Terug naar zoekresultaten

1.10.29 Inventaris van het archief van de familie Fagel, 1513-1927

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.10.29
Inventaris van het archief van de familie Fagel, 1513-1927

Auteur

N.M. Japikse

Versie

26-10-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1964 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie Fagel
Fagel

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1513-1927

Archiefbloknummer

1160

Omvang

5344 inventarisnummer(s); 61,99 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een aantal stukken zijn in het, in hetof in het. Een enkel stuk is in het.
Nederlands
Frans
Duits
Engels
Latijn

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Familie Fagel
Familie Rosa
Familie Goedecke, van
Familie Hackebracht, van
Fagel, Gaspar,
Fagel, Hendrik baron (de jonge),
Fagel, Jacob baron,
Fagel, Francois Willem baron,
Fagel, Robert baron,
Fagel, Francois Hendrik Robert René baron,

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bestaat uit drie hoofdgroepen: stukken van persoonlijke aard, stukken van ambtelijke aard en briefwisselingen. Het eerste deel bevat overwegend benoemingen (commissies e.d.) en overige particuliere stukken over de levensloop van diverse leden van het geslacht Fagel. De familie speelde met name in de 18e eeuw een belangrijke rol in de ambtenarij op generaliteitssniveau, overwegend als griffiers van de Staten-Generaal. Er zijn tevens diverse reisjournalen, dagboeken, aantekeningen over ambtelijke werkzaamheden maar bijvoorbeeld ook van geschiedkundige of theoretische aard of uit de studietijd en andersoortige manuscripten.
Ten tweede bevat het archief een aantal ambtelijke stukken, meest opgesteld in hun hoedanigheid als griffier: het zogeheten griffiersarchief. Dit loopt van de 16e-18e eeuw. Er zijn stukken over de griffie en het ambt van griffier; indices op de resoluties van de Staten-Generaal; agenda's en registers van uitgaande brieven; stukken over de werkzaamheden van de diverse generaliteitscolleges; de prins van Oranje, het stadhouderschap en de domeinen. Tevens zijn er stukken over allerlei gewestelijke zaken; over de financiën; leger en vloot; buitenlandse zaken (ontvangst van diplomaten, buitenlandse betrekkingen); religie en kerkelijke zaken; juridische zaken; Generaliteitslanden; VOC; WIC en Suriname. Van een aantal leden van de familie zijn er ook nog stukken opgesteld als ambassadeur of in overige officiële betrekkingen.
Ten derde is er een reeks briefwisselingen voor de periode 1672-1688 en vanaf 1700 tot eind 19e eeuw met zowel familieleden als een aparte reeks met gezanten (alleen voor de 18e eeuw).

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
François Fagel de Oudste was de eerste Fagel, die op Nederlands grondgebied het levenslicht zag. Hij was ook de eerste Nederlandse Fagel, die in dit land een hoge functie bekleedde, nl. die van raadsheer in de Hoge Raad van Holland.
Deze François was de zoon van François Fagel en diens tweede vrouw Agnes of Agneta Poignet, die in het jaar 1585 tengevolge van de tegen-reformatie in de Spaanse Nederlanden naar Amsterdam waren gevlucht, waar zij een onderdak vonden bij Gaspar Poignet, de vader van Agnes, aan de Kalverstraat. Agnes beviel hier op 30 mei 1585 van een zoon François, die later de bijnaam 'de Oudste' kreeg. Zijn vader overleed twee jaren later op 30 september 1587 en werd 2 oktober d.a.v. in de Westerkerk bijgezet. ( W. M. C. Regt, Genealogie der Familie Fagel 'Gen. en Herald. Bladen', 1906, 53 vlg. ) Vader François werd in Lokeren in Vlaanderen geboren als zoon van Joris Fagel en diens tweede vrouw Péronne Martens. Het is niet duidelijk van wie deze Joris afstamde al komen reeds leden van het geslacht Fagel, Faghel, Faghele voor in de 14de eeuw, zoals blijkt uit aantekeningen in het familiearchief. ( Inventaris nr. 3, stuk 8. ) Ook Joris was in Lokeren omstreeks 1500 geboren. Hij huwde driemaal en verwekte bij zijn drie vrouwen tien kinderen, zoals op destamboom te zien is, die bij deze inventaris is gevoegd. Drie van deze kinderen zijn belangrijk, omdat zij de stichters werden van even zoveel takken van het geslacht Fagel. Zijn oudste zoon Colvaert werd het hoofd van de tak Lokeren, terwijl zijn broeders Pieter en François verhuisden naar Neuve-Eglise (Nieuwkerk) in Vlaanderen. Na de vlucht van François naar het noorden bleef Pieter hier wonen en werd zodoende het hoofd van de tak Neuve-Eglise. François werd tengevolge van zijn vlucht het hoofd van de Nederlandse tak, die zich de 'FAMILIE Fagel' noemde. Later, toen afstammelingen van François en Agnes Poignet in de Nederlandse adelstand met de titel van baron waren verheven, sprak men ook van de 'zogenoemde adellijke tak' van het geslacht Fagel. De baronnentitel viel bij Koninklijk Besluit van 16 september 1815 nr. 67 aan de toen levende broeders Hendrik, Jacob, François Willem, Robert en Willem Hendrik Jacob Fagel toe met de bepaling, dat deze titel erfelijk zou zijn bij recht van eerstgeboorte. In de loop van de 17de en 18de eeuw kwamen ook afstammelingen van de takken Lokeren en Neuve-Eglise naar Nederland, maar zij werden niet in de adelstand verheven. Het zou te ver voeren om ook stambomen van deze takken in deze inventaris op te nemen, ook al omdat deze afstamming niet precies bekend is. ( Inventaris nr. 3, stukken 6 en 9. ) In ieder geval is Lokeren de bakermat van het geslacht Fagel vanaf Joris Fagel. Zijn zoon François verkeerde vóór zijn vlucht naar Nederland in Vlaamse ambtenaren- en koopmanskringen. Hij verhuisde van Neuve-Eglise naar Antwerpen en werd in 1575 aangesteld tot schepen van Brugge, een ambt dat hij bekleedde tot 1582. ( W. M. C. Regt, Genealogie der Familie Fagel 'Gen. en Herald. Bladen', 1906, 53 vlg. ) In hetzelfde jaar werd hij tot 'clerq van de weeserie' van Brugge benoemd. Op een register van deze weeskamer noteerde hij: 'Franchois Faghele, clerq van weesen deser stede heeft dit bouck begonst den Ven septembris 1583'. Hij hield dit register bij tot 6 maart 1584 toen het handschrift totaal veranderde. ( Idem ) Dit was het gevolg van zijn ontslag en verbanning uit de stad omdat hij het Calvinisme aanhing, hetgeen dus omstreeks 6 maart 1584 gebeurd moet zijn. Hij vestigde zich toen als koopman in Antwerpen, maar moest tengevolge van de opening van het beleg door Parma de wijk nemen naar het noorden.
Met recht kan men deze François Fagel beschouwen als stamvader van de adellijke tak van het geslacht Fagel, die in mannelijke lijn met Jacob John baron Fagel in 1928 uitstierf. De stamboom van deze tak laat zien hoe uitgebreid deze familie Fagel vooral in de 17de eeuw was. In de 18de eeuw begon het verval reeds, want het is opmerkelijk hoevele familieleden - en in het bijzonder mannelijke - ongehuwd zijn gebleven. Tevens valt het op, dat het bestaan van deze tak gedurende de 18de en 19de eeuw telkens aan een zijden draad hing en afhankelijk was van slechts één mannelijke telg, nl. van Hendrik Fagel de Oude, François Fagel de Jonge, Jacob baron Fagel en François Hendrik Robert René baron Fagel . . . . . . totdat Jacob John baron Fagel verkoos vrijgezel te blijven.
Door de familieleden, zowel mannelijke als vrouwelijke, werden talrijke aanzienlijke ambten tijdens het bewind van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk der Nederlanden bekleed. Welgeteld leverde de familie Fagel gedurende vier eeuwen de volgende functionarissen op en zulks tijdens de Republiek:
  • vijf griffiers van de Staten-Generaal,
  • twee commiezen of adjunct-griffiers van de Staten-Generaal, die het eigenlijke griffierschap niet bereikten,
  • een raadpensionaris van Holland,
  • een pensionaris van Haarlem,
  • drie leden van de rechterlijke macht,
  • een vrouwelijke hoffunctionaris,
  • een gezant,
  • vier officieren,
  • twee burgemeesters,
  • een vendumeester aan de Kaap de Goede Hoop.
Tijdens het Koninkrijk is de verdeling anders, nl.:
  • een minister van staat,
  • drie gezanten,
  • een hoofdambtenaar,
  • drie mannelijke en vier vrouwelijke hoffunctionarissen.
De ambten tijdens de Republiek waargenomen zijn veel talrijker dan die tijdens het Koninkrijk, waarbij men echter dient te bedenken, dat de republikeinse in een periode van drie eeuwen werden bekleed en de koninklijke in een periode van nauwelijks een eeuw. In totaal gaat het hier om 33 ambten in de staatkundige, diplomatieke en militaire sfeer, die door 22 Fagels werden bekleed. Deze getallen dekken elkaar niet omdat zich in deze lijst gevallen voordoen van een opeenvolging in verschillende ambten door één en dezelfde persoon. Gaspar Fagel bijv. was eerst pensionaris van Haarlem, toen griffier der Staten-Generaal en tenslotte raadpensionaris van Holland.
Zonder twijfel zijn de bijnamen 'de Oude' en 'de Jonge' voor enkele telgen, die de voornaam Hendrik of François kregen, reeds in de 18de eeuw ontstaan. Men kan zich voorstellen dat deze bijnamen niet alleen in de kring van de familie werden gebruikt, maar ook bij de griffie der Staten-Generaal, waar al deze oude en jonge Fagels hun werkkring hadden. Eerlijkheidshalve moet hier aan worden toegevoegd dat de bijnaam 'de Oudste' pas is ontstaan tijdens de inventarisatie van het familiearchief Fagel, maar nu alleen om er oudere generaties mee aan te geven.
De familie Fagel heeft zich gedurende de 16de, 17de en 18de eeuw tot een aanzienlijk regentengeslacht ontwikkeld, hetgeen hun ambten en huwelijken met andere voorname families bewijzen. Zij voerden een fiere wapenspreuk 'In recto decus', waaraan alle familieleden zich zonder uitzondering hebben gehouden. ( W. M. C. Regt, Genealogie der Familie Fagel 'Gen. en Herald. Bladen', 1906, 50 en foto van het wapen op p. 48. ) Zij waren trouwe dienaars van het Huis Oranje-Nassau, waarmede zij intieme relaties onderhielden. Ook hun betrekkingen met buitenlandse staatslieden en diplomaten waren van groot belang. In dit opzicht waren zij in het bijzonder op Groot-Brittannië georiënteerd, hetgeen als het ware in het verloop der gebeurtenissen tijdens de tweede helft van de 17de eeuw, de gehele 18de eeuw en het begin van de 19de eeuw lag opgesloten. Zowel de voorbereiding van de expeditie van prins Willem III naar Engeland, waarvan de spil bij raadpensionaris Gaspar Fagel in 1688 lag, evenals de voorbereiding van de terugkeer van prins Willem VI door Hendrik en Robert Fagel in 1813 duiden als het ware in de geschiedenis van de familie Fagel het begin en het einde van deze periode van Engels-Nederlandse betrekkingen aan.
Behalve de officieren in de familie Fagel, studeerden nagenoeg alle mannelijke Fagels in de rechten, zowel in het buitenland als hier te lande. Zij waren bekwame latinisten, een eigenschap, die zij reeds jong ontwikkelden en tijdens hun studie in de praktijk brachten. Hun belangstelling ging meestal niet alleen naar het gekozen vak zelve uit, maar ook bestudeerden enkele hunner godsdienstige en vooral politieke wetenschappen. Deze inslag spreekt het sterkste bij François Fagel de Oude, Hendrik Fagel de Oude, François Fagel de Jonge en Hendrik Fagel de Jonge. Hun 'Eigenhandige Aanteekeningen' over al deze onderwerpen bevinden zich nog in het familiearchief Fagel. Behalve hun belangstelling voor de a-vakken waren François Fagel de Jonge en zijn zoon Hendrik Fagel de Jonge exponenten van de interesse voor de b-vakken.
Naast hun studies op het gebied der wetenschappen hadden deze Fagels ook een open oog voor literatuur en kunst. Zij bezaten een uitgebreide bibliotheek, die de grondslag van hun kennis vormde. Zeer bekend was hun schilderijenverzameling, waarin vele werken van bekende 16de-, 17de- en 18de-eeuwse meesters voorkwamen. Tenslotte dient ook de collectie munten, penningen, tekeningen en kaarten genoemd te worden, die voornamelijk door François Fagel de Jonge werd samengesteld.
Bij de biografische schetsen van leden van de familie Fagel zijn alleen bronnen vermeld, die niet ontleend zijn aan de gegevens betreffende het geslacht Fagel, verstrekt in het Genealogisch Repertorium door Jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn, 2de druk, aangevuld met gegevens in Inventarissen van Rijks- en andere Archieven , 1930, III, 331 en Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven , 1914, II, 79, alsmede in M. A. van Rhede van der Kloot, Aanteekeningen Regeerende Families te 's-Gravenhage en Scheveningen , 1905, 14 en 22, in het Geslachtsregister Koenen (nr. 27 in kw.st. van F. A. C. Pauw), in de Ridderschap van Noord-Brabant door Wildeman (nr. 7 in kw.st. van Jhr. J. M. van Singendonck), in de Kwartierstaat door Van Rhede van der Kloot en Bär (nr. 13 en 15 in kw.st. van mr. C. J. E. graaf van Bylandt), in de Kwartierstaten door Van der Dussen en Smissaert , deel I (nr. 11 in kw.st. van mr. J. J. L. van der Brugghen en dito in kw.st. van mr. W. R. baron van Tuyll van Serooskerken), idem deel II (nr. 11 in kw.st. van mr. L. Hulsen de Beyer en nrs. 11 en 15 in kw.st. van Jhr. C. P. D. van Singendonck), idem deel III (nr. 11 in kw.st. van mr. A. Warin). Evenmin worden gegevens vermeld, voorkomende in de bekende biografische woordenboeken van Kok, Van der Aa en het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek . Onder de 'voornaamste literatuur', die per persoon in deze inventaris is opgenomen, wordt niet de literatuur vermeld, die is opgenomen in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek en zijn voorgangers. De meeste van de genoemde boekwerken werden direct geput uit de bronnen van het familiearchief Fagel.
Stamboom van de familie Fagel
De stamboom van de familie Fagel is een weergave van de versie zoals deze in 1964 is afgedrukt in de archiefinventaris.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Bibliotheek, archief en kunstverzamelingen werden grotendeels bewaard in het herenhuis Noordeinde 140 te 's-Gravenhage, waar de elkaar opvolgende griffiers der Staten-Generaal uit het geslacht Fagel sedert 1680 hebben gewoond. Dit huis kan men beschouwen als de zetel van de familie, hoewel uiteraard andere familieleden eveneens in het centrum van Den Haag gevestigd waren. ( H. E. van Gelder, Haagsche Cohieren, Jaarb. 'Die Haghe', 1913, 29, 1914-1915. 23, 29, 39, 62, 109 vlg. ) Deze vestiging in Den Haag was juist gekozen, omdat zij hier het Stadhouderlijk (later Koninklijk) Hof, de Staten-Generaal, de Staten van Holland en Westfriesland, alsmede hun andere meesters op de beste wijze konden dienen. Aan J. van Breen danken wij een uitvoerige beschrijving van het huis aan het Noordeinde met de in de tuin gelegen koepel, waaraan de bekende bouwmeester Daniel Marot en de kunstschilder Terwesten hun beste krachten hebben gewijd. ( J. van Breen, Het Heerenhuis Noordeinde nr. 140 en De Tuinkoepel van het Huis Noordeinde nr. 140, beide in Jaarb. 'Die Haghe', 1913, 133 vlg. ) Van deze oude glorie treft men thans weinig meer aan; het huis werd tot winkel verbouwd, terwijl de koepel in verval is geraakt. In 1803 deed Hendrik Fagel de Jonge, die toen in Engeland vertoefde, het huis van de hand. Hieraan was een vrijwel totale uitverkoop van de inboedel vooraf gegaan. De kunstverzamelingen werden in de jaren 1799-1802 in Londen geveild. ( Briefwisseling van Jacob baron Fagel, inv.nrs. 3353-3388. ) Ook de bibliotheek, die door François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude was verzameld, deelde dit lot en werd verkocht aan Trinity College van Dublin, waar deze collectie thans nog bekend staat als 'The Fagel Library'. ( L. Brummel, The Fagel Library in Trinity College, Dublin, 'Miscellanea Libraria', 1957, 204 vlg. )
Gelukkig bleven het familiearchief en de collectie familieportretten van de Fagels van de verkoop in de jaren 1799-1802 uitgezonderd en konden tijdens de 19de eeuw met nieuwe aanwinsten worden uitgebreid.
Het archief, waarin men de neerslag van het werken en vorsen van de familieleden aantreft, was nog lange tijd door een waas van beslotenheid omhuld totdat dr. H. T. Colenbrander, toen directeur van het Bureau voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, in 1913 kon getuigen: 'Het fraai gelegen Avegoor, eigendom van den laatst overgebleven mannelijken telg uit het geslacht, dat aan de Vereenigde Nederlanden vijf griffiers der Staten-Generaal geleverd heeft, herbergt de vermoedelijk kostbaarste verzameling geschiedkundig materiaal, die in Nederland (buiten het Koninklijk Huisarchief) in particulier bezit voorkomt, waarin het mij gegeven was een oog te slaan'. ( H. T. Colenbrander, Het Archief Fagel en de geschiedenis van het Oranjehuis van 1806 tot 1813, Gedenkboek 'Je Maintiendrai', 1913, 296 vlg. ) Met deze woorden kwam het archief meer in de openbaarheid te staan dan voorheen het geval was geweest. Huize 'Avegoor' in Ellecom (gemeente Rheden) was in de tweede helft van de 19de eeuw de zetel van de familie Fagel geworden, nadat zij gedurende de eerste helft van deze eeuw nog in Den Haag had gewoond. Jacob baron Fagel kocht op 19 maart 1822 het huis aan de Lange Vijverberg nr. 14, waar hij reeds in 1806 had gewoond. Daarna verhuisde hij naar het huis van Johan de Witt aan de Kneuterdijk en nog later naar Plein 5. Het huis aan de Lange Vijverberg nr. 14 was oorspronkelijk een gedeelte van het Hof van Friesland. In 1827 verhuurde Jacob baron Fagel het pand aan zijn broeder Hendrik baron Fagel. Deze woonde er tot zijn dood in 1838. Het huis werd toen betrokken door de weduwe van Jacob baron Fagel, Mevrouw J. M. M. barones Fagel-Boreel, met haar drie kinderen François Hendrik Robert René, Eleonora en Wendela. Tenslotte woonde in dit huis de ongehuwde Jkvr. Eleonora Fagel. Na haar dood in 1877 schijnt het huis verkocht te zijn. ( Henriette J. J. M. van Diepen, Het Hof van Friesland, Jaarb. 'Die Haghe', 1942,52 vlg. )
Tenslotte dient nog te worden opgemerkt, dat de collectie familieportretten van de Fagels zich, evenals het archief, in het bezit van het Rijk bevindt. Deze collectie wordt thans beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Rijswijk.
Het valt niet moeilijk om naast een stamboom van de zgn. adellijke tak van het geslacht Fagel ook een stamboom van het familiearchief te construeren. Indien men uitgaat van de stelling, dat in het algemeen familiepapieren van vader op zoon vererven, wordt de stam van de boom gevormd door de archieven of archivalia, die achtereenvolgens in het bezit waren van François Fagel de Oudste, Hendrik Fagel de Oudste, Cornelis Gerrit Fagel, Hendrik Fagel de Oude, Jacob baron Fagel, François Hendrik Robert René baron Fagel en tenslotte van Jacob John baron Fagel. Aan deze stam kunnen tevens worden toegevoegd de archivalia, die afkomstig waren van hun echtgenoten of moeders na het overlijden. De takken van de boom worden dan gevormd door de opneming van archieven of archivalia, afkomstig van ooms en tantes na het overlijden en van broers en zusters na het overlijden, resp. huwelijk.
De stamboom is zo compleet, waarbij echter opgemerkt wordt, dat archieven of archivalia van afstammelingen uit de zijtakken Fagel-Aux Brébis, Fagel-Robbé, Fagel-Graswinckel, die uitstierven, niet in het familiearchief Fagel werden opgenomen, uitgezonderd echter enkele archivalia, afkomstig van generaal François Nicolaas baron Fagel.
Dit conglomeraat archieven, archiefjes en losse stukken, afkomstig van 26 leden der familie Fagel, vermeerderd met die der aanverwante geslachten, vormt het familiearchief Fagel, dat een lengte van ongeveer 45 strekkende meter beslaat. De dossiers en losse stukken waren geborgen in bruine en rood-kleurige portefeuilles, die eerst ten huize van de hierboven genoemde stamhouders te 's-Gravenhage werden bewaard en laatstelijk op 'Avegoor' te Ellecom (gemeente Rheden).
Zolang het archief in particuliere handen is gebleven, werd het zelden geraadpleegd. Enkele sporen werden gevonden, die wezen op een onderzoek van mr. G. Groen van Prinsterer, de eerste directeur van het Koninklijk Huisarchief. Hij verdiepte zich in de stukken over de Oostenrijkse Successie Oorlog. In de negentiger jaren van de vorige eeuw kon W. M. C. Regt ter bewerking van zijn genealogie over de familie Fagel geen toegang tot het archief verkrijgen, hetgeen hij toeschreef aan de uitlandigheid van de familie. ( Het meer geciteerde artikel van W. M. C. Regt, blz. 49. ) Gelukkiger was dr. H. T. Colenbrander, die in het begin van de 20ste eeuw een onderzoek instelde naar papieren, belangrijk voor zijn uitgave van de 'Gedenkstukken'. ( Een nog onuitgegeven verdrag van Willem III, 'Bijdr. v. Vad. Gesch.', 3de Reeks, VI, 133 vlg. en VII, 41 vlg. ) Daarna was het prof. dr. F. J. L. Krämer, die de archivalia van raadpensionaris Gaspar Fagel onder de loupe nam en hierover een artikel publiceerde ( Idem ) , maar tevens kans zag de brieven van Willem III aan Gaspar Fagel en Hendrik Fagel de Oudste aan de verzamelingen van het Koninklijk Huisarchief toe te voegen. Omstreeks 1920 kreeg dr. N. Japikse toegang tot het archief, eveneens ter bestudering van de nagelaten papieren van raadpensionaris Gaspar Fagel, die later werden verwerkt in zijn uitgave van de 'Correspondentie van Willem III en van Hans Willem Bentinck, eersten Graaf van Portland'. Deze historicus kon Jacob John baron Fagel er toe bewegen - in overleg met de toenmalige Algemene Rijksarchivaris prof. mr. R. Fruin - om het familiearchief Fagel aan het Rijk in bewaring te geven.
Bij missive van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 9 januari 1922, nr. 108 K.W. werd de Algemene Rijksarchivaris gemachtigd om het archief in bewaring te nemen, terwijl het proces-verbaal van overdracht nog in dezelfde maand door Jacob John baron Fagel en prof. mr. R. Fruin getekend werd.
Dit proces-verbaal bevat twee bepalingen, die in verband met de toekomstige ontwikkeling van het archief niet zonder belang waren, nl.:
  1. dat door de zorgen van de Algemene Rijksarchivaris een inventaris van de in bewaring gegeven stukken zou worden gemaakt;
  2. dat de stukken, die ná 1840 waren gedateerd, aan de eigenaar moesten worden teruggegeven.
Zes jaren later echter overleed de laatst levende mannelijke Fagel, zodat zich een kans voordeed om het familiearchief in eigendom van het Rijk te verwerven. Bij missive van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen d.d. 2 mei 1930, nr. 3188 K.W. werd de Algemene Rijksarchivaris tot aankoop van het archief gemachtigd. Alhoewel in deze machtiging geen koopprijs was vastgesteld, was deze met de erven reeds overeengekomen tegen een som van ƒ 20.000,-. Aldus ging 'de vermoedelijk kostbaarste verzameling geschiedkundig materiaal, die in Nederland (buiten het Koninklijk Huisarchief) in particulier bezit voorkomt' in eigendom van het Rijk over. ( Het meer geciteerde artikel van H. T. Colenbrander, hiervoor blz. XVII, noot 11. ) Ook de stukken ná 1840, die volgens het proces-verbaal van 1922 aan Jacob John baron Fagel moesten worden teruggegeven, waren bij deze aankoop inbegrepen en kwamen dus mede in handen van het Rijk.
De archivalia onder de nummers voorzien van een a, een b, een c enz. werden verworven nadat de beschrijving en ook de ordening van het archief in 1960 was gereed gekomen. Zij zijn gedeeltelijk afkomstig van een schenking door Jhr. mr. L. Quarles van Ufford, afstammeling van de laatste vrouwelijke telg van de familie Fagel, mevrouw Wendela Albertine gravin van Limburg Stirum, geb. barones Fagel en gedeeltelijk uit de verzameling 'Vervolg Archief Staten-Generaal'. Deze laatste archivalia behoorden thuis in het familiearchief, maar werden waarschijnlijk in 1795 door de Bataafse autoriteiten in beslag genomen om de politieke activiteiten van het 'ancien régime' in Nederland te onderzoeken. Bedoelde stukken waren in het archief der Staten-Generaal achtergebleven alhoewel andere archivalia reeds eerder aan de familie waren geretourneerd. In dit geval werd dus een fout uit het verleden hersteld.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Indien men de archivalia betreffende de aanverwante geslachten van de familie Fagel buiten beschouwing laat, dateert het oudste stuk in het familiearchief uit het jaar 1629. Toen maakte François Fagel de Oudste na het overlijden van zijn eerste vrouw Maria Rosa een lijst van de goederen op, die aan haar kinderen werden toebedeeld.
In deze inventaris zijn de archivalia beschreven van 26 leden der familie Fagel met hun echtgenoten. Dit aantal is groter dan dat van degenen, die in het openbare leven werkzaam waren, omdat ook stukken afkomstig van gehuwde en ongehuwde dochters werden aangetroffen, terwijl van een enkele der hiervermelde functionarissen geen archivalia werden overgeleverd.
Er werden vier hulpmiddelen ontworpen om het zoeken in deze inventaris te bevorderen nl.:
  1. de inhoudsopgave, die onder meer verwijst naar de zakelijke inhoud van het familiearchief Fagel en een schematisch overzicht biedt van de aard en indeling ervan;
  2. de index van persoonsnamen, die niet alleen verwijst naar de eigennamen, die in de inventaris worden vermeld, maar ook naar de namen van de correspondenten, die in schriftelijke relatie tot de Fagels stonden en wier namen niet in de inventaris zelf voorkomen. Het betreft hier alleen de namen van correspondenten in de series 'Particuliere Brieven' en 'Brieven van Ministers'. De getallen achter de namen verwijzen naar de nummers van deze inventaris. Aan de hand van deze nummers kan men in het bijzonder ten aanzien van de correspondenten nagaan met welke Fagels en wanneer briefwisseling werd onderhouden;
  3. een overzicht van de onderlinge verhouding der groepen archivalia in het familiearchief Fagel (bijlage I);
  4. de stamboomvan de familie Fagel.
Verantwoording van de bewerking Ook de inventarisatie werd na 1922 ter hand genomen, maar het zou te ver voeren om hier de namen te noemen van de circa acht ambtenaren en volontairs van het Algemeen Rijksarchief, die hieraan hun krachten hebben gewijd. Jammer genoeg volgde hierbij een ieder zijn eigen weg, met alle gevolgen van dien. Het was heel moeilijk een draad te vinden, die naar een uitweg uit het inventarisatiewerk leidde. Enkele opschriften op de dossiers en archiefstukken wezen er weliswaar op, dat er een zekere organisatie in dit familiearchief geweest moest zijn, maar vele van deze aanduidingen waren sedert 1922 verdwenen. Wel kon worden vastgesteld, dat de opschriften, die de inhoud van de dossiers of losse stukken weergaven, meestal door twee uitgesproken persoonlijkheden waren geplaatst. Het lukte eindelijk deze personen te identificeren als François Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude. Het bleek o.m., dat zij als griffiers der Staten-Generaal ook ten opzichte van hun eigen archief een systeem hadden ontworpen om zo in staat te zijn stukken terug te vinden en te raadplegen. Bij verdere vergelijking kwam ook naar voren, dat Hendrik Fagel de Oude de meeste dossiers en stukken van opschriften had voorzien. Hij ontleende daarbij veel aan de archiefordening van de Staten-Generaal, die historisch gegroeid, als een der beste ordeningen van die tijd bekend staat. Hendrik verdeelde zijn archief met dat van de Staten-Generaal als voorbeeld in series stukken, waarbij hij tenslotte ook het archief van zijn vader Cornelis Gerrit Fagel en zijn oom François Fagel de Oude inlijfde. De enkele stukken van zijn grootvader Hendrik Fagel de Oudste deelden eveneens dit lot, maar niet het archief van Gaspar Fagel, zijn oudoom, die raadpensionaris van Holland en Westfriesland was geweest. Bij deze inlijving speelde waarschijnlijk een rol, dat Hendrik Fagel de Oudste en François Fagel de Oude ook als griffiers der Staten-Generaal waren opgetreden. In dit schema pasten eigenlijk de nagelaten papieren van zijn vader Cornelis Gerrit niet, maar zij pasten wel in het kader van Hendrik's particuliere papieren. Deze weg gingen ook de nagelaten papieren van andere Fagels, die nimmer het griffierschap van de Staten-Generaal hadden bezeten en hoewel Gaspar Fagel een korte tijd als griffier der Staten-Generaal had gefungeerd (1670-1672) hield Hendrik dit archief buiten zijn systeem, waarschijnlijk omdat Gaspar Fagel de meeste bekendheid genoot als raadpensionaris. Al was er dan een kern aanwezig, toch was het systeem van Hendrik Fagel de Oude in het begin van de definitieve inventarisatie van het familiearchief niet geheel duidelijk. De series, die in dit systeem in hoofdzaak naar voren kwamen groepeerden zich om de onderwerpen:
  1. 'Particuliere Saaken',
  2. 'Generaliteits-Saaken',
  3. 'Particuliere Brieven',
  4. 'Brieven van Ministers',
  5. 'Brieven aan Ministers',
  6. 'Eigenhandige Aanteekeningen' en
  7. 'Varia'.
Deze opschriften werden door Hendrik Fagel de Oude geplaatst en zijn kleinzoon Hendrik Fagel de Jonge is op deze weg voortgegaan. Met deze oorspronkelijke organisatie van het archief van Hendrik Fagel de Oude in de hand, werd geprobeerd ook het gedeelte van het familiearchief, dat ten gevolge van vroegere werkzaamheden in de war was geraakt, te ordenen. Dit lukte wonderwel, al moesten wel enkele malen compromissen gevonden worden. Het uiterlijk van het familiearchief Fagel moest helaas worden veranderd. De bruine en rood-kleurige portefeuilles waren dermate vergaan, dat zij alle door de normale archief-portefeuilles werden vervangen. ( Inmiddels is het archief verpakt in standaard archiefdozen. ) De oorspronkelijke opschriften van de portefeuilles, dossiers en losse stukken werden in de teksten van de beschrijving tussen aanhalingstekens geplaatst ten einde het persoonlijk cachet, dat de verschillende familieleden aan hun archivalia gegeven hebben, te bewaren. Daar waar zulks nodig was werden deze opschriften verduidelijkt, zodat de inhoud van de archiefstukken direkt in het oog springt. Tevens werd vermeld of zich in de dossiers aantekeningen van de verschillende Fagels bevinden om alzo aan te geven wie er aan deze dossiers hebben gewerkt. Uit de opschriften zal men dikwijls kunnen opmaken wie deze geschreven heeft. De handschriften van de Fagels zijn uitgesproken verschillend van aard, behalve die van Hendrik Fagel de Oude, François Fagel de Jonge en Hendrik baron Fagel de Jonge (grootvader, zoon en kleinzoon), die zeer veel op elkaar lijken. In de drie groepen werden de dossiers en losse stukken beschreven en geordend per persoon. Uitzonderingen op deze regel vormen hoofdafdeling III van de tweede groep en hoofdafdelingen II en III van de derde groep. Reeds werd opgemerkt, dat Hendrik Fagel de Oude bij zijn archief ook archivalia van zijn voorgangers-griffiers der Staten-Generaal had ingelijfd. Het betreft hier stukken van Hendrik Fagel de Oudste, griffier van 1672-1690, François Fagel de Oude, griffier van 1690-1744 en een enkel stuk van Gaspar Fagel, griffier van 1670-1672. Alhoewel geprobeerd werd ook de dossiers, die van hen afkomstig waren, bij de andere archivalia betreffende hun persoon in te delen, lukte dit niet, want het bleek dat de stukken in de dossiers van hoofdafdeling III van de tweede groep (het 'Griffiersarchief') dermate met elkaar verweven waren, dat bij splitsing ervan zwaar gezondigd zou zijn tegen de principes van de 'Handleiding', evenals het een zonde zou zijn tegen de kennis van onze vaderlandse geschiedenis, die met de gesloten series van deze hoofdafdeling aanzienlijk wordt verrijkt. Zowel de aard als de inhoud van de dossiers wezen erop, dat Hendrik Fagel de Oude hier een archief had bijeengebracht, waarin hij de stukken bewaarde, die hij gebruikte als grondslag van zijn werkzaamheden als griffier der Staten-Generaal. Alhoewel hijzelf zijn archief naamloos had gelaten, verdiende dit alleszins de naam van 'Griffiersarchief'. Het neemt aan plaatsruimte ongeveer de helft van de totale lengte van het familiearchief in beslag. ( Zie behalve deook mijn artikel in het Nederlands Archievenblad, 1961, afl. 3. )
toelichting tot de betrokken hoofdafdeling
Eenzelfde geval deed zich voor ten aanzien van hoofdafdeling II van de derde groep, nl. bij de serie 'Brieven van Ministers', die zich uitstrekt van François Fagel de Oude tot en met Hendrik baron Fagel de Jonge. Ook deze opzet is gehandhaafd. François Fagel de Oude bewaarde zijn minuten van uitgaande brieven bij de ingekomen brieven. Het zijn er slechts enkele. Hendrik Fagel de Oude echter en zijn kleinzoon Hendrik Fagel de Jonge bewaarden hun minuten van uitgaande brieven apart en zo ontstond de serie 'Brieven aan Ministers' (hoofdafdeling III, derde groep). Daarentegen kwamen de minuten van brieven in antwoord op de 'Particuliere Brieven' van deze beide griffiers hierbij terecht. Ook in dit geval is het aantal gering. Tenslotte verdient nog opmerking dat de nagelaten papieren van ambtelijke aard, afkomstig van Hendrik baron Fagel de Jonge zowel in het 'Griffiersarchief' voorkomen als in hoofdafdeling IV van de tweede groep. Deze verdeling houdt verband met zijn vertrek naar Engeland in oktober 1794 om hier als extraordinaris ambassadeur en plenipotentiaris hulp te zoeken tegen de invasie der Fransen in de Oostenrijkse Nederlanden, die spoedig daarna in januari 1795 Nederland zelf veroverden. Alhoewel nog officieel griffier der Staten-Generaal tot deze bezetting, zijn er na zijn vertrek als gezant geen stukken meer in het 'Griffiersarchief' opgenomen, omdat dit in Nederland bleef. Een nieuwe serie dossiers en ook brieven ontstaat dan in Engeland; deze nieuwe serie dossiers werd verwerkt in hoofdafdeling IV van de tweede groep, terwijl de ingekomen brieven en de minuten van de uitgaande brieven een plaats vonden achter zijn 'Particuliere Brieven', die hij reeds in Nederland ontvangen of verzonden had.
Ordening van het archief
Het familiearchief is, als resultaat van de inventarisatie, ingedeeld overeenkomstig het volgende schema:
Eerste Groep : Stukken van persoonlijke aard, waarin alle 'Particuliere Saaken' van Hendrik Fagel de Oude, van zijn voorgangers en zijn afstammelingen, alsmede de 'Eigenhandige Aanteekeningen' en 'Varia'. Onderverdeeld werd deze groep in:
  1. Genealogische Aantekeningen enz.
  2. Stukken betreffende de Familie Fagel, zgn. adellijke tak.
  3. Stukken betreffende aanverwante geslachten.
Tweede Groep : Stukken van ambtelijke aard, waarin alle 'Generaliteits-Saaken' en de dossiers en losse stukken van politieke en rechtelijke aard, zowel van Hendrik Fagel de Oude, als van zijn voorgangers en afstammelingen. Onderverdeeld werd deze groep in:
  1. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van Gaspar Fagel.
  2. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van Cornelis Gerrit Fagel.
  3. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van François Fagel de Oude, Hendrik Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Jonge als griffiers der Staten-Generaal, verzameld in het 'Griffiersarchief', c. 1700-1794.
  4. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van Hendrik baron Fagel de Jonge (niet als griffier der Staten-Generaal).
  5. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van Jacob baron Fagel.
  6. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van François Willem baron Fagel.
  7. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van Robert baron Fagel.
  8. Stukken van ambtelijke aard, afkomstig van François Hendrik Robert René baron Fagel.
Derde Groep : Briefwisselingen, waarin alle 'Particuliere Brieven', 'Brieven van Ministers' en 'Brieven aan Ministers', zowel aan en van Hendrik Fagel de Oude, als aan en van zijn voorgangers en afstammelingen.
Onderverdeeld werd deze groep in:
  1. 'Particuliere Brieven'.
  2. 'Brieven van Ministers'.
  3. 'Brieven aan Ministers'.
  4. Ontcijferde brieven van vreemde gezanten aan hun regeringen.
De indeling van de hoofdafdelingen in afdelingen, hoofdstukken en rubrieken treft men aan in de inhoudsopgave, terwijl de bijlage I een overzicht geeft van de onderlinge verhouding der groepen archivalia in het familiearchief Fagel, die aldaar per familielid worden opgesomd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
Deze archiefinventaris is aanvankelijk gedrukt en uitgegeven: N.M. Japikse, Het archief van de familie Fagel ; [uitg. van het] Algemeen Rijksarchief, Den Haag 1964.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Fagel, nummer toegang 1.10.29, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Fagel, 1.10.29, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Andere delen van het archief Fagel bevinden zich in de volgende archieven:
  • Collectie Fagel Supplement, 1524-1795 [1.10.94]
  • Raadpensionaris Fagel, 1672-1688 [3.01.18]

Bijlagen

Archiefbestanddelen