegd op hun oorspronkelijke plaats;
  • het selecteren in te bewaren en te vernietigen archiefbescheiden van het archief;
  • het zover mogelijk herstellen van de oude orde, met name de ordening van de stukken op registratienummer dan wel rubriek;
  • het samenstellen van een beschrijvende inventaris;
  • het verzorgen van de materiële toestand van het archief volgens de Normen goede en geordende staat. Voor wat betreft het al dan niet verwijderen van nietjes en andere metaalwaren werden afspraken gemaakt met de afdeling Archiefconservering van het Algemeen Rijksarchief om tot een goede beoordeling te komen;
  • het ompakken in zuurvrije omslagen en archiefdozen, alsmede het etiketteren van de omslagen en de archiefdozen.
Bij de bewerking van het archief van de commandant zeemacht Nederlands-Indië (CZMNI) door de Centrale Archief Selectiedienst werd een serie telegrammen aangetroffen welke waren afgedwaald van dit archief. Deze telegrammen werden, na afronding van het inventarisatieproject van het archief van het CZMNI, in augustus 2000 weer overgeplaatst van Winschoten naar het CAD te Rijswijk, waar ze alsnog in deze inventaris werden opgenomen onder inv.nrs. 194-213.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: Marinecommandant Australië, tot 1943 tevens Onderbevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten, nummer toegang 2.12.26, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Marinecommandant Australië, 2.12.26, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Zie tevens inventaris CAD 157, inventaris van het archief van de legercommandant in Australië, 1942-1945. Te vinden op het Nationaal Archief onder toegangsnummer 2.13.93.
Een aantal van de zogenaamde evacuatierapporten, oorspronkelijk opgelegd in dit archief, waarin verslag wordt gedaan van de verdediging en de evacuatie van marine-onderdelen uit het toenmalig Nederlands Indië is na afloop van de Tweede Wereldoorlog gelicht en overgedragen aan de Commissie Onderzoek Gedragingen Nederlands-Indië, op het Nationaal Archief onder toegangsnummer 2.12.51.
Zie ook het archief van de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS), op het Nationaal archief onder nummer 2.10.37.02.

Bijlagen

Instructies
( In afschrift zijn deze instructies aanwezig in het archief van de Bevelhebber der Strijdkrachten/Minister van Marine, inv. nr. 65, nr 100/1 ZG 1943. )
Instructie van 1 mei 1943
De bevelhebber strijdkrachten oosten,
Stelt vast de volgende instructie voor den Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten (OBSO).
Artikel 1 De OBSO staat rechtstreeks onder het bevel van den Bevelhebber Strijdkrachten Oosten (BSO) en voert namens dezen het bevel over het in de SWP A gestationeerde deel der Nederlandsche en Nederlandsch-Indische weermacht, met inachtneming van het vermelde onder punt 2.
Artikel 2 Hij heeft indien hij marineofficier/legerofficier is geen bemoeienis met zuiver interne zaken van leger/maritiemen aard. Het in punt 1 bedoelde bevel beperkt zich tot de diensten, welke de geheele weermacht raken en omvat mede de vertegenwoordiging van de weermacht tegenover Nederlandsche en vreemde autoriteiten.
Artikel 3 Onverminderd het bepaalde in de laatste zinsnede van de tweede zin van het vorige punt, heeft hij geen bemoeienis met straf- en tuchtzaken.
Artikel 4 Mochten de ingevolge punt 1 onder zijn bevel gestelde Marine- en Legercommandant in Australië van oordeel zijn dat door den OBSO genomen beslissingen of getroffen maatregelen de uitvoering van hun taak schaadt, dan kunnen zij zich terzake door tussenkomst van den OBSO bij voorkeur schriftelijk of zoo nodig telegrafisch tot den BSO wenden. In dit geval zendt deze laatste de door hem ontvangen brieven of telegrammen door voorzien van zijn opmerkingen.
Artikel 5 De OBSO brengt den BSO een wekelijksch verslag uit over de plaats gehad hebbende oorlogshandelingen en de appreciatie van den toestand, terwijl tevens op den 1 en en 15en van de maand over de dislocatie der Nederlandsche Strijdkrachten een rapport wordt uitgebracht.
De Bevelhebber Strijdkrachten Oosten
(w.g.) C.E.L. Helfrich
Instructie van 1 mei 1943
De bevelhebber strijdkrachten oosten,
Stelt vast de volgende instructie voor den Marine Commandant Australië (MCA).
1 De MCA staat onder rechtstreeks bevel van den OBSO.
2. De MCA voert het bevel over de in de SWP A bevindende inrichtingen der Koninklijke Marine en over de aldaar gestationeerde maritieme strijdkrachten, met inachtneming van het gestelde van de instructie voor den OBSO.
3. Hij vertegenwoordigt de Koninklijke Marine tegenover Nederlandsche en vreemde autoriteiten.
De Bevelhebber Strijdkrachten Oosten
(w.g.) C.E.L. Helfrich
Instructie van 1 mei 1943
De bevelhebber strijdkrachten oosten,
stelt vast de volgende instructie voor den Leger Commandant Australië (L.C.A.)
1. De LCA staat onder rechtstreeksch bevel van den OBSO.
2. De LCA voert het bevel over de onderdeelen van het KNIL in de SWP A met inachtneming van het gestelde in lid 1 van de instructie voor den OBSO.
3. Hij houdt toezicht op de ten behoeve van het leger gedane uitgaven en treedt op als kasinspecteur tav de daarvoor bestemde gelden.
4. Hij vertegenwoordigt het KNIL tegenover Nederlandsche en vreemde autoriteiten.
5. Tav zuiver administratieve zaken het KNIL betreffend, is hij bevoegd rechtstreeks te corresponderen met den Minister van Koloniën.
De Bevelhebber Strijdkrachten Oosten
(w.g.) C.E.L. Helfrich
Colombo, 7 october 1943
Op datum van aankomst in Australië van den generaal-majoor L.H. van Oyen van het wapen der militaire luchtvaart wordt de instructie MCA, zoals die was vastgesteld bij beschikking BSO d.d. 1 mei 1943 no. S5/4/31 gewijzigd zodat die komt te luiden:
Stelt vast de volgende instructie voor den Marine Commandant Australië MCA).
1. De MCA staat onder rechtstreeksch bevel van den BSO.
2. De MCA voert het bevel over de in SWP A bevindende inrichtingen der Koninklijke Marine en over de aldaar gestationeerde maritieme strijdkrachten, met inachtneming van het gestelde in lid 1 van de instructie voor den OBSO.
3. Hij vertegenwoordigt de Koninklijke Marine tegenover Nederlandsche en vreemde autoriteiten.
De Bevelhebber Strijdkrachten Oosten
(w.g.) C.E.L. Helfrich
Op dien datum worden tevens van kracht de hiernevens gaande (nieuwe) "Instructie van den OBSO", en de eveneens hiernevens gaande "Instructie voor den Clg", welke laatste is vastgesteld bij beschikking Minister van Koloniën d.d. 28 augustus 1943, no. 62/L.Cdo. De functie van LCA vervalt alsdan.
Namens de Bevelhebber der strijdkrachten in het oosten de chef van den Staf
(w.g.) L.G.L. van der Kun
Colombo, 7 october 1943
1 Gevolg gevende aan de opdracht van den Minister van Marine no 130/2 ZG 1943 van 6 september 1943 heb ik de eer UhoogEdelgestrenge hiernevens te doen toekomen
a. afschrift van het besluit van den Minister van Koloniën d.d. 28 augustus 1943 no. 62/L.Cdo;
b. afschrift der bij beschikking sub a. vastgestelde instructie voor den commandant der Nederlandsch- Indische Legerstrijdkrachten;
c. de nieuwe instructie voor den OBSO welke door mij is vastgesteld.
2. Van het vermoedelijke tijdstip van aankomst van Generaal van Oyen in Australië zal ik U nader in kennis stellen. Hij begeeft zich eerst naar West-Indië.
3. Bij de aanvaarding der functie van Clg komt tegelijkertijd die van LCA te vervallen.
4. Te allen overvloede zij meegedeeld dat de sub 1 b en c vermelde instructies in overleg met den Minister van Koloniën, den BDZ en met mij zijn ontworpen.
5. Voor den LCA voeg ik een afschrift der sub la, b, c genoemde bescheiden benevens doordruk van dezen brief
6. De nieuwe instructie OBSO wordt van kracht op het tijdstip bedoeld in sub 2.
7. Op ditzelfde - sub 6 -vermelde tijdstip wordt in de thans geldende, op 1 mei 1943 door mij vastgestelde, instructie MCA, lid 1, in stede van OBSO, gesteld: BSO.
No 62/L.Cdo
( Afschrift van deze brief aanwezig in het archief van de Bevelhebber der strijdkrachten in het oosten, inv. nr.77. )
Londen, 28 augustus 1943
De minister van koloniën
uitoefenende het Algemeen Bestuur van Nederlandsch-Indië krachtens Staatsblad C.39;
gelet op:
artikel 32 van de Indische Staatsregeling; overwegende;
dat na het openvallen van de plaats van bevelhebber der Landmacht nog geen opvolger is benoemd en dat het noodig is tijdelijk in de benoeming in de waarneming te voorzien;
heeft goedgevonden:
a. bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, met ingang van den dag zijner aankomst in Australië, te belasten met de waarneming van de functie van Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog,
den Generaal-Majoor van het Wapen der Militaire luchtvaart, adjudant ibd van H.M. de Koningin,
L.H. van Oven
b. vast te stellen de hierbij gevoegde instructie voor voornoemden commandant.
Instructie voor den Commandant der Nederlandsch-Indische Legerstrijdkrachten (CLG)
Artikel 1
1. De Clg is, met inachtneming van het sub 2) in dit artikel vermelde, rechtstreeks gesteld onder den (wnd) Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, of, zoolang deze functie niet is vervuld, onder de autoriteit, aan wie het algemeen bestuur in Nederlandsch-Indië is opgedragen.
2. Met betrekking tot het beleid ten aanzien van de onder geallieerde bevelvoering gestelde legerstrijdkrachten, uitsluitend in verband met de krijgsverrichtingen in het Verre Oosten, is de Clg rechtstreeks gesteld onder den BSO (BDZ).
Artikel 2
De Clg bezit, met inachtneming van de thans geldende bijzondere omstandigheden, de bevoegdheden en verplichtingen van den Commandant van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en Hoofd van het departement van Oorlog van Nederlandsch-Indië.
Artikel 3
De Clg is belast met de voorbereiding en de uitvoering van de militaire maatregelen, welke mogelijk en noodzakelijk zijn voor het herstel en de handhaving van het Nederlandsche gezag in vrij, en van den vijand te bevrijden, Nederlandsch-Indisch gebied. Hij volgt ter zake de aanwijzingen van de autoriteit bedoeld in artikel 1, sub 1.
Artikel 4
1. In aangelegenheden, niet vallende onder art 1 sub 2), welke mede van belang zijn voor de Koninklijke Marine, pleegt de Clg overleg met den betrokken commandant der zeestrijdkrachten.
2. T.a.v. gemeenschappelijke diensten van de Koninklijke Marine en het KNIL worden v.z.n. afzonderlijke instructies vastgesteld.
De bevelhebber strijdkrachten oosten
Stelt vast de volgende instructie voor den Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten (OBSO)
Artikel 1 De OBSO, met standplaats Australië voert in de SWP A namens den BSO het bevel over de Nederlandsche diensten, instanties, inrichtingen e.d., welke beide onderdeel en der weermacht gezamenlijk betreffen, met inachtneming van de voor bedoelde diensten afzonderlijk vastgestelde instructies
Artikel 2 Hij vertegenwoordigt aldaar de Nederlandsche weermacht als zoodanig tegenover Nederlandsche en vreemde autoriteiten.
Artikel 3 De OBSO brengt de BSO een wekelijksch verslag uit over de plaats gehad hebbende oorlogshandelingen en de appreciatie van den toestand, terwijl tevens op den 1en 15en van de maand over de dislocatie der Nederlandsche strijdkrachten een rapport wordt uitgebracht.
Artikel 4 In zaken, welke het beleid betreffen in verband met de krijgsverrichtingen van de gezamenlijke strijdkrachten in de SWPA, treedt de OBSO op als vertegenwoordiger van den BSO.
Artikel 5 Mocht de Marine- of de Legercommandant in Australië van oordeel zijn dat door den OBSO zelfstandig genomen beslissingen of getroffen maatregelen tav het in punt 4 bedoelde beleid de uitvoering van hun taak schaadt, dan kunnen zij zich terzake door tussenkomst van den OBSO, bij voorkeur schriftelijk of zoo nodig telegrafisch, tot den BSO wenden. In dit geval zendt de OBSO de door hem ontvangen brieven of telegrammen door, voorzien van zijn opmerkingen.
Artikel 6 Deze instructie wordt van kracht op het tijdstip dat de instructie van den waarnemend Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog van kracht wordt.
De Bevelhebber Strijdkrachten Oosten
(w.g.) C.E.L. Helfrich

Archiefbestanddelen