De hier beschreven stukken zijn te beschouwen als een losgeraakte bestanddelen van ministeriearchieven. De stukken uit de periode 1940-1942 behoren tot het zgn. "Eerste Haags archief" van het Departement van Buitenlandse Zaken. De stukken uit de periode 1942-1945 behoren strikt formeel tot het archief van het (Haagse) Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, en wel van de Directie van Handel en Nijverheid. Ze betreffen voornamelijk juridisch-econimische aspecten van Nederlandse handelverhoudingen met het buitenland.
Carel Jozef Marie Schaepman bekleedde in de periode 1939-1942 de functie van hoofd van de afdeling Consulaire en Handelszaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tijdens de bezetting kon het departement van Buitenlandse Zaken nauwelijks meer functioneren, omdat de Nederlandse belangen in de door de Duitsers bezette gebieden vooral door Duitse instellingen werden bepaald. In de neutrale en geallieerde gebieden behartigde het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen de belangen van het Koninkrijk. Het Haagse departement werd dan ook opgeven, omdat er geen zinvolle taak meer voor was. Bij deze opheffing van in 1942 werden de restanten van de taken van Schaepmans afdeling overgeheveld naar het Haagse departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Schaepman ging met "zijn" taken mee en kreeg bij die gelegenheid de titel van Administrateur in Algemene Dienst van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. De voornaamste bezigheden van Schaepman in deze kwaliteit was het onderhouden van contacten met het in Brussel gevestigde 'Bureau tot behartiging van de Nederlandse belangen' en de 'Offices Néerlandais' en (vanaf november 1942) de 'Niederländische Betreuungsstelle' in Parijs en Marseille in verband met de behartiging van belangen van Nederlanders in die landen. Na de oorlog trad Schaepman weer in dienst bij het heropgerichte Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Behalve de notulen is ook een deel van de vergaderstukken en correspondentie in het secretariaatsarchief van het college te vinden. Dit archief is nogal onvolledig aan ons overgeleverd. Een belangrijk deel van hetgeen in het college-archief ontbreekt, is evenwel terug te vinden in het archief van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945 (toegang 2.03.06). Het merendeel der college-stukken is aan alle secretarissen-generaal toegezonden, maar nergens zijn deze zo volledig bewaard gebleven als in het archief van dit ministerie.
Om misverstanden te voorkomen: niet àlle stukken, uitgaande van het College van Secretarissen-Generaal zijn bewaard in het archief van het secretariaat van het College, noch in dat van het Ministerie van Algemene Zaken. Veel belangrijke onderwerpen zijn in het college behandeld, met name de vraag hoe de departementen moesten voldoen aan de wensen en eisen van de Duitse bezettende macht.
Het College van Secretarissen-Generaal is in 1902 ingesteld door de ministerraad. Het was aanvankelijk belast met het opstellen van adviezen voor de ministerraad over de inwendige dienst van de ministeries, voorzover die alle ministeries betrof. Na het vertrek naar Engeland van de regering op 13 mei 1940 had het college de plaats ingenomen van de ministerraad. Tot mei 1940 vergaderde het college incidenteel, daarna enige malen per week. Vanaf oktober 1943 kwam het college niet meer bijeen, omdat de ministeries verspreid waren over het land en reizen naar een centrale vergaderplaats ernstig bemoeilijkt was door de oorlogsomstandigheden. Het college stond in een onmiddellijk contact met de Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden Seyss-Inquart. Aanvankelijk werden alle belangrijke problemen in het college besproken. In de latere jaren werden steeds meer zaken door de secretarissen-generaal, ieder op zijn eigen terrein, zelf beslist, zonder overleg in het college. De Duitse overheid wenste ook met de secretarissen-generaal individueel te opereren en niet met een college.
Een tweetal mappen zijn van het secretariaatsarchief van het College van Secretarissen-Generaal afgescheiden, omdat ze bleken te behoren tot het archief van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945 (toegang 2.03.06). Het betreft de inv.nrs. 159 (openbaar vlagvertoon, 1940) en 163 (stenografische inrichting Staten-Genraal, 1940). Deze stukken zijn ingevoegd in het archief van Algemene Zaken onder inv.nr. 69, resp. inv.nr. 109.
.
Het betreft hier de eerste vergadering van het College nà de bevrijding. De aard van deze vergadering is derhalve fundamenteel anders dan die welke in de inv.nrs. 109-115 zijn beschreven.
Carel Jozef Marie Schaepman werd geboren op 16 augustus 1896 te Arnhem. Zijn rechtenstudie volgde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden. Op 1 augustus 1922 trad hij in dienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar hij werkzaam was bij de Directie van Economische Zaken (DEZ), de voorloper van de latere afdeling Consulaire en Handelszaken (CHZ), waarvan hij op 5 september 1939 tot chef werd benoemd. In 1932 werd hij secretaris van de commissarissen voor Nederland bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. Op 25 oktober 1939 werd hij tevens benoemd tot plaatsvervangend commissaris.In de periode 1940-1945 bekleedde hij o.a. de functies van secretaris van het College van Secretarissen-Generaal, waarnemend hoofd van het departement van Buitenlandse Zaken, Administrateur in Algemene Dienst, lid van de Raad van Toezicht van het Nederlandsch Clearinginstituut en bleef hij secretaris en plaatsvervangend commissaris voor Nederland bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.Na de oorlog keerde hij terug op het departement van Buitenlandse Zaken als chef van de Directie Verkeer en Rivieren (later Verkeersadviseur) en werd Raadsadviseur in algemene dienst met de persoonlijke titel van Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister. Tot aan zijn pensionering in 1961 had hij voor Nederland zitting in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.Schaepman heeft diverse artikelen op zijn naam staan over internationaal verkeer en transport.
De in de banden opgetekende mémoires zijn afschriften, vervaardigd door E.J.H. van Soest, van de door Schaepman eigenhandig geschreven mémoires over de periode 1940-1945. Afschrift werd gemaakt in verband met 'het moeilijk leesbare handschrift' van Schaepman. De mémoires werden oorspronkelijk opgetekend in kantooragenda's voor de jaren 1942 en 1943. Het is onbekend waar het oorspronkelijke manuscript zich bevindt. In de delen I en II wordt (met paginanummer) verwezen naar de aanvullingen op de delen I en II.
Bijlagen bij deze mémoires berusten bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam, collectienummer 216a. De omvang van deze bijlagen beslaat een doos. Niet uitgesloten is dat het originele manuscript bij dezelfde instantie berust.
Het betreft hier aanvullingen op de mémoires van Schaepman die in 1981 in een kast van de Verkeersadviseur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken werden aangetroffen
Winterhulp Nederland was een op nationaal-socialistische leest geschoeide organisatie, welke, met uitsluiting van andere, bestaande organisaties, geld inzamelde ten beoeve van hulpbehoevenden. Schaepman was secretaris van het erecomité.
Na de overdracht van het archief aan het Algemeen Rijksarchief is een vierde afdeling (D) gevormd voor aangetroffen gedeponeerde bescheiden van jhr. mr. A.M. Snouck Hurgronje, in hoofdzaak als voorzitter van het erecomité Winterhulp Nederland. Deze stukken zaten verspreid tussen de bescheiden van het College van Secretarissen-Generaal, waarvan Snouck in 1940 voorzitter was.
De brief is ingekomen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, afdeling Algemene Secretarie. De reden van zijn aanwezigheid in de "collectie Schaepman" is onduidelijk.