Terug naar zoekresultaten

2.03.02 Inventaris van het archief van het Centraal Bureau van de Regeringsdienst 'Oog en Oor', 1945-1946

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.03.02
Inventaris van het archief van het Centraal Bureau van de Regeringsdienst 'Oog en Oor', 1945-1946

Auteur

CAS 62

Versie

13-06-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1990 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Regeringsdienst Oog en Oor
Oog en Oor

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1945-1946

Archiefbloknummer

A26003

Omvang

46 inventarisnummer(s)

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Regeringsdienst Oog en Oor, Centraal Bureau, (1945-1946).

Samenvatting van de inhoud van het archief

Op 13 augustus 1945 werden de Regeringsvoorlichtingsdienst (RVD) en de dienst 'Oog en Oor' ingesteld door het kabinet Schermerhorn op basis van een conceptplan van C. Nicolaï. 'Oog en Oor' werd ingesteld om de regering op de hoogte te houden van wat er leefde onder het volk (de publieke opinie) en werd ook gebruikt om het regeringsbeleid toe te lichten aan het volk. In 1946 vond de Tweede Kamer de kosten voor 'Oog en Oor' te hoog. De opheffing van de dienst werd in handen gelegd van N. Olivier en het Afwikkelingsbureau. Op 1 september 1946 werd 'Oog en Oor' opgeheven.
Het archief bevat onder andere rapporten over de geschiedenis van 'Oog en Oor', ingekomen stukken bij die dienst, stukken betreffende haar liquidatie en stukken aangaande taakuitvoering. Daaronder vielen zeer uiteenlopende onderwerpen zoals openbare veiligheid, democratie in Nederland, justitie, onderwijs, cultuur en sport, sociale kwesties, economische aangelegenheden, gezondheid, etcetera.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie
In de programmarede van 27 juni 1945 van het kabinet Schermerhorn-Drees kondigde Schermerhorn de instelling van de Regeringsvoorlichtingsdienst (RVD) aan. Deze dienst moest naast het geven van voorlichting, ook wel de mond genoemd, oog en oor van de regering zijn. Enerzijds moest zij de Regering op de hoogte houden van wat er in den lande omging en onder de bevolking leefde, anderzijds diende zij het regeringsbeleid onder de bevolking toe te lichten. Speciaal voor dit doel werd de heer C. Nicolaï aangetrokken. Voor die tijd was hij werkzaam geweest bij de Sectie XI, Voorlichting van het Militair Gezag. Reeds in die tijd werden door hem plannen voor een dienst ontwikkeld die een beter contact tussen de regering en de burgers zou voorzien. De door hem ingediende conceptvoorstellen voor een dergelijke dienst werden op 13 augustus 1945 goedgekeurd. Daarmee was de dienst Oog en Oor geboren. Op advies van dr. H. Brugmans, regeringscommissaris bij de Regeringsvoorlichtingsdienst, werd de dienst ondergebracht bij de inmiddels in oprichting zijnde Regeringsvoorlichtingsdienst, die ging ressorteren onder het Ministerie van Algemene Oorlogsvoering van het Koninkrijk. Het Centraal Bureau van Oog en Oor werd gevestigd aan de kalverstraat 111 te Amsterdam.
De organisatie, waarvoor de organisatie van de informatiebureaus van het Militair gezag model had gestaan, werd als volgt opgezet:
Het land werd verdeeld in districten, grotendeels overeenkomend met de provinciegrenzen. De Betuwe en het gebied rond Nijmegen kwamen echter bij het District Zuid I (provincie Noord-Brabant). Aanvankelijk werden de provincies Groningen en Drenthe, alsmede de provincies Overijssel en Gelderland, en de provincie Brabant en Noord-Limburg samengevoegd tot één district. Later bleven alleen Overijssel en Gelderland één district vormen. Twente werd in dit district, vanwege de textielindustrie, een subdistrict. De andere provincies werden zelfstandige districten. Noord-Limburg werd bij het District Zuid II (provincie Limburg) gevoegd.
In elk district werd een Districtsbureau, meestal in de hoofdstad van de provincie, ingesteld. ( Inventarisnummer 2 ) Aanvankelijk werd het districtsbureau voor het District Zuid I in Nijmegen gevestigd vanwege de vele verwoestingen aldaar. In januari 1946 werd het bureau verhuisd naar Den Bosch. Daardoor kwam dit bureau centraler in het district te liggen ( Westhof, Arne; blz.44 ) . Een districtsbureau werd in vier afdelingen ingedeeeld, namelijk: Algemene Zaken, afdeling Informatie, afdeling Enquête en afdeling Administratie en Documentatie of, zoals in sommige andere districten, afdeling Pers en Publiciteit. De informatiebureaus van het Militair Gezag werden door de districtsbureaus overgenomen. Het Centraal Bureau kende de volgende afdelingen: Algemene Zaken, Bureau Pers en Publiciteit, Informatie en Enquête. De organisaties van de districtsbureaus en het Centraal Bureau waren dus op dezelfde leest geschoeid. Het Centraal Bureau had echter een veel zwaardere bezetting aangezien hier wekelijks alle districtsrapporten binnen kwamen die verwerkt moesten worden. Bovendien werden die gevallen door het Centraal Bureau behandeld die door de districtsbureaus werden doorgestuurd ( Inv. nr. 3 ) .
Onder de Districtsbureaus bevonden zich de Agentschappen en Correspondentschappen . De Agentschappen bevonden zich in de plaatsen: Haarlem, Gouda, Zeeuws-Vlaanderen, Eindhoven, Tilburg, Nijmegen, Zwolle, Deventer en Den Haag. Op een Agentschap was een full-time correspondent, al dan niet aangevuld met een secretaresse of een enquêteur, werkzaam. Een Correspondentschap werd door een pro-deo medewerker gevoerd. Het betrof in de meeste gevallen een notabele uit een dorp.
Los van het bovenstaande werden er provinciale en regionale advieskringen ingesteld. Hierin waren mensen uit verschillende sociale milieus, uit verschillende kerken, ieder met zijn of haar eigen politieke achtergrond vertegenwoordigd. Zij rapporteerden over zaken die onder de bevolking leefden en waren daarmee representatief voor de publieke opinie in een bepaald gebied. De advieskringen kwamen niet overal in het land tot bloei ( Inv.nr. 2 ) .
Voor contacten tussen het ministerie en het Centraal Bureau werd een verbindingsman aangesteld. Deze functie werd bekleed door mr. P. Sanders.
Op 4 november 1945 kwam het tot een scheiding tussen de RVD en Oog en Oor. Oog en Oor werd organisatorisch op gelijke voet gesteld met de RVD. De reden hiervoor moet gezocht worden in de financiële problemen van het kabinet. Juist met het oog op de begrotingsbehandeling door het parlement was het uit psychologisch oogpunt beter te verkopen dat er twee diensten waren die samen 1,3 miljoen gulden kostten dan één. Daarnaast werd aangevoerd dat de dienst na een inwerkperiode onder auspiciën van de RVD zelfstandig genoeg was geworden om naast de RVD als zusterorganisatie te fungeren. Oog en Oor was daarmee een regeringsdienst geworden.
Op 31 januari 1946 werd in de Tweede Kamer gedebatteerd over het nut van voorlichtingsdiensten. De veel te hoge kosten van Oog en Oor vormden een voornaam struikelblok. Bovendien vond men een dienst als Oog en Oor niet noodzakelijk. De burgers konden met hun wensen en klachten ook bij de parlementariërs terecht. Hier was constitutioneel gezien geen regeringsdienst voor nodig en mocht er zelfs niet zijn. Tenslotte vond men dat Oog en Oor veel te bureaucratisch werkte. Schermerhorn kon in zijn repliek de lawine van commentaren niet keren en moest de Kamer op een aantal punten in het gelijk stellen. Bovendien wees hij de Kamer op het tijdelijk karakter van de dienst, die zo vlak na de Tweede Wereldoorlog nodig was als coördinatiepunt voor de vele vragen en klachten van burgers. Daarmee was het lot van Oog en Oor bezegeld. De dienst moest per 1 september 1946 verdwijnen.
Voor de organisatie rond de liquidatie werd een Afwikkelingsbureau in het leven geroepen.De leiding kwam in handen van N. Olivier. Een aantal districtsbureaus werd ondergebracht in stichtingen, anderen werden reeds per 1 juli opgeheven. Het Centraal Bureau tenslotte werd samen met de noordelijke districten overeenkomstig de planning per 1 september 1946 opgeheven.
Taakuitvoering
Het doel van de Regeringsdienst Oog en Oor was, zoals gezegd, het scheppen van een direct contact tussen regering en burgers. Om dit te realiseren had zij de volgende taken:
  1. Het verzamelen van gegevens omtrent de publieke opinie, ten dienste van de regering en haar organen, door:
    • Coördinerend te werken tussen bestaande enquêterende instellingen
    • zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Kerkelijke Sociale Bureaus, de Streekbureaus, het Nationaal Instituut, de Universiteiten, etc.
    • Deze instellingen te prikkelen tot onderzoekingen in het algemeen belang en meer speciaal ten dienste van de regeringsarbeid.
    • De hieruit voortkomende gegevens centraal te verzamelen en te schiften ten dienste van de betrokken instanties.
    • Desgevraagd voor de regering speciale enquêtes te organiseren in samenwerking met bestaande instellingen.
  2. Het de bevolking mogelijk maken zich regelrecht tot een instantie te wenden, alwaar zij haar klachten, wensen en suggesties betreffende het beleid van de staatsorganen kenbaar kan maken, hetzij schriftelijk, hetzij door persoonlijk bezoek.
  3. De hieruit voortkomende gegevens gedecentraliseerd en gesorteerd op gezette tijden onder de aandacht van de belanghebbende autoriteiten te brengen.
  4. De bevolking voor te lichten omtrent de instellingen van de regering en haar functies; omtrent de te volgen weg bij het contact met deze instanties; van de procedure bij verzoekschriften, aanvragen e.d.; van de adressen en andere gegevens betreffende de overheidsinstanties.
  5. In de provincies coördinerend op te treden tussen de vele voorlichtende instellingen, en tussen de op sociaal gebied werkzame instanties.
  6. Op korte termijn de regering desgevraagd 'inside information' te verschaffen.
  7. De regering te attenderen op alle gevallen van corruptie en ambtelijk wangedrag die ter kennis van de dienst komen, echter niet dan na de juistheid van de klachten onderzocht te hebben.
  8. De regering op eigen verzoek gegevens te verschaffen omtrent de te verwachten uitwerking van genomen regeringsbesluiten; het nuttig effect van getroffen maatregelen; de wenselijkheid van voorlichting over bepaalde zaken; etc. ( Inv.nr. 2 ).
Districtsindeling van Oog en oor
peildatum feb. '46
Embedded Image
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het archief van de Regeringsdienst Oog en Oor omvat de periode 1945-1946. Het archief werd alfabetisch geordend op afzender/geadresseerde, onderwerp en serie. In 1989 is het te bewaren gedeelte, voorzien van een inventaris, alsmedede archiefbescheiden opgemaakt en ontvangen door de districtsbureaus teruggezonden aan de Tweede Afdeling.
Bij processen-verbaal van 26 maart 1955 en 6 april 1956 werd het archief overgedragen aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.
Overbrenging van een overheidsarchief

Inhoud en structuur van het archief

Selectie en vernietiging
Tijdens de bewerking is de lengte van 7,5 meter gescheiden in 1,125 meter te bewaren, 2,25 meter te vernietigen en 4,125 over te dragen archiefbescheiden. Er is geslecteerd aan de hand van de interne CAS-venietigingslijst.Algemeen .07/.08 en de vernietigingslijst van de regeringsvoorlichtingsdienst. De te vernietigen archiefbescheiden zijn, na verkregen fiat van de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, bij de brief van 20 november 1989, ter vernietiging overgebracht naar het Bureau Vernietiging Overheidsarchieven te Apeldoorn.
Verantwoording van de bewerking
De begincesuur van het archief van de Regeringsdienst Oog en Oor is 1945, het jaar waarin in augustus de dienst met zijn werkzaamheden begon. De eindcesuur is het jaar 1946, het jaar waarin op 1 september de dienst werd geliquideerd.
Het archief is bewerkt overeenkomstig de afspraken zoals die werden vastgelegd in het archiefbewerkingscontract van November 1987. In het archief werd een ordening op afzender/geadresseerde, onderwerp en serie aangetroffen. De ordening werd door de administratie niet consequent doorgevoerd en was zeker niet overeenkomstig het registratuurplan (inv.nr. 22) . Besloten is daarom de archiefbescheiden ontvangen en opgemaakt door het Centraal Bureau te herordenen op onderwerp. De onderwerpen zijn ontleend aan de Basis-archiefcode van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Voorbeelden hiervan zijn onder andere te vinden bij de inventarisnrs. 24 en 32. In de herordenfase zijn die archiefbescheiden bijeen gebracht die dat vanwege hun slechte wederzijdse exclusiviteit noodzakelijk maakten. Zij zijn in een dergelijk geval binnen de map gescheiden door witte omslagen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Regeringsdienst Oog en Oor, nummer toegang 2.03.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Oog en Oor, 2.03.02, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
De archiefbescheiden opgemaakt en ontvangen door de Districtsbureaus zijn van het archief afgescheiden en zijn conform artikel 13 van de Archiefwet overgedragen aan de Rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincies.

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen Duynstee, F.J.F.M. en Bosmans J. Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 . Deel I; Het cabinet Schermerhorn-Drees 1945-1946. Assen/Amsterdam: Gorcum, 1977 Overheidsvoorlichting. Rapport der adviescommissie overheidsbeleid inzake voorlichting. 's-Gravenhage: Nijhoff, 1979 Ploeg, M. van der. De ontwikkeling van de overheidsvoorlichting: een analyse vanaf 1920. Leiden: s.n., 1985 Voet, J. van der. Vijfentwintig jaar Algemene Zaken. s.l.: s.n., 1973 Westerhof, Arne. Oog en Oor; experiment met overheidsvoorlichting. Nijmegen/Den Haag: s.n., 1989 - bibliotheek NA 169 A 49 Voor de eenheid van beleid, Beschouwingen ter gelegenheid van vijftig jaar Ministerie van Algemene Zaken, door: De wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid. 's-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1987