De hierna gebruikte opschriften van de hoofdstukken betreffende particuliere zaken, eigenhandige aantekeningen en varia werden ontleend aan of overgenomen van de oorspronkelijke terminologie, die door Hendrik Fagel de Oude bij de vorming van zijn archief werd gebruikt. Op de plaatsen, waar hij deze opschriften zelf gebruikte, werden deze tussen, ' vermeld.
1. MR. FRANÇOIS FAGEL (DE OUDSTE), geboren te Amsterdam 30 mei 1585, overleden te 's-Gravenhage 2 maart 1644, was de derde zoon van François en diens tweede echtgenote Agnes of Agneta Poignet. Hij huwde tweemaal, nl. 1° in 1613 met Maria Rosa, geboren te 's-Gravenhage 17 november 1595 en aldaar overleden 13 maart 1622 of 1623, dochter van mr. Hendrik en Cornelia van Hoogheveen; 2° in 1633 met Beatrix van Byemont, wonende te Oud-Beijerland, dochter van Jacob en N. van der Graaff. Meer bijzonderheden over haar zijn onbekend.Op 9 november 1617 legde mr. François Fagel de eed af als raadsheer in de Hoge Raad van Holland. Dit ambt heeft hij tot zijn dood in 1644 bekleed. Zijn portret en dat van Maria Rosa bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII). Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek III, 385 vlg.
2. MR. HENRICK FAGEL (DE OUDSTE), geboren te 's-Gravenhage 13 juni 1617, aldaar overleden 11 februari 1690, was de tweede zoon van mr. François (de Oudste) en diens eerste vrouw Maria Rosa. Hij huwde in 1648 met Margaretha Rosa, geboren te 's-Gravenhage 23 maart 1629, aldaar overleden 15 februari 1706 en begraven in de Grote Kerk 20 februari, dochter van mr. Cornelis en Cornelia van Hoogheveen.
Mr. Henrick Fagel ontving op 23 september 1663 commissie van de Staten-Generaal als raadsheer in de Raad van Brabant en op 2 december 1666 als raadsheer in de Raad en het Leenhof van Brabant. Op 27 augustus 1672 kreeg hij een commissie als eerste griffier der Staten-Generaal, terwijl tegelijkertijd de commies Johan Spronssen tot tweede griffier werd benoemd. Aldus was mr. Henrick Fagel het tweede lid van de familie Fagel, die met het griffierschap belast werd. Zijn stiefbroeder Gaspar was hem hierin voorgegaan, 1670-1672 ( zie rubriek 3 ). Wegens de drukke werkzaamheden, verbonden aan het griffierschap in deze roerige tijd, had de stadhouder, prins Willem III, het advies gegeven het ambt te splitsen, zodat de eerste griffier Henrick Fagel werd belast met de behandeling van de buitenlandse zaken en de tweede griffier Spronssen met die van de binnenlandse. Na de dood van Spronssen werd de betrekking van tweede griffier opgeheven en het gehele griffierschap aan Henrick Fagel opgedragen (12 juni 1680), terwijl op 7 augustus 1680 François Fagel (de Oude) als commies aan zijn vader werd toegevoegd. Tenslotte volgde de laatste zijn vader in 1690 op ( zie rubriek 7 ).
De portretten van mr. Henrick Fagel en diens vrouw bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur: Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 12. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 389.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
3. MR. GASPAR FAGEL, gedoopt in de Grote Kerk te "s-Gravenhage 25 januari 1634, aldaar overleden 15 december 1688 en begraven in de Grote Kerk 22 december, was de oudste zoon van mr. François (de Oudste) en diens tweede vrouw Beatrix van Byemont. Gaspar Fagel was ongehuwd.
Op 6 juli 1664 werd mr. Gaspar Fagel door burgemeesters en regeerders van Haarlem tot pensionaris benoemd. Als zodanig reisde hij met de deputatie van Haarlem ter dagvaart naar Den Haag waar hij zijn particuliere notulen van de vergaderingen van de Staten van Holland en Westfriesland bijhield (zie inv.nrs. 397-407). Daarna volgde op 5 november 1670 zijn benoeming door de Staten-Generaal tot hun griffier. Hiermede werd mr. Gaspar Fagel het eerste lid van de familie Fagel, die met dit ambt bekleed werd. Toen hij in 1672 (20 augustus) tot raadpensionaris van Holland benoemd werd, nam hij op 22 augustus zijn ontslag als griffier der Staten-Generaal. Korte tijd daarna, op 27 augustus 1672, werd zijn stiefbroeder mr. Henrick Fagel tot zijn opvolger aangesteld (zie rubriek 2), waarmede de beide hoogste staatsambten, die in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te bedienen waren, nl. het griffierschap en het raadpensionarisschap, zich in handen bevonden van twee familieleden, die de naam Fagel droegen.
Bij het raadpensionarisschap van Gaspar Fagel kwamen op 14 maart 1681 nog de aanstellingen tot grootzegelbewaarder en eveneens tot stadhouder en registermeester van de lenen van Holland en Westfriesland. Deze rij ambten werd tenslotte besloten met zijn verkiezing tot Hoogheemraad van Delfland.
Behalve de bescheiden van Gaspar Fagel, die in deze inventaris beschreven zijn (zie bijlage I), bevinden zich ook bescheiden in het zgn. raadpensionarisarchief van Gaspar Fagel, dat bij de archieven van de Staten van Holland is gevoegd. deze bescheiden zijn beschreven in inventaris 3.01.18. Portretten van mr. Gaspar Fagel bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur : L. R. Beynen, Een bijdrage over den raadpensionaris G. Fagel en de omstandigheden, waaronder hij opvolgde aan Johan de Witt, 'Oefening kweekt Kennis', 1847, 149 vlg. A. de Fouw Jr., Onbekende Raadpensionarissen, 1946, 91 vlg. K. H. D. Hailey, William of Orange and the English opposition 1672-1674, 1953, passim. N. Japikse, Correspondentie van Willem III en Hans Willem Bentinck, eersten graaf van Portland, R.G.P. Kl. Serie nrs. 23, 24, 26, 27 en 28, passim. W. J. Knoop, George Frederik van Waldeck en zijn verhouding tot Willem III en tot de Republiek, 'De Gids', 1875, III, 369 vlg. F. L. Krämer, Een onuitgegeven verdrag van Willem III, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 3de Reeks, VI, 133 vlg. en VII, 41 vlg. F. N. Meyer, De Beurzestrijd van 1692, 'Advocatenblad', 43ste jaarg., 9, 369 vlg. en 44ste jaarg., 1, 8 vlg. P. L. Muller, Briefwisseling tusschen den raadpensionaris Fagel en den veldmaarschalk Van Waldeck, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 2de Reeks, VIII, 133 vlg. E. M. C. Prins, Tentoonstelling Centraal Bureau voor Genealogie, 'Ned. Archievenbl.', 1947, 151. Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 12. M. C. Trevelyan, William The Third and the Defense of Holland, 1672-1674, 1934, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 382 vlg.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
4. MR. BENJAMIN FAGEL, heer van Ter Weer, gedoopt in de Grote Kerk te 's-Gravenhage 14 augustus 1642, aldaar overleden 14 juni 1705 en begraven in de Grote Kerk 20 juni, was de vierde zoon van mr. François (de Oudste) en diens tweede vrouw Beatrix van Byemont. Hij huwde in 1673 in de Nieuwe Kerk te 's-Gravenhage met Jacoba Graswinckel, geboren te Heenvliet 17 juli 1650, overleden op het Huis Ter Weer 6 augustus 1722 en begraven in de Nieuwe Kerk te 's-Gravenhage 8 augustus, dochter van Pieter en Maria Godin.Mr. Benjamin Fagel was sedert 29 december 1673 secretaris van de Gecommitteerden ter auditie van de gemene landsrekeningen van Holland en sedert 18 juli 1674 raadsheer in het Hof van Holland. Na zijn dood werd hij in dit ambt opgevolgd door zijn neef mr. Cornelis Gerrit Fagel (zie rubriek 8). De portretten van mr. Benjamin Fagel en zijn vrouw Jacoba Graswinckel bevinden zich thans in de Collectie Graswinckel in het Hofje van Gratie te Delft.Voornaamste literatuur: Jhr. D. P. M. Graswinckel, Graswinckel, Geschiedenis van een Delfts Brouwers- en Regentengeslacht, 1956, 132 vlg., 375. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 382.
De stukken in deze omslagen zijn doorlopend genummerd 1/27 volgens een inventaris, die bij de stukken was gevoegd.
5. JACOBA FAGEL was een dochter van mr. François Fagel (de Oudste) en diens tweede echtgenote Beatrix van Byemont. Over Jacoba, die ook Maria wordt genoemd, is vrijwel niets bekend. Verondersteld wordt, dat zij gehuwd was met Pieter Rosa, maar bewijzen ontbreken.
6. MARIA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 11 oktober 1649, aldaar overleden 30 november 1739 en begraven in de Grote Kerk 4 december, was de oudste dochter van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Zij huwde in 1686 met mr. François Doublet, heer van Groeneveld en Moerkerken, gedoopt in de Kloosterkerk te 's-Gravenhage 4 mei 1642, schout van 's-Gravenhage in 1679, burgemeester aldaar in 1680, drossaard van de stad Gorinchem en het land van Arkel in 1686, overleden 7 juni 1688, zoon van Philips, heer van Groeneveld en Catharina Overrijn Florisdr. Eerder was hij gehuwd met Abigaël ten Hove, dochter van mr. Nicolaas en Cornelia Fagel, zuster van mr. Henrick Fagel (de Oudste), zie rubriek 2.Een kleindochter van mr. François Doublet en Maria Fagel was Maria Doublet, die in 1743 huwde met Robert d'Arcy graaf van Holdernesse, Brits diplomaat en minister van buitenlandse zaken. Lady Mary speelde een rol in de betrekkingen tussen de Republiek en Engeland gedurende de tweede helft van de 18de eeuw (zie haar correspondentie met François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude).Een portret van Lady Mary bevindt zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).Voornaamste literatuur: H. E. van Gelder, Nog een portretje van Liotard, 'Oud-Holland', nr. 63, 65 vlg.
7. MR. FRANÇOIS FAGEL (DE OUDE), geboren te 's-Gravenhage 20 december 1659 en in de Grote Kerk gedoopt 24 december, aldaar overleden 4 oktober 1746 en begraven in de Grote Kerk 10 oktober, was de derde zoon van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Hij huwde in 1693 met Elisabeth van Slingelandt, gedoopt in de Grote Kerk te 's-Gravenhage 21 juni 1671, aldaar overleden in de kraam 7 februari 1695, dochter van mr. Govert en diens tweede vrouw Arnoudina van Beaumont.
Mr. François Fagel ontving op 7 augustus 1680 commissie als commies der Staten-Generaal. Als zodanig assisteerde hij zijn vader mr. Henrick Fagel bij diens werkzaamheden als griffier. Op verzoek van zijn vader werd hij op 3 september 1685 tot griffier benoemd onder beding, dat vader en zoon het ambt te zamen zouden bekleden en de plaats van de eerst stervende zou worden gemortificeerd. Als medegriffier moest François zich tevreden stellen met het tractement en de emolumenten, die hij als commies genoten had. Bij het overlijden van zijn vader werd François dan ook op 13 februari 1690 tot waarneming van het gehele griffiersambt gecommitteerd, terwijl zijn broeder Hendrik bij die gelegenheid tot commies werd aangesteld. Hiermede was François het derde lid van de familie Fagel, die tot het griffierschap werd geroepen. Hij bekleedde dit ambt tot 25 november 1744, toen hij wegens gezondheidsredenen ontslag moest nemen. Zijn neef mr. Hendrik Fagel (de Oude) volgde hem toen op (zie rubriek 11). De portretten van François Fagel en zijn vrouw Elisabeth van Slingelandt bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur : R. Bylsma, Mr. François Fagel, griffier der Staten-Generaal, tijdens zijn laatste levensjaren (1743), 'Hist. Opstellen aan Huizinga', 1948, 29 vlg. H. E. van Gelder, Nog een portretje van Liotard, 'Oud-Holland', nr. 63, 65 vlg. Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 13. G. M. Slothouwer, De vorming van Philips Freiherr von Stosch tot diplomatiek agent en zijn betrekking tot den griffier François Fagel, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 3de Reeks, III, 382 vlg. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb., III, 387.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Deze Catharina Fagel is een dochter van Nicolaes Fagel, heer van den Tempel, gehuwd met Elisabeth Robbé. Zij is dus een zuster van de latere generaal François, Nicolaas baron Fagel ( zie rubriek 10 ) en een nichtje van François Fagel de Oude. Zij werd 9 januari 1661 te Nijmegen geboren, overleed 1693-1694 te Nijmegen en huwde 30 juni 1691 met D.B. van Eck van Panthaleon.
Dammas Guldewagen, secretaris van Haarlem werd tot voogd benoemd; Hester de Koker hertrouwde in 1724 met Pieter van Woensel.
François Fagel trad bij dit huwelijk op als voogd over zijn achternicht Maria Doublet, kleindochter van Maria Fagel en François Doublet, heer van Groenevelt ( zie rubriek 6 ).
8. MR. CORNELIS GERRIT FAGEL, geboren te Leiden 28 september 1663 en in de Hooglandse Kerk gedoopt, overleden te 's-Gravenhage 21 juni 1746 en begraven in de Grote Kerk 27 juni, was een zoon van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Hij huwde te 's-Gravenhage 23 maart 1693 met Elisabeth Diercquens, geboren te 's-Gravenhage 15 maart 1674 en gedoopt in de Kloosterkerk 16 maart, aldaar overleden 19 oktober 1745 en begraven in de Grote Kerk 25 oktober, dochter van mr. Salomon en Catharina Parmentier.Mr. Cornelis Gerrit Fagel ontving commissie van de Staten-Generaal als extraordinaris raadsheer in de Raad van Brabant op 27 juli 1686, als ordinaris-raadsheer in dezelfde Raad op 28 oktober 1687. Daarna werd hij op 17 juli 1705 aangesteld tot raadsheer in het Hof van Holland in de plaats van Benjamin Fagel. Bovendien fungeerde hij als gecommitteerde van de Staten-Generaal bij de vergaderingen van de Noordhollandse Synode, als regent van het St. Nicolaasgasthuis te Den Haag sedert 1719 en als hoofdingeland van Delfland sedert 1742.De portretten van mr. Cornelis Gerrit Fagel en zijn vrouw Elisabeth Diercquens in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII). Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek III, 384 vlg.
Het opschrift van dit dossier werd aangebracht door zijn zoon Hendrik Fagel de Oude.
9. MR. HENDRIK FAGEL (DE COMMIES), geboren te 's-Gravenhage 28 juli 1669 en gedoopt in de Grote Kerk 31 juli, overleden te Wassenaar 30 maart 1728 en begraven in de Grote Kerk te 's-Gravenhage 2 april, was een zoon van mr. Henrick (de Oudste) en Margaretha Rosa. Hendrik Fagel was ongehuwd.Mr. Hendrik Fagel werd op 13 februari 1690 tot commies der Staten-Generaal benoemd. Als zodanig kwam hij te werken onder zijn broer François, de griffier. Nadat hij in 1728 was overleden, werd hij in dit ambt opgevolgd door zijn neef Hendrik Fagel (de Oude), zie rubriek 11. Zijn portret in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).Voornaamste literatuur: Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 13.
Niet raadpleegbaar
Cornelia en Agnes waren ongehuwde zusters van Hendrik Fagel. Cornelia, geboren 26 november 1650 te 's-Gravenhage, overleed aldaar 25 april 1727, Agnes (Agneta), geboren 8 december 1661 te 's-Gravenhage, overleed 22 september 1751 te Wassenaar
10. FRANÇOIS NICOLAAS DES H.R.R. BARON FAGEL, geboren te Nijmegen en aldaar in de Grote Kerk gedoopt 3 februari 1655, overleden te Sluis 23 februari 1718 en aldaar begraven in de Ned. Herv. Kerk 2 maart, was de zoon van Nicolaes Fagel, heer van den Ouden Tempel en diens vrouw Elisabeth Robbé. François Nicolaas Fagel was ongehuwd. Bij diploma van 5 oktober 1703 werd hij door keizer Leopold I verheven tot Baron des Heiligen Römischen Reiches, gezien zijn diensten, die hij als militair bewezen had. Hij bereikte de rang van generaal der infanterie (1 januari 1709) en nam een actief aandeel in de veldslagen en gevechten tijdens de Negenjarige Oorlog en de Spaanse Successie Oorlog. Tijdens de laatste oorlog commandeerde hij o.m. de Nederlandse hulptroepen, die ter assistentie van de koning van Portugal werden gezonden. Tenslotte voltooide hij zijn militaire carrière als gouverneur van Sluis (1713-1728).Zijn vader Nicolaes Fagel, heer van den Ouden Tempel, was een zoon van mr. François Fagel (de Oudste) en Maria Rosa. Hij werd te 's-Gravenhage geboren 21 juli 1620 en is overleden te Nijmegen op 1 december 1695. Hij was gedurende lange tijd afwisselend schepen en burgemeester van Nijmegen (1675-1694) en werd in 1677 tevens tot postmeester-generaal van Gelderland aangesteld. Hij huwde met Elisabeth Robbé te 's-Gravenhage 30 juni 1652. Noch hij, noch zijn vrouw lieten archivalia na in het familie-archief Fagel. Portretten van Nicolaes Fagel, Elisabeth Robbé en François Nicolaas Fagel in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).Voornaamste literatuur: J. W. Wijn, Het Staatsche Leger, VIII, 1, 2, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur betreffende François Nicolaas Fagel Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. I, 843 en betreffende Nicolaes Fagel en Elisabeth Robbé Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 393.
11. MR. HENDRIK FAGEL (DE OUDE), geboren te 's-Gravenhage 7 december 1706 en gedoopt in de Kloosterkerk 10 december, aldaar overleden 19 oktober 1790 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de zoon van mr. Cornelis Gerrit en Elisabeth Diercquens. Hij huwde te 's-Gravenhage 1 november 1733 met Catharina Anna Sluysken, geboren te 's-Gravenhage 11 juli 1714 en gedoopt in de Grote Kerk 15 juli, aldaar overleden 5 februari 1783 en begraven in de Grote Kerk 10 februari, dochter van mr. Willem en Maria Adriana van der Heim.
Mr. Hendrik Fagel werd op 31 maart 1728 tot commies der Staten-Generaal aangesteld als opvolger van zijn oom Hendrik Fagel (de Commies). Op 29 maart 1742 besloten de Staten-Generaal een toestand in het leven te roepen, zoals deze op 27 augustus 1672 geregeld was en Hendrik Fagel wegens de hoge ouderdom van zijn oom François tot tweede griffier te benoemen en het ambt van commies af te schaffen. Deze twee griffierschappen zouden voortaan als twee afzonderlijke ambten te beschouwen zijn en bij vacature ieder apart begeven worden. Toen twee jaren later mr. François Fagel (de Oude) om gezondheidsredenen ontslag had genomen, werd overeenkomstig dit voorschrift mr. Hendrik Fagel op 10 december 1744 tot eerste griffier bevorderd en mr. Jacob Gilles, pensionaris van de stad Haarlem, in diens plaats tot tweede griffier benoemd. Hiermede was Hendrik Fagel dus het vierde lid van de familie Fagel, die tot de vervulling van het griffierschap der Staten-Generaal geroepen werd.
Nadat Gilles raadpensionaris van Holland geworden was, werd mr. Jan de la Bassecour, raad- en thesaurier-generaal der Unie, met de functie van tweede griffier belast (30 september 1746). Toen De la Bassecour wederom raad en thesaurier der Unie werd, besloten de Staten-Generaal op 20 januari 1750 het tweede griffierschap te mortificeren en het gehele griffiersambt aan Hendrik Fagel op te dragen. Het ambt van commies werd toen (3 augustus 1750) weer hersteld en opgedragen aan mr. Nicolaas ten Hove.
In de zestiger en tachtiger jaren van deze eeuw werden François Fagel (de Jonge) en Hendrik Fagel (de Jonge) tot assistentie van hun vader, resp. grootvader, aangewezen. De kleinzoon Hendrik Fagel (de Jonge) volgde tenslotte Hendrik Fagel (de Oude) als griffier der Staten-Generaal op, doch voor nadere bijzonderheden over de levensloop van vader François Fagel de Jonge en zoon Hendrik Fagel de Jonge wordt hierbij verwezen naar de nrs. 13 en 16 van deze lijst.
Uit overlevering is bekend, dat mr. Hendrik Fagel de Oude er bezwaren tegen had om geportretteerd te worden, portretten van zijn vrouw echter bevinden zich in de Collectie Van Tuyll van Serooskerken.
Voornaamste literatuur : N. A. Bootsma, De Hertog van Brunswijk 1750-1759, 1962, passim. A. Ising, Een dialoog in 1756, 'Haagsche Schetsen', 4de bundel, 1895, 23 vlg. A. Ising, Hoe Hendrik Fagel was, 'Ned. Spectator', 1860, 64 vlg. Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 13-14. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 387.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Het opschrift van dit deel werd gegeven door zijn kleinzoon Hendrik Fagel de Jonge.
Deze manuscripten stammen grotendeels uit de nalatenschappen van François Fagel de Oude, Hendrik Fagel de Commies en van Nicolaas ten Hove. Zij zijn vermeld op een lijst van deze manuscripten, die volgt sub nr. 122. Toegevoegd werden enkele manuscripten, die later, na het opstellen van deze lijst, in het bezit van Hendrik Fagel kwamen. De verzameling is niet compleet.
12. ELISABETH FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 29 augustus 1735, aldaar overleden 30 maart 1759 en begraven in de Grote Kerk 5 april, was de oudste dochter van mr. Hendrik (de Oude) en diens echtgenote Catharina Anna Sluysken. Elisabeth Fagel was ongehuwd.
13. MR. FRANÇOIS FAGEL (DE JONGE), geboren te 's-Gravenhage 11 september 1740 en gedoopt in de Grote Kerk 14 september, aldaar overleden 28 augustus 1773 en begraven in de Grote Kerk 2 september, was de tweede zoon van mr. Hendrik (de Oude) en Catharina Anna Sluysken. Hij huwde te Velsen 15 april 1764 met Anna Maria Boreel, geboren te Amsterdam 26 november 1739, overleden te Pyrmont 16 juli 1781, dochter van mr. Jacob en Agneta Margaretha Munter.
Toen de vader van mr. François Fagel de ouderdom van 56 jaren had bereikt, verlangde hij naar hulp om het griffierschap van de Staten-Generaal te kunnen waarnemen. Zijn zoon werd daarom op 30 november 1762 gemachtigd hem hierin bij te staan. Op 11 maart 1766 werd hij formeel door tussenkomst van de stadhouder, prins Willem V, tot medegriffier aangesteld, zonder evenwel het tractement van het commiesambt te trekken, dat nog altijd door de commies Ten Hove werd genoten ( zie rubriek 11 ). Toen deze zijn ontslag had genomen, werd dit tractement aan François Fagel toegekend. Het liet zich aanzien, dat hij t.z.t. tot het griffiersambt in de plaats van zijn vader zou worden geroepen, maar die verwachting werd niet vervuld, daar hij in 1773 overleed en de oude Hendrik weer alleen griffier werd. Men riep nu weer het commiesambt in het leven en droeg het 1 september 1773 op aan Hendrik's schoonzoon, mr. Willem Carel Dierkens, agent van Hare Hoog Mogenden. Na diens overlijden kreeg mr. Willem Quarles dit ambt (25 september 1778).
De portretten van mr. François Fagel en zijn vrouw Anna Maria Boreel bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur : L. Brummel, Frans Hemsterhuis, Een philosofenleven, 1925, passim. H. Hardenberg, Rosine de Gasc en haar Haagsche relaties, 'Die Haghe', 1948-1949, 139 vlg. Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 14. M. C. van Zeggelen, Een hofdame uit de 18de eeuw, 1937, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 388.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
De titel aan dit dossier werd gegeven door zijn zoon Hendrik Fagel de Jonge.
14. MARIA SUSANNA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 6 mei 1746 en gedoopt in de Kloosterkerk 8 mei, aldaar overleden 24 juli 1826, was de derde dochter van mr. Hendrik (de Oude) en Catharina Anna Sluysken. Zij is tweemaal gehuwd geweest:1°. op 26 december 1773 in de Engelse Kerk te 's-Gravenhage met mr. Willem Carel Dierkens, geboren te 's-Gravenhage 29 mei 1752 en gedoopt in de Grote Kerk 31 mei, agent en later commies der Staten-Generaal ( zie rubriek 13 ), overleden te Padua 16 mei 1778, zoon van mr. Jan Pieter en Elisabeth Agneta Fagel, zuster van mr. Hendrik Fagel (de Oude), zie rubriek 11 .2°. op 21 oktober 1781 in de Engelse Kerk te 's-Gravenhage met mr. Hendrik baron Collot d'Escury, heer van Naaldwijk, Sliedrecht en Niemandsvriend, geboren te Dordrecht 31 januari 1740, raadsheer in het Hof van Holland sedert 1767 en secretaris van de Generaliteitsrekenkamer sedert 1781, overleden te 's-Gravenhage 1 juni 1819, zoon van Simeon Petrus en Charlotte Elisabeth van der Burch. Eerder was hij gehuwd met Catharina Cornelia van Zanen.De portretten van Maria Susanna Fagel en haar tweede echtgenoot bevinden zich in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).Voornaamste literatuur: A. Staring, Fransche Kunstenaars en hun Hollandsche modellen, 1946, 34.
15. JOHANNA CATHARINA FAGEL, geboren te 's-Gravenhage 27 november 1747 en gedoopt in de Kloosterkerk 1 december, overleden te Zuylen 10 september 1833, was de vierde dochter van mr. Hendrik (de Oude) en Catharina Anna Sluysken. Zij huwde in de Engelse Kerk te 's-Gravenhage 21 april 1771 met Willem René baron van Tuyll van Serooskerken, heer van Zuylen en Westbroek, geboren te Utrecht 2 februari 1743, president van de Utrechtse ridderschap, gedeputeerde ter Staten-Generaal en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, overleden te Utrecht 24 maart 1839, zoon van Diederik Jacob en Jacoba Helena de Vicq.De portretten van Johanna Catharina Fagel en haar echtgenoot Willem René van Tuyll van Serooskerken in de Collectie Van Tuyll van Serooskerken.
16. MR. HENDRIK BARON FAGEL (DE JONGE), geboren te Amsterdam 21 maart 1765 en gedoopt in de N.Z. Kapel 29 maart, overleden te 's-Gravenhage 22 maart 1838 en begraven op het kerkhof 'Ter Navolging' te Scheveningen, was de oudste zoon van mr. François en Anna Maria Boreel. Hij huwde te 's-Gravenhage 1 oktober 1790 met Agneta Margaretha Catharina Boreel, geboren te 's-Gravenhage 8 maart 1770 en gedoopt te Amsterdam 22 december 1771, grootmeesteres van de prinses van Oranje, overleden te Parijs 8 juli 1824, dochter van mr. Willem en Maria Trip. Hun huwelijk bleef kinderloos.
Mr. Hendrik Fagel werd op 1 oktober 1787 als assistent aan zijn grootvader, griffier Hendrik Fagel (de Oude), toegevoegd op de voet van de reeds gemelde resolutie der Staten-Generaal d.d. 30 november 1762. Zijn grootvader had toen de hoge ouderdom van 80 jaren bereikt ( zie rubriek 11 ). Op 1 juli 1788 werd hij tot medegriffier bevorderd onder het genot van de emolumenten van het ambt van commies, waaruit mr. W. Quarles werd ontslagen. Nadat de oude Hendrik Fagel op 19 oktober 1790 was overleden, werd de jonge Hendrik op 28 oktober 1790 tot griffier aangesteld, terwijl mr. Bernard Pieter van Lelyveld op 4 november van hetzelfde jaar tot commies werd benoemd. Hiermede was Hendrik Fagel (de Jonge) de vijfde griffier uit de familie Fagel, die tot dit gewichtige ambt werd uitverkoren.
Bij de nadering van de Franse troepen in 1794 werd Hendrik Fagel met het karakter van extra-ordinaris ambassadeur naar Engeland gezonden teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om tot een vrede met Frankrijk te komen. Met deze zending kwam in feite al een einde aan het griffierschap van Hendrik Fagel, omdat de Franse troepen Nederland inmiddels bezetten en Pitt weigerde met Frankrijk te onderhandelen. Hiermede begon, evenals voor de stadhouderlijke familie, voor de familie Fagel de ballingschap. Dit betekende ook het einde van het griffierschap van de Staten-Generaal, waaruit Hendrik Fagel op 17 februari 1795 werd ontslagen.
Toen prins Willem V in Engeland de post van 'homme d'affaires', die de betrekkingen tussen Nederland in ballingschap en Engeland moest onderhouden, aan de gewezen gezant baron Van Nagell opdroeg, verliet Hendrik Fagel Engeland en reisde als ambteloos burger naar Hamburg en daarna naar Zwitserland. In 1798 werd hij echter door prinses Wilhelmina naar Engeland teruggeroepen en trad tot 1813 op als 'agent' van het Huis Oranje-Nassau. Met de prins van Oranje, later koning Willem I, keerde hij in december 1813 in Nederland terug en werd op 8 december 1813 benoemd tot extra-ordinaris ambassadeur en plenipotentiaris van Nederland bij het Engelse hof. Deze tijd werd beëindigd met zijn eervol ontslag op 7 april 1823, omdat koning Willem I hem bestemd had tot de vervulling van een ministerspost, die echter niet werd gerealiseerd. Op 26 maart 1828 werd hij benoemd tot grootmeester van het Huis van de prins van Oranje; op 19 juni 1830 tot minister van Staat. Het slot van zijn carrière vormde zijn zending naar koningin Victoria om haar bij haar troonsbestijging geluk te wensen. Mr. Hendrik Fagel (de Jonge) werd, evenals zijn broers, bij Kon. Besluit van 16 september 1815 verheven in de Nederlandse adelstand met de titel van baron bij recht van eerstgeboorte.
De portretten van Hendrik baron Fagel en zijn vrouw bevinden zich in de Stichting Familiefonds Boreel. Een copie van het portret van Mevr. A. M. C. barones Fagel-Boreel is in de Collectie Fagel (zie hiervoor blz. XVIII).
Voornaamste literatuur : L. Brummel, Frans Hemsterhuis, Een philosofenleven, 1925, passim. L. Brummel, The Fagel Library in Trinity College, Dublin, 'Miscellanea Libraria', 1957, 204 vlg. H. T. Colenbrander, Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland, 1789-1840, R.G.P. Grote Serie nrs. 1-6, 11-13, 16, 17, 23, 25, 27, 30, 31, 37, 40, 42, 44, 46, 50, passim. P. H. van der Kemp, H. Fagels ontslag uit den staatsdienst, 'Tijdspiegel', 1899, deel I, 393 vlg. Joh. W. A. Naber, Correspondentie van de Stadhouderlijke Familie, 1777-1820, 5 delen, passim. G. J. Renier, Great Britain and the Establishment of the Netherlands 1813-1815, 1930, passim. Jhr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden, 1885, 14 vlg. M. van Tuyll van Serooskerken, 'De Erfprins te Oxford', 1808-1811, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 7de Reeks, V, 1 vlg. M. C. van Zeggelen, Festijnen en Perikelen, 1939, passim. Zie verder voor levensloop en literatuur Nieuw Nederl. Biogr. Woordenb. III, 391 vlg.
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar
Niet raadpleegbaar