Terug naar zoekresultaten

1.08.01 Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.08.01
Inventaris van het archief van de Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda, 1170-1580 (1582)

Auteur

S.W.A. Drossaers [herbewerking Hanno de Vries / Sanne van Splunter]

Versie

08-12-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1948 / 2019 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda I
Nassause Domeinraad tot 1580

Periodisering

archiefvorming: 1170-1580
oudste stuk - jongste stuk: 1170-1582

Archiefbloknummer

1259

Omvang

2252 inventarisnummer(s); 13,05 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een klein gedeelte is gesteld in het, een nog kleiner vermoedelijk in het.
Nederlands
Frans
Latijn

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven en gedrukte teksten. De Nederlandstalige stukken van vóór ca. 1700 zijn geschreven in het gotische cursiefschrift, met name in de oud-Hollandse klerkencursief.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Nassause Domeinraad

Samenvatting van de inhoud van het archief

Dit eerste deel van den Inventaris van het archief van het permanente administratieve college de Nassause Domeinraad en voorgangers behandelt de archiefstukken van het huis Oranje-Nassau en eerdere landsheren (voornamelijk Van Duvenvoorde en Van Polanen). De stukken in dit archief gaan terug tot eind dertiende eeuw en lopen tot 1581. Het omvangrijke geheel van akten, oorkonden, administratie en correspondentie heeft betrekking op testamentaire beschikkingen, de rechten op en het beheer van alle mogelijke gronden, wateren en goederen, dorpen, heerlijkheden en steden, die later grotendeels in handen waren van de Oranje-Nassaus. Opgenomen zijn behalve deze stukken over het grondgebied van de latere Republiek ook die van het huis Oranje-Chalon, gelegen in vooral Frankrijk en Bourgondië. Verder zijn er stukken met rechterlijke beslissingen over geschillen met betrekking tot grenzen, waterstaataangelegenheden en verpachting van visoorden. Sommige documenten behelzen bevelen en informatieverzoeken van diverse heren inzake de zuiverheid van het geloof van hun onderdanen.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Raad en Rekenkamer te Breda
De aanwezigheid van een Raad en Rekenkamer te Breda is met zekerheid eerst nawijsbaar onder graaf HENDRIK III, (heer van Breda van 1504-1538), met groote waarschijnlijkheid onder zijn voorganger graaf ENGELBRECHT II (1475-1504), terwijl één stuk van 1447 een aanwijzing kan zijn voor de mogelijkheid van zijn bestaan in dat jaar. "Raden en vrunden" van den graaf van NASSAU schrijven daarin n.l. over een aangelegenheid diens goederen betreffende aan de stad Dordrecht. Dit kunnen raden in het algemeen zijn geweest, zooals ieder belangrijk personage in dien tijd in zijn omgeving placht te hebben, of zaakgelastigden voor een bijzonder geval. Wanneer evenwel de rekeningen van Sichem in de jaren 1474-1478 jaarlijks door 4 á 6 personen, onder wie een vaste kern van 3 hunner, worden afgehoord, wijst dit toch wel op een permanent administratief college. Dezelfde 3 personen worden in 1482 gemachtigd tot regeling van een grensgeschil met Bergen op Zoom. De rekening van Vianden wordt in 1487 aldaar afgehoord in het bijzijn van twee "gezonden raden uit Breda". Twee raden gaan in 1487 naar Vianden voor de overneming van het beheer, dat graaf ENGELBRECHTS broeder 10 jaar lang gevoerd had, gedurende welken tijd hij correspondeerde met JAN, bastaard van NASSAU, en den hofmeester HENDRIK VAN HASSELT, "raden te Breda". Onder graaf HENDRIK zien we den Raad geregeld werkzaam en zijn de leden gewoonlijk wel allen met name bekend.
Na de verwerving van de goederen Oranje-Chalon in 1530 en gedurende de voogdij van prins WILLEM I over PHILIPS WILLEM, die in 1558 de Egmond-Burensche bezittingen van zijn moeder ANNA VAN EGMOND erfde, werd het terrein van de bevoegdheid der raden aanzienlijk uitgebreid. Als rechters in appèl van de vonnissen, gewezen in de vrije heerlijkheden Buren, Leerdam, Akkooi en IJsselstein kregen zij er bovendien een nieuwe functie bij. De Raad was gehuisvest in een gebouw aan de westzijde van het kasteel, waarin ook het archief was ondergebracht . Dit had aanvankelijk onder den rentmeester berust, doch werd in 1518 en volgende jaren aan den griffier van den Raad overgedragen. ( Zie J. Kalf , De voormalige baronie van Breda, 1912, blz. 42 en Th. M. Roest van Limburg, Het Kasteel van Breda, 1904, blz. 22. Het gebouw was tot het uitbreken van den oorlog in 1940 woning van den geneesheer der Kon. Militaire Academie. . ) Is men tijdens het leven van graaf HENDRIK en RENÉ VAN CHALON aangewezen op losse gegevens uit de stukken om iets te weten te komen aangaande samenstelling en bevoegdheid van den Raad, in 1563 krijgt men een samenvatting in een instructie, die prins WILLEM in November van dat jaar te Breda uitvaardigde ( Van deze instructie bevindt zich een authentieke, waarschijnlijk gelijktijdige copie te Brussel in de Papiers d'Etat et de l'Audience no. 90, waarin Mej. M. Jurriaanse haar aantrof. Voor den tekst, zie onder: "Instructie voor den Raad en Rekenkamer te Breda". ) . In den aanhef van een concept-instructie ( Kon. Huisarchief Inv. Prins Willem I, no. 2269, l. Uit dit concept blijkt, dat een instructie voor de Rekenkamer te Brussel als voorbeeld heeft gediend. ) . van hetzelfde jaar, zegt de prins, dat hij haar noodig acht, omdat hij, noch zijn voorgangers, er ooit een gegeven hebben. Dit is dus de oudste en men mag aannemen, dat zij een bestaanden toestand vastlegde en bovendien een einde wilde maken aan misbruiken in de administratie; op het laatste wijst de groote uitvoerigheid van het hoofdstuk aangaande de "materie van de Rekeningen" In 1558 had de prins reeds eenige artikels opgesteld voor de afzonderlijke rentmeesters, die het door hun wanbeheer den rentmeester-generaal onmogelijk maakten, op tijd de noodige bedragen in geld te verschaffen. Men vindt hierin hetzelfde verwijt tegen het eigenmachtig verpachten en verkoopen van goederen, als in de instructie van 1563. ( zie Nass. Dom. Suppl. no. 14. ) De Raad blijkt dan te bestaan uit raadslieden, den rentmeester-generaal, griffiers, secretarissen en klerken ( Deze opsomming van griffiers, secretarissen en klerken lijkt geïnspireerd te zijn op het Brusselsche voorbeeld. Nergens blijkt toch, dat er ooit meer dan één griffier is geweest; het zou nauwelijks mogelijk zijn, aangezien de geheele raad uit 6 á 7 personen bestond. Ook secretarissen ben ik niet tegengekomen behoudens particuliere in de naaste omgeving van den heer, waarbij zich in bepaalde aangelegenheden de drossaard van Breda nog voegt. Het aantal der leden wordt niet genoemd, maar zeven raden zonder den drossaard doch met inbegrip van den rentmeester-generaal en den griffier leggen in April 1564 den eed af op deze instructie. )
De Raad vergaderde dagelijks van 8-11, en van 3-5, uur tenzij hij nog buitendien op andere uren werd bijeengeroepen. De voorzitter leidt de deliberaties, behalve wanneer de drossaard aanwezig is, die in dat geval de eerste plaats inneemt. Deze, die als vertegenwoordiger van den heer met burgemeesters en schepenen van Breda de met de crimineele rechtspraak belaste Hoofd- en Leenbank vormt, legt den Raad alleen zaken aangaande de jurisdictie en hooge heerlijkheid van stad en land van Breda voor. Behalve de drossaard komen ook de lagere rechterlijke en administratieve ambtenaren met hun bezwaren in den Raad, die hun wel in de gelegenheid stelt te adviseeren doch niet om de besprekingen van den Raad aan te hooren.
Twee raden, onder wie de voorzitter, bewaren het zegel en bezegelen de daarvoor in aanmerking komende akten, nadat deze door den prins geteekend zijn.
Niemand mag rekeningen of stukken uit de kamer medenemen zonder medeweten van een der griffiers, "garde van den charteren", en zonder reçu. Raden, die in commissie worden uitgezonden, hebben daarvoor een instructie noodig van den heer of het College; zij zullen een verbaal opstellen van hun verrichtingen en, zoo die verschillende heerlijkheden betreffen, zullen zij verschillende verbalen maken, opdat in de lade of den koffer van iedere heerlijkheid het desbetreffende verbaal gelegd kan worden.
Eenige raden zullen den heer bij afwezigheid buiten "zijn residentie" vergezellen en hem rapport uitbrengen over alle aan hem geadresseerde stukken, zoowel particuliere als die, aangaande"onsen gouvernementen". De secretaris zal de antwoorden in het net schrijven en ze den prins eerst ter teekening aanbieden, wanneer zij gezien zijn zoowel door de raden te Breda als door die in 's prinsen omgeving. De laatsten zullen alle brieven en rekesten met de antwoorden doen registreeren tot onderricht van hun opvolgers.
De griffiers en secretarissen zullen in de vergadering notulen houden zoowel van de proposities en deliberaties als resoluties en adviezen. Aan hen zullen de verbalen van gecommitteerden als boven vermeld worden ingeleverd, waarvan de griffier aanteekening zal maken in zij n generaal boek; behalve dit generale heeft hij nog bijzondere boeken voor de heerlijkheden afzonderlijk.
De "materie van de Rekeningen" begint met den toegang tot de Rekenkamer te verbieden aan een ieder, die niet beëedigd lid daarvan is, alsmede aan de klerken, tenzij voor het maken van copieën. Minstens een van de raden en de griffier moeten tegenwoordig zijn bij het afhooren van de generale zoowel als de afzonderlijke rekeningen. Men zal niet twee jaar achtereen eenzelfden auditeur gebruiken doch verschillende, opdat de een zoo noodig de simpelheid of onwetendheid van den ander kan corrigeeren. Twee maanden na de afzonderlijke rekeningen wordt de generale rekening afgehoord, de rentmeester-generaal levert bovendien maandstaten in van zijn ontvangsten en uitgaven.
Allen, die eenige administratie voeren, zullen zoo noodig in de kamer ontboden worden tot het overleggen van een staat, waaronder mede begrepen zijn de staten "van onser cameren ende plaisirs". Dus ook de privé-uitgaven van den prins stonden onder toezicht van de Rekenkamer.
Stadhouders en griffiers van de leenen, gecommitteerd tot ontvangst van de heergewaden, moeten zorg dragen, dat erfgenamen van overleden leenmannen binnen 3 maanden een denombrement van het leen aan de Rekenkamer zenden ter vergelijking met vroegere denombrementen; na onderzoek krijgen de erfgenamen brieven van recepisse of worden, wanneer het leen zal blijken vermeerderd te zijn ten nadeele van de heerlijkheid, gestraft.
Den rentmeester en rekenmeesters, die gewoon waren heidegrond, wildernissen, hoeken van straten enz. in erfpacht uit te geven, wordt dit thans verboden, tenzij kennis is gegeven aan de kamer, die de condities eerst zal hebben goed te keuren en daarin zal doen opnemen, welke profijten de bovengenoemde rent- en rekenmeesters daarvan zullen mogen nemen. In de instructie komt dan bovendien nog voor een hoofdstuk met het opschrift Rapporten, hetgeen voorschrijft, hoe processen uit Buren, IJsselstein en Leerdam in den Raad behandeld zullen worden. Op deze functie heeft het woord justitie in den aanhef van de instructie betrekking, waar de raad genoemd wordt: onse Camere van Justitiën ende Rekeningen, terwijl de benaming anders pleegt te luiden: die van den Rade en Rekeningen. Wij laten dit hoofdstuk verder buiten beschouwing omdat, zooals reeds gezegd is, de stukken aangaande Buren c.a., die tijdens de voogdij van WILLEM I over PHILIPS WILLEM te Breda berust mogen hebben, te zamen met de andere Burensche stukken beschreven zullen worden in het volgende deel van dezen Inventaris.
Tot zoover de instructie, die, al geeft ze veel, toch aangaande den aard der werkzaamheden nog wel eenige aanvulling uit de stukken verdragen kan. Daarin ziet men de raden, uitgezonden als gecommitteerden, optreden bij de behandeling van geschillen van allerlei aard als daar zijn: de grenzen, verschillende werken van waterstaat, wijzigingen in de verpachting der visscherijen. En hoewel in de instructie staat, dat de rentmeesters naar Breda ter verantwoording ontboden zullen worden, zien we, dat in de praktijk de raden rondreizen tot in Diest en Vianden toe om de rekeningen af te hoeren en verdere inspecties te houden. Ook in de stadsbesturen hadden zij een groot aandeel. Zij verzetten er de wet en vervingen ook bij de aanstelling van andere functionarissen den heer; zij adviseerden bij het maken van nieuwe keuren en bij nieuwig heden zooals bv. de instelling van aalmoezeniers te Breda; ook de stadsrekeningen hoorden zij af, waaronder b.v. te Steenbergen de rekeningen van de kerk, het hospitaal en den Heiligen Geest.
In de jaren van de troebelen zien we den Raad als stadsbestuurders betrokken in zaken, de godsdiensttwisten aangaande. De religievrede ( T.E. van Goor Beschrijving van Breda, 1744, blz. 68. ) van 1566 voor stad en land van Breda, door LODEWIJK VAN NASSAU namens den prins geproclameerd, was mede onderteekend door den Raad, en het verbod tegen valsche predicaties van 1567 ( Van Goor, blz. 69. ) werd uitgevaardigd door den prins "in zijnen rade". In 1567 reizen twee raden, na in Zeeland geweest te zijn in verband met 's prinsen waardigheid van Eersten Edele, naar IJsselstein om er de orde te herstellen na de beeldstormerij, die daar heeft plaats gehad ( Kon. Huisarchief Inv. Prins Willem I no. 2245, I. Rapport van de raden van den Berchen Vos. ) . Toch blijkt de voornaamste werkzaamheid de administratie en het archief draagt daarvan duidelijk de sporen.
In 1798 werden de beheerde goederen tot nationaal eigendom verklaard.
Instructie voor den Raad en Rekenkamer te Breda
16 November 1563 (Algemeen Rijksarchief te Brussel, Papiers d' Etat et de l'Audience no. 90) WILLEM by der gratiën Goidts Prince van Oraengen etc.; Om te versien op de maniere ende oerdene, die men souden moegen onderhouden in onse camere van justitiën ende rekeninge binnen onsen huyse ende stadt van Breda, ten eynde dat die selve met goede ende cortte expeditie souden mogen geadministreert wordden, soe eest, dat wy gehadt hebbende d' advijs van de luyden van onser voorsz. cameren, gestatueert ende geordonneert hebben, ende uuyt onse rechte wetentheyt ende volcomen machte statueren ende ordonneren by desen, die arlen [artikelen] hiernaer volgende:
  1. In den yersten, dat in der camere van onsen Raede ende Rekeninge onse raedt mr. JAN HOVELMANS sall gehouden ende verbonden zijn te proponeren alle saeken ende affairen, die in onse camere sullen commen te tracteren, ende sal dopinie van den anderen vraeghen ende dieselve collegeren ende daertoe contenderen by advyse van onsen raidtsluyden ende van den meesten deel van dyen.
  2. Dat onsen zegel in onser cameren bewaert sal, wordden binnen sloots, daervan den voorsz. HOVELMANS ende onze raedt mr. STEVEN VAN DEN BERCH sullen elck eenen sluetel hebben, om daermede te besegelen alle provisiën van offitiën ende benefitiën, pentioenen, renten, vercoipinge van gorssingen, van moeren, procuratiën ad lites, ende alle andere brieven, die men gewoenlijck is ende behoirt onder onsen segel te depescheren, gelijck men oick besegelen sall allen vonnissen ende sententiën, die by ons in onsen rade gegeven sullen wordden. Ende sal deselve besegelinge altoos gedaen wordden in presentiën van onsen raeden ende een van onsen greffiers, die onse rechten van den zelven segel sal ontfangen ende daeraff jaerlijcx rekeninge doen nae den tax, die hier sal wordden gestelt, daervan alle de depeschen van den voorsz. saecken sullen wordden geinregistreert; wel verstaende, dat egeene segelinge van dien gedaen sal wordden, aleer dat wy de voorsz. briefven ende depeschen sullen hebben geteeckent met onser handt.
  3. Dan onsen drossaerdt van Breda, wanneer hem gelegen sal zijn te commen in onser camere van den Raede ende Rekeninge, sal hebben deerste plaetse, ende sal aldaer proponeren ende in deliberatie stellen alle saecken aangaende onse rechten, domeynen, jurisdictiën ende hoocheyt der Stadt ende des landts van Breda, wesende onder zijn bedrijft ende ampt, ende sal oick opiniën geven, des gevraecht zijnde.
  4. Insgelijcx sullen allen anderen onse officieren, soe van justitiën als van recepten, wanneer zij binnen Breda comen in de camere van den Raede ende Rekeninge, geadmitteert wordden om te proponeren alle difficulteyten ende zwaricheyden ende twyfelinge, die zy onder heur bedrij ff ende ampt sullen hebben aengaende onse rechten, domeynen ende jurisdictiën. Ende wanneer de saecken sullen zijn verclaert ende volle verstaen, soe sal men van deselve officiers d' eerste opinie vragen, maer en sal heur nyet laeten hooren die deliberatiën van d' andere van der camere; ten waere uuyt merckelycke redenen hen dochte tselve beter gedaen te zyne, in weicken gevalle men sal d' officiers mogen laeten in de voorsz. camere ende d' opiniën hooren.
  5. Ende zoe verre de voorsz. officiers of oick andere persoenen aenbringen eenige saecken daerinne diversche scriftueren ende stucken zijn te vuersien, soe sal men die yemanden van den collegie geven om thuus oversten te wordden ende daeraffrappoort te doen, als hiernaer sal volgen.
  6. Ende sullen die van onsen Rade ende Rekeninge in de camere compareren smorgens tacht uren, ende aldaer collegialiter blyven besoingneren tot eiff uren incluys, ende naer noene sullen vergaderen te drie uren, ende aldaer blyven besoingneren tot vijff uren incluys.
  7. Maer wanneer eenighe nootelycke saecken overcommen, sal diegene, die deselve ontfangen sal hebben, ons raedsluyden in de camere op andere uren mogen ontbieden, soe voor ons eygen saecken als voor andere, om terstont te compareren.
  8. Dat onse raedtsluyden, rentmeester-generael ende greffiers, ende onse secretarissen sullen helen die secreten van onser camere, ende saecken, die weten, dat wij begeren secreet te houden, op de pene van privatie van heure officiën. Ende dat die clercken van die van onsen Raede ende camere oick sullen moeten secreet zijn, op de pene van nemmermeer gepromoveert te wordden tot eenige beneficie van onsen huyse ende lande ende heerlicheyden.
  9. Dat onse drossaerdt, raedtsluyden, rentmeesters oft greffiers, egeenen raidt oft advijs en sullen mogen geven tegen ons, in saecken, die ons eenichsins aengaen mogen, opte verbeurte van heur officie ende daertoe van arbitrale correctie.
  10. Dat onse raedtsluyden, rentmeester-generael ende greffiers, heur tevreden sullen houden met de gagien, die hen by ons respective toegescickt zullen wordden, sonder dat yemant van hen daerenboven yet sall mogen heysschen oft nemen, by hemzelven oft yemandt anders van onsen officiers oft partyen, sonder onse wete ende consent.
  11. Dat nyemandt egeen scriftueren, rekeningen oft andere stucken uuyter cameren en sal draegen, sonder wete van eenen van onsen greffiers, garde van den charteren, ende onder hem te laeten recepisse van alsuicken stucken, die men ter saecken van officie behoeven mach. Ende wanneer zy eenige stucken oft papieren onder hen hebben, en sullen deselve nyet mogen mingelen met de scriftueren, papieren ende stucken, henselven toebehoirende, ten eynde, dat tot allen stonden de scriftueren ende stucken van ons ende van partyen in heure huysen, ten tyde van heur absentie, oft afflyvicheyt, te badt gevonden ende gerecouvreert mogen wordden.
  12. Dat wanneer eenige van onser camere oft notable officiers gesceyden sullen zijn van deser werelt, soe sullen onse voorsz. raeden van stonden aen yemandt committeren, om te inventarieren de stucken, titulen ende munimenten, die zy onder hem hadden, ons oft yemandt ander toebehoirende.
  1. Dat niemant en sal uuytreysen in eenige commissie, dan by expresse ordonnantie van Zyne Genade oft van den collegie, ende hebbende van d' een van twee te vooren heure instructie soe verre de saecke tselve requireert.
  2. Die commissarisen sullen gehouden wesen verbael te maecken van al dat zy duerende heur commissie van dage te dage gebesoingneert hebben, met insertie van de plaetsen ende andere behoirlycke circumstantie naer gelegentheyt vander saecken.
  3. Ende zoe verre in diversche plaetsen ende aengaende diversche heerlicheden besoingneren, soo zullen zy gehouden wesen diversche verbaelen ende diversche cohieren daeraff te maecken, ten eynde eicke mach geleet wordden in de laeye ofte coffre van de heerlicheyt, diet aengaet.
  4. Ende naerdyen zy heur commissiën voldaen sullen hebben, sullen gehouden zijn van stonden aen ende eer zy van eick alcanderen sullen mogen sceyden, de minute der voorsz. besoingne te teeckenen, ende insgelijcx oick naemaels de grosse, weicke sal geleet worden in de camere van de Rekeninge in de laye ende coffre van de heerlicheyt, dieweicke tselve sal rueren.
  5. Dat die commissarissen, wederomme comende, sullen overgeven het billect van de costen, by hem gedaen, inhoudende specificatie van den dagen ende plaetsen, daer die zelve gedaen zijn, met die sommen, die sy uuytgegeven hebben.
  6. Ende want ons nyet gelegen en is onse residentie continuelijck binnen onser stadt van Breda te houden, soe eest, dat wy willen ende ordonneren, dat eenige van onzen Rade, die wy daer toe sullen nemen, onsen persoon sullen volgen ende by onsen persoon blyven.
  7. Ende in handen van dengeenen, die ons sullen volgen, sullen gelevert wordden alle requesten, brieven ende stucken, die ons sullen gepresenteert ende gesonden wordden, zoewel onsen particuliere saecken aengaende, als van onsen gouvernementen, weicke ons daeraff rapport sullen doen. Ende wan neer by onsen secretarissen sal in net gestelt wesen het antwoordt oft depesche, die men daerop sal doen, soe sal tselve den voorsz. Raede eerst gethoont wordden, verbiedende opentlijck onsen secretaris eenige depesche by ons te bringen om te teeckenen, tenzy dat tzelve te vooren by die van onsen Raede, soe tot Breda als buyten neffens ons wesende, en zy gesien.
  8. Ende ordineren, dat deghene van onsen Raede neffens ons wesende als boven, van dage te daghe neerstelycke doen opscryven ende teeckenen sullen allen de requesten ende brieven ende stucken, die duerende den tijt, dat zy ons volgen sullen, gepresenteert wordden, met den andtwoordt ende depesche daerop gedaen ende daeraff goede communicatie ende instructie met onse secretarissen te onderhouden, opdat zoe verre wy deselve in andere saecken ende elwaerts willen employeren ende yemanden anders van onsen Raede ontbieden om onsen persoon te volgen, dat die mach geinformeert wesen van tgeene datter is gepasseert by den ghenen, die te vooren onsen persoon volgden.
  9. Ende wanneer dat deselve, die beneffens ons zijn geweest, sullen vertrecken, soe sullen zy het registere, by hem gehouden ende gemaect van allen depeschen, binnen beuren tyde gedaen, overleveren dengenen, die aencomen sullen om onsen persoon tevolgen.
  1. Processen, die in onsen Raede zullen commen van Bueren, IJsselsteyn, Leerdam oft elders, sullen by die van onsen Raide onderlinge gedistribueert wordden om te visiteren ende rapport daeraff te doen. Ende onsse gremers en sullen egeen processen uuyter cameren yemanden leveren, dan by ordonnantie van onsen raidsluyden.
  2. Ende sal degene, die eenich processe es gelevert, tselve neerstelijck oversien ende daeraff behoirlijck extract maecken omme daermede te bewysen, des tot verstaende ende decisie vander materie is dienende, ende sonder tselve extract en sal tot rapport nyef geadmitteert wordden.
  3. Naedien trapport van den processe gedaen sal zijn, sal tselve geheel van den beginsele tot den eynde in onsen Rade gelesen wordden, anders, dan wanneer een clausule alleen van eenige instrument oft testament oft andere es dienende totter saecken, soe sal die rapporteur die clausule int lesen designeren om egeenen tijt te verliesen.
  4. Ende naedat tprocesse gelesen sal zijn, sal de raporteur gehouden zijn bescheydelijck te verhaelen ende te toucheren die poincten ende difficulteyten opte welcke die decisie van de materie staen sall.
  5. Trappoort in der voorsz. vuegen gedaen zijnde, sal een van den Raede die opiniën (vragen), eerst den rapporteur ende daernaer den anderen zoe hem goedtduncken zal, ende sall sluyten naede beste ende meeste opiniën.
  6. Ende ingevalle van egualiteyt van opiniën sal den voorsz. raedt die opiniën vereenigen ende tot één reduceren indien hem tselve in de rechtveerdicheyt mogelijck zy, oft neen, sal de saecke anderwerff in deliberatie stellen.
  7. Dat onse raidtsluyden int rapporteren ende delibereren van den processe ende van allen anderen saecken sullen ernstelijck toehoiren ende deligentie doen om die wel te verstaen ende tonthouden, sonder binnen denselven tyde yet anders te lesen, te scryven, te confereren oft te doen daermede zy souden mogen wordden gediverteert van het hoiren ende verstaen ende.onthouden van de processe.
  8. Die rapporteur sal het dictum van den vonnisse selve maken ende scryven ende dat in de camer lesen om aldaer geaccordeert te wordden; dwelck gedaen zijnde, sal men tselve vonnisse oft arbitrale uuytspraecke pronunchieren daer ende soo men gewoonlijck is.
  1. Sullen gehouden wesen ter saecken van heurder offitiën te maecken eenen generaelen boicke, daerinne zy sullen van vergaderinge tot vergaderinge ende van dage te dage scryven tguene, dat by die van onsen Raede geproponeert, gedelibereert ende geslooten sal wordden, teeckenen daermede inne de namen van dergeenen, die in de vergaderinghe present geweest sullen zijn ende d' opiniën van denselven soe verre daer eenige diversiteyt is.
  2. Ende daertoe sullen de greffiers moeten registreren ende in den voorsz. bouck scryven alle d' advysen.
  3. Ende zoe wanneer imandt van onser cameren in commissie sullen hebben geweest, soe sullen deselve gehouden wesen hen verbael in d' eerste vergaderinge over te leveren, van welcke overleveringe de voorsz. greffier in zynen generale bouck note sal maecken van den naemen van den commissarissen ende groote van de besoingnen ende verbael ende dage ende wanneer dat zy gevaceert hebben.
  4. Ende sullen daerenboven noch hebben particuliere ende besundere boecken, te weten: van allen onsen heerlicheden, daerinne zy sullen transporteren uuyt den voorsz. generalen boecke tgene, dat in de camere gedaen sal zijn ende een yegelijck heerlicheyt in particulier es aengaende oft den officiers oft inwoonders van dien, met annotatie van den daghen, dat tselve is gedaen ende den naeme van dengheene van den Rade, die present sullen zijn geweest.
  5. Ende aengaende den voorsz. verbaelen ende besoingnen, by de comroissarisen als voor overgelevert, sullen de greffiers schuldich sijn deselve te leggen in de laye oft coffre van de heerlicheyt, die deselve aengaen ende toucheren
  1. Commende nu tot de materie van rekeninge, soe verbieden wy in den eersten, dat nyemandt, wy dat zy, hen vervoordere oft presumere te gaen in de camere van onsen Rade ende Rekeninge, dan alleenlijck die van der cameren geedt zijnde ende d' officiers, die daer sullen hebben te besoingneren op heure rekeningen oft anderssins, sonder dat eenige clercken van die landen Raede ende Rekeninge daerinne sullen mogen ganck hebben, ten waere om te copiëren registreeren oft te maecken eenige extracten. Ende zoe haest zy gedaen hebben, sullen uytgaen, opdat zy nyet en nemen voirdere kennisse van onse saecke.
  2. Ordonneren ende bevelen, dat die meerderen deel van onsen Rade ende Rekeningen oft alle tsamen, eist muegelycken ende indien se binnen Breda zijn, present sullen zijn met een van den greffiers ter auditiën van de rekeninge generaele ende van de rekeningen particuliere, ten minsten een van henlieden met eenen greffier ingevalle d' andere te besoingneren ende vaceren hebben op andere onse affairen ende sullen de zwaricheyden oft twijffelingen, in de rekeningen, soe generale als particuliere bevonden, teyckenen ende scryven de redenen van deselve swaricheden, welcke swaricheden voor et sluyten van de rekeninge sullen wordden gedetermineert by tgemeyn collegie; ende is onder hen eenige diversiteyt van opiniën in materie van notable importantie, sullen ons daervan rapport doen om by ons gedetermineert te wordden, zoe wy bevynden sullen behoirende. Ende sulcx gedaen zijnde, sullen die van der cameren, die ter auditiën gevaceert hebben, daernaer de rekeninge sluyten in presentie van den rentmeester oft officier rendant oft heure gecommitteerde, hebbende de rekeninge gepresenteert, passerende tgene dat redelijck is ende royerende daervan nyet en sal blycken by goede documenten, acquyten ende anderssins ter verifficatie dienende, ende sullen de voorscreven rentmeesters oft heure gecommitteerde voorsz. oick mede heure voorscreven rekeninge teeckenen.
  3. Ende suller int slot van de rekeninge gescreven worden de naemen ende toenaemen van den auditeuren, midtsgaders van deghene, die jegenvoordich sullen zijn geweest ter decisie van de zwaricheden, in de rekeningen bevonden.
  4. Dat d' auditeuren, wanneer sy hooren sullen eenige rekeninge, sullen voor hen nemen de voorgaende, die zy sullen visiteren ende hebben goedt regard, dat by de rekeninge te hoirene verandtwoordt zy van allen souffrange, schulden, quytantiën ende geremitteerde oft uuytgesette saecken. Ende en sullen nyet mogen procederen tot sluytinge van dier rekeninge sonder te wyderene ende doen purgeren de voorsz. souffrange, schulden, quitantiën ende andere uuytgesette saecken van de voorgaende.
  5. Dat die van onsen Rade ende Rekeninge, hebbende vader, soone, oom oft neve, oft staende in gelycke graeden van affiniteyt, rentmeester oft officier, hebben(de) te rekenen in onse voorsz. camere oft oick daer hebbende andere affairen, en sal nyet moegen jegenwoordich zijn ter decisiën ende determinatiën van den zwaricheden ende wyffelingen, gevonden in deselve rekeninge, oft andere saecken, dien concernerende.
  6. Dat alle de rekeningen, die gedaen sullen wordden in onze camere voorsz. van eender officie ende nature, sullen gelijck gemaect wordden by quoyeren ende gebonden by den anderen in goede oerdene, soo men nu doet, opdat die te min verscheyden zijn, ende dat alle de bladeren van deselve rekeningen gequoteert zijn om te lichtelycker te mogen maecken de correctiën ende wetene, oft daer eenige bladeren verloren oft toegevuecht zijn, tsedert de presentatie oft sluyten van de voorsz. rekeningen ende sonder eenige rasuren.
  7. Dat die van onser cameren voorsz. sullen ontbieden ende bescryven alle onse officieren ende rentmeesters omme op zekere dagen ende tyden te commen rekenen, wanneer tselve best gelegen ende te passe commen sal naer gelegentheyt van den anderen affairen van onser cameren, nemende nochtans goedt toesicht, dat men tot eender tij t nyet en ontbiede meer officieren dan men gevuechlijck depescheren can, ende indien de voorsz. officiers ende rentmeesters nyet en commen oft yemanden, hebbende procuratie ende instructie souffisante, oft doen blycken van legitime excuse, sullen die van de rekeningen hen anderwerff ontbieden ende assigneren anderen corten tijt, opte pene van gesuspendeert te wordden van heure officiën oft andere pene pecuniaire. Ende comen zy noch nyet ten gesetten dage, sullen hen suspenderen oft condempneren in de voorsz. pene, verclaert ende geset inde bescrijfbrieven, van welcke pene de deffaillanten sullen gelast wordden in heure rekeningen tot onsen prouffyte. Ende aengaende onse rentmeester-generael ende absolut, willen wy, dat hy rekene twee maenden naedat alle de rekeningen particuliere gehoort sullen zijn, emmers de principaelste van onse rentmeesters particuliers om hem te mogen chargeren met alle de resten van de rekeningen. Ende dat hy hierinne nyet en zy in gebreke op gelycke pene als boven, hem ordonnerende daerenboven, dat hy in onsen voorsz. Rade-ende-Rekeninge-camere sal overgeven van maende te maende eenen goeden declarativen staet van alle claere penninghen, die hy ontfangen ende uuytgegeven sal hebben, welcke staten sullen bewaert wordden omme met zyne rekeningen van elcken jaere geconfereert te wordden, zoeverde als doendelijck sal wesen.
  8. Dat die van onser camere voorsz. gehouden sullen zijn te procederen tot de visitatie ende sluyten van de rekeningen terstont ende zoe haest het mogelijck sal zijn naerder presentatie, ten lancxten binnen een maendt sonder voirder vertreck.
  9. Ende doende die correctiën van den voorsz. rekeningen, zoe in den ontfanck als uuytgeven, sal gescreven ende verclaert wordden by wat rekeninge ende quoto foo de partie sal zijn gebrocht in ontfang ende genomen in uuytgeven, ten eynde, dat men te beter can vynden ende weten die faulten, indien der eenige zijn, ende oft elck rentmeester ende officier verantwoordt, daeraff hy schuldich is te verandtwoorden. Ende opdat die voorseyde correctiën te bat ende wel zekerlijck mogen gedaen wordden opte generaele rekeninghen, soe willen ende ordonneren wy, dat alle die eenige administratie ende handelinge van onsen gelde hebben, ontboden sullen wordden telcker reyse alst noot zal wesen, omme in onser voorsz. camere over te brengen den staet van heuren ontfanck ende uuytgeven, daerundere wy willen, dat oick begrepen zijn de staeten ende rekeningen, gehouden van onser cameren ende plaisirs.
  10. Dat nyet en sal wordden gepasseert in uuytgeven dan alleenlijck d' ordinaris ende tguene, dat voor ordinaris gepasseert is in de voorgaende, op pene, dat de rentmeester betalen sal voor elcke partie sesse karolusguldens t' onsen prouffyte, daeraff hy sal wordden gelast als boven. Behoudelijck, dat tvierendeel van de breucken sal .zijn tot proufficte vander camere, opdat zy goede neersticheyt doen deselve breucken te lichten, ende boven desen sal geroyeert wordden de somme ofte sommen.
  11. Ende ingevalle dat eenige van onse rentmeesters-generaels oft particuliers, baillieulx, schoutetten, meyeren oft andere officiers van justitie oft ontfange differeren oft uuytsetten te brengen eenige partye in ontfang, daervan zy moeten verandtwoorden ende daervan zy de reste souden zeggen te willen bringe opte naestvolgende, en sullen nyet geadmitteert wordde maer men sal hen chargeren van de geheele sommen in heure voorsz. rekeningen ten eynde dat nyet en wordt vergeten oft gediffereert ende zy te neerstiger zijn van alsulcken somme te ontfangen ende van tgene blycken sal dien van onser cameren, dat de rentmeesters nyet en hebben ontfangen, sullen tselve houden in souffrancie totter naeste rekening oft alsulcken tijt als hen sal goedt duncken, zoe verre hen blijcke, dat de voorsz. officiers hierinne nyet en hebben geabuseert ende qualijck geverseert, in weicken gevalle zy zullen doen vervolgen ende bewaeren onse recht tsy by appoinctement oft justitie.
  12. Ende eest saecke, dat de voorsz. rentmeesters, die gelast zijn t' ontfangen onse demeynen, laeten deur negligentie, ignorantie oft anderssins te rekenen geheelijck de oude demaynen, seggende, datzy die nyet en hadden cunnen ontfangen ter saecken van sterfte, steriliteyt, armoede, vluchte oft anderssins en sullen daertoe nyet wordden ontfangen by die van onser cameren ter tijt toe dat daervan blycken sal by behoirlycke informatie, gedaen by die van onser cameren voorsz. ende sal deselve informatie geleet worden in sulcke plaetse, dat die vintbaer zy alst noodich sal zijn.
  13. Dat tot allen tyden ende soe dicwils dat eenige appoinctementen, appostillen ende arresten gedaen sullen zijn by die van onser cameren opte rekeningen van de voorsz. onse rentmeesters, zoe in ontfange als uuytgeven, sullen telcker naester rekemnge de rentmeesters daervan doen verantwoorden. Ende ende blijct nyet van goede dilligentie, soe sullen zy sulcken rentmeesters gelasten, van die zy gelast behooren te zijn, op datter nyet vergeten en blyve.
  14. Item, alsoe eenige van den officiers van ontfanghe bringen onder tcapitule van den wercken ende elders groote reparatiën, de voorsz. van onser cameren sullen verbieden ende interdiceren allen officieren van ontfange, dat zy egeen wercken en doen maecken andere dan nootelijcke reparatie ende onderhoudingen ordinaris, sonder welcke men nyet passeren en can sonder te dragen groote scade, ende dat die nyet en excederen de xxv oft xxx guldens eens, sonder daervan te adverteren de voorsereven van onser cameren ende daerop te hebben heurlieder ordonnantie.
  15. Soe oick sommige officiers van ontfange brengen in uuytgeven van heure rekeninge veele sommen van penningen uuyt diverse saecken, daervan zij overbringen bevel ende quitancie sonder realijck betaelt te hebben alsulcken sommen in 't geheel oft in deele, maar geven heur contrebrieven, geconditionneert te betalen zoe verre de penningen heur gepasseert wordden opten staet ende naemaels opte rekeninge, ende om te gebruycken de penningen, dilayeren soo lange hen mogelyck is te doene heure rekeninge, de voorsz. van onser cameren sullen doen zweren eenen yegelycken van de voorsz. officieren ter presentatie van heure rekeninge, dat zij daerinne nyet en hebben gestelt dan tgene by hen behoirlijck betaelt is. Ende wanneer zy heure rekeninge overleveren by gecommitteerde, dieselve sullen moeten hebben procuratie speciale om te doene beuren eedt als boven. Ende ingevalle dat bevonden waere in heure rekeninge eenige partye, diezy nyet en hadden behoirlijck betaelt als voorsz. is, die van onser cameren voorsz. sullen hen bedwinghen die te betalen ter stont ende sonder dilay.
  16. Ende indien bevonden wordt, dat eenige van onse rentmeesters generaels en de particuliers, baillieulx, schoutetten, meyeren oft andere officieren van justicie ende ontfange gestelt hadden in uuytgeven van heure rekeninge een partye tweemael, daervan hyhem wilt ontschuldigen deur onwetentheyt oft inadvertentie, de voorsz. van onser cameren sullen sulcken doen amenderen tdobbele van der sommen oft alsulcken somme als heur goetduncken sall.
  17. Ende ingevalle de voorsz. rentmeesters-generaels ende particuliers, ballieulx, schoutetten ende andere officieren, meyeren ende andere van justicie ende ontfanghe hen vervoirderen te nemen oft stellen opt uuytgeven van heure rekeninge eenige partyen, die anderwerff zijn geroyeert geweest op heure voorgaende rekeninge, by faulte van documente oft andere redelycke ende rechtvoerdige saecke, sonder daeraff te hebben expres bevel, oft dat zij nyet over en bringen brieven van relievemente van voorsz. radiatie, de voorsz. van onze cameren sullen tselve heur doen verbeteren ende amenderen met sulcke somme van penninghen als hen sal goedt duncken.
  18. Ende bevynden de voorsz. auditeuren int corrigeren van de rekeninge yemanden, die ontfangen heeft in beleeninge eenige sommen van penningen voor boeden, voyagiën, commissiën oft andere groote affairen, daervan zy sijn gehouden te rekenen, deselve persoenen sullen terstont ontboden wordden om te rekenen want zy beter sullen weten daeraff te verantwoorden dan heure naecomelingen.
  19. Dat de greffiers sullen hebben eenen bouck van de chargen ende lasten, daerinne gebrocht sullen werdden ende gescreven by maniere van memorie alle de schulden ende lasten, die by de rekeningen, zoe haest die gesloten sullen zijn, bevonden sullen wordden opte rentmeesters ende andere officieren ende persoenen, van wat staete die sullen zijn. Te wetene de lasten ende schulden van dewelcke men heur bevynden sal nyet ontlast by de voorsz. correctiën.diegedaen moeten wordden opte rekeninge, welcke correctiën gedaen sullen wordden soe verre het doenlijck zy, zoe int doene van de rekeninge als corts naer dauditie van dier. Ende sullen by die van onser cameren corts daernaer de voorsz. officieren ontboden wordden op wyen de voorsz. lasten bevonden sullen wesen, om heur daeraff te ontlasten ende quyteren soe hier vooren geseet is. Ende soeveele als aengaet de suver ende claer schulden, blyckende bij sloote van rekeninge ende getransporteert zijn geweest opten voorsz. lastboeck, sullen terstont gesonden ende gegeven worden, by scrifte ende certificatie vander camere, den rentmeester-generael, diet behoiren sal, om te mogen bedwingen de schuldenaeren ter betalinghe. Ende sal geteeckent wordden opte partye vander voorsz. schuldt, datter cedulle affgemaect ende gegeven is den rentmeester-generael op sulcken dach ende jaere, ende sal de rentmeester-generael gechargeert wordden daervante verantwoorden op zyne naeste rekeninghe tot onsen prouffyte. Ende naedyen dat de rentmeester-generaal die ontfangen sal hebben ende verandtwoort van der voorsz. schuit, oft dat die debiteur hem daervan sal anderssins hebben geacquiteert ende ontlast, sal men d' acquyt ende ontlastinge teyckenen ende scryven opt eynde nae de reste vander rekeninge oft elders daer hy was gechargeert.
  20. Item altijt ende zoe dicwils, dat eenige officiers van ontfange ordinaris oft extraordinaris ontboden sullen zijn om te rekenen ende gewoenlijck zijn te hebben gagien ende vacatiën van te coemen doen heur rekeninge, de voorsz. vander cameren sullen heur gagien oft vacatiën passeren, daerinne begrypende heure coemen ende wederkeeren zoe zy van oudts zijn gewoonlijck ende nyet meer ende sullen heur nerstich doen van terstont ende in goede dilligentie te depescheren oft affveerdigen onse voorsz. officiers om ons te ontlasten van lange liggingen ende vacatiën, daeraff wij belasten heure conscientiën.
  21. Dat de voorsz. van onse Rade ende Rekeninge doen rekenen de voorsz. rentmeesters ende officiers van justicie ordinaerlijck sonder te verwachten jaer op jaer noch termijn op termijn, opdat men weten mach oft zy yet ontfangen opt naestvolgende jaer ende dat men sien mach heuren staet claerlijck ende dat zy houden d' oerdene hiervoor verclaert.
  22. Dat alle beslootene brieven addresserende aen die van onsen Rade ende Rekeningen ende gesonden sullen wordden in onse camere, sal men daerop scryven den dach ende jaer, dat die ontfangen sullen zijn ende by wyens.
  23. Item zoe waaneer dat wy die van onser-cameren voorsz. sullen senden onze brieven van credentie, sullen by denghenen, die deselve brengt, is hy clercq oft van de practycque, doen scryven zijn credentie ende is hy egeen clercq sullen sy scryven in zijn presentie synen last ten eynde geloof ende memorie daeraff zy intoecomenden tyden.
  24. Item oft geviele, dat wy eenige gifte deden geduerende tleven tot wederseggen oft zekeren tijt, genomen, dat dieghene, wyen sulcken ghiften gedaen waere.geweest, nemen ende lichten de ghiften, hen alsoe gegeven deur heure handen, de voorsz. van onsen Rade ende Rekeningen zullen daeraff doen rekenen by den rentmeester, dien dit sal aengaen ende hernemen int uuytgeven opten naem van dengeenen, die de ghifte gedaen waere.
  25. Alsoe gewoonlijck is in onse voorsz. camere te nemen van yegelycken rentmeester oft officier, hebbende te rekenen, redelycke cautie oft borge nae d' exigentie van zynen officiën, willen wy, dat de voorsz. ordonnantie ende costume wordde onderhouden ende dat zy heure borge geven eer dat zy zullen doen den eedt, oft dat zy sullen hebben handelinge van den ontfanck. Ende willen ende ordineren, dat voor dese tijt zullen wordden gevisiteert alle die borchtochten van denjegenwoordigen onsen rentmeesters omme te wetene ofte heure borgen noch tertijt alsoe machtich ende suffisant zijn alsse waeren ten aenvangen van heure officiën ende genomen, dat onse brieven van commissie, die wy voortaen depescheren sullen, egeen mentie en maecken van de cautie, dat nochtans deselve sal wordden gegeven alsvooren ende sullen de voorsz. obligatiën geleet ende geënfileert wordden tsamen zoe gewoonlijck is ende daervan zy memorie gemaect, int beginsel vander eerster rekeninge, die se doen zullen ende en sullen de voorsz. obligatiën nyet wordden gerestitueert, totdat die voorsz. officier oft rentmeester geheelijck sal hebben geaffineert zijn rekeninge van den tyde, dat hy administratie sal hebben gehadt ende betaelt zijn reste. Ende bevelen die van der cameren te nemen soe goede cautie, dat wy daer egeen verlies by en mogen hebben, schaede noch interest, ende te nemen goedt toesicht, dat alle de voorsz. obligatiën innehouden onder anderen poincten, dat die cautionnarissen hen verbinden ende sullen blyven verbonden, soe lange dat d' officier oft rentmeester exerceren sal d' offitie, daervooren zy hen verbinden eride dat als principael schuldenaer.
  26. Ende ordonneren die van der camere van onsen Rade ende Rekeningen te nefnen goedt toesicht oft de borgen van den rentmeesters heur goedt nyet en verminderen oft dat zy afflyvich wordden ende in dien gevalle te bedwingen de rentmeester te stellen andere nyeuwe borge, waeromme soe sullen alle de officiers van ontfange, teicker reysen als zy rekenen sullen van beuren bedryve, gehouden zijn te verclaeren oft heure cautionnarissen noch zijn in leven ende in souffisante staete.
  27. Dat alle onse officieren van ontfange sullen heur rekeninge maecken beginnende a prima Januarii ende eyndende den lesten Decembris daernae volgende, opdat die van der camere ende onsen rentmeester-generael heuren staet te badt ende claerlycker kennelijck mach zijn.
  28. Ende sullen de voorsz. officieren gehouden zijn in de camere over te seynden binnen de maendt van January alle jaere staet wel declaratif van alles, daeraff zy sullen hebben te verandtwoorden in heuren ontfange ende uuytgeven van den jaere alsdan geexpireert laetsten Decembris daer te vooren, welcke staeten wy willen, dat die van onsen Raeden ende Rekeningen sullen visiteren ende confereren met heure laetste gehoirde rekeninge ende daernaer geprocedeert tot sluytinge van deselve staeten, daervan de sommen liquide, die zy sullen bevynden resterende by denselven staet, ordonneren sullen den officiers, dat zy betalen in handen van den ontfanger-generael op sulcke gracieuse ende redelycke termynen als elck jaer naer tsaisoene ende de verschijndagen van den partyen bevonden sal wordden, gelegen in effect op sulcken termynen, dat wy moeghen te vollen betaelt zijn aleer de voorsz. officiers wederomme coemen in den ontfanck van den naestvolgenden jaere.
  29. Dat int eynde van elcken capitule, soe van ontfanghe als uytgeven, geleet ende geset wordden de sommen van elcken munte alsser diversiteyt van munte is ende in de somme totale van den ontfange de valeuren van elcke munte comende in ponden art. van XL grooten Vlaems tpont ende gelyckerwijs in andere daert is behoirende.
  30. Dat, zoe wanneer eenige rekeningen gelast sullen zijn met quitantie ende certifficatie ende dat d' officier rendant die overbrengt op sijn rekeninge naestvolgende, de voorsz. van onser camere sullen opte parthye gechargeert stellen, dat die quitantie oft certificatie is overgelevert ende op wat plaetsen die geënfileert zy, om deselve terstont te mogen vynden alst noot sal zijn, maer wy verstaen, dat die van der cameren hen rigleren opt fayt van de voorsz. de quitantie, soe hiervooren geseet is.
  31. Dat die van onsen Rade ende Rekeninge voorsz. nyet en sullen toelaeten eenige partyen te stellen opte rekeningen, tsy in ontfange oft uuytgeven, elders dan op heure behoirlycke plaetse ende capitule, opdat men te lichtelycker mach vynden deselve partyen nae natuere van capitulen sonder die te voyeren onder andere.
  32. Dat voortaen egeen rekeningen, registeren noch brieven, naedat die overgelevert sullen zijn geweest in de camere, nyet en wordden getrocken oft gedraghen uuyter selve camere, hetzy om te nemen de arresten van de rekeningen, copiën oft anderssins, maer sullen de voorsz. arresten genomen wordden by de voorsz. rentmeesters oft heure gecommitteerde in presentie van yemande van der camere oft selve gegeven wordden by den auditeurs van de rekeningen om beter te mogen verandtwoorden van de rekeningen, ende oick om beter secreet te houden sommige arresten ende chargen, die by avontueren moechten zijn gestelt op rekeningen, die men nyet en wilt laeten weten de rentmeesters oft heure gecommitteerde.
  33. De voorsz. van der cameren en sullen nyet doegen te sien oft te visiteren eenige rekeningen noch brieven van der cameren by anderen dan by henluyden.
  34. Dat eest saecke deur eenige van onsen raede oft auditeuren doende de correctiën van de rekeninghe oft andersins, bevonden waeren in eenige van den rekeninge faulte, gecommitteert deur erreur van leggen oft anderssins deur inadvertentie oft versuympheyt ende nyet deur blyckende quaetheyt, die gheene die sulcx bevonden heeft zulcken faulte, sal deselve thoonen den geenen oft diegene, die de rekeninghe sullen hebben gehoirt gehadt, om deselve faulte by hem te wordden gecorrigeert ende geamendeert endewaert, dat bevonden waere, dat de faulte gedaen waere deur loesicheyt oft opset pur willens, soe datter correctie toestont, die van den Raede ende Rekeninge sullen ons tselve adverteren, om daerinne -te versien ende gedaen te wordden nae onser believen.
  35. Ende soe haest als yemandt van den rentmeesters ende andere officieren, hebbende ontfanck, zullen wesen ontlast van heure officie deur de doot oft anderssins, die van onsen Rade ende Rekeningen sullen terstont ontbieden heur erfgenamen oft actie daervan hebben oft heure borgen om te rekenen ende hen daervan te quytene. Ende daertoe sullen zyvan der Rekeninge, eist noot, bedwingen dieselve by arrest aenvangt van beuren goeden, stellende goede luyden tot bewaeringe van dyen soe lange, totdat heuren staet sal kennelijc zijn.
  36. Dat alle de quitantiën, die ontfangen sullen wordden in onser camere van Rekeningen, innehouden ende expresse mentie maecken van de termynen ende jaeren, daeraff de rentmeesters oft officieren van ontfange hen sullen willen behelpen, sonder onder texel van generaliteyt sprekende van allen termynen voorleden, yet te passeren boven de specificatie ende om te scouwen tbedroch, dat men daerinne soude mogen committeren deur stil van quitantiën te maecken oft anderssins, daerop de partie somtijts nyet en soude letten, noch, datzy oick sullen passeren eenige quitancie, gemaeckt op handteeckenen int witte, die men mach gebruicken tot ampliatie ende ter discretiën van dyen, die deselve schryven, daeraff coomen oft gerysen zouden moegen groote abusen.
  37. Dat d' auditeur, die gehoirt sal hebben gehadt met een van den greffiers de rekeninge van eenige officier van justitie oft ontfange van de eenen jaere, nyet en sal hoiren de rekeninge van den jaere naestvolgende maer willen, dat een andere oft meer daerinne besoingerenten eynde, oft d' een deur simpelheyt oft onwetentheyt sijn debvoir nyet en dede, d' ander tselve mach redresseren.
  38. Item willen ende ordonneren, dat onse stadthouders ende greffiers van onsen leenen, gecommitteert totten ontfange van onse hergewaden ende rechten in alle onse heerlicheden,telckerreyse, wanneer zy rekeninge doen sullen van eenige relieven ende hergewaden van leenen, ons vervallen deur d' aflyvicheyt van den erfgenaemne van afflyvigen, geordonneert ende bevolen zy den erfgenamen, de leenen ontfangende, te geven binnen drie maenden naestvolgende heur rapport ende denombrement van deselven leenen in goede ende ampele forme ende die te sien, visiteren ende collationneren tegen die voorgaende rapporten, denombrementen ende recepisse om te weten oft die nyet en zijn geamplieert oft vermeerdert in jurisdictiën oft anderssins tot onse prejuditie noch tot diminutie van onser hoocheyt ende heerlicheden. Ende deselve, alsoe gesien ende gevisiteert, eest, dat men die rechtveerdich ende redelijck vyndt, sal bevolen wordden den voorsz. greffiers van den leenen ende andere officiers te geven ende depescheren den partyen brieven van recepisse ende bevynt men daerinne zwaricheyt, sullen gestraft worden naer redenen.
  39. Item en sullen die van onser camere van den Rade ende Rekeningen mogen hebben noch exerceren eenige offitie van ontfange, tsy van domeyne oft van justitie, noch hebben compact oft societeyt met rentmeesters oft officieren, rekenbaer in onse voorsz. camere, uuytgenomen onsen ontfanger-generael absolut.
  40. Item, want sommige rentmeesters ende oick de voorsz. van onse camere gewoonlijck zijn uuyt te geven in euwigen pachtinge heyen, wildernissen, hoecken van straeten, ende andere partyen, daeraff tevooren nyet en worde berekent tot onsen prouffyte, willen ende ordonneren wel scerpelycken, dat deselve onse rentmeesters voirtaen alsulcke uuytgevingen nyet meer en sullen mogen doen, zonder die van onser voorsz. camere daervan te adverteren, die wy bevelen ons dan daeraff te communiceren op pene, dat die rentmeester contrarie van dien doende, arbitralijck sal wordden gecorrigeert ende nochtans de uuytgevinge van onweerden blyven, opdat deur deselve voirdere uytgevingen wy noch andere en wordden geinteresseert.
  41. Die van de rekeninge voorsz. sullen doen verpachten den hoichste biedende alle onse goeden ende ruerende pachte tot sulcke termynen van jaeren énde conditiën als zyluyden tot onsen meesten prouffyte adviseren zullen gevuechelijc te wesen, sonder eenige te laeten oft uuyt te geven by appoinctemente, ten waere by onsen wete ende consenteert dat die waeren van cleender importantiën nyet excederende de twintich oft dertich Rijns gulden jaerlijcx, ende dat by advise van den rentmeester particulier vander plaetsen.
  42. Dat de voorsz. van onsen Raede ende Rekeninge sullen hebben goedt regard ende toesicht, dat alle rentmeesters ende andere officiers, hebbende te rekenen in onser camere voorsz. houden heur residentie ter plaetsen van heur offitie ende die exerceren ende bedienen in persoone. Ende indien sy daerinne vinden gebreck oft faulte, sullen ons tselve adverteren, om daervan gedaen ende geordonneert te wordden nae onsen believen.
  43. Ende willen, dat onse rentmeesters nyet en nemen van de verpachtingen oft coopen andere prouffyten oft emolumenten dan by ons oft die van onser cameren voorsz. hen sal toegelaeten wordden, die wy verstaen, dat gespecificeert sullen zijn mette conditiën, opte welcke de pachtingen oft coipen gedaen sullen worden, van welcken verpachtingen oft coipen wy willen, dat die conditiën eerstmael sullen wordden gesien ende gevisiteert in onser camere voorsz. ende by een van de greffiers onderteeckent. Ende van de ontfanghen, daer wy conquesteren deur dyckagie, coop ende anderssins nyeuwe demeynen, sullen de rentmeesters van denselven gehouden zijn te verwerven van ons ordonnantie expresse op heure gagien van de voorsz. nyeuwe partyen, sonder welcke wy nyet en willen, dat ter causen van dien, by onsen auditeurs yet gepasseert wordt.
  44. Dat de voorsz. van den Raede ende Rekeningen gehouden sullen zijn te zweeren, dat zy sullen onderhouden ende observeren getrouwelijck nae allen heuren vermogen dese onse ordonnanciën in allen poincten ende articulen begrepen in deselve, sonder eenichsins die te brekene oft jegens te gaene want ons sulcx belieft ende willen gedaen te hebben. In kennisse der waerheyt hebben wy dese jegenwoordige met onsen naem onderteeckent ende segel daeraan doen hanghen. Gedaen op onsen huyse ende casteele van Breda opten XVIen dach Novembri int jaer ons Heeren duysent vijffhondert drieëntzestich. Ende was dese ohdergescreven GUILLE DE NASSAU
Naevolgende de voorsz. ordonnanciën hebben die luyden van den Raede ende Rekeningen mijns gen. heeren des princen, te weten mrs. JAN HOVELMANS, STEVEN VAN DE BERGE, JACOB VLAS, licentiaten in de rechten, WILLEM DE VOS, MICHIEL PIGGEN, MARCK VAN STEELANDT, rentmeester-generael, ende ick, greffier onderteeckent, als huyden den achsten dach Aprilis XVc vier ende tsestich nae Paesschen gedaen den behoirlycken eedt, in presentie van mijn gen. heere voorsz. opter cameren van den Rade ende Rekeningen tot Breda, my tegenwoordich. Onderteeckent: VOGEKSANCK. Gecollationneert de voorsz. copie jegens de originale instructie, ondergeteekent als vooren, ende is daermede bevonden van woorde te woorde accorderende, by my WILTZ.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het gros van de stukken in dit archief berustte onder de Raad en Rekenkamer op het kasteel te Breda in het jaar 1581, voor zover deze later gekomen zijn onder bewaring van de Raad en Rekenkamer te 's-Gravenhage, sedert het begin van de 18e eeuw kortheidshalve Domeinraad genoemd.
Tot 1581 heeft de Raad en Rekenkamer onafgebroken gefunctionneerd; zelfs na de confiscatie van de goederen van den prins in 1567-'68 bleef het beheer aan haar. Op den 20en Februari kwam PETER VAN QUADEREBBE, ridder, heer van Berchem, Hoogenhuysen enz., meier van Leuven, te Breda met een aanstelling om als sequester over stad en land op te treden te zamen met de Raden en Rekenmeesters van den prins, wien hij den eed aan den koning afnam. QUADEREBBE werd den 15en Maart gevolgd door CHARLES QUARRÉ, ridder, ordinaris raad in den Raad van Brabant, die, vergezeld van ADRIEN LE COCQ, advocaat van den Grooten Raad, het beslag ten uitvoer kwam leggen. In zijn rapport vertelt QUARRÉ, hoe hij de rekeningen, liassen, memories enz. in de Rekenkamer aantrof "dans un terriblement grand nombre bien separéz par armoires avecq intitulation á quoy peuvent servir". De "lettrages principales" (titels van aankomst waarschijnlijk) had de prins medegenomen naar Dillenburg volgens het zeggen van de raden, die te vergeefs trachtten QUARRÉ daarmede te overtuigen van de onmogelijkheid om zonder die stukken een staat op te maken van 's prinsen bezittingen in Brabant ( R.A. te 's-Hertogenbosch, Coll. Cuypers van Velthoven, portef. no. 93. Afschrift van het Rapport van Quarré uit het archief van den Conseil des troubles. ) . De Raad werd gehandhaafd doch werkte nu onder het oppertoezicht van den Raad van Beroerten voor wat betreft de geconfisqueerde goederen, en voor de goederen van PHILIPS WILLEM onder dat van CHARLES, baron de Berlaymont, door de Spaansche regeering tot diens momber benoemd. Nadat de prins van ORANJE zijn goederen in 1577 ingevolge de bepalingen van de Pacificatie van Gent en van het Eeuwig Edict had teruggekregen en Breda door de Staatsche troepen was bezet, oefende de Rekenkamer weder als van ouds het beheer voor den prins uit. In 1581 komt daarop de groote verandering: de Rekenkamer te Breda gaat, met achterlating van de archieven, uiteen en er wordt een nieuwe door den prins opgericht ( Het nieuw ingestelde college had, zooals uit de oudste ervan bewaard gebleven stukken blijkt, aanvankelijk geen vaste verblijfplaats, doch volgde den prins, totdat het in 1583 zich te Delft vestigde. ) . Veel minder rustig dan in 1568 was het verloop der gebeurtenissen bij de inneming van Breda in 1581. De griffier MICHIEL PIGGEN schrijft in 1584 in dorso van een akte dd. 1566, waaraan het zegel van den prins ontbreekt ( Regentenlijst no. 3451. ) . dat de akte, daar bij de openbreking van de Rekenkamer en de cabinetten van de charters, bij de inneming van het kasteel en de verwoesting van de rekeningen, titels en papieren overal onder den voet geworpen waren, langen tijd daarna daaronder gevonden is in deze gesteltenis, "alsoock diversche andere den zegel afgetrocken oft afgesneden ende den stert daeruyt genomen geweest sijnde". Wanneer men deze beschrijving van het optreden der Spanjaarden in de Rekenkamer leest, is men geneigd hun de schuld te geven van alle hiaten in het archief tot op dien dag. De inventaris van 1767 is er evenwel om hen van dien blaam te zuiveren. De domeinrekeningen van Breda b.v. waren in dat jaar nog, behoudens enkele lacunes, van 1352 af aanwezig; thans beginnen zij met het jaar 1634 en is er bovendien een lacune over de jaren 1667-1707 bijgekomen. De rekeningen van den dispensier en van den kastelein gaan in dien Inventaris weliswaar niet verder terug dan tot 1543 en 1534, maar daarvan en ook van de latere is nu geen enkel exemplaar meer aanwezig, zoodat men veilig kan aannemen, dat het gesol met het archief na 1796 de oorzaak is van de meeste der geleden verliezen. Bewaarder van het archief te Breda bleef in 1581 de raad en griffier MICHIEL PIGGEN, die reeds 30 jaar in dienst van den prins was geweest. De andere raden, die voortvluchtig waren, werden uitgezonderd van de later door PHILIPS II aan de Bredasche rebellen verleende gratie ( P. Bor, Oorsprong enz. der Ned. Oorlogen enz., 1679, II blz. 274. ) . PIGGEN stond onder toezicht van FLORENT DE BERLAYMONT, die zijn vader was opgevolgd als superindendent en administrateur van de goederen van PHILIPS WILLEM. De registers en stukken betreffende geconfisqueerde geestelijke goederen moest hij teruggeven aan LINDANUS, bisschop van Roermond die, bij vacature van den bisschopszetel van Antwerpen, naar Breda was gezonden tot herstel van zaken in het kerkelijke ( Actorum per rev. Dnm. Lindanum in visitatione ecclesiae Bredanae epitome, 1581. Gedrukt in Taxandria XXX, blz. 25. ) . In 1578 was n.l. de Markendaalsche, in 1580 de O.L.V. kerk aan de Hervormden toegewezen. Bij deze gelegenheid is aan de aandacht ontsnapt de lijst van inkomsten van het H. Sacramentsaltaar (Inv. no. 385), kennelijk door PIGGEN bij zijn beheer gebruikt. Voor het overige kwamen de thans nog aanwezige stukken aangaande geestelijke goederen te Breda eerst in 1637, na de reductie, in het archief van den Domeinraad ( Nass. Dom. Inv. Hingham no. 1083 fol. 28. ) .
Met het jaar 1581 breekt er voor het beheer en de archieven der domeinen een tijd vol wisselvalligheden aan. De nieuwe door den prins aangestelde raden werden na zijn dood in 1584 opgevolgd door curateuren van het sterfhuis, eerst te Delft en sinds 1589 te 's-Gravenhage. Van het erfdeel van PHILLIPS WILLEM worden gedurende de ballingschap de goederen van moederszijde door een raad te Delft onder zijn zuster MARIA, de vaderlijke door een raad in den Haag onder prins MAURITS beheerd. In 1609, bij het sluiten van het Bestand, werd de verdeeling van de nalatenschap van WILEM I tusschen zijn drie zoons definitief geregeld en nam PHILIPS WILLEM, die daartoe in 1606 toestemming had gekregen van de Staten Generaal, de administratie zijner bezittingen zelf in handen. Er waren thans drie raden, een van PHILIPS WILLEM te Breda, een van MAURITS aan het Binnenhof bij de Zuidpoort en een van FREDERIK HENDRIK waarschijnlijk in het paleis in het Noordeinde in den Haag. Na den dood van PHILIPS WILLEM en MAURITS worden onder FREDERIK HENDRIK alle goederen weer in één hand hereenigd en beheerd door één raad, die ten slotte gevestigd blijft in het huis aan het Binnenhof.
Er is uit dit tusschentijdperk opvallend weinig bewaard gebleven, hetgeen niet kan verwonderen, als men ziet, hoe de stukken wijd en zijd verspreid waren. Zoo klaagde de raad DE WILLEM in 1637 tegen HUYGENS, die bij FREDERIK HENDRIK in het leger voor Breda was, dat de griffier DE LA PISE uit Oranje hem wilde overtuigen, dat zekere stukken aangaande het prinsdom onder de charters in den Haag moesten zijn, "mais vous scavez comme tout cela est mal range et dissipé. II y a des papiers tout plein à Delft, dans la maison au Noorteynde et des autres endroits à la Haye". De KNUYT, die in 1630 in Oranje geweest was, moest volgens DE WILLEM ook nog een aantal stukken te Middelburg onder zich hebben. "Son Altesse ou ses heirs se plaindront un jour de cette nonchalance" ( Briefwisseling van Constantijn Huygens, 1634-1639, blz. 268. ) . Waarschijnlijk zou DE LA PISE succes gehad hebben, als hij gezocht had in het sterfhuis van den gewezen griffier LE SAGE († 1637). De stukken, die deze onder zich had gehad, vullen een inventaris van 26 folia. Zij betroffen alle goederen en dateeren hoofdzakelijk uit de jaren 1605-1634.
Intusschen stond het geheele oude archief nog steeds te Breda, dat in 1625 weer in Spaansche handen was gekomen en waarvan de katholieke en Spaanschgezinde graaf JAN VAN NASSAU in 1629 door PHILIPS IV heer en baron was gemaakt.
Zoodra de stad evenwel door FREDERIK HENDRIK was bevrijd (6 Oct. 1637), werden door den griffier LAURENS BUYSERO, die bij den prins in het legerkamp was, 33 kisten met boeken en papieren uit de Rekenkamer op het kasteel naar den Haag verzonden ( Nass. Dom. Inv. Hingham no. 1208, Rekening Breda, fol. clxxiv. ) . Er zijn enkele aanwijzingen, die het waarschijnlijk maken, dat er nog stukken zijn achtergebleven; zoo blijkt, dat in 1648 in een zaak, aangaande het prinsdom Oranje, een onderzoek werd gelast in de archieven te Breda en den Haag, en vragen raden van den prins in 1664 den Raad van State competenten tijd om eenige archieven op het kasteel te Breda na te zien ( Res. Raad van State 1664 Januari 26; het betrof Willemstad. ) . Dit zijn echter uitzonderingen, en de bedoeling zal wel geweest zijn, dat het geheele archief in den Haag kwam. In de eerste jaren na de overbrenging is in den Haag de inventarisatie met kracht ter hand genomen. In 44 inventarissen, vervaardigd in 1638 en in één band samengebonden ( Nass. Dom. Suppl. no. 1322. ) , vinden we de archieven, uit Breda afkomstig, het grootste deel dus, met uitzondering van de charterverzameling, globaal beschreven, van de archieven der andere domeinen voornamelijk de stukken uit de 16e en 17e eeuw. Dit alles was geborgen in 51 loketkasten in de charterkamers van den prins boven de Raadkamer van het Hof van Holland, waarheen ook in het vervolg met telkens verschoven tijdgrens het oude archief werd gebracht. In denzelfden tijd werden de charters van alle domeinen in regestvorm beschreven; van deze beschrijvingen zijn er enkele in originali, de overige in copieën van c. 1685 in een serie van 5 banden samengebonden, waarin in de 18e eeuw nog herhaaldelijk stukken werden ingeschreven en inventarissen van nieuw verworven goederen werden ingevoegd. Deze inventarissen, die, voor zoover ze bestonden, in 1682 door den griffier TOLLIUS met de stukken zijn gecollationneerd, hebben tot op heden als zoodanig dienst gedaan.
De Domeinraad verhuisde in 1767 van de Zuidpoort naar het gebouw van de gewezen kastelenij bij de Grenadierspoort, waar hij gevestigd bleef, totdat hij in 1795 na het vertrek van WILLEM V en de confiscatie van diens goederen werd opgeheven.
Voor het archief breekt hiermede de tijd aan, waarin het de zwaarste verliezen zou lijden.
Waren bij de verzegeling van het archief op 7 Maart 1795 de commissarissen van het Comité van Algemeen Welzijn nog zoo voorzichtig om te waarschuwen tegen verplaatsing, hetgeen wegens de verbazend groote quantiteit van boeken en papieren niet dan allermoeilijkst zou zijn en veel verwarring zou veroorzaken ( Decreten van de Provisionele Representanten van het volk van Holland, Maart en April 1795. ) , de agent van Financiën had minder consideratie en machtigde in 1798, het jaar, waarin de domeinen tot nationaal eigendom waren verklaard, een klerk om alle oude charters en papieren te sorteeren en degene, die door ouderdom onleesbaar of van geen belang waren, te verscheuren ( Nass. Dom. Inv. Hingman no. 195. ) . Deze machtiging is misschien de oorzaak geweest van de verdwijning van het ontzagwekkende aantal liassen met ingekomen en minuten van uitgaande stukken, dat in 1796 nog aanwezig was. Een inventaris van het jaar 1808, opgemaakt, voordat het archief naar het Departement van Financiën te Amsterdam vervoerd zou worden, doet zien, hoe de orde toen reeds geheel verstoord was. In Amsterdam kwam het archief van den Domeinraad met dat van de gewezen Secretarie der Friesche Stadhouders, dat eveneens in 1795 te 's-Gravenhage in beslag was genomen, na 1822 onder het beheer van het Amortisatiesyndicaat. In 1815 waren zij tezamen in één Inventaris beschreven als: Paquetten, registers en papieren, betrekkelijk de Vaderlandsche historie en de vorstelijke domeinen. Het gevolg van dit combineeren was, dat bij de overdracht van stukken door het Amortisatiesyndicaat aan het Rijksarchief in de jaren 1826-1828 ( Zie R. C. Bakhuizen van den Brink, Overzigt van het Nederl. Rijksarchief, blz. 38 en vigg. ) behalve het archief van de Friesche Stadhouderlijke Secretarie, als voor het syndicaat van geen belang, uit het archief van den Domeinraad een aantal stukken werden afgestaan, die betrekking hadden op de bezittingen buiten de Nederlandsche grens, zooals in de eerste plaats op het prinsdom Oranje en verder op de Luxemburgsche goederen, Diest en het burggraafschap van Antwerpen; niet volledig, doch voor zoover zij te vinden waren. Zoolang de stukken van het eene Rijksbureau naar het andere verhuisden, was hereeniging altijd nog mogelijk, doch bij de in 1834 gevolgde verdeeling van de stukken, afkomstig van het Amortisatiesyndicaat, tusschen het Rijksarchief en het Huisarchief van den Koning ( Zie Bakhuizen van den Brink, t.a.p. ) , gingen de papieren, die op de bovenvermelde wijze uit het archief van den voormaligen Domeinraad genomen waren, naar het Huisarchief.
Niet op de lijst der in 1834 aan het Huisarchief toegewezen stukken komt, behoudens een enkele uitzondering, vóór een verzameling testamenten, boedelscheidingen, huwelijksvoorwaarden, commissies enz., in de 18e eeuw door den griffier van den Domeinraad beschreven in een Inventaris, getiteld: Het Doorluchtig Huis.
Om het belang, dat deze stukken voor de administratie hadden, berustten zij oudtijds onder den Domeinraad. Thans zijn zij, te oordeelen naar eenige steekproeven, alle op het Huisarchief, waar zij dus langs een anderen weg gekomen moeten zijn dan ingevolge de verdeeling van 1834 ( De vriendelijke bemiddeling van thans wijlen Dr. N. Japikse stelde mij in staat op het H.A. kennis te nemen van de daar aanwezige stukken, die vroeger deel hebben uitgemaakt van het archief van den Domeinraad. ) . Wellicht hebben zij deel uitgemaakt van de "pacta familiae" en de "diverse papieren meest relatief tot familieomstandigheden en administratiën" ( Decreten van de Prov. Repr. Maart, April 1795. ) , die WILLEM V bij zijn vertrek naar Engeland meenam of bij particuliere personen in veiligheid had laten brengen.
Een derde categorie van stukken, die het Domeinarchief heeft verloren aan het Huisarchief, wordt gevormd door een aantal archivalia met betrekking tot de Luxemburgsche bezittingen Vianden en St. Vith, welke stukken door het Departement van Financiën werden toegezonden aan de commissie voor de nalatenschap van koning WILLEM II. Het is met deze stukken als met de andere: het hangt van een toeval d.w.z. de vindbaarheid af, wat op het Huisarchief terecht is gekomen en wat voor het Rijksarchief behouden bleef; series zoowel als dossiers zijn verbroken. Het behoeft geen betoog, dat beide instellingen gebaat zouden zijn bij een herziening van de verdeeling der stukken, zooals die thans is.
De verwerving van het archief
In 1861 werd het archief van den Domeinraad van het Departement van Financiën, waar het, na de opheffing van het Amortisatiesyndicaat in 1840, was komen te berusten, overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief.
Met het archief hereenigd werden eind jaren dertig door medewerking van den Rijksarchivaris in Noord-Brabant, Mr. J.P.W.A. SMIT, verscheidene stukken aangaande de heerlijkheid Breda en haar heeren, die aangetroffen werden in de collecties CUYPERS VAN VELTHOVEN en KLEYN ( ZIE OVER DEZE COLLECTIES DE VERSLAGEN OMTRENT VAN 'S-RIJKS OUDE ARCHIEVEN 1883 EN 1904. ) op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch. Zij kunnen daarin direct uit de officieele archieven gekomen zijn of indirect, doordat zij gevonden werden onder de nagelaten papieren van de griffiers van Breda HAVERMANS (vader en zoon, griffiers van 1607-1624 en 1637-1653), die voornemens waren een historie van Breda uit te geven. Eveneens door tusschenkomst van Mr. SMIT werd de gemeente Breda bereid gevonden een aantal stukken, in haar archief berustende en klaarblijkelijk afkomstig uit Nassausche archieven, aan het Rijk af te staan, terwijl het gemeentebestuur van Etten eenige papieren in bruikleen gaf om dezelfde reden. De laatste zijn voornamelijk brieven, gericht aan graaf HENDRIK III VAN NASSAU; hun aanwezigheid te Etten kan verklaard worden uit de omstandigheid, dat een bastaardzoon van LAURENS DUBLIOUL, griffier van de orde van het Gulden Vlies, en vertrouwensman van graaf HENDRIK, aldaar schout is geweest. Nadat deze inventaris voltooid was, kreeg het Algemeen Rijksarchief in 1941 van de familie VAN NISPEN een verzameling charters en stukken in bewaring, die voor het grootste deel tot het archief van den Domeinraad hebben behoord ( Zie corresp. A.R.A. 1941, C. nos 36 en 37. ) . Zij bevat 124 nummers, waarvan er ongeveer 90 vermeld werden gevonden in den zeventiende-eeuwschen inventaris van den Domeinraad. Deze collectie heeft eenigen tijd op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch berust en werd daar voorloopig beschreven door mr. F.F.X. CERUTTI. Met zijn veronderstelling, dat de verzameling gevormd werd in het begin van de 19e eeuw, omdat de charters nog aanwezig waren bij de contrôle door den griffier in 1789, maar geen van alle voorkomen in de uitgebreide verzameling afschriften betreffende het land van Breda, door mr. A.G.KLEYN omstreeks 1850 aangelegd, kan ik mij vereenigen. De betreffende stukken zijn in dezen inventaris opgenomen, hetgeen hernummering noodzakelijk maakte.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking
Het jaar 1581 is als grens voor de archivering genomen, omdat toen de Rekenkamer, tengevolge van de inneming van Breda door de Spanjaarden, uiteen is gegaan.
Van het beginsel, dat in dezen Inventaris zouden worden beschreven de stukken, aanwezig te Breda vóór 1581, is op twee punten afgeweken. Nadat n.l. RENÉ VAN CHALON in 1530 de goederen van het huis Oranje-Chalon had geërfd, zijn, zoowel vóór als na het jaar 1581, telkens gedeelten uit de archieven daarvan naar Breda en later Den Haag overgebracht, naar gelang de Raad ze tot betere informatie en voor het beheer noodig had. Het scheen gewenscht deze stukken bij elkander te beschrijven, gelijk in dezen inventaris is geschied, maar daardoor is het zeer wel mogelijk, dat hier stukken zijn beschreven, die in 1581 nog niet te Breda waren.
Een tweede restrictie, in tegengestelden zin, is, dat niet zijn opgenomen de stukken, die te Breda berust hebben met betrekking tot de administratie van Buren c.a. uit de jaren, dat prins WILLEM de voogdij uitoefende over zijn zoon PHILIPS WILLEM, erfgenaam dier goederen. Het toezicht op het beheer kwam toen aan den Raad te Breda, doch de beheersstukken bleven, waar zij waren, en de verzameling daarvan werd te Buren voortgezet. Daar nu bovendien de stukken, die te Breda berust mogen hebben, door latere ambtenaren van den Domeinraad met andere naar den Haag overgebrachte Burensche stukken zijn vereenigd, worden zij niet hier beschreven, doch te zamen met het verdere Burensche archief in een volgend deel van dezen Inventaris.
Bij de inventariseering is het dossierstelsel toegepast, ten eerste omdat dit aansluit bij het systeem, volgens hetwelk de stukken oudtijds werden opgeborgen en ten tweede omdat van de inrichting van het beheer vóór c. 1520 weinig blijkt. Dit zal aanvankelijk bij één, later meer rentmeesters hebben berust, die vervolgens eerst een rentmeester-generaal, en, bij de verdere toeneming van het bezit, de raden boven zich gekregen hebben. De stukken waren naar de heerlijkheden opgeborgen in cassa's of laden, voor iedere heerlijkheid eenige, waarvan elke haar eigen chronologische volgorde had; een andere orde dan deze is in de oude beschrijvingen van den inhoud dier cassa's niet te bespeuren.
In dezen nieuwen inventaris is de indeeling naar de heerlijkheden behouden, terwijl in een afdeeling "Algemeen" de stukken zijn bijeengebracht, die niet op een bepaald onderwerp betrekking hadden of een groep heerlijkheden betroffen, alsmede ingekomen en minuten van uitgaande stukken van den raad, die niet bij een heerlijkheid in te deelen waren. De heerlijkheden zijn chronologisch gerangschikt naar de wijze en het jaar van aankomst. Als uitgangspunt is daarbij het bezit van JAN II VAN POLANEN genomen, den eersten heer zoowel van de Lek als van Breda, van wien de goederen verder tot 1581 regelmatig zijn vererfd. Van huis uit bezat hij Polanen, Heemskerk en Castricum en, met eenige restrictie, de Lek. Zijn familiebezit viel in het niet bij de heerlijkheden, die hem aankwamen van zijn bastaardoom WILLEM VAN DUVENVOORDE en waarvan Breda de voornaamste was. Na deze categorie volgen de heerlijkheden, door JAN III VAN POLANEN en de hem opvolgende Nassaus gekocht, welke, behalve het land van Ravestein, dat graaf ENGELBRECHT I korten tijd in pandschap had, alle in Holland lagen, en de heerlijkheden, die de NASSAUS erfden of door huwelijk verkregen en die, behalve enkele heerlijkheden in Limburg, buiten de tegenwoordige Nederlandsche grens lagen.
De stukken, beschreven onder de rubrieken Bestuur betreffen hoofdzakelijk de uitoefening van heerlijke rechten; onder beheer is alles gebracht, wat te maken heeft met eigendom van goederen en het rendabel maken daarvan.
Eigendomsbewijzen van goederen of renten, waarvan aangenomen is, dat zij aan de NASSAUS gekomen zijn, zijn op den datum van den laatsten brief geplaatst, hoewel vast staat, dat zij eerst na dien datum in het bezit der NASSAUS gekomen kunnen zijn.
Bij de indeeling naar de heerlijkheden bleven over de stukken, welke betrekking hadden op goederen, niet gelegen in heerlijkheden, toebehoorende aan de NASSAUS; zij vormen een afzonderlijke afdeeling. Dit doen ook de stukken, verband houdende met collatierechten, die naar gebleken is, onder een secretaris berustten.
De stukken, beschreven onder het hoofd "Schuldvorderingen", die men zou kunnen rekenen tot de stukken van persoonlijken aard, zijn daar niet ondergebracht, omdat de afdeeling betreffende personen zooveel mogelijk beperkt is. Het archief van den Domeinraad is zuiver administratief en men moet daarom aannemen, dat stukken, rakende personen, slechts in dit archief werden geborgen, voor zoover zij voor het beheer van belang waren. De stukken van louter persoonlijken aard nemen dan ook kennelijk in aantal af, naarmate de administratieve organisatie vasteren vorm krijgt. Varia zijn steeds zoo dicht mogelijk geplaatst bij de stukken, waaronder zij werden aangetroffen.
Onder mijn toezicht beschreef mej. docta. W. SMELT als volontaire aan het Algemeen Rijksarschief de stukken betreffende het prinsdom Oranje. Aan mr. F.F.X. CERUTTI, die een uitgave van de Rechtsbronnen van Breda voorbereidt, dank ik vele belangrijke aanwijzingen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Andere toegang
1.08.11, Archieven van de Nassause Domeinraad, (1218) 1581-1811 (1842)
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad: Raad en Rekenkamer te Breda I , nummer toegang 1.08.01, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Nassause Domeinraad tot 1580 , 1.08.01, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen

    • Reg. no. 1988

      regest_nummer 1988 1475 Maart 4

      regest_beschrijving Charles, hertog van Bourgoingne etc., oorkondt, dat Engelbert, graaf van Nassouw en Vianne, heer van Breda, den leeneed heeft afgelegd voor de heerlijkheid Breda en verdere Brabantsche leenen, die hij van zijn vader geërfd heeft.

      regest_datering (en notre siège devant Nuyss l'an de grâce mil CCCC soixante quatorze).

      regest_nb Oorspr. (Inv.No. 29). Met geschonden zegel met contrazegel van den oorkonder in roode was.

    • Reg. no. 3110

      regest_nummer 3110 1545 Januari 23

      regest_beschrijving Kaerle, keizer etc., beleent Willem, prins van Oraignen, graaf van Nassou etc., in het bijzijn van zijn vader, graaf Willem van Nassou, en zijn voogden, heer Jan van Merode en Claude Bouton, heer van Corbaron, ridders, ingevolge het testament van René van Chalon, prins van Oraignen, graaf van Nassou, heer van Breda etc., met stad en land van Breda met de stad Steenbergen c.a., stad en land van Sichene, tol en doorgang van Diest, het burggraafschap van Antwerpen, de heerlijkheden Herstal en Grimbergen, Rumpst, het dorp Zundert, de heerlijkheid Gageldonck, de helft van het dorp Meerhout, de andere helft met Vorst, het dorp Holede, de heerlijkheid Assche, de hofstad Wayenberghe met 8 bunder land en 9 bunder land te Wolmerssem.

      regest_datering (Bruessel duysent vijfhondert ende vierenveertich nae costume van scrivene in onsen Hove van Brabant).

      regest_nb Oorspr. (Inv.No. 30). Het zegel van den oorkonder verloren.

      • Reg. no. 3167

        regest_nummer 3167 1548 April 20

        regest_beschrijving Kaerle, keizer enz., verklaart op verzoek van heer Jan, heer van Merode, en Claude Bouton, heer van Corbaron etc., voogden van den minderjarigen Willem, prins van Oraignen, graaf van Nassou etc., den 15en Januari 1539 beleend is met stad en land van Breda en de stad Steenbergen c.a., het burggraafschap van Antwerpen c.a., het dorp Zundert c.a., land en heerlijkheid van Herstal, de heerlijkheid Gageldonck, stad en land van Sichen, tol en doorgang van Diest, de helft van het dorp Meerhout met hooge rechtspraak, de andere helft van Meerhout en Vorst geheel, het dorp Holede, het land van Assche, de hofstad van Waienberg met 8 bunder land en 9 bunder land te Wolmerssem.

        regest_datering (Bruessel nae Paesschen).

        regest_nb Oorspr. (Inv.No. 31). Met geschonden zegel met contrazegel van den oorkonder in roode was.

      • De stukken bevinden zich in de Coll. v. Nispen, toegang 1.13.09, inv.nr. 88.

    • Reg. no. 3206

      regest_nummer 3206 1550 April 29

      regest_beschrijving Het Leenhof van Brabant oorkondt, dat heer Willem, prins van Oraignen, graaf van Nassou etc., den leeneed heeft afgelegd voor stad, land en huis van Breda, de stad Steenbergen, het burggraafschap van Antwerpen, de heerlijkheid Rumpst, land, slot en stad van Zichem, tol en doorgang van Diest, de heerlijkheden Herstal, Assche en Grimbergen, het dorp Zundert met zijn heerlijke rechten, de heerlijkheid Gageldonck, de helft van het dorp Meerhout en Vorst geheel, het leen van het dorp Meerhout, het dorp Holede, de hofstad Wayenberghe met 8 bunder land en 9 bunder land te Wolmerssem.

      regest_datering (Bruessel).

      regest_nb Oorspr. (Inv.No. 32).

      • Reg. no. 2422

        regest_nummer 2422 1502 December 28

        regest_beschrijving Philips, aartshertog van Oestrijcke etc., hertog van Brabant etc., gelast ten behoeve van zijn stadhouder-generaal Engelbrecht, graaf van Nassouw, Vianden etc., als eigenaar van de heerlijkheden Dyest, Zichen, Meerhout, Vorst, Holarde, het burggraafschap van Antwerpen, stad en land van Breda, Oisterhout, Dommelen (I. Dongen) en Grimbergen, allen, die in Brabant of Overmaze leenen of achterleenen van den graaf hebben, daarvan een staat te laten inleveren, opdat er nieuwe leenregisters gemaakt kunnen worden.

        regest_datering (Dyest na costume ons Hoofs van Brabant).

        regest_nb Oorspr. (Inv.No. 33). Het zegel van den oorkonder verloren. In dorso verklaringen, dat het bevel te Leuven en te Antwerpen resp. 24 Juli en 4 October 1503 is afgekondigd.

      • Reg. no. 2640

        regest_nummer 2640 1517 October 24

        regest_beschrijving Kaerle, koning etc., hertog van Brabant etc., gelast ten behoeve van Henrick, graaf van Nassou, Vianden etc., als heer van Breda, allen, die leenen of achterleenen van den graaf hebben, daarvan opgave te doen, opdat nieuwe leenregisters gemaakt kunnen worden.

        regest_datering (Bruessel).

        regest_nb Oorspr. (Inv.No. 33). Met geschonden minoriteitszegel van den oorkonder in roode was, met contrazegel.

    • De oudste beleeningsakte van de Hollandsche leenen, waarin zij gespecificeerd voorkomen, is die van 1456 (Inv. no. 22). Daarin wordt genoemd de hofstad Polanen met de heemwerf en het Oude Hof binnen de uiterste gracht. Vermoedelijk had men hier hetzelfde als te Heemskerk en te Kapelle-Nieuwerkerk, waar de bezitter de hooge rechtspraak had over het huis met de naaste omgeving binnen de gracht (zie Inv. nos. 51 en 731). Daarna volgen in de akte o.m. de ambachtsheerlijkheden Monster en Naaldwijk met de groote en smalle tienden en de Loosduinredijksche tienden in Monsterambacht benevens de molens te Monster en te Voswijk. Van de Loosduinredijksche tienden schijnt de helft vervreemd te zijn geweest, waarna zij in 1557 werd teruggekocht

    • Jan I van Polanen werd in 1327 beleend met het huis te Heemskerk met hoog en laag gerecht en met de ambachtsheerlijkheid van Heemskerk

      Leenkamer Holland, Repertorium op de Leenregisters, Kennemerland

      en Castricum. Met het huis te Heemskerk is bedoeld het huis Haarlem, dat ten zuidoosten dichtbij het dorp Heemskerk lag. Het leen in deze combinatie was bezit geweest van het geslacht Haarlem, totdat dit met Jan, die zich noemde vanBergen, c. 1320 in de mannelijke linie uitstierf. Na vervallen. te zijn aan de grafelijkheid, werd het in 1327 aan Jan van Polanen gegeven. Bij de verdeeling van de nalatenschap van Jan II kwam het aan een jongeren broeder Dirk, van wien het van lieverlede bij gebrek aan mannelijke nakomelingen op het geslacht van Assendelft vererfde.

      J. Craandijk, Proeve eener geschiedenis van het geslacht van Haarlem, in Nijhoff's Bijdragen IV, 1, en Mr. H. J. Koenen, Het ridderlijk geslacht van Heemskerk in de middeleeuwen, in De Wapenheraut VII

    • In het jaar 1326 kreeg Jan I van Polanen een aantal ambachten aan de Lek in pacht van Peter van de Lek

      Waarschijnlijk doordat in deze akte Jan van Polanen door Peter van de Lek "zwager" wordt genoemd, laten de genealogen Peter van de Lek gehuwd zijn met een NN. van Polanen. De relatie van oom tot behuwdneef, die tusschen hen bestond, was evenwel voldoende om die uitdrukking te rechtvaardigen

      . Nadat Peters zoon Hendrik in 1342 kinderloos was gestorven, vervielen deze ambachten aan de grafelijkheid, van wie Jan II van Polanen ze, vermeerderd met enkele andere, in hetzelfde jaar kocht

      Over de aanspraken, die de Culemborchs en Arkels op de heerlijkheid maakten en die zij baseerden op de wederrechtelijkheid van deze verkoop, zie men Mr. H. J. Koenen: Teylingen, Brederode en de Lek, in de Wapenherfaut VI, VII en IX

      . Sinds dien werden tot de heerlijkheid van de Lek gerekend de ambachtsheerlijkheden Ridderkerk, Lekkerkerk, Zuidbroek, Krimpen op de IJssel, Krimpen op de Merwede (= Lek), Ouderkerk, Berkenwoude, Streveland (=Streefkerk), Brandwijk, Gijbeland en Bleskensgraaf. In 1413 werd graaf Engelbrecht van Nassau bovendien beleend met de hooge heerlijkheid van Lekkerkerk tot eenzelfde leen als dat van de Lek

      Behalve deze goederen kreeg de heer van de Lek regelmatig, met één uitzondering van korten duur, twee visscherijen met heerlijke rechten op de Lek in erfpacht resp. van de kapittels van Oudmunster en van den Dom te Utrecht. De eerste bevond zich tusschen Schoonhoven en Nieuwlekkerland, de tweede bij den mond van de Lek. De heerlijkheid werd door prins Maurits vermaakt aan zijn bastaardzoon Willem, van wien zij op Willems broeder Lodewijk, heer van Beverweert en Odijk, en diens nakomelingen vererfde. Behoudens de enkele stukken in dezen inventaris beschreven, ging het archief mede over. De heerlijkheid werd in het jaar 1723, in vieren gesplitst, aan verschillende personen verkocht door de familie Nassau-La Lecq, die alleen de visscherijen van de beide Utrechtsche kapittels behield. Deze zijn thans met een deel van het archief eigendom van de Maatschappij Nassau- La Lecq. Een exemplaar van een gedrukt cartularium, in de jaren 1893 en 1894 vervaardigd op last van deze maatschappij, berust thans, evenals het archief zelf, op het Algemeen Rijksarchief. Het bevat akten over de jaren 1293-1810

      A. S. de Blécourt, De vischrechten op de Lek en het vischrecht in de binnenwateren van Lekkerkerk alsmede over non-usus van dit laatste, 1926.

    • Van de talrijke goederen, die Jan II van Polanen kreeg door toedoen van Willem van Duvenvoorde

      Een uitvoerige beschrijving van de politieke en financieele manipulaties van W. van Duvenvoorde vindt men in J. Cuvelier, Les origines de la fortune de la maison d'Orange-Nassau, 1921

      , was het land van Breda het voornaamste. Omtrent het ontstaan is weinig bekend. Van het land van Strijen, dat begrensd werd door de Striene, de Maas, de Donge en het graafschap Rijen, kwam het noordelijke deel, dat den naam Strijen behield, aan Holland; in het zuidelijke, dat aan Brabant bleef, trad in 1125 een heer van Breda op. De grens tusschen beide deelen liep over Oosterhout, dat Brabantsch, en Zevenbergen, dat Hollandsch was, naar Steenbergen en Bergen op Zoom. Omstreeks 1190 droeg Godfried van Schoten de burcht van Breda met zijn daar omheen liggende allodia op aan den hertog van Brabant, die er Godfried mede beleende onder uitbreiding van het gebied met de vennen aan de noordwestzijde tot aan het land van Strijen. Dit land van Breda werd in 1287 tusschen twee zusterszoons gesplitst in het land van Breda en dat van Bergen op Zoom; een gedeelte waarin Steenbergen, Gastel, Oudenbosch, Standaardbuiten, Fijnaart en Heiningen lagen, bleef gemeenschappelijk eigendom van beiden tot 1458. Een omschrijving van hetgeen tot het land van Breda behoorde, geeft de deelingsakte van 1287 evenmin als de akte van 1350, waarbij de hertog van Brabant de heerlijkheid aan Jan II van Polanen verkocht. Eerst van het jaar 1474 is een denombrement bekend

      Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, fol. 38

      , waarin wordt opgesomd wat het land omvatte, n.l. de stad Breda met het slot, de stad Steenbergen (d.w.z. sinds 1458, in welk jaar Breda van het gemeenschappelijk gebleven land, Steenbergen met het Kruisland kreeg), voorts Rozendaal, Nispen, Etten, de Haghe (= Princenhage), Terheiden, Zonzeel (het tegenwoordige Langeweg), Oosterhout met het slot (het zogenaamde huis te Strijen), Gilze, Ginneken, Alfen, Baarle, Rijsbergen, Groot en Klein Zundert en Dongen, Hier bezat de heer de hooge heerlijkheid. Verder had hij, zooals het denombrement zegt, een smalheerlijkheid in Groot Zundert, de smalheerlijkheid van het goed Gageldonk benevens een andere smalheerlijkheid met "wat cijnzen en renten in de parochies Rosendaal, Nispen, Woude en de Haghe gelegen". Met het laatste zijn onderdeelen bedoeld van het gecompliceerde goed van Gageldonk-Hambroek, waartoe ook goederen te Sprundel behoorden

      Zie over Gageldonk mr. F. F. X. Cerutti in Jaarboek van den Oudheidkundigen kring "De Ghulden Roos" te Roosendaal, V (1945)

      Dat de heerlijkheid Gageldonk-Hambroek en een deel van Zundert in een andere verhouding tot den heer stonden, vindt zijn reden in de omstandigheid, dat zij niet tezamen met het overige land van Breda door den hertog in leen zijn uitgegeven

      Zie Kleyn a.w. blz. 67

      . Deze had bij de uitgifte een uitzondering gemaakt voor de goederen, die reeds door ministerialen van hem in leen werden gehouden en waarvan de hooge heerlijkheid aan den hertog was verbleven. In Princenhage

      Zie over Princenhage G. C. A. Juten, De parochiën in het bisdom Breda

      had Gageldonk-Hambroek een eigen leenhof en laathof. Het ressort van genoemde hoven vormde dat gedeelte van Hage, dat later Hage onder den Hertog werd genoemd in tegenstelling met Hage-Nassau of Princenhage

      Ook van Zundert

      Zie prof. mr. van der Hoeven a.w. en G. C. A. Juten als boven. Een denombrement van Zundert-hertog van 1440 is te vinden in Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, blz. 112

      . was een deel aan den hertog verbleven. Dit was als lage heerlijkheid aan het geslacht Montenaken en vervolgens aan dat van Schoonhoven als leen gegeven. De hooge heerlijkheid van dit leen werd met die van Hage-Hertog, Sprundel-Hertog en het gedeelte van Nispen onder den Hertog in 1388 door Johanna, hertogin van Brabant aan Jan van Polanen verpand en niet meer afgelost. Wat de heerlijkheden zelve met de lage rechtspraak betreft, Gageldonk-Hambroek werd in 1458 door Willem de Bye, Zundert-Hertog in 1464 door Johanna van Schoonhoven aan den heer van Breda verkocht

      Buiten den laathof van Gageldonk-Hambroek waren er te Princenhage nog twee andere laathoven, nl. van het goed Ten Houte, dat reeds in de 14de eeuw door den heer van Breda in leen werd uitgegeven, en van het goed Burgst, een al omstreeks 1312 vermeld Brabantsch leen. De vrije rijksabdij Thorn bezat laathoven in Gilze en Baarle, terwijl aan de abdij van St. Bavo te Gent een hof te Sombeke behoorde, dat eenige rechten en inkomsten te Rijsbergen en Zundert genoot

      Zie G. C. A. Juten, Het hof Sombeke, in Taxandria XXXV, blz. 284

      . Thorn behield zijn rechten tot de opheffing van de abdij in 1797, de rechten van St. Bavo werden in 1523 aan den heer van Breda verkocht

      Dongen, Wagenberg en het huis te Strijen maakten aanvankelijk geen deel uit van het land van Breda al werden zij gaandeweg beschouwd als ertoe te behooren. Met Dongen werd Willem van Duvenvoorde, heer van Oosterhout, in 1329 door Willem van Horne en Altena als met een Brabantsch leen beleend. In 1350 verkocht hij het, met veel terrein vergroot, als leen van Oosterhout aan zijn dochter BEATRIJS, vrouw van Roelof van Dalem. Haar zoon werd er in 1357 door Jan van Polanen mede beleend, nadat Willem van Oosterhout, zoon van Willem van Duvenvoorde, afstand had gedaan van door hem gepretendeerde leenheersrechten. De nakomelingen van Roelof en Beatrijs van Dalem bleven in het bezit van Dongen, totdat het in 1500 door de hoofdbank van Breda verbeurdverklaard werd wegens wangedrag bedreven door Joost van Dongen

      Ook het archief van de familie van Dalem kwam in het bezit van den heer van Breda, hetgeen de aanwezigheid verklaart van een aantal personalia en stukken betreffende goederen in het land van Altena en elders, die met de verbeurdverklaring niets uitstaande hadden. Dit archief is, als een geheel beschreven, als aanhangsel geplaatst achter de beschrijving van de stukken, aangaande het land van Breda en Steenbergen

      . Daarna werd het niet meer in leen uitgegeven

      In 1324 verwierf Willem van Duvenvoorde het bij Oosterhout op de Brabantsch-Hollandsche grens gelegen huis te Strijen, terwijl hij in 1349 beleend werd met de hooge heerlijkheid Wagenberg. Wagenberg evenals Zundert en Gageldonk

      Hoewel dit op verzoek van graaf Jan van Nassau in 1460 door den hertog met Breda werd vereenigd tot een "onverscheyden leen" (Regentenlijst no. 1817)

      . worden bij de latere beleeningen met stad en land van Breda als afzonderlijke leenen ontvangen

      De heerlijkheid Breda was souverein behoudens leenhulde aan Brabant en bezat de gebruikelijke regalia. In het geheele land gold het recht van Breda, uitgezonderd binnen de "Palen van de Hoeven van Etten". Deze palen begrensden een gebied, dat oorspronkelijk uit moeren had bestaan en waar recht gesproken werd volgens het Hoevensche charter, door Hendrik van Breda in 1267 bij de uitgifte dier moeren verleend. Breda had de crimineele rechtspraak over de dorpen in het land behalve over Oosterhout en Roozendaal, die vrije heerlijkheden waren. Van vonnissen, gewezen te Breda, bestond reformatie bij den Raad van Brabant. De pretensie van de bank van Santhoven als zou Breda als deel van het land van Rijen onder haar ressort vallen, werd met goed gevolg afgewezen; wel gold dit voor de bovengenoemde gerechten van Zundert-, Hage-, en Sprundel-Hertog en Nispen

      Zie Recueil des anciennes coutumes de la Belgique, Brabant, Santhoven blz. 204, 494

      Steenbergen

      Zie W. Bezemer. Oude rechten van Steenbergen, Werken der Ver. tot uitgave der bronnen van het O. Vad. Recht 1e reeks no 20)

      , dat vóór de verdeeling in 1287 deel had uitgemaakt van het land van Breda en daarna bijna twee eeuwen lang gemeenschappelijk bezit van Breda en Bergen op Zoom bleef, werd, ook nadat het in 1458 aan Breda was toegewezen, als een afzonderlijke heerlijkheid beschouwd. Het werd niet gerekend tot hetgeen later (eind 16e, begin 17e eeuw) de baronie van Breda werd genoemd, hoewel het met Breda tot één leen werd ontvangen en het in het denombrement dier heerlijkheid van 1474 als deel daarvan voorkomt. Van vonnissen in civiele zaken was evenals dat bij de dorpen in de baronie het geval was appèl op de Hoofdbank te Breda en halszaken werden door den drossaard van Breda berecht. De benaming baronie voor het land van Breda komt in de middeleeuwen niet voor; de titel luidt voor prins Willem I evenmin baron doch heer al worden in de 15e eeuw de graven van Nassau door den hertog van Brabant baanrotsen genoemd. Prins Willem evenwel wordt door den keizer baanderheer van Breda geheeten en betitelt zichzelf heer en baron van Breda

      Breda werd door de Nassaus als hun voornaamste bezitting beschouwd

      In zijn Apologie (uitgave 1858, blz. 58) zegt de prins, sprekende van de erfenis van René van Chalon: "Quant á la succession de Nassau qu'on appelle communément de Breda pour estre le lieu principal de mes seigneuries et où moi et mes prédecesseurs avons tenu nos chambres de comptes, conceil et principauls enseignemens" etc

      . Wellicht mede door zijn gunstige ligging tusschen noord en zuid, was het hun geliefkoosde verblijfplaats, het middelpunt van de administratie en de centrale bewaarplaats van de archieven hunner verspreide bezittingen

      Zie Th. E. van Goor, Beschrijving der stadt en lande van Breda, 1744; Mr. A. G. Kleyn, Geschiedenis van het land en de heeren van Breda tot het tijdstip der afscheiding van Bergen op Zoom, 1861; Prof. mr. H. van der Hoeven, Bijdragen tot de kennis van de geschiedenis van Zundert en Wernhout 1920, waarin op blz. 74 een rapport van mr. C. C. D. Ebell over den oorsprong van Breda; G. C. A. Juten, De oudste heeren van Breda, Taxandria xii en verder Tax. passim; G. C. A. Juten, De Parochiën in het bisdom Breda, 1935. Jhr. dr. Th. van Rheineck Leyssius, De oudste heeren van Stryen, in De Nederlandsche Leeuw 1931, een antwoord hierop van G. C. A. Juten in Taxandria XXXVIII, repliek in De Ned. Leeuw van 1932 en dupliek in Tax. XXXIX

            • Reg. no. 49

              regest_nummer 49 1287 Juni 22

              regest_beschrijving Johannes, hertog van Brabantia enz., beleent Gerardus van Wezemaele, ridder, als erfgenaam van de rechten van zijn moeder met de helft van het land van Breda, te aanvaarden na den dood van Arnoldus van Lovanium, heer van Breda, waarbij hij het land zoodanig verdeelt, dat Rasso, heer van Liedekerke, de stad met bijbehoorende leenen krijgt en Gerardus van Wezemaele een equivalent, waarna zij het overige gelijkelijk zullen verdeelen.

              regest_datering (Dominica ante Nativitatem Beati Johannis Baptiste).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 68). Met de zegels van den oorkonder, zijn broeder Godefridus, heer van Aerschot en Virson, Walterus Berthout, heer van Mechelen, Arnoldus, heer van Walhain, Arnoldus, heer van Wezemale, Gerardus, heer van Roesselare, Henricus, heer van Boutersem, Walterus Volkart, Ywannus van Meldert, ridders, in bruine was, de eerste zes met contrazegel, alle min of meer geschonden. In dorso: "By desen brieve es gedeelt dlant van Breda ende van Berghen".

              regest_nb Gedrukt bij Kleyn, a.w., bl. 150, en zie Wauters VI, bl. 210.

              • Reg. no. 185

                regest_nummer 185 1327 Februari 16

                regest_beschrijving Rogier van Levedale, heer van Oerscot en Peercke, Roelof Pipenpoy, drossaard van Brabant, Aernoud, proost van Wassenberghe, Herman van Osse, Gilys van der Boveryen, mr. Dyederic van Beke en Ludeke van Uden oorkonden, dat heer Gheraerd, heer van Rassengheem, Lyedekerke en Leyns, in een hof, geheeten Yetterbeke, bij Brusele 's Maandags na Sint Valentijns dag heeft verkocht aan den hertog van Brabant het land van Breda met al zijn heerlijke rechten, met de belofte, dat hij zijn vrouw er afstand van zal laten doen.

                regest_datering (dienselven Maendagh voreghenoemt dusentech driehondert ende sesse ende twintich).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 69). Met zegel van Herman van Osse in groene, die van Rogier van Levedale en Ludeke van Uden in bruine was en geschonden; de zegels van de overige oorkonders verloren.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1350 Mei 41 (Reg.No. 470).

                regest_nb c) Gevidimeerd in den brief dd. 1354 Juli 9 (Reg.No. 507).

                regest_nb Zie Wauters IX, bl. 237.

              • Reg. nos. 185 en 507

                regest_nummer 507 1354 Juli 9

                regest_beschrijving Vicedeken en kapittel van Breda geven vidimus van den brief dd. 1327 Februari 16 (Reg.No. 185).

                regest_datering (des Woensdaghes voir Sinte Margrieten dach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 69). Met geschonden zegel van het kapittel in bruine was.

              • Reg. no. 253

                regest_nummer 253 1334 Augustus 30

                regest_beschrijving Philippe, koning van France, uitspraak doende tusschen den hertog van Brebant eener-, en Guerart, heer van Rassenghien, ridder, en diens Aelipet anderzijds, aangaande het land van Breda, door Guerart zonder medeweten van zijn vrouw aan den hertog verkocht, bepaalt, dat de koopsom aan den hertog teruggegeven zal worden, waarna Guerart in het bezit van het land gesteld zal worden als leenman van den hertog.

                regest_datering (Amiens).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 70). Het zegel van den koning verloren.

                regest_nb b) Verkort gevidimeerd in den brief dd. 1334 December 17 (Reg.No. 260).

                regest_nb Zie Wauters IX, bl. 513.

              • Reg. nos. 253 en 260

                regest_nummer 260 1334 December 17

                regest_beschrijving Pierre Belagent, garde de la prevosté van Paris, geeft vidimus van de akte dd. 1334 Augustus 30 (Reg.No. 253).

                regest_datering (au bois de Vincennes).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 70). Het zegel van den oorkonder verloren.

                regest_nb Zie Wauters IX, bl. 527.

              • Reg. no. 306

                regest_nummer 306 1339 December 14

                regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., markgraaf van het H. Rijk, beveelt Gielys van den Wijngarde, schout, en Maes van der Havenen, rentmeester van het land van Breda, de handen af te houden van alle renten, boeten enz. uit het land van Breda, daar hij het aan heer Willem van Duvenvorde gegeven heeft.

                regest_datering (te Bruessele in Sente Nichasiis' daghe).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 71). Met geschonden zegel van den oorkonder in bruine was.

              • Reg. nos. 303 en 307

                regest_nummer 307 1340 Januari 20

                regest_beschrijving Broeder Wouter van de orde van Sint Jan, persoon van Oisterhout, geeft vidimus van den brief dd. 1339 December 3 (Reg.No. 303).

                regest_datering (des Vridaghes na der octave van Dertyendach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 71). Het zegel van den oorkonder verloren.

                • Reg. no. 303

                  regest_nummer 303 1339 December 3

                  regest_beschrijving Jan, hertog van Braband enz., maarschalk van het H. Rijk, geeft heer Willam van Duvenvoirde, heer van Oisterhout, de heerlijkheid Breda gedurende diens leven, belooft hem geen mannen uit de heerlijkheid te zullen aannemen noch poorters te Capelle of te Marchtem te laten wonen en deze akte te zullen laten bezegelen door zijn zoon Jan, zoodra deze 12 jaar oud zal zijn.

                  regest_datering (des Vrydaechs voer Sente Nyclaes'dach).

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 71). Met het zegel van den oorkonder in bruine was met contrazegel, dat van heer Reynout, hertog van Gelre enz., in roode was en geschonden met contrazegel, de zegels van heer Otto, heer vazn Kuik, heer Heynrick Bertout, heer van Duffel en Gheel, en heer Jan van Kuik, heer van Hoogstraten, in groene was, alle geschonden. Met transfix dd. 1340 Februari 29 (Reg.No. 308).

                  regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1340 Januari 20 (Reg.No. 307).

                  regest_nb c) Gevidimeerd in den brief dd. 1343 November 8 (Reg.No. 362).

                • Reg. no. 308

                  regest_nummer 308 1340 Februari 29

                  regest_beschrijving Jhan, zoon van Jhan, hertog van Brabant enz., markgraaf van het H. Rijk, bevestigt den brief dd. 1339 December 3 (Reg.No. 303), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering (op den lesten dach van Sporkille dusentech driehondert dertech ende neghene).

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 71). Met geschonden zegel van den oorkonder in roode was.

                  regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1343 November 8 (Reg.No. 362).

              • Reg. nos. 303, 308 en 362

                regest_nummer 362 1343 November 8

                regest_beschrijving Broeder Wouter van de orde van Sint Jan, persoon van Oisterhout, geeft vidimus van de brieven dd. 1339 December 3 en 1340 Februari 29 (Reg. nos. 303 en 308).

                regest_datering (des Saterdaechs voer Sente Martens dach in den winter).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 71). Het zegel van den oorkonder verloren.

              • Reg. no. 304

                regest_nummer 304 1339 December 9

                regest_beschrijving Jan, hertog van Braband enz., maarschalk van het H. Rijk, verpandt aan heer Jan van Polanen en diens zoon Jan de heerlijkheid Breda, waarvan Willaem van Duvenvoirde gedurende zijn leven bezitter is, voor 28000 kleine florijnen.

                regest_datering (des Donredaechs na Sente Nyclaus' dach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 72). De zegels van den oorkonder, heer Otte van Kuke en heer Henric Bertout, heer van Duffel en Gheel, verloren; dat van Jan van Kuke, heer van Hoogstraten, in bruine was. Met transfix dd. 1340 Februari 29 (Reg.No. 309).

              • Reg. no. 309

                regest_nummer 309 1340 Februari 29

                regest_beschrijving Jan, oudste zoon van Jan, hertog van Brabant enz., markgraaf van het H. Rijk, bevestigt den brief van 1339 December 9, waardoor deze gestoken is (Reg.No. 304).

                regest_datering (op den lesten dach van Sporkille dusentech driehondert dertech ende neghene).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 72). Met zegel van den oorkonder in roode was.

              • Reg. no. 248

                regest_nummer 248 1334 Juli 19

                regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., verpandt aan Raesse van Lyedekercke, knaap, de dorpen Ulvenoud, Berle, Alfene en Ghilze voor 2000 pond parisis.

                regest_datering (te Bruesselle des Dyssendaeghs na de Divisie der apostelen).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 73). Met geschonden zegel van den oorkonder in bruine was.

              • Reg. no. 354

                regest_nummer 354 1343 Januari 16

                regest_beschrijving Kateline van Liedekerke, vrouwe van Moerseel, scheldt als erfgename van haar broeder Raso de pandschap van vier dorpen in het land van Bredae kwijt ten behoeve van Jan, hertog van Brabant en heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout, en verzoekt heer Jan van Wijfliet, heer van Blaersfelt, heer Willem van Duvenvorde den pandbrief ter hand te stellen.

                regest_datering (dusent driehondert ende twee ende viertech des Donderdaghes nae die octave van Dertiendaghe).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 73). Met geschonden zegel in groene was. Dat hier de Paaschstijl is gebruikt, blijkt uit een niet meer aanwezige akte van den hertog van Brabant, vermeld in den ouden Inv. Fol. 3, No. IX, gedateerd Zaterdags na den Octaaf van Dertiendag 1342.

            • Reg. nos. 195, 305, 310, 338, 383, 386, 387, 444, 453, 455-458. Reg. no. 455: 1 charter en 1 stuk

              • Het stuk, Reg. no. 455 is afkomstig uit de Coll. Kleyn

                • Reg. no. 305

                  regest_nummer 305 1339 December 11

                  regest_beschrijving Jan, hertog van Braband enz., maarschalk van het H. Rijk, belooft, wanneer Margriete, vrouw van heer Jan van Leefdale, en Marie, haar zuster, dochters van wijlen heer Philips, heer van Liedekerke en Breda, afstand mochten doen van haar rechten op het land van Breda, heer Willem van Duvenvoirde, heer van Oisterhoute, daarmede te zullen beleenen.

                  regest_datering (des Saterdaechs na Sente Nyclaus'dach).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met geschonden zegel van den oorkonder in bruine was. Met transfix dd. 1340 Februari 29 (Reg.No. 310).

                • Reg. no. 310

                  regest_nummer 310 1340 Februari 29

                  regest_beschrijving Jan, zoon van Jhan, hertog van Brabant enz., markgraaf van het H. Rijk, belooft zich te zullen houden aan de belofte van zijn vader, vermeld in den brief dd. 1339 December 11 (Reg.No. 305), waardoor deze gestoken is.

                  regest_datering (op den lesten dach van Sporkille dusentech driehondert dertech ende neghene).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met het zegel van den oorkonder in roode was en geschonden.

              • Reg. no. 338

                regest_nummer 338 1342 Januari 5

                regest_beschrijving Jan Rickier, poorter te Machlen, oorkondt, dat hij een vergelijk heeft tot stand gebracht tusschen heer Jan van Levedale en Margriet zijn vrouw eener-, en heer Willam van Duvenvoirde, heer van Oesterhoute, anderzijds, volgens hetwelk beide eerstgenoemden afstand doen van hun rechten op het land van Breda tegen een vergoeding van 18 pond tournooisch eens en 18 dergelijke ponden jaarlijks, en behoudens hun rechten op de moeren, die de abt van Middelborch heeft gekocht.

                regest_datering (des Saterdaechs na Jaersdach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met rest van het zegel van den oorkonder in groene was.

              • Reg. no. 383

                regest_nummer 383 1344 December 23

                regest_beschrijving Jan van den Houte, ridder, Willem van Gagheldonc, Gielijs van den Wijngaerde, Gielijs van der Boveriën, Pauwels van der Daesdonc, Diederic Stercke, Jan van den Lare, Ghijsbrecht van Rode, Jan van Buerstede en Willem Leijsenzoon, mannen van het huis van Breda, oorkonden, dat Margriete van Liedekerke, dochter van wijlen heer Philips, heer van Liedekerke en Breda, en vrouw van heer Jan van Levedale, burggraaf van Bruecele, heer van Perke en Oerscot, aan heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout en Breda, heeft overgedragen alles, wat zij in het land van Breda van haar vader geërfd heeft, tegen een rente van 20 pond groote tournooizen jaarlijks.

                regest_datering (des Donderdaeghs voer Kerssavont).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 74). Met de zegels van Gielijs van den Wijnghaerde, Gielijs van der Boveriën, Pauwels van der Daesdonc, Jan van den Lare, Ghijsbrecht van Rode en Jan van Buerstede, alle min of meer geschonden en rest van het zegel van Diederic Stercke in groene was; de zegels van Willem van Gageldonck, Jan van den Houte en Willem Leysenz. verloren.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1410 April 28 (Reg.No. 972).

              • Reg. no. 386

                regest_nummer 386 1345 April 29

                regest_beschrijving Jan van Levedale, ridder, heer van Oersscot en Perk, en vrouwe Margriete verklaren ontvangen te hebben van Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, 10 pond grooten van den termijn, die met St. Jansdag e.k. vervalt, in mindering van de rente van 20 pond jaarlijks, die hij hun schuldig is in ruil voor hun aanspraken op hun aandeel in het land van Breda.

                regest_datering (des Vridaechs voer Meydach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met de zegels der beide oorkonders in groene was, waarvan het eerste zeer geschonden.

              • Reg. no. 387

                regest_nummer 387 1345 April 29

                regest_beschrijving Jan van Levedale, ridder, heer van Oersscot en Perke, en vrouwe Margriete verklaren ontvangen te hebben van heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, 10 pond grooten van den termijn, die met Kerstmis e.k. vervalt in mindering van de rente van 20 pond jaarlijks, die hij hun schuldig is in ruil voor hun aanspraken op hun aandeel in het land van Breda.

                regest_datering (des Vridaeghes voor Meydach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met geschonden zegel van Margriet van Levedale in groene was, dat van Jan van Levedale verloren.

              • Reg. nos. 195 en 444

                regest_nummer 195 1328 Juli 25

                regest_beschrijving De verwanten van Marie en Margriete, dochters van wijlen heer Philips, heer van Liedekerke, verzoeken den hertog van Brabant, haar te beleenen met de helft van Breda, zooals haar vader die had.

                regest_datering (op Sente Jacobs dach ende Sinte Christofers).

                regest_nb Getransumeerd in den brief dd. 1349 Januari 12 (Reg.No. 444). Inv.No. 74.

                regest_nb Zie Wauters IX, bl. 297.

                regest_nummer 444 1349 Januari 12

                regest_beschrijving De notaries Johannes van Mannenbrugghe uit Antwerpia instrumenteert, dat heer Henricus Cranenscenkel, kapelaan van vrouwe Margareta, weduwe van heer Johannes van Levedale, hem verzocht heeft een afschrift te maken van den brief dd. 1328 Juli 25, hierin getransumeerd (Reg.No. 195).

                regest_datering (Bruxelle juxta hospitale de Archa recte ante domum Franconis dictus Bisscop anno millesimo trecentesimo quadragesimo octavo indictione secunda).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met signatuur van den notaris.

              • Reg. no. 453

                regest_nummer 453 1349 Augustus 19

                regest_beschrijving Jhan uten Houte, ridder, Gielijs van den Wijngarde, Gielijs van der Boeveriën, Pauwels van der Daesdonc, Dyederic Sterke en Ghisebrecht van Rode, knapen, leenmannen van Breda, oorkonden, dat Donderdags voor Kerstavond in het jaar 1344 Margriete van Liedekerke, dochter van wijlen heer Philips, heer van Liedekerke en Breda, vrouw van heer Jhan van Levedale, burggraaf van Bruessele en heer van Orscot en Perk, ten behoeve van heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout, afstand heeft gedaan van haar rechten op het land van Breda tegen een vergoeding van 200 pond zwarte tournooizen jaarlijks, gevestigd op dat land.

                regest_datering (des Goensdaeghs na Onser Vrouwen dach in den Oechste).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met geheim zegel van Willem van Duvenvorde en de zegels van Jhan uten Houte, Pauwels van der Daesdonc, Dyederic Stercke, Ghisebrecht van Rode, leenmannen van Breda, in groene, dat van Jhan, hertog van Brabant, met contrazegel in bruine, en dat van Heinric van Brabant, heer van Lemborgh en Meghlen, in roode was, alle min of meer geschonden; die van Gielijs van den Wijngarde en Gielijs van der Boeveriën, leenmannen van Breda, verloren.

              • Reg. nos. 455 en 456

                regest_nummer 455 1349 Augustus 27

                regest_beschrijving Jan uten Houte heer Aerdsz., Jan uten Houte Woutersz., ridders, Gielijs van der Boeveriën en Gielijs van den Wijnghaerde, knapen, leenmannen van Breda, oorkonden, dat Marie van Liedekerke afstand heeft gedaan ten behoeve van heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, van haar ouderlijk erfdeel van het land van Breda, tegen een vergoeding van 200 pond zwarte tournooizen jaarlijks.

                regest_datering (des Donderdaeghs na Sente Berthelmeeus' dach apostels).

                regest_nb a) Gevidimeerd in den brief dd. 1349 Augustus 28 (Reg.No. 456).

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1410 April 28 (Reg.No. 971).

                regest_nb c) Afschrift van 1416 met notitie over de betaling van de rente (Inv.No. 74).

                regest_nb De datum behalve het jaartal is in het vidimus a, waaruit hij weggelaten was, aangevuld uit het vidimus b.

                regest_nummer 456 1349 Augustus 28

                regest_beschrijving Jan uten Houte heer Aerdsz., Jan uten Houte Woutersz., ridders, Gielijs van der Boeveriën en Gielijs van den Wijnghaerde, knapen, geven vidimus van den brief dd. 1349 Augustus 27 (Reg.No. 455).

                regest_datering (op Sente Jans avont Decollatio).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met de zegels der laatste twee oorkonders in groene was en geschonden, die der eerste twee verloren.

              • Reg. no. 457

                regest_nummer 457 1349 Augustus 29

                regest_beschrijving Marie van Liedekercke doet ten behoeve van den abt van Middelborch afstand van alle aanspraken op 52 hoeven moer onder het gerecht van Oesterhout of Hertele, aan dezen verkocht door haar zwager heer Gerard van Raesseghem en haar zuster Lisebeth.

                regest_datering (in Sente Jhans daghe ter Decollatiën).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met geschonden zegel van Marie van Liedekercke in groene was; die van Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout en Breda, Jhan uten Houte heer Arnoudsz., Jhan uten Houte Woutersz., ridders, Gielijs van der Boeverie, Gielijs van den Wijngarde, Pauwels van der Daesdonc, Ghisebrecht van Rode en Peeter van Yepelaer, knapen, leenmannen van Breda, verloren.

              • Reg. no. 458

                regest_nummer 458 1349 Augustus 29

                regest_beschrijving Marie van Liedekerke doet afstand van haar ouderlijk erfdeel, voorzoover dat in het land van Breda ligt, ten behoeve van heer Willem van Duvenvorde, heer van Oesterhout en Breda, tegen een vergoeding van 20 pond tournooisch jaarlijks.

                regest_datering (in Sente Jhans daghe ter Decollatiën).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 74). Met de zegels van Marie van Liedekerke en de leenmannen Jhan uten Houte Arnoudsz., Jhan uten Houte Woutersz., ridders, Gielijs van der Boeveriën en Gielijs van den Wijngarde, knapen, in groene was, het tweede, derde en vijfde geschonden.

                regest_nb Zie Wauters X, bl. 344.

            • Reg. no. 408

              regest_nummer 408 1346 September 30

              regest_beschrijving Jan uten Houte, zoon van heer Aernoud, Jan uten Houte, zoon van wijlen Wouter, in leven knaap, ridders, Jan van Gagheldonc, Gielijs van der Boveryen, Diederic Sterke, Claus van Oekel, Jonaes van der Elst en Willem Leinsenz., knapen, leenmannen van Breda, oorkonden, dat heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout en Breda, heeft opgedragen aan heer Jan van Pelanen, ridder, heer van de Leck, al het goed, dat hij gekregen heeft van Margriet van Liedekerke, vrouw van heer Jan van Levedale, en gelegen is in het land van Breda, benevens de manschap van een aantal mannen, geërfd deels van heer Willem van Donghen, deels van Ghiselle, broeder van Aernoud uten Loe, waarop Jan van Pelanen heer Willem van Duvenvoerde een lijfrente beloofd heeft uit de genoemde goederen.

              regest_datering (in Sente Baven avonde).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 75). Met zegel van Diederic Sterke en resten van de zegels van Jan uten Houte, zoon van Aernoud, Claus van Oekel en Willem Leinsenz. in groene was; die der overige oorkonders verloren.

            • Reg. nos. 179, 185, 233, 466, 467-470, 500, 501 en 2467. Reg. no. 466: 1 charter + 2 stukken

              • Het stuk is afkomstig uit de Coll. Cuypers van Velthoven. Zie ook reg. no. 466

              • Reg. no. 179

                regest_nummer 179 1326 Juli 17

                regest_beschrijving Gherardt, heer van Raseghem, Lens, Liedekerke en Breda, en Adelise, zijn vrouw, verklaren geleend te hebben van Jan Vinken te Bruselle 117 pond oude tournooizen om daarmede, op verzoek van den hertog, schulden in Brabant af te betalen met de belofte het met Kerstmis terug te zullen geven.

                regest_datering (Donresdaghes na Alren Apostelen daghe).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 76). Met de zegels der oorkonders in groene, dat van hertog Jan van Brabant in bruine was en geschonden.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1350 Mei 14 (Reg.No. 470).

                regest_nb c) Gevidimeerd in den brief dd. 1354 April 16 (Reg.No. 500).

              • Reg. no. 233

                regest_nummer 233 1332 Maart 7

                regest_beschrijving Jan van der Elst en Willem Noese, schepenen in Antwerpen, oorkonden, dat Jan, hertog van Brabant, verklaart schuldig te zijn aan Berthelmeus Blankaert, lombard aldaar, 2000 groote tournooizen, staande ten name van heer Gherard van Raessenghem, ridder, en Adelise zijn vrouw.

                regest_datering (MCCC een ende dertech des Donderdachs na den Sondach dat men singt Oculi).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 76). De zegels der beide schepenen verloren. In dorso van het oorspr. staat, dat de schuld 29 Augustus 1333 door den hertog is afbetaald.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1350 Mei 14 (Reg.No. 470).

                regest_nb c) Gevidimeerd in den brief dd. 1354 April 16 (Reg.No. 501).

              • Reg. no. 466

                • Reg. no. 466

                  regest_nummer 466 1350 April 1

                  regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., markgraaf van het H. Rijk, en Godeverd, zijn zoon, verkoopen, met toestemming van hun dochter en zuster Jehanna, gravin van Heneghouwe en Holland, aan heer Jhan van Polanen, heer van de Leck, het land van Breda als erfleen voor 43000 gld. behoudens een lijftocht voor heer Willem van Duvenvoirde, heer van Oisterhout, met toezegging, dat geen inwoners van Breda zich in Capelle op den Bosch of Merchtem zullen mogen vestigen, dat er geen beroep zal zijn van vonnissen, gewezen door schepenen of mannen van Breda, en dat er hofvaart op Antwerpen zal zijn.

                  regest_datering (te Bruessele des Donredaeghs na Paeschdach).

                  regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 76). Met geschonden zegels van Jan van Coslaer, heer van Witham, Heinrec Berthoud, heer van Duffel en Ghele, Gerard, heer van Vorslair, en Jhan van Wyneghem in groene was en resten van de zegels van Godeverd van Brabant in roode, Ghisebrecht van Abcoude, heer van Gaesbeek, Jan van Wijtvliet, heer van Blaersvelt, Lodewijc, heer van Dyepenbek, en Jhan van Meldert in groene was; de zegels van den hertog, gravin Johanna, Otte, heer van Kuyc, Alard van Os, proost van Leuven en rentmeester van Brabant, Gerard van der Heyden, drossaard van Brabant, Jan van Loen, heer van Agimont, Costijn van Ranst, heer van Berghem en de steden Loven, Bruessel, Antwerpen en Thienen verloren. Met transfix dd. 1350 April 11 (Reg.No. 467).

                  regest_nb b) Afschrift van een afschrift van den notaris J. van Hegesom, secretaris van Breda (Inv.No. 76).

                  regest_nb c) Gevidimeerd in den brief dd. 1506 Januari 31 (Reg.No. 2467).

                  regest_nb d) Afschrift 16e eeuw (Inv.No. 76).

                  regest_nb Gedrukt bij v. Goor a.w. bl. 459.

                • Reg. no. 467

                  regest_nummer 467 1350 April 11

                  regest_beschrijving Aernd, burggraaf van der Vueren, leenman van den hertog van Brabant enz., verklaart met de andere leenmannen, genoemd in den brief dd. 1350 April (Reg.No. 466), waardoor deze gestoken is, bij den daarin vermelden verkoop aanwezig geweest te zijn.

                  regest_datering (tot Bruessele).

                  regest_nb Oorspr. (Inv.No. 76). Met een stuk van het zegel van den oorkonder in groene was.

              • Reg. no. 468

                regest_nummer 468 1350 April 24

                regest_beschrijving Alardus van Os, proost van Lovanium, ontvanger voor Brabantia, belooft Wilhelmus van Duvenvoorde, heer van Hoesterhout, dat hij den brief, dezen gegeven over den verkoop van Breda en de recognitie van 22000 gld., die de hertog van Brabantia hem uit dien hoofde beloofd heeft, zal laten bezegelen met het zegel van heer Otto, heer van Cuuc.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 76). Met zegel van den oorkonder in groene was.

              • Reg. no. 469

                regest_nummer 469 1350 April 24

                regest_beschrijving Jan de Coninc de oudere en Jacop Ser Vranx, schepenen van Brucelle, oorkonden, dat heer Jan, hertog van Brabant enz., aan heer Jan van Pollanen, heer van de Leck, ridder, heeft gegeven een schuldbekentenis dd. 1326 Juli 17 (zie Reg.No. 179).

                regest_datering

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 76). Met de geschonden zegels der beide schepenen in groene was.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1350 Mei 14 (Reg.No. 470).

              • Reg. nos. 179, 185, 233, 469 en 470

                regest_nummer 470 1350 Mei 14

                regest_beschrijving Deken en kapittel van St. Rumoldus te Machlinia geven vidimus van de brieven dd. 1326 Juli 17, 1327 Februari 16, 1332 Maart 7 en 1350 April 24 (Reg. Nos. 179, 185, 233 en 469).

                regest_datering (feria sexta ante festum Penthecostes).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 76). Met kapittelzegel in groene was met contrazegel.

              • Reg. nos. 179 en 500

                regest_nummer 500 1354 April 16

                regest_beschrijving Vicedeken en kapittel van Breda geven vidimus van den brief dd. 1326 Juli 17 (Reg.No. 179).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 76). Het zegel van het kapittel verloren.

              • Reg. nos. 233 en 501

                regest_nummer 501 1354 April 16

                regest_beschrijving Vicedeken en kapittel van Breda geven vidimus van den brief dd. 1332 Maart 7 (Reg.No. 233).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 76). Het zegel van de oorkonders verloren.

              • Reg. nos. 466 en 2467

                regest_nummer 2467 1506 Januari 31

                regest_beschrijving Deken en kapittel van de O.L.V. kerk te Breda geven vidimus van een vidimus dd. 1432 April 17 ) van den brief dd. 1350 April 1 (Reg.No. 466).

                regest_datering (na de gewoonte van scriven sHoofs van Ludick).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 76). Het kapittelzegel verloren.

            • Reg. no. 486

              regest_nummer 486 1352 Mei 10

              regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., verklaart ontvangen te hebben van heer Willem van Duvenvoirde, heer van Oesterhout, 11000 kleine guldens boven de 32000, die deze hem reeds geleend had op het land van Breda, voor welk gezamenlijk bedrag van 43000 gld. hij het land van Breda aan heer Jhan van Pollanen verkocht heeft, hetgeen bevestigd wordt door zijn dochter Johanna van Brabant.

              regest_datering (ter Vueren).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 77). Met geschonden zegel van Johanna van Brabant in bruine was, dat van den hertog verloren.

            • Reg. no. 497

              regest_nummer 497 1353 November 13

              regest_beschrijving Pauwels van der Daesdonc, Diederic Sterke, Willem Leinsensz., Jan van Buursteden en Bartholomeus Godscalxz., mannen van Breda, getuigen op verzoek van heer Jan van Polanen, heer van de Leck en Breda, dat heer Philips van Liedenkerke de heerlijkheid van Breda en Oesterhout en het gemeene land als een leen hield van den hertog van Brabant en het ook aldus heeft nagelaten, behoudens het gerecht van de vrouwe van Rosendale aldaar en in Oesterhout tot 3 pond, en dat van Jan uten Houte te Etten tot 3 pond, die deze beiden houden van den heer van Breda, hetgeen Jan uten Houte, heer Aernoudsz., ridder, Gielijs van der Wijngaerde, Jacop genaamd Rover, zoon van Jan Bye, en Aernoud van den Neste, leenmannen, bevestigen.

              regest_datering (des Woensdaghes na Sente Mertens dach in den winter).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 78). Met de zegels van Diederic Sterke, Willem Leinsensz., Jan van Buurstede, Bartholomeus Godscalxz., Jan uten Houte Aernoudsz., Gielys van den Wijngaerde, en Aernoud van den Neste in groene was, alle min of meer geschonden, die van Pauwels van der Daesdonc en Jacop Rover verloren.

            • Reg. no. 498

              regest_nummer 498 1353 November 20

              regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant enz., beveelt de inwoners van Oestrehout om heer Jhan van Polanen, heer van de Leck en Breda, als hun heer te erkennen.

              regest_datering (ter Vuren).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 79). Met rest van het zegel van den oorkonder in bruine was.

              • Reg. no. 528

                regest_nummer 528 1356 Maart 23

                regest_beschrijving Wenceslaus, hertog, en Johanna, hertogin van Brabant enz., maken een schikking tusschen Johanna, vrouwe van Liedekerke en Leens, dochter van heer Gerard van Rexeghem en vrouwe Alisse, en haar echtgenoot, heer Arnt van Gaveren, beleend met de heerlijkheid Breda eener-, en heer Jhan van Polanen, heer van de Leck en Breda, die het land van Breda bezit, anderzijds, volgens welke de eersten aan laatstgenoemde de heerlijkheid afstaan, waarvoor deze zal teruggeven alle schuldbrieven, die hij heeft ten laste van de ouders van Johanna en van haarzelf en haar echtgenoot, en 7000 gouden schilden zal betalen.

                regest_datering (Antwerpen dusentich driehondert vijftich ende vive na die costuume des bisdoems van Camerike).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 80). Met rest van het zegel van den hertog en zegel van de hertogin in gele was, de zegels van de leenmannen Costijn van Berchem, heer van Welle, Willem van Sompeke, Godevaert van der Delft, ridders, Boudewijn van den Eechove, Jan van Beerte en Zweder van Abcoude, knapen, in groene was; de zegels van Henric Berthout, heer van Duffel en Gheel, Henric van Boutershem, heer van Berghen opten Zoem, Jhan van Ymmersele, Jhan van Hesbeyn, Daniel van Bouchout, Reyner Eggloy, Peter van Hambroek, ridders, en Willem Truwant, Henric van den Broeke, Gherart van Tiechgelt, Wouter van der List, Willem die Hertoghe, Amelreec Was en Willem Pipenpoy, knapen, in groene was; dat van Gherard van der Heiden, heer van Boutershem, ridder, in roode was en geschonden en resten van de zegels van Gerart, heer van Vorsselaer, Jan van Kuic, heer van Hoestraten, Henric van Sompeke en Gerard Hermansz., ridders, Willem van Stakenbourch, Gielis van den Broeke en Jan van Lombeke, knapen, in groene was; de zegels van Oste, heer van Trasengnies, Didderic, heer van Faversinez., Gherem, heer Arndsz. en Jan Volkard, ridders, en Jan van Gorle, Wouter van Cockelbergen en Gielys de Loeze, knapen, verloren.

                regest_nb b) Dubbel (Inv.No. 80). Het zegel van den hertog weinig, dat van de hertogin zeer geschonden, beide in bruine was; de overige verloren.

                regest_nb c) Gevidimeerd in den brief dd. 1356 September 1 (Reg.No. 541).

              • Reg. no. 528

              • Reg. no. 529

                regest_nummer 529 1356 Maart 24

                regest_beschrijving Jhan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, belooft vrouwe Jhan, vrouwe van Lidekirke en Leens, en heer Arnd van Gaveren, haar man, op Beloken Paschen 7000 guldens te betalen en wijst hun eenige personen aan als zijn borgen.

                regest_datering (Antwerpen dusentich driehondert vijftich ende vive).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 80). Met geschonden zegel van Jan van Pollanen in groene was en de zegels der borgen, Gerard van der Heyden, heer van Boutershem, in roode was en zeer geschonden, die van Philips van Pollanen, Gerard Hermansz., Godevaert van der Delft, ridders, Gilys van den Wijngarde en Willem die Hertoghe, knapen, in groene was, min of meer geschonden; dat van Didderic van Pollanen verloren. Gecancelleerd.

              • Reg. no. 531

                regest_nummer 531 1356 April 29

                regest_beschrijving Reynier Egloy, ridder, Willem de Hertoghe en Gielis van den Damme, knapen, leenmannen van Brabant, oorkonden, dat op de samenkomst van heer Arnd van Gavere, heer van Lens en Liedekerke, en heer Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, ter voldoening van de uitspraak, tusschen hen gedaan door den hertog van Brabant (zie Reg.No. 528), heer Arnd verklaard heeft, zelf tot die voldoening bereid te zijn, doch zijn vrouw, Jehanne, vrouwe van Lens en Liedekerke, daartoe niet te kunnen bewegen.

                regest_datering (des Vrindaghes na Paschen dach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 80). Met de zegels van de drie oorkonders in groene was.

              • Reg. no. 532

                regest_nummer 532 1356 April 29

                regest_beschrijving Notaris Johannes Danielsz. van Reven instrumenteert, dat Arnoldus van Buschum, wisselaar, verklaart ontvangen te hebben 7000 schilden en eenige schuldbekentenissen, die Johannes van Pollanen, heer van de Lecka en Breda, schuldig was aan de vrouwe van Liedekercke, volgens uitspraak van den hertog van Brabantia, waarvan hij er 4500 heeft ontvangen van de executeurs van het testament van heer Wilhelmus van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, en belast zich met de overbrenging naar de vrouwe van Liedekercke.

                regest_datering (Machline hospicio praelibato (ad hospicium Arnoldi de Buscho).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 80). Met signatuur van den notaris. Met zegel van Philippus de Tudeghem in groene was; die van Wilhelmus Hertoghe en Reynerus van den Scheuersteen, leenmannen van den hertog van Brabant, verloren.

              • Reg. no. 542

                regest_nummer 542 1356 September 4

                regest_beschrijving Lodewijk, graaf van Vlaanderen, beleent heer Jan van Pollane, heer van de Leck en Breda, met de heerlijkheid Breda en zijn verdere Brabantsche leenen.

                regest_datering (te Mechline).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 81).

              • Reg. nos. 528 en 541

                regest_nummer 541 1356 September 1

                regest_beschrijving Deken en kapittel van Bredae geven vidimus van den brief dd. 1356 Maart 23 (Reg.No. 528).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 81). Met geschonden kapittelzegel in groene was.

            • Reg. no. 842

              regest_nummer 842 1395 October 26

              regest_beschrijving Janne, vrouwe van Lyekerke en Lens, belooft heer Henrick van der Leck, ridder, dat zij na Sint Jan e.k. haar leen van de jonkvrouwe van der Leck zal komen verheffen.

              regest_datering

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 82). Met het zegel van de oorkondster in roode was, dat van heer Claes de Zwaef, ridder, in bruine, dat van Henrick de Keegel in groene was en geschonden; dat van heer Janne de Keegel, ridder, verloren.

            • Reg. no. 912

              regest_nummer 912 1404 Maart 23

              regest_beschrijving Hijnrick van der Lecke, heer van Heeswijck, ridder, doet afstand van zijn aanspraken op Breda, die hij heeft uit hoofde van een brief dd. 6 Maart 1404, volgens welken het hem, bij kinderloos overlijden van Enghelbrecht, jonkgraaf van Nassouw, heer van der Leck en Breda, en diens vrouw Johan, voor 100000 oude grooten verpand zal worden.

              regest_datering (die festi Palmarum).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 83). Met zegel van den oorkonder in roode, de zegels van Diderick van der Merweyden, knaap, Philips van der Leck, bastaard, en Peter van Hambroeck Johansz., leenmannen van Brabant, in groene was; dat van Philips van der Leck geschonden; het zegel van heer Otte van der Leck, heer van Hedel, ridder, verloren.

            • Reg. no. 1279

              regest_nummer 1279 1430 October 12

              regest_beschrijving Philips, hertog van Bourgoingnen, Brabant enz., beleent Jehanne, vrouwe van de Leck en van Breda, vrouw van Engelbrecht, graaf van Nassow, met stad, huis, en land van Breda.

              regest_datering (Hoochstraten).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 84). Met geschonden zegel van den oorkonder in roode was.

            • Reg. no. 161

              regest_nummer 161 1324 April 16

              regest_beschrijving Ghye van Vlaanderen, heer van Rikenborch, Putte en Striene, en zijn vrouw Beatrice, vrouwe van Putte en Striene, geven Willam van Duvevoirden, kamerling van den graaf van Holland, hun steenen huis te Oesterhoute, geheeten het Huis te Striene, met wat daartoe behoort te Donghen, Dorst, Ulvenhout, Werenhout, Steenloe, Oesterhout en Zunderd, in erfpacht, bij kinderloos overlijden te vererven op Jan van Pollanen.

              regest_datering (des Manendaeghes in die Paeschdaghe).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 85). Met de zegels van de beide oorkonders, van Willem van Henegouwen, graaf van Holland enz., heer Gheraert, heer van Rasseghem, Lens, Liedekerke en Breda, en Adelyse zijn vrouw, in groene was; het 1e, 2e en 4e geschonden, dat van graaf Willem met contrazegel.

              regest_nb Zie Wauters IX, bl. 127.

            • Inv. nr. 86 is vervallen.

            • Reg. no. 71

              regest_nummer 71 1293 Juni 7

              regest_beschrijving Florens, graaf van Hollant enz., geeft in erfpacht aan Steven van Waelwijck 15 hoeven wildernis in den Grooten Ham tusschen de Donga en de moervaart, den derden penning van boeten van 10 pond en daar beneden en de rechtspraak tot 2 schellingen hollandsch.

              regest_datering (Niemensfrient des Zonnedaghes na Sinte Bonefaes' daghe).

              regest_nb Afschrift op perkament c. 1500 (Inv.No. 87).

              regest_nb Gedrukt bij v.d. Bergh II, No. 848.

            • Reg. no. 163

              regest_nummer 163 1324 Mei 19

              regest_beschrijving Willem, graaf van Henegouwen, Hollant enz., geeft aan Boudewijn van den Poele 4 hoeven moer op den wildert Z.O. van Raamsdonc en beleent hem met het ambacht ervan.

              regest_datering (Middelburch des Zaterdaghes na half Meye).

              regest_nb Oorspr. (Inv.No. 88). Met geschonden zegel van den oorkonder in groene was.

              • Reg. no. 205

                regest_nummer 205 1329 Juli 2

                regest_beschrijving Willaem, oudste zoon van den heer van Hoirne, heer van Outena, beleent heer Willaem van Duvenvoirde, heer van Oesterhout, met de hooge heerlijkheid Donghen.

                regest_datering (des Sonnendaechs na Sente Pieters ende Sinte Pauwels dach apostolen).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 89). Met zegel van den oorkonder in bruine was.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1329 Augustus 19 (Reg.No. 211).

              • Reg. nos. 205 en 211

                regest_nummer 211 1329 Augustus 19

                regest_beschrijving Coppaerde de Maste en Arnoud van Loevene, schepenen in Sente-Gheerdenberghe, geven vidimus van den brief dd. 1329 Juli 2 (Reg.No. 205).

                regest_datering (des Saterdachs na Onser Vrouwen dach te halfve Oechste).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 89). Met de zegels der beide schepenen in groene was.

            • Reg. no. 210

              regest_nummer 210 1329 Augustus 12

              regest_beschrijving Gheraerd, heer van Horne, Pereweis en Herlaer, beleent heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, met al zijn goederen en heerlijke rechten te Donghen.

              regest_datering (des Saterdaeghs na Sente Laureis' dagh).

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 90). De zegels van den oorkonder en van Willem van Ghoere verloren, dat van Gheraerd van der Aa in groene was.

              regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1357 December 20 (Reg.No. 563).

              • Reg. nos. 215 en 217

                regest_nummer 215 1330 Februari 14

                regest_beschrijving Johannes, hertog van Brabantia enz., doet afstand van al zijn rechten op de goederen in Loen, Tijlleborgh en Donghen, eertijds door wijlen heer Wilhelmus van Horne aan diens vrouw Sophia, vrouwe van Zaffenbergh, als huwelijksgift gegeven.

                regest_datering (Bruxelle in die Beati Valentini martyris a.D. millesimo CCCo vicesimo nono).

                regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1330 Maart 3 (Reg.No. 217).

                regest_nummer 217 1330 Maart 3

                regest_beschrijving Johannes Maste, Johannes, zoon van Ghibo Tyeke, en Hermannus Beytel, schepenen van Mons Sancte Gertrudis, geven vidimus van den brief dd. 1329 Februari 14 (Reg.No. 215).

                regest_datering (a.D. millesimo CCCo vicesimo nono in octavis Beati Mathie apostoli).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 91). Met rest van het zegel van den eersten oorkonder, de zegels der beide andere geschonden, alle in groene was.

              • Reg. nos. 216 en 218

                regest_nummer 216 1330 Februari 14

                regest_beschrijving Johannes, hertog van Brabant enz., oorkondt, dat Sophia, vrouwe van Zappenbergh, ten behoeve van Wilhelmus van Duvenvoerde, heer van Oesterout, ridder, afstand heeft gedaan van alles, wat heer Willem van Horne, in leven haar echtgenoot, haar gegeven heeft in Loen, Tilleborgh en Donghen.

                regest_datering (Bruxelle in die Beati Valentini martyris a.D. millesimo trecentesimo vicesimo nono).

                regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1330 Maart 3 (Reg.No. 218).

                regest_nummer 218 1330 Maart 3

                regest_beschrijving Johannes Maste, Johannes Ghibo's zoon Tieke en Hermannus Beitel, schepenen van Mons Sanete Gertrudis, geven vidimus van den brief dd. 1330 Februari 14 (Reg.No. 216).

                regest_datering (in Octavis Beati Mathie apostoli a.D. millesimo trecentesimo vicesimnono).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 91). Met de zegels der drie schepenen in groene was en geschonden.

              • Reg. no. 221

                regest_nummer 221 1330 Juli 10

                regest_beschrijving Willem, graaf van Henegouwen, Hollant, enz., beleent heer Willaem van Duvenvoirde met 12 hoeven moer van Stevensambacht zuidwaarts naar Tijlborch, oostwaarts naar Lone, zoover als het graafschap gaat, en westwaarts tot de Donga,

                regest_datering (des Dincsdaechs voir Sente-Margrietendach).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 92). Het zegel van graaf Willem verloren.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1429 April 10 (Reg.No. 1254).

              • Reg. nos. 221 en 1254

                regest_nummer 1254 1429 April 10

                regest_beschrijving Deken en kapittel van Sinte Maria te Breda geven vidimus van den brief dd. 1330 Juli 10 (Reg.No. 221).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 92). Met geschonden kapittelzegel in groene was.

              • Reg. no. 122

                regest_nummer 122 1313 September 8

                regest_beschrijving Willaem, graaf van Henegouwen, Holland enz., beleent Jacop Gherardsz. met 10 hoeven wildernis en land van het begin van den Ham en van de Doncga oostwaarts, met een watergang naar de Doncga of de Maze en een heerstraat naar de naaste straat, zonder de tienden en met rechtspraak en boeten, als andere ambachtsheerlijkheden in Zuutholland.

                regest_datering (in den Haghe des Saterdaghes up Onser Vrouwen dach in September).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 93). Met zegel van den oorkonder in bruine was.

              • Reg. no. 234

                regest_nummer 234 1332 Maart 12

                regest_beschrijving Willem, graaf van Heynegouwen Holland enz., beleent heer Willaem van Duvenvoerde, heer van Oesterhoute, zijn kamerling, met 10 hoeven moer van de Dongha oostwaarts naar Donghen, na opdracht door de dochter van Jacop Gherartsz., vrouw van Pieterman Poedersemsz., die het in pacht had, doch in het bezit gestoord werd door het zeggen van den heer van Hoerne, dat het binnen de palen van Brabant lag, om welke reden heer Willaem van Duvenvoerde geen pacht zal betalen, zoolang dit meeningsverschil niet opgelost is; voorts belooft graaf Willaem hem een watergang naar de Dongha of de Maze en een heerweg naar de naaste straat.

                regest_datering (tote Sente-Gheerdenberghe oppe Sente Jorys' dach MoCCCo een ende dertich).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 93). Met zegel van den oorkonder in bruine was.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1379 April 20 (Reg.No. 734).

                regest_nb Door verwisseling van Georgius met Gregorius is dit regest foutief gedateerd als boven i.p.v. 1331 April 23.

              • Reg. nos. 234 en 734

                regest_nummer 734 1379 April 20

                regest_beschrijving Deken en kapittel van Sente Marie te Breda geven vidimus van den brief dd. 1332 Maart 12 (Reg.No. 234).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 93). Het kapittelzegel verloren.

              • Reg. no. 265

                regest_nummer 265 1335 October 13

                regest_beschrijving Johan Volckaert Compeyn Volckaertsz. verkoopt voor zich, zijn broeders en zusters al zijn heerlijke rechten in Donghen of in den Hamme en zijn aanspraken op het land, geheeten de 30 bunders, aan heer Willaem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout.

                regest_datering (des Saterdaghes na Sente Victoers dach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). Met geschonden zegels van den oorkonder en Heinric Reynbout en een rest van dat van Danel van Steenlo in groene was, dat van Gheldolf Haec van den Houte verloren, gezamelijk mannen van Willem van Duvenvoorde.

              • Reg. no. 289

                regest_nummer 289 1338 September 11

                regest_beschrijving Willem Drake en Jan Boede Boudensz., schepenen van Antwerpen, oorkonden, dat Lisane, Diederic Dorpers dochter, weduwe van Jan Volckaerts geheeten Compaen, verkocht heeft aan heer Willaem van Duvenvoerde, ridder, heer van Oesterhoud, al haar goederen te Dongen en bij, of in Oesterhoud.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). Met de zegels der beide schepenen in bruine was.

              • Reg. no. 290

                regest_nummer 290 1338 September 12

                regest_beschrijving Johannes Volkaert, zoon van Johannes Volkaert genaamd Compeijn, en Petrus Baerdmakere, burgers van Antwerpen, leenmannen van heer Wilhelmus van Duvenvorde, ridder, heer van Oesterhout, oorkonden, dat Lisanna, dochter van Theodoricus Dorpers, weduwe van Johannes Volkart Compeyn, verkocht heeft aan Wilhelmus van Duvenvoorde alle goederen genaamd van Donghene, haar bij haar huwelijk gegeven.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). Met rest van het zegel van Petrus Baerdmakere in groene was; dat van Johannes Volkaert verloren. Met signatuur van den notaris Henricus van Meer.

              • Reg. no. 291

                regest_nummer 291 1338 September 12

                regest_beschrijving Jan Volcaer, Laurenz en Ector, Jan Compeins kinderen, verklaren ontvangen te hebben van heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, alles wat hij schuldig was, wegens den koop van Dongen.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). Met de zegels van Jan Volcaer en van Lisane, weduwe van Jan Compein, in groene was.

              • Reg. no. 389

                regest_nummer 389 1345 September 19

                regest_beschrijving Claus ver Hadewighenz., Heinric Vos en Heinric van der Langgher Rijt, schepenen in Ghilse, oorkonden, dat Hector Jan Compeynsz. verkocht heeft aan heer Willam van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, alles wat hij bezit te Ghilse.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). De zegels der schepenen verloren.

              • Reg. no. 390

                regest_nummer 390 1345 September 19

                regest_beschrijving Marselijs Boene en Jan vazn Holten, schepenen in Donghen, oorkonden, dat Hector Jan Compeynsz. verkocht heeft aan heer Willaem van Duvenvoorde, heer van Oesterhout, alles wat hij te Donghen van zijn vader en van Zanne, zijn moeder, geërfd heeft.

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). Met het zegel van Jan van Holten in groene was; dat van Marselijs Boene verloren.

              • Reg. no. 599

                regest_nummer 599 1361 Maart 19

                regest_beschrijving Notaris Johannes van Arle instrumenteert, dat een aantal getuigen uit Donghen, door hem op verzoek van Rodolphus van Dalem onder eede gehoord, verklaard hebben, dat Hector, zoon van Johannes Compeijnsz., in het bijzijn van zijn broeder Laurentius en zijn zwager Gerardus Note, zijn goederen te Donghen verkocht heeft aan heer Wilhelmus van Duvenvorde, heer van Oesterhout, en dat de overdracht heeft plaats gehad na een verklaring van genoemden broeder en zwager en nog twee personen, dat de verkooper ouder dan 15 jaar was.

                regest_datering (Secundum Stilum Leodiense).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 94). Met signatuur van den notaris.

              • Reg. no. 50

                regest_nummer 50 1288 April 2

                regest_beschrijving Theodericus van Hornen, proost van Vetus Monasterium te Trajectum Inferior, belooft zich te zullen houden aan de overeenkomst, gesloten tusschen zijn vader willelmus, heer van Authena en Hornen, en zijn oudsten broeder Willelmus eenerzijds, en heer Wolterus Volcart, ridder, anderzijds over de goederen te Donghen, grenzende aan Loen.

                regest_datering (feria sexta post Pascha Domini).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 95). Met het proostenzegel in bruine was, met het wapen der Hornes als contrazegel.

              • Reg. nos. 47 en 445

                regest_nummer 47 1287 Februari 20

                regest_beschrijving Willem, heer van Altena en Hoirn, wijst toe aan Wouter Volkaerts, ridder, na uitspraak, door heer Jan, heer van Onke, heer Ywaen van Meldert, drossaard van Brabant, ridders, en Everaert van Lilloe, schout van Antwerpen, in het bijzijn van den hertog van Brabant als leenheer gedaan, op de klacht van Wouter Volkaerts, dat men het leen ten Donghene bij Oesterhout, waarmee hij na opdracht door Gheraert heer Gheraertsz. van Ysga beleend is, verkleind heeft, de helft van den wildert, waarvan de grens zal loopen van Donghen tot halverwege het goor tusschen Venloe en Donghen, vandaar naar den Normansput, Ghilse, Ceters, Oesterhout, het Ven en van het Ven naar het goor, benevens 30 bunder, grenzende aan Donghen, de helft van de tienden uit die goederen en de rechtspraak tot 3 schellingen met de helft van hetgeen daarboven gaat, wat door Willem, oudsten zoon van den oorkonder, bevestigd wordt voor zich en zijn broeder.

                regest_datering (Herentals 's Donderdaechs na Groet Vastelavont in de Sporkelmaent).

                regest_nb Gevidimeerd in den brief dd. 1349 Januari 21 (Reg.No. 445). In dorso: "copie van de palen tusschen Loen en Donghen".

                regest_nummer 445 1349 Januari 21

                regest_beschrijving Willem van Zonne, deken, en heer Jan Ydenz, scholaster van de kerk van Sente-Gheerdenberghe, geven vidimus van den brief dd. 1287 Februari 20 (Reg.No. 47).

                regest_datering (dusent driehondert acht ende viertech oppe Sente Angnieten dach).

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 95). Met het zegel van den scholaster in bruine was, dat van den deken verloren.

            • Reg. no. 558

              regest_nummer 558 1357 September 24

              regest_beschrijving Jan uten Houte heer Arntsz., Jan uten Houte Woutersz., ridders, Giellys van den Wijngaerde, Diederic Sterke, Jonaes van der Elst, Claus van Oekel, Willem Leysenz. en Jacob die Rover, mannen van het huis van Breda, arbiters in het geschil tusschen heer Jan van Pollanen, heer van de Leck en Breda, en heer Willem, heer van Oesterhout, over de manschap van de goederen te Donghen en te Ghilse, die heer Willem van Duvenvoerde eertijds verkocht heeft aan zijn dochter Beatrijs, vrouw van Rolof van Dalem, doen uitspraak ten gunste van Jan van Pollanen.

              regest_datering (des Sondaghes na Sente Lambrechts dach).

              regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 96). Met de zegels der leenmannen in groene was; die van Claus van Oekel en Willem Leysenz. geschonden.

              regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1357 December 20 (Reg.No. 565).

              • Reg. no. 454

                regest_nummer 454 1349 Augustus 21

                regest_beschrijving Jhan, hertog van Brabant, markgraaf van het HR., geeft heer Willem van Duvenvoerde, heer van Oesterhout, de hofstad Waghenberghe met 8 bunder land in leen met hooge en lage rechtspraak, welke heerlijkheid bij kinderloos overlijden van Willem van Duvenvoerde aan diens neef, heer Jhan van Pollanen, heer van de Leck, zal komen.

                regest_datering (ter Vuren des Vridaghes na Onser Vrouwen dach Assumptio).

                regest_nb a) Oorspr. (Inv.No. 97). Met zegel van Hendrik van Brabant, heer van Lijmburgh en Mechlen; zoon van hertog Jan, in roode was, dat van den hertog verloren.

                regest_nb b) Gevidimeerd in den brief dd. 1394 December 10 (Reg.No. 830).

              • Reg. nos. 454 en 830

                regest_nummer 830 1394 December 10

                regest_beschrijving Deken en kapittel van Sente Marie te Breda geven vidimus van den brief dd. 1349 Augustus 21 (Reg.No. 454).

                regest_datering

                regest_nb Oorspr. (Inv.No. 97). Het kapittelzegel verloren.

          • De kern van dit goederencomplex werd gevormd door de heerlijkheid Hage-Hertog of Gageldonk te Princenhage. Behalve onder deze heerlijkheid gelegen goederen behoorden tot het "goed Gageldonk" een aantal goederen en inkomsten onder Roosendaal, Nispen en Wouw. Het is waarschijnlijk, maar nog niet te bewijzen, dat de beide complexen oorspronkelijk een geheel hebben uitgemaakt. De heerlijkheid te Princenhage

            Beschrijvingen van het goed in Inv. no. 105 en Nass. Dom. toegang 1.08.11, inv. no. 7938, blz. 116 en vlg

            bestond uit het huis Gageldonk met 2 bunder land binnen de grachten en nog 81 bunder daarbuiten benevens het aangrenzende huis Hambroek c.a. Als bezitters van Gageldonk worden vermeld Otto van de Lek en Willem, heer van Berg, die het van hem in 1429 krijgt. Laatstgenoemde verkoopt het in 1435 aan Willem de Bye, die het in 1458 aan graaf Jan van Nassau verkoopt

            Van Hambroek wordt bij de beleening van Beatrijs Peters dochter van Hambroek gezegd, dat zij de helft van het goed van Gageldonk in leen heeft, nl. het Hof van Hambroek met 5 bunder er omheen en nog 26 bunder land. Gageldonk en Hambroek zijn dus oorspronkelijk één geweest

            L. Galesloot, Inv. des arch. de la cour féodale Brabant, I, blz. 170 noot 8 wijst er op, dat G. en H. twee afzonderlijke leenen waren

            . Te zamen moeten zij den hertog bij heervaart 2 gewapende mannen, één wagen met 4 paarden en 2 knechten leveren

            Op Beatrijs van Hambroek volgt haar zoon Peter van Hambroek, die in de stukken voorkomt van 1404-1419; in 1418 is Peter van Hambroek, geheeten van Beversluys, bezitter. Jan van Beversluys verkoopt het in 1445 aan Willem de Bye, die het in 1458 tesamen met Gageldonk aan Jan van Nassau verkoopt. Deze wordt in 1460 met beide beleend om ze met het land van Breda tot één leen vereenigd te bezitten

            De Roosendaalsche goederen

            Een beschrijving van de goederen in toegang 1.08.11, inv. no. 7938, blz. 116

            . waren sinds 1408 bezit van de familie van Grimmesteyn. Aechtejacobs dochter van Grimmesteyn, gehuwd met Walraven, bastaard van Berchem, werd er in 1464 mede beleend na doode van haar oom Jan maar eveneens diens neef Jan Stedynxsz. (later Steynsz). Aechte verkocht haar aanspraken in 1466 aan graaf Jan van Nassau maar nog in 1471 werd Cornelis van Bruheze, neef van Jan Steynsz., met Gageldonk beleend. In 1480 echter ontving graaf Engelbrecht II van Nassau de goederen in leen, die in hetzelfde jaar die onder Wouw en Heerle aan den heer van Bergen op Zoom verkocht

            Commissie van Breda, vervolg no. 753

            Zie mr. F. F. X. Cerutti a.w.