Terug naar zoekresultaten

1.10.24 Inventaris van het archief van Gisbert Cuper of Gisbertus Cuperus [levensjaren 1644-1716], 1625-1751

Het archief van Gisbert Cuper bevat geleerde en particuliere correspondentie en briefwisselingen over binnen- en buitenlandse politiek, grotendeels betreffende Scandinavië, Oostenrijk en Turkije, daterend van eind 17e- begin 18e eeuw.
Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.10.24
Inventaris van het archief van Gisbert Cuper of Gisbertus Cuperus [levensjaren 1644-1716], 1625-1751

Auteur

auteur onbekend

Versie

04-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
(c) 1970 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie Cuperus
Cuperus

Periodisering

archiefvorming: 1677-1716
oudste stuk - jongste stuk: 1625-1751

Archiefbloknummer

1153

Omvang

; 17 inventarisnummer(s) 1,05 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een groot aantal stukken is in het,ofgesteld.
Nederlands
Latijn
Engels
Frans

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Cuper, Gisbert (1644-1716)

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van Gisbert Cuper bevat geleerde en particuliere correspondentie en briefwisselingen over binnen- en buitenlandse politiek, grotendeels betreffende Scandinavië, Oostenrijk en Turkije, daterend van eind 17e- begin 18e eeuw.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Gisbert Cuper (levensjaren 1644-1716) was hoogleraar aan het Atheneaum Illustre te Deventer, burgemeester van Deventer, gedeputeerde ter Staten-Generaal, gedeputeerde te velde (in 1706) en historicus.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Belangrijk is de verzameling Gisbert Cuperus ( Ontleend aan: ) De gestie van Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink als archivaris des Rijks 1854-1865 ( . 's-Gravenhage 1926, p.34. ) , waaruit het Rijksarchief het historische gedeelte verwierf, terwijl het philologische door de Koninklijke bibliotheek werd aangekocht. De heer P. Bosscha, rector van het gymnasium te Deventer, had den bibliothecaris Holtrop op de zaak opmerkzaam gemaakt, en deze had overleg gepleegd met Bakhuizen van den Brink, die gaarne tot den aankoop medewerkte. Hij schreef ( De brief is, meen ik (= R. Fruin), van Van den Bergh, maar nagezien en verbeterd door Bakhuizen van den Brink. ) aan Holtrop het volgende: De oorsprong van de geheele verzameling is mij gebleken uit een brief van G. Cuper, aan den graaf De Flodrof gerigt en geschreven den 29 Junij 1710 te Oyen, tijdens Cuper zich aldaar op dit zijn landgoed bevond. Hij schrijft aan dien graaf: "J'ay fini à cette heure un travail pénible, j'avois la coutume de mettre mes réponses aux savans dans des livres in folio, toutes de suite, ce que j'ay continué à mon grand regret jusqu'a l'an 1703. Alors je commençois de mettre mes réponses auprès de chaque lettre, qui me venoit; et j'ay trouvé cela si commode, que la fantasie me prit il y a deux ans d'anatomiser tous ces livres in folio et d'en prendre chaque lettre a part, les désunir et les joindre aux autres de mes savans amis, chacune à chacune. J'ay esté obligé de copier les unes à moitié, les autres à un quart, les autres entières, et votre Exc. en peut juger que cela m'a couté beaucoup de peine. Mais labor improbus omnia vincit, et l'affaire est achevée. Je m'en vais à cette heure à en faire des volumes et les faire relier, je crois que j'en auray au moins une centaine, gros et petits, et je le considère comme un petit thrésor de papier et de literature."
De verwerving van het archief
Het archief is door aankoop verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Overgaande tot den inhoud ( Dit hoofdstuk is ontleend aan: ) De gestie van Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink als archivaris des Rijks 1854-1865 ( . 's-Gravenhage 1926, p. 34-36. ) van de boekdeelen volgens de nummers, daarvan door den heer Bosscha op zijne lijst opgegeven, vindt men vooreerst, dat in n°. 2 het meerendeel der brieven van philologischen aard is. Het zijn voor het grootste gedeelte minuten van brieven door Cuper geschreven aan onderscheidene persoonen, die zich met wetenschap en oudheden bezig hielden. Hierop maken uitzondering de correspondentie met den Overijsselschen afgevaardigde der Staten-Generaal Ten Borgh, met den Oostenrijkschen agent Cramprich, Norf en vooral met den heer Hop te Weenen. Hoewel de briefwisseling met H. ter Borgh veelal over litterarische onderwerpen loopt, wordt daarin echter ook over staatsaangelegenheden en plaatselijke onlusten en woelingen te Deventer gehandeld. Deze brieven zijn door Cuper in het latijn opgesteld. Daarentegen zijn de brieven in Weenen in het Hollandsch door Hop aan Cuper gerigt en behandelen uitsluitend de belangrijke gebeurtenissen van het jaar 1689.
De deelen, genommerd met 3, 4, 5, zijn verzamelingen van stukken, brieven enz. rakende zaken van staat en oorlog. De eerste helft van no. 6 is van denzelfden aard. Ik heb aan dergelijke verzamelingen, waarvan er meerdere op het Rijks-archief voorkomen, in navolging van Aitzema, in navolging van het opschrift van dergelijke bundels in de verzameling van Jan de Witt dat opschrift gegeven. Zie Overzigt blz. 122. Het was destijds de gewoonte van mannen, die in de regering der Republiek gebezigd werden of den gang van zaken zoowel hier te lande als elders met aandacht gadesloegen, copiën van resolutiën, gedrukte en geschreven staatsstukken, missives enz. bijeen te brengen, om die ter gelegenen tijd hetzij als antecedenten in de toekomst te doen dienen of ze als gedenkstukken voor de geschiedenis te bewaren. Zijn zij voor een bijzonder persoon van belang, voor het Rijks-archief is de waarde daarvan te minder, omdat meestal de originelen van deze copiën aldaar berusten. De tweede helft van n°. 6 is daarentegen van meer waarde. Daarin bevinden zich zeer belangrijke bijzonderheden, door Cuper opgeteekend over het karakter en de levenswijze van eenigen zijner beroemde tijdgenooten als van Van Beuningen, Willem III, de heer Van Ghent, Temple enz. Eenige anekdoten doen de denkbeelden van dien tijd kennen over de inrigting der admiraliteiten. Voorts komen in dezen bundel eenige bijzonderheden voor over de zending van de HH. Boreel, Alewijn en Dijkvelt naar Engeland in 1672, die een juist denkbeeld geven van den toenmaligen toestand der regering van Groot Brittannië en van het Cabal-ministerie. Voor de meer intieme kennis van personen en zaken is dus n°. 6 van veel aangelegenheid.
N°. 7, een boekdeeltje in quarto, bevat zeer belangrijke eigenhandige brieven, aan Cuper door Everhard van Weede, heer van Dijkvelt, geschreven; 28 dier brieven loopen over het jaar 1689, toen hij gezant te Londen was, eenige weinigen van latere dagteekening handelen meest over particuliere belangen. Daarin wordt, zooals Cuper het zelf uitdrukt, "behandelt van veele polytijcke waken".
N°. 8, de correspondentie, door den baron Walraven van Heeckeren gedeeltelijk uit Zutphen gedeeltelijk uit Stockholm met Cuper onderhouden, loopt zoowel over oudheden als over staatszaken. Het wetenschappelijk gedeelte handelt meermalen over gegraveerde steenen, van welke eenige afdrukken in lak in de brieven zijn opgenomen. Tegelijk met zijne wetenschappelijke bevindingen deelt Van Heeckeren staatkundig nieuws van de hoven, bij welke hij zich bevindt, mede.
De brieven welke in n°. 9, zijnde een lijvig deel in 4°, gevonden worden, zijn meest alle origineel. Achter de brieven zijn veelal de minuut-antwoorden van Cuper gevoegd. De redactie en schikking laat echter veel te wenschen over, zoodat het hoogst moeijelijk is, het belangrijke van het onbelangrijke te onderscheiden zonder alle brieven, den een na den ander, te lezen. Onder vele beroemde namen komt ook voor die van een tot hiertoe onbekend persoon uit Amsterdam Adam Francken, die zijne uitgebreide briefwisseling met personen buitenslands mededeelde aan den burgemeester Witsen, Cuper en andere Regeringsleden in de Republiek. De overige correspondentie, waarvan de heer Bosscha reeds eene lijst heeft overgelegd, handelt beurtelings over staatszaken en wetenschappelijke aangelegenheden. De correspondenten zijn veelal persoonen, met welke Cuper als gedeputeerde te velde in 1706 bekendschap had aangeknoopt. Zij zijn als zoodanig te vergelijken niet die verzameling brieven, welke op het archief van Johan van den Bergh berust, en schoon de inhoud der brieven niet altoos aan de vermaardheid der stellers beantwoordt, brieven van den graaf van Portland, van Marlborough, van De Merode-Westerloo, van Van Ginckel, Fagel, Simon van Slingelandt en Heinsius behouden altoos eene courante waarde.
Van den inhoud van n°. 10 is het moeijelijk eene volledige opgave te doen, zoowel om de menigte als den uiteenloopenden aard der stukken, die daarin zijn bijeengebragt. Een deel van dezen band zou tot de verzameling van Zaken van staat en oorlog behooren, een ander deel bevat copiën van brieven, door Cuper geschreven of aan hem gerigt, waarin de geest, die in de geheele verzameling doorstraalt, ook weder gevonden wordt, namelijk het gezamentlijk behandelen van staatszaken en wetenschap. Bij het doorbladeren viel mijne aandacht inzonderheid op
  • 1°. een ,,Rapport, dat den Heer Dijckvelt, uyt Engelandt wederom komende, op den 16 Junij zijnde Maendagh a. 1687 aen Haer H. M. mondelijk heeft gedaen;
  • 2°. eenighe weinighe exstracten uit het journael van Constantijn Rumpf, secretaris van Haerer Hoog Mo. Ambassade an het Fransse hoff binnen Parijs (over hetgeen daarin) aenmerkens(waardig) voorgekomen is, sint den 23 Maert 1672, sijnde den dagh van het vertrek van Syne Extie d'heer ambr. Pieter de Groot." De inhoud van dit laatste is echter minder belangrijk dan de titel zou doen vermoeden;
  • 3°. eene missive van den heer Van Heemskerk aan S. Hoogh. a°. 1681 over de constitutie van de Spaensche monarchie;
  • 4°. van den toestant van Vrancrijk d'anno 1694, van een minister van Vr. overgegeven aan een vrient;
  • 5°. een brief van Cuper, 10 Mei 1708, aan den heer Colyer, waarin hij schrijft, dat de hertog van Marlborough bij hem ter maaltijd is geweest, die daarna aan zijne dochters, zooals Cuper zich uitdrukt, de eer dede van een commetje thee te nemen, die sy bereyt hadden, met ap- en dependentiën;
  • 6°. eene correspondentie van Cuper met Job. Heimannus, predikant te Smyrna, later professor in de Oostersche talen te Leiden.
Alle deze stukken zijn copiën door Cuper geschreven.
N°. 11 is van geene waarde. De inhoud daarvan zou het beste passen bij retroacta van de Staten-Generaal. De brieven van onzen gezant te Constantinopel Colyer en den consul te Smyrna Hochepied, welke den inhoud van de nos. 12 en 13 uitmaken, komen mij voor belangrijk te zijn zoowel voor de kennis van oudheden en den toestand van het Oosten in die dagen, als voor de geschiedenis van den oorlog, tusschen den Keizer en de Ottomaansche Porte gevoerd, welke met den vrede van Carlowitz, en van dien, tusschen Rusland en Turkije gestreden, welke door de vredestractaten van Falczi, Constantinopel en Adrianopel zijn geëindigd.
Onder n°. 14 zijn drie boekdeelen gebragt. Deze houden eene doorgaande briefwisseling in, gevoerd tusschen Cuper en Constantijn Rumph en tusschen den eersten en vele hoogleeraren uit Upsal. Hoewel daarin ook belangrijke staatsaangelegenheden gevonden worden, worden echter meest punten van wetenschap in die brieven behandeld. Deze verzameling munt door orde en redactie boven de andere deelen uit.
Alleenlijk moet ik aanmerken dat een bundel uittreksels en afschriften door Prof. Bosscha onder N°. 1 van de politieke handschriften vermeld nog altoos in het ongerede is ( Deze paragraaf is ontleend aan de brief van Bakhuizen aan de minister van Binnenlandse Zaken van 5 december 1854 no. 103, in: NL-HaNA, ARA, 2.14.03, inv.nr. 15. ) . Daarentegen heb ik ontvangen een lossen bundel met brieven van den Consul Hochepied aan Cuper en van Cuper aan den Consul Hochepied te Smyrna. Deze brieven loopen over de jaren 1707-1716 onafgebroken voort. De correspondentie schijnt van 1708-1710 met de meeste levendigheid te zijn gevoerd. Evenals in de andere bundels wisselen staatkundige en wetenschappelijke onderwerpen ook in dezen bundel elkander beurtelings af. De oorlog en zijne gebeurtenissen, volkenkunde, kennis der zeden en gewoonten van de volkeren van Klein Azië, letteren en geschiedenis zijn de onderwerpen welke daarin worden behandeld.
Verantwoording van de bewerking
Na de verwerving van het archief in 1854 is het niet verder bewerkt of beschreven. In het archievenoverzicht van 1932 The General State Archives and their content is het archief nog vermeld als "not described". Ook in De Rijksarchieven in Nederland : overzicht van de inhoud van de Rijksarchiefbewaarplaatsen uit 1953 is nog geen inventaris vermeld. Pas in De rijksarchieven in Nederland : overzicht van de inhoud van de rijksarchiefbewaarplaatsen, bijgewerkt tot 1 juli 1972 wordt melding gemaakt van een inventaris in handschrift. De oudst bewaard gebleven archiefinventaris is een fotokopie van een typoscript, vermoedelijk vervaardigd rond 1970. Het is een gedetaileerde opsomming van de inhoud van de 16 bestanddelen waaruit het archief bestaat. Wie deze lijst heeft samengesteld, is niet bekend.
In 2009 is deze lijst omgezet naar het EAD-XML-formaat. Vervolgens is in 2013 de inventaris aangevuld met gegevens over het belang van het archief en de verwerving in 1854. Tevens zijn de oorspronkelijke titels of beschrijvingen, zoals die op de rug of aan de binnenzijde van het voorplat van de kaft zijn vermeld, als beschrijvingen van de bestanddelen in de inventaris toegevoegd. Deze eigentijdse beschrijvingen of titels, ofschoon niet altijd even duidelijk of adequaat, zijn in de plaats gekomen van de nietszeggende vermeldingen als "Diverse stukken".
De oorspronkelijke nummers, die op een aantal banden zijn geschreven, komen overeen met de genummerde beschrijvingen in de oorspronkelijk catalogus van Cuper, welke in de Koninklijke Bibliotheek berust (signatuur 72 C 1).

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie Cuperus, nummer toegang 1.10.24, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Cuperus, 1.10.24, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
​Het grootste gedeelte van dit archief bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek.
De correspondentie tussen Cuper en Nicolaas Witsen berust in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam.
Publicaties P. Bosscha, Opgave en beschrijving van de handschriften, nagelaten door Gisbertus Cuperus, eertijds hoogleraar, burgemeester en kameraar te Deventer ... voorafgegaan van eene korte levensschets . Afl. 1. Deventer, 1842. A. J. Veenendaal, Het dagboek van Gisbert Cuper, gedeputeerde te velde. Gehouden in de Zuidelijke Nederlanden in 1706 , Rijksgeschiedkundige publicatiën, kleine serie. Den Haag 1950.
Bianca Chen, 'Digging for Antiquities with Diplomats: Gisbert Cuper (1644-1716) and his Social Capital', Republics of Letters: A Journal for the Study of Knowledge, Politics and the Arts 1, no. 1. 2009
Bianca Chen, Politics and Letters: Gisbert Cuper as a Servant of Two Republics / Double Agents. Cultural and Political Brokerage in Early Modern Europe . Leiden: Brill 2011.

Archiefbestanddelen