Terug naar zoekresultaten

2.10.17 Inventaris van het archief van de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië, (1936) 1945-1949 (1969)

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.10.17
Inventaris van het archief van de Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië, (1936) 1945-1949 (1969)

Auteur

M.G.H.A. de Graaff

Versie

24-03-2022

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1995 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië
Proc.-Gen. Hooggerechtshof Ned.-Ind.

Periodisering

archiefvorming: 1945-1949
oudste stuk - jongste stuk: 1936-1969

Archiefbloknummer

K23097

Omvang

1505 inventarisnummer(s); 18,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het, een gedeelte is in het
Nederlands
Maleis

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië ((1936) 1945-1949 (1969)) Secretariaat van Staat voor de Binnenlandse Veiligheid

Samenvatting van de inhoud van het archief

De Procureur-Generaal (PG) was de hoogste ambtenaar van het Openbaar Ministerie in Nederlands-Indië. Hij was verbonden aan het Hooggerechtshof in Batavia. De PG was belast met handhaving en vervolging, gaf richtlijnen aan de politie en controleerde het gevangeniswezen. Vanaf 1945 veranderde dit in zoverre dat deze taken moesten worden uitgevoerd onder de Staat van Oorlog en Beleg. De Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS) werd tijdelijk het opsporingsapparaat van de PG. Zij verrichtten aanvankelijk het onderzoek in het kader van de opsporing en vervolging van Japanse oorlogsmisdadigers. Later werd werk overgedragen aan het in september 1945 opgerichte Regeringsbureau tot Nasporing van Oorlogsmisdadigers en de auditeurs-militair bij de temporaine (= tijdelijke) krijgsraden.
Het archief bevat informatie over de Japanse bezetting en dossiers over de vervolging van Japanse oorlogsmisdadigers en collaborateurs. Een belangrijk deel van de stukken weerspiegelt de strijd van Nederland tegen het naoorlogse vrijheidsstreven in Nederlands-Indië: politieke rapportages (geordend op geografische regio), toezicht op Republikeinse-, communistische- en islamitische partijen en groeperingen, toezicht op de Republikeinse pers, op vreemdelingen. Ook zijn er stukken over misdragingen van Nederlandse militairen uit de periode 1945-1950. Het archief bevat verder stukken die staatkundige en bestuurlijke aangelegenheden betreffen. Een lijst met afkortingen en een lijst van NEFIS area-codes is bijgevoegd.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Taken en bevoegdheden van de Procureur-Generaal
De taken en bevoegdheden van de procureur-generaal zijn vastgelegd in het Reglement op de Rechterlijke Organisatie (RO) welke vastgesteld werd bij Indisch Staatsblad 1847/23 en dat in werking trad per 1 mei 1848. ( De Wetboeken, wetten en verordeningen van Indonesië, uitgegeven door mr W.A. Engelbrecht, jaargang 1954, pp. 100-142: Reglement op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie. Hierin zijn tevens de wijzigingen sinds 1848 opgenomen. ) Hij maakte deel uit van het Hooggerechtshof (art. 151 Reglement RO) en vertegenwoordigde daar als zodanig, krachtens art. 54 (gewijzigd Ind.Stb. 1920/786 en 787), het Openbaar Ministerie. Hij kon zich daar laten bijstaan of vertegenwoordigen door Advocaten-Generaal. Als zodanig was hij belast met de handhaving van de wettelijke bepalingen en besluiten van het openbaar gezag, met de vervolging van misdrijven en overtredingen en met het doen uitvoeren van strafvonnissen (art. 55 RO). De leiding die de hoofden van het gewestelijk bestuur hadden over de politie in hun gewest geschiedde volgens de instructies en bevelen die de procureur-generaal hen verstrekte ten aanzien van het handhaven der openbare orde en rust en het opsporen en voorkomen van misdrijven en overtredingen (art. 180 en 181 RO, art. 489 Rechtsreglement Buitengewesten). ( Mr Ph. Kleintjes, Staatsinstellingen van Nederlandsch-Indië, 5e druk, Amsterdam 1927, pp. 280 deel I en pp. 35 en 225 deel II. ) Hoewel de procureur-generaal de centrale leiding had over de politie in geheel Nederlands-Indië kon hij ten aanzien van de inrichting van het inlands bestuur en de politietaken daarvan slechts voorstellen doen aan de gouverneur-generaal maar geen bevelen geven.
Hij hield voorts controle op de gevangenisregisters (art. 144 en 182 Reglement RO) en op de registers van alle rechtszaken en hield van de afhandeling daarvan aantekening. De procureur-generaal was slechts verantwoording verschuldigd aan de Gouverneur-Generaal.
Bij de oprichting van het Indische Departement van Justitie in 1870 ging een aantal taken die voordien door de President van het Hooggerechtshof en de procureur-generaal werden uitgevoerd naar dat departement. Dit betrof voornamelijk de juridische en administratieve ondersteuning van het staatsapparaat. ( Idem, Kleintjes pp. 280 en Ind.Stb 1870/42. ) Na 1945 verandert er in de voor-oorlogse taken vrij weinig zij het dat de taken moesten worden uitgevoerd in een sterk ingekrompen gebied en dat zij deels moesten worden uitgevoerd onder de Staat van Oorlog en Beleg. ( Koninklijk besluit 13 september 1939 nr 32, Ind.Stb 1939/582; afgekondigd per 10 mei 1940. ) Ook het reglement op de rechterlijke organisatie zoals gewijzigd bij Ind.Stb. 1947/20, bracht geen wijzigingen in de taken van de procureur-generaal. Een nieuwe taak die in 1945 aan de procureur-generaal werd toebedeeld was het beleid ten aanzien van de vervolging van oorlogsmisdrijven. De coördinatie van het onderzoek en het bijeenbrengen van bewijslast werd in handen gelegd van het Regeringsbureau tot nasporing van Oorlogsmisdaden en van de auditeurs-militair, die onder leiding stonden van de procureur-generaal. ( De ordonnanties op basis waarvan de vervolging in Nederlands-Indië van oorlogsmisdrijven plaats vond: a. begripsomschrijving oorlogsmisdrijven (Ind.Stb. 1946/44); strafrecht oorlogsmisdrijven (Ind.Stb. 1946/45); rechtsmacht oorlogsmisdrijven (Ind.Stb. 1946/46); rechtspleging oorlogsmisdrijven (Ind.Stb. 1946/47). Een uitgebreide toelichting op deze wetgeving is opgenomen in Ind.Stb. Bijblad 15031, met name § 5-10. Voor de procedures voor de berechting, zie: Herziene Rechtspleging bij de Landmacht, Ind.stb. 1945/112 en 126. ) Met name het inlichtingen-apparaat dat voor de oorlog al aanmerkelijk was uitgegroeid tengevolge van de nationalistische stromingen, kende in de periode na 1945 een ongekende groei. Bij de totstandkoming van de Voorlopige Federale Regering in maart 1948 was naast de oprichting van elf departementen van algemeen bestuur tevens voorzien in de vorming van staatssecretariaten voor bijzondere taken. Het Staatssecretariaat voor Binnenlandse Veiligheid, dat onder de hoede van lt.kol Soeria Santoso kwam, kreeg als taak de coördinatie van alle politionele gezagsapparaten, alsmede de voorbereiding van een toekomstig Departement van Defensie. ( Dit staatssecretariaat kwam voort uit de Afdeling Intelligence en Loyaliteitsonderzoek, het na-oorlogse politiële inlichtingenapparaat aanvankelijk onder leiding van de Chief Commanding Officer van de AMACAB-organisatie op Java, nadien onder het Algemeen Hoofd Tijdelijke Bestuursdienst Java, vervolgens na de eerste politionele actie onder de RECOMBA West-Java. ) Door tegenwerking van militaire zijde, met name van de legercommandant S.H. Spoor en de Marine-commandant Pinke, die niet bereid waren delen van hun intelligence-taak uit handen te geven, kon dit staatssecretariaat vanaf zijn oprichting nimmer een belangrijke rol spelen. Bij de militaire verovering op de Republik Indonesia van gebieden op Java en Sumatra gedurende de eerste en de tweede politionele actie, ging in het gevolg van het burgerlijk bestuur (de RECOMBA, later TBA) tevens een vertegenwoordiger van de procureur-generaal mee, die tot taak had het justitieel opsporings- en vervolgingsapparaat te organiseren op basis van voorlopige rechtsreglementen. ( Algemeen Rijksarchief, Inventaris van het archief van de Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische regering en de daarbij gedeponeerde archieven, 1942-1950 (nummer toegang 2.10.14.03): Organisatie van het Hoofdparket, inv.nr 4634; Invoering van het voorlopig rechtsreglement na de 1e politionele actie, inv.nrs 4638-4649; Invoering van de voorlopige regeling rechtswezen na de 2e politionele actie, inv.nrs 4656-4661. ) De invoering van deze voorlopige reglementen had een vergroting van het apparaat tot gevolg.
Aan de andere kant werd het werkterrein van de procureur-generaal ondanks genoemde gebiedsvergroting door de politionele acties, door de invoering van de zelfstandige deelstaten met hun eigen rechterlijke organisatie gaandeweg steeds kleiner. Zo werden in het kader van de overdracht van taken van de centrale overheid aan diverse deelstaten het opsporings- en vervolgingsbeleid overgedragen aan de procureur-generaal in de betreffende negara en bleven aan de procureur-generaal over het algemeen slechts die taken over die betrekking hadden op coördinatie van deelstaat-overschrijdende activiteiten.
De Dienst der Algemene Recherche
Ter uitvoering van zijn taken had de procureur-generaal de beschikking over een of meer Advocaten-Generaal en was er bij het Hoofdparket van het Hooggerechtshof een recherchedienst, de Dienst der Algemene Recherche, ingericht. Deze dienst, opgericht in 1918, had tot taak de procureur-generaal in diens kwaliteit van Hoofd der Politie bij te staan en van advies te dienen. In de loop der jaren was de dienst uitgegroeid tot het centrale lichaam waar alle gegevens uit Nederlands-Indië op politiek-politioneel terrein werden ontvangen en bewerkt. Daarnaast was zij ook de centrale criminele recherche wat de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en de valsemunterij betreft. In 1941 was er bovendien aan toegevoegd een Centrale Vreemdelingendienst voor het houden van toezicht op rondreizende vreemdelingen. De Algemene Recherche was dus wat het ene gedeelte van haar taak betreft advieslichaam van de procureur-generaal, voor het andere gedeelte de centrale politionele instantie op politiek en crimineel terrein.
In de naoorlogse situatie had de dienst te kampen met een ernstig gebrek aan archieven en cartotheken, die immers alle bij de capitulatie in 1942 waren vernietigd. Ook het netwerk van contacten was grotendeels verloren gegaan of niet betrouwbaar meer. Daarom werd in 1945 besloten om deze dienst tijdelijk in te schuiven in de organisatie van de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS) opdat het best mogelijke gebruik van alle beschikbare gegevens gemaakt zou kunnen worden. Naarmate het opsporingsapparaat van de procureur-generaal vorm kreeg werd deze samenvoeging geleidelijk ongedaan gemaakt.
Regeringsbureau tot nasporing van Oorlogsmisdadigers
Bij de terugkeer van de Nederlands-Indische regering in Batavia kwam de vervolging van oorlogsmisdadigers geleidelijk op gang. Aanvankelijk was de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS) vrijwel het enige orgaan dat bij de vervulling van de intelligence-taak de beschikking kreeg over gegevens inzake gepleegde oorlogsmisdrijven. Deze taak werd langzamerhand overgenomen door het Regeringsbureau tot nasporing van Oorlogsmisdadigers en de auditeurs-militair bij de temporaire krijgsraden. Het bureau, dat aanvankelijk in Brisbane, later in Batavia gevestigd was, werd opgericht bij gouvernementsbesluit van 11 september 1945 nr 12. ( Ind.Stb. 1946/30. ) Het besluit bepaalde dat de procureur-generaal aan het hoofd stond van dit bureau, terwijl de dagelijkse leiding werd opgedragen aan het onderhoofd met de titel van advocaat-generaal. Het bureau werd belast met de nasporing van oorlogsmisdrijven in Nederlands-Indië en het bijeenbrengen, systematiseren en zo nodig doorgeven aan daarvoor in aanmerking komende binnen- en buitenlandse instanties, van alle verkregen inlichtingen en bewijsmateriaal in verband met de voorbereiding van de vervolging en berechting van de daders. De procureur-generaal vertegenwoordigde het bureau in aangelegenheden van technische aard tegenover soortgelijke buitenlandse instanties. In verband hiermee werd een tijdelijke vertegenwoordiging van de procureur-generaal te Singapore ingesteld, die verbonden was aan de Military Courts for the trial of persons charged with having committed War Crimes.
Secretariaat voor Speciale Diensten te Singapore
Het burgerlijk bestuur over de residentie Riouw werd vanaf september 1945 gevoerd vanuit Singapore en bij de verhuizing van dit bestuur in mei 1946 naar Tandjung Pinang achtte de resident het raadzaam een bureau voor het politiële inlichtingenwerk in Singapore aan te houden. Dit bureau werkte vanaf december 1945 tevens samen met het aldaar gevestigde Buitenkantoor NEFIS. Het bleek echter dat de verzamelde inlichtingen een belang hadden dat uitsteeg boven die van de residentie Riouw. Toen dan ook in begin 1947 plannen bekend werden om deze post op te heffen maakte de procureur-generaal daar ernstig bezwaar tegen. In een brief aan de directeur van Binnenlands Bestuur stelt hij: ( Archief Procureur-Generaal, inv.nr 215. Hierin: brief van de PG aan de directeur Binnenlands Bestuur dd. 31 januari 1947 no 460/A3. )
(...) dat het in deze tijden onverantwoord zou zijn de te Singapore bestaande waarnemingspost op te heffen, (...). Het zal u evenzeer bekend zijn, dat Singapore niet alleen een centrum van Indonesische politieke activiteit is, maar ook een knooppunt is van den internationalen handel van de republiek, welke ten nauwste verweven is met haar politieke doelstellingen.
Als gevolg hiervan werd in maart 1947 de politie-functionaris voor Riouw, P.A. van der Poel, naar zijn standplaats Tandjung Pinang teruggeroepen. Onder de directe bevelen van de procureur-generaal werd vervolgens de politie-commissaris S. van Hulst als police liaison officer verbonden aan het Nederlandse Consulaat-Generaal in Singapore. Deze functionaris heeft onder de naam van Secretaris voor Speciale Diensten een stroom van inlichtingen vanuit Singapore en omliggende gebieden aan de procureur-generaal doen toekomen, waarin in toenemende mate ook het vanuit China opdringende communisme een grote rol ging spelen. Wegens ziekteverlof van Van Hulst nam zijn voorganger, de commissaris van politie P.A. van der Poel, zijn taak per 1 februari 1949 over. In november 1949 werd de functie in het militaire inlichtingenveld getrokken door de aanstelling van een officier van de Centrale Militaire Inlichtingendienst.
De functie van procureur-generaal werd in 1945 aanvankelijk waargenomen door prof mr J.E. Jonkers, die evenwel kort daarop bij besluit van de gouverneur-generaal van 26 februari 1946 nr 2 naar Nederland vertrok en opgevolgd werd door mr H.W. Felderhof. Felderhof, voorheen auditeur-militair en lid van de Commissie tot herziening van het Militair Strafrecht, stond bekend als een specialist op dit gebied. Hij zou de functie van procureur-generaal vervullen tot medio 1949 en werd als zodanig opgevolgd door mr Urip Kartodirdjo.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het naar Nederland overgebrachte deel van het archief van de procureur-generaal heeft na bewerking en herverpakking een omvang van 21 meter en bestaat uit:
  • Archiefstukken van het Hoofdparket van de Procureur-Generaal;
  • Archiefstukken en cartotheken van de Dienst der Algemene Recherche bij het Hoofdparket, voornamelijk afkomstig van de Afdeling Politieke Zaken en van de Speciale Afdeling belast met de bestrijding van het communisme;
  • Documentatie van de Intelligence Afdeling van het voormalig Kantoor (Staatssecretariaat) voor Binnenlandse Veiligheid waarvan de taken en de documentatie waren overgenomen door de Dienst der Algemene Recherche.
De bovengenoemde, zogenaamde "kwetsbare archieven" werden, ingevolge aanschrijving van de Regering van Indonesië van 26 september 1949 nr HC/68/AST 3/geheim, gevolgd door het zeer geheime codetelegram van de minister van Overzeese Gebiedsdelen van 5 november 1949 nr 462, uit veiligheidsoverwegingen afgezonderd van de overige bestanden en, mede op speciaal verzoek van de minister-president, reeds op 15 december 1949 verpakt in 27 kisten per m.s. Oranje naar Nederland overgebracht. Niet verzonden werden onder meer de archiefstukken betreffende de Darul Islam en die betreffende Chinezen, terwijl ook de archieven van de Centrale Dienst der Opiumrecherche (met uitzondering van de stukken inzake de republikeinse opiumzaak!), van het Centraal Bureau van de Valsemunterij, van de Vreemdelingendienst, van de Afdeling Criminele Zaken, van de Opsporingsdienst en van de Persafdeling benevens de dossiers betreffende Duitsers en NSB-ers in Indonesië achterbleven benevens het archief van het Regeringsbureau voor de Opsporing van Oorlogsmisdrijven, welk bureau verbonden was aan het parket van de procureur-generaal. Tegen bovengenoemde verscheping werd bij brief van 31 januari 1950 nr 505/50 gericht aan de Hoge Commissaris, door drs Mohammed Hatta, in zijn kwaliteit van minister-president van de Republiek Indonesia Serikat ernstig bezwaar aangetekend. Hatta had uit de beschrijvingen begrepen dat de bedoelde overgebrachte stukken niet alleen voor Nederland van belang waren maar ook voor de republiek. Bovendien stelde hij dat het: "(...) geen breedvoerig betoog behoefde dat bedoeld politiek archief ook gegevens bevat, die op ondergrondse bewegingen betrekking hebben, onder meer tegen de regering van Indonesië gericht. Om deze bewegingen te kunnen onderdrukken en bovendien de openbare orde en rust te kunnen handhaven heeft de republikeinse regering van de VSI bedoeld archief ten zeerste van node. In verband met het bovenstaande moge ik U uitnodigen het daarheen te willen leiden dat de regering van de Republiek van de VSI wederom de beschikking krijgt over het politiek archief, dat door de prefederale regering voornoemd is verwijderd...". Bij deze brief bevindt zich een specificatie van de bescheiden die werden terugverlangd. Ten aanzien van deze archieven was bij de Ronde Tafel Conferentie geen voorziening getroffen. In een brief van de republikeinse delegatie van 16 november 1949 werd slechts gewag gemaakt van de archieven van de Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon en zijn Kabinet en van zijn gedelegeerden. Slechts ten aanzien van déze archieven werd er door de Republiek mee ingestemd dat zij ter beschikking van Nederland zouden blijven en dan nog voorzover zij niet van belang zijn voor de Regering van de Verenigde Staten van Indonesië. ( Algemeen Rijksarchief, archief Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen, geheim dossier G 8569. ) Over de archieven van de procureur-generaal werd niet gerept. De Hoge Commissaris kon dan ook niet anders dan concluderen dat Nederland niet de bevoegdheid heeft gehad deze archieven over te brengen. Slechts een aantal bundels, gegevens over militaire zaken en over de politieke situatie in Nederland, gegevens van en over diplomatieke en consulaire posten en gegevens van en over Nederlanders en buitenlanders kon hij naar eer en geweten hiervan uitsluiten. Voor het overige meende hij dat het behoud daarvan door Nederland "bezwaarlijk te verdedigen" viel en erkende hij het recht en de noodzakelijkheid voor Hatta om deze bestanden te claimen ten behoeve van de uitvoering van de taak van de VSI. Hij adviseerde de Minister van Overzeese Gebiedsdelen dan ook Hatta te antwoorden dat het nooit in de bedoeling heeft gelegen deze archieven blijvend aan de VSI te onttrekken doch deze slechts te schiften en te sorteren op basis van bovengenoemde scheidingscriteria en dat spoedige terugzending zou volgen. Dan moesten er wel zo voegde hij er aan toe "de stukken waarvan de kennisneming door de RIS bepaald ongewenst moet worden geacht" op korte termijn daaruit verwijderd worden. Ten departemente wordt besloten de bestanden op de voorgestelde wijze te sorteren en ze gefaseerd terug te sturen. De terugzending geschiedde rechtstreeks aan de rechtsopvolger van de Dienst der Algemene Recherche, de Djawatan Reserse Pusat, de eerste zending op 22 april 1950, spoedshalve per vliegtuig. De laatste zending werd op 28 juli 1950 verscheept. ( Specificaties van de teruggezonden bundels zijn te vinden in het dossierarchief van het Ministerie van Overzeese gebiedsdelen, geheim dossier G8569. ) Dit verklaart het ontbreken van een eigen cartotheek van de procureur-generaal, die werd teruggestuurd, tegenover de aanwezigheid van een zeer uitgebreide cartotheek op personen, verenigingen en bedrijven, samengesteld door het Staatssecretariaat voor Binnenlandse Veiligheid, die buiten deze retourzending bleef. Op het achterblijvende gedeelte werd door departementsambtenaren een zeer globale lijst gemaakt. In 1966 werd het gehele bestand overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. Intussen was er al van een toenemend gebruik sprake, in de eerste plaats door dr M. Boon, in overheidsdienst bezig met het verzamelen en publiceren van archivalia over de Indonesische kwestie welke werkzaamheden na zijn overlijden werden voortgezet door dr C. Smit, honorair adviseur bij de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis. De gebeurtenissen in Indonesië in de periode 1945-1950 werden steeds vaker voorwerp van journalistiek en wetenschappelijk onderzoek en de gebleken slechte toegankelijkheid van het bronnenmateriaal was in 1969 mede aanleiding geweest tot het verstrekken van de opdracht aan de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis tot publikatie van de officile bescheiden uit overheids- en andere archieven betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen in de periode 1945-1950.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
De geschiedenis van het archief heeft zijn weerslag gehad op het inventarisatieproces. Het heen-en-weer gesleep en de toegenomen belangstelling heeft het slecht geordende archief van de procureur-generaal geen goed gedaan. Veel bundels uit de voorlopige lijst werden bij de overdracht aan het Algemeen Rijksarchief niet meer teruggevonden. Zij zijn waarschijnlijk samengevoegd bij andere bundels in dit bestand of overgebracht naar andere archiefbestanden. Bovendien had een zo innige vermenging plaatsgevonden tussen de vier hierboven genoemde afdelingsarchieven dat ervan moest worden afgezien deze weer te splitsen en apart te beschrijven. Er viel in de bestanden ook geen enkele organische structuur meer te bespeuren, noch een spoor van oude ordeningskenmerken. De meeste stukken waren zonder registratuurkenmerken in het documentair systeem geborgen. Gekozen werd daarom voor een inventaris waarin het documentair karakter van het archief het meest tot zijn recht zou komen en waarin het accent moest komen te liggen op de naam- en trefwoordenklapper.
Omdat in de praktijk met de lijsten nog wel te werken viel werd met deze herinventarisatie gewacht tot de inventaris van het in de zelfde periode uit Indonesië overgebrachte archief van de Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische Regering zou zijn voltooid. ( Inventaris van het archief van de Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische Regering en de daarbij gedeponeerde archieven, 1942-1950, deel I t/m IV (nummer toegang 2.10.14). )
De inventarisatie van het archief van de procureur-generaal werd in 1992 ter hand genomen en in 1994 voltooid.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Procureur-Generaal bij het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië, nummer toegang 2.10.17, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Proc.-Gen. Hooggerechtshof Ned.-Ind., 2.10.17, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Inventaris van het archief van de Algemene Secretarie van de Nederlands-Indische Regering en de daarbij gedeponeerde archieven, 1942-1950, deel I t/m IV (nummer toegang 2.10.14).

Bijlagen

Archiefbestanddelen