Terug naar zoekresultaten

2.13.132 Inventaris van de collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië, (1938 - 1939) 1941 - 1957 [1960]

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.13.132
Inventaris van de collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië, (1938 - 1939) 1941 - 1957 [1960]

Auteur

CAD-Defensie

Versie

11-01-2024

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2006 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Ministerie van Defensie: Strijdkrachten in Nederlands-Indië
Strijdkrachten Ned.-Indië

Periodisering

archiefvorming: 1941-1957
oudste stuk - jongste stuk: 1938-1960

Archiefbloknummer

D37

Omvang

5012 inventarisnummer(s); 122,00 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Sommige documenten zijn opgesteld in het.
Nederlands
Engels.

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Een aantal van de archieven bevatten foto's, stafkaarten, stencils, (kranten) knipsels en brochures.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië (1945 - (1950)) Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië/Sectie Krijgsgeschiedenis (1945 - (1949)) Kabinet van de Legercommandant in Nederlands-Indië (1945 - (1950)) Hoofdkwartier Adjudant-Generaal in Indonesië (1945 - (1952)) Netherlands Forces Intelligence Service/Centrale Militaire Inlichtingendienst (NEFIS/CMI) (1941 - (1949)) Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart van het KNIL/Kantoor Inlichtingen in Nederlands-Indië ((1938 - (1939) 1942 - 1950)) Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart, Kantoor Personeel (1945 - (1949)) Hoofd van de Militaire Geneeskundige Dienst te Batavia (1948 - (1949)) Korps Militaire Politie/Koninklijke Marechaussee KNIL (1947 - (1951)) Kwartiermeester-Generaal/Territorium Nieuw-Guinea (1949) Kwartiermeester-Generaal/Legermaterieeldienst (1947 - (1950)) Kwartiermeester-Generaal/Assistent Directeur Legermaterieeldienst - 3 ([1947] (1949)) Territoriaal Troepencommando Oost-Java/Mariniersbrigade/veiligheidsdienst (1945-1950) Territoriaal Troepencommando Oost-Java/Hoofd Sectie Inlichtingen van de A-Divisie (1945-1950) Territoriaal Troepencommando Oost-Java/Inlichtingendienst Oost-Java (1945-1950) Territoriaal Troepencommando West-Java/Commandant "7 December" Divisie (1945-1950) Staf van de T-Brigade (1946 - (1949)) Staf van de U-Brigade ([1945] (1946 -1950)) Staf van de V-Brigade ([1945] (1946 - 1950)) Staf van de W-Brigade (1946 - (1950)) Staf van de X-Brigade (1946 - (1949)) Staf van de Y-Brigade (1946 - (1949)) Staf van de Z-Brigade (1946 - (1950)) Staf 2-13 Regiment Infanterie van de T-Brigade (1946 - (1948)) 6 Genie Veldcompagnie (1947 - (1948)) 10 Genie Veldcompagnie (1947 - (1950)) 14 Genie Veldcompagnie (1948 - (1950)) 9e Regiment Infanterie "Friesland"/1ste bataljon/Vormingsofficier Sociale Dienst (1946-1948) Garderegiment Prinses Irene (1946-1950) Garderegiment Prinses Irene/3e bataljon (1946-1950) Garderegiment Prinses Irene/3e bataljon/Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (1948-1949) Garderegiment Prinses Irene/4e bataljon (1947-1950) Garderegiment Prinses Irene/5e bataljon (later 412 infanteriebataljon) (1948-1950) Regiment Stoottroepen/3e bataljon (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/2e compagnie (1945-1950) Aan- en afvoertroepen/4e compagnie ((1944)1945-1950) Aan- en afvoertroepen/7e compagnie ((1944)1945-1949) Aan- en afvoertroepen/14e compagnie (1946-1949) Aan- en afvoertroepen/15e compagnie (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/16e compagnie (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/17e compagnie (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/18e compagnie (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/23e compagnie (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/24e compagnie (1946-1947) Aan- en afvoertroepen/25e compagnie (1947-1948) Aan- en afvoertroepen/30e compagnie (1947-1948) Aan- en afvoertroepen/32e compagnie (1946-1950) Aan- en afvoertroepen/33e compagnie (1947-1950) Aan- en afvoertroepen/35e compagnie (1947-1950) Aan- en afvoertroepen/36e compagnie (1947-1950) Aan- en afvoertroepen/37e compagnie (1947-1950) Aan- en afvoertroepen/42e compagnie (1949-1950) Aan- en afvoertroepen/43e compagnie (1949-1950) Aan- en afvoertroepen/102e transport compagnie (1950) Afwikkelingscommando in Indonesië (1950 - (1951)) Missie hoofdverbindingsofficieren Koninklijke Landmacht in Nederlands-Indië (1945 - (1946)) Gezagsbataljons Nederlands-Indië (1945 - (1946)) Territoriaal Commando Noord-Malakka (1946) Commandant 1ste Reserve Lichte Infanteriebrigade in Nederland (1946) Commandant Nederlandse Troepen Malakka gestationeerd op het eiland Penang (officer commanding Netherland Forces in Malaya) (1945 - (1946)) Subsistentenbataljon KL (1946 - (1951)) Commissie van Proefneming (CvP) in Nederlands-Indië (1946 - (1950))
Scheers, mr. Johan Frederik (1915-1967)

Samenvatting van de inhoud van het archief

In het archief zijn de onder meer opgenomen de archieven van het Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië (HKGS-NI) (1945-1950), de Centrale Militaire Inlichtingendienst (1941-1949), de Commandant "7 December" Divisie, de Adjudant-Generaal in Nederlands-Indië/Indonesië (1945-1952), de staven van de T t/m Z Brigade, de Compagnieën Aan- en Afvoertroepen, de Kwartiermeester-Generaal en het Afwikkelingscommando in Indonesië (1950-1951). Tenslotte bevat het archief ook een collectie onderdeelsverslagen van Koninklijke Landmacht en het KNIL. Daaronder bevinden zich ook verslagen van het Korps Speciale Troepen en Korps Militaire Politie/Koninklijke Marechaussee.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Nederland en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd
In het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, toen de val van Duitsland aanstaande leek, ging de Nederlandse regering er vanuit dat de eigen strijdkrachten een rol zouden spelen bij de herovering van Indië op de Japanners en de gezaghandhaving daarna. Door het verloop van de strijd kwam hiervan weinig terecht. ( Dit gedeelte van de inleiding is ontleend aan: M.Elands en J.A. de Moor (ed.), Het Nederlands militair optreden in Nederlands-Indie / Indonesie 1945-1950. Een bibliografisch overzicht (Den Haag, 2005) 15-24. ) Slechts één bataljon van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en twee squadrons van de Militaire Luchtvaart KNIL (ML-KNIL) vochten uiteindelijk aan Australische zijde mee bij de herovering van Tarakan en Balikpapan op Borneo. De onverwacht snelle capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 noodzaakte tot het bijstellen van alle plannen. Nederlands-Indië kwam, volgens afspraken gemaakt op de conferentie te Potsdam, diezelfde datum (15 augustus) te vallen onder het South-East Asia Command (SEAC), het bevelsgebied van de Britse admiraal lord Louis Mountbatten.
De Britten hadden niet onmiddellijk troepen voor hun nieuwe bevelsgebied beschikbaar, de Nederlanders evenmin. Van deze gelegenheid konden de Indonesische nationalisten onder leiding van Soekarno en Mohammed Hatta profiteren. Laatstgenoemden riepen op 17 augustus onder druk van radicale jongerengroepen de Republiek Indonesië uit. Onder deze omstandigheden stelden de Britten zich zeer terughoudend op.
Eind september arriveerden de eerste troepen, merendeels Brits-Indiërs, die nu de oorlog voorbij was, snel naar huis wilden. Zij richtten een aantal bruggenhoofden ter verdediging in: Batavia-Bandoeng, Semarang en Soerabaja op Java en Medan, Padang en Palembang op Sumatra. Als hun voornaamste taken beschouwden zij het ontwapenen en afvoeren van de Japanse militairen en bevrijden van de Nederlandse geïnterneerden en krijgsgevangenen op Java en Sumatra. Dit bleek echter een zeer zware opgave en de situatie escaleerde vanaf oktober zeer snel. In die maanden, ook wel de Bersiap genoemd, vielen groepen jonge revolutionairen Nederlanders, Britten, Chinezen, Molukkers en andere bevolkingsgroepen aan. Binnen en buiten de interneringskampen vielen enkele duizenden burgerslachtoffers. De Britten verloren 655 man aan gesneuvelden en 325 man aan vermisten, onder wie zich ook deserteurs bevonden. Deze gebeurtenissen bepaalden mede het negatieve Nederlandse beeld van de Indonesische republiek.
De eerste troepen naar Indië
De onverwacht snelle capitulatie van Japan en de uitroeping van de republiek brachten Nederland in militair opzicht in een lastig parket. Er was in Indië een revolutie uitgebroken. Al snel bleek dat er zeer veel troepen nodig zouden zijn om het Nederlandse gezag te herstellen. Het KNIL was voor deze taak nog lang niet gereed. Er was nog maar pas een begin gemaakt met de vorming van nieuwe, voornamelijk met ex-krijgsgevangenen gevulde KNIL-eenheden. Er moesten derhalve op zeer korte termijn troepen naar Indië worden gestuurd. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Nederlandse regering met het oog op de bevrijding en herbezetting van de Indonesische archipel voorbereidingen getroffen voor het uitzenden van een expeditionaire macht en gezagsbataljons.
Hoewel zich in Nederland hiervoor al duizenden oorlogsvrijwilligers (OVW'ers) hadden gemeld en een deel van hen een militaire opleiding had gekregen, verkeerde de Expeditionaire Macht (EM) nog in een embryonaal stadium, terwijl de vorming van gezagsbataljons was vertraagd. De eveneens tijdens de oorlog voor bezettingstaken in Duitsland opgerichte Light Infantery Battalions (LIB's) waren de enige beschikbare troepen. Deze vooral met OVW'ers gevulde eenheden werden daarom voor inzet in Indië bestemd. Uiteindelijk zijn er van september 1945 tot januari 1946 zeventien LIB's naar Nederlands-Indië verscheept. Deze OVW-bataljons gingen via Malakka, omdat ze toen nog geen toestemming hadden om op Java en Sumatra te landen.
Vanaf maart 1946 werden deze bataljons toegelaten en gevolgd door nog eens zeven LIB's uit Nederland. Een bijzondere eenheid die gelijktijdig met de OVW-bataljons naar Indië was gezonden, was de voornamelijk met OVW'ers gevulde Mariniersbrigade die bestond uit drie bataljons. Evenals de LIB's kreeg deze brigade aanvankelijk ook geen toestemming om op Java en Sumatra te landen. De bijdrage van de Koninklijke Marine aan de strijdkrachten bestond overigens uit meer onderdelen. De Marine Luchtvaartdienst (MLD) had al in 1945 een squadron Catalina's beschikbaar. Ook kon de marine, die gedurende de Tweede Wereldoorlog in deze contreien operationeel was gebleven, schepen en onderzeeboten inzetten. Om al deze uitzendingen naar Nederlands-Indië te kunnen verwezenlijken, was de KM (evenals de KL) in belangrijke mate afhankelijk van de werving van OVW'ers.
De Nederlandse troepen werden begin maart 1946 op Java toegelaten. De herbezetting van Sumatra zou nog enige maanden op zich laten wachten. Al snel werd duidelijk dat de samenstelling van de LIB's niet voldeed. Hoewel diverse LIB's reeds op Malakka waren gestart met de vorming van ondersteuningscompagnieën, misten zij de daarvoor vereiste zware bewapening en het overige materieel. Na een bezoek van kolonel M.R.H. Calmeyer aan Indië kwam daar verandering in en gingen er ook hulpwapens naar Indië (de zgn. Calmeyer-eenheden).
Op zijn voorstel werden vanaf midden 1946 zes eskadrons pantserwagens, zes afdelingen veldartillerie, zeven pionierscompagnieën, acht compagnieën aan en afvoertroepen, enige verbindingsafdelingen, pelotons elektromechanische uitrusting, geneeskundige onderdelen en magazijnpersoneel als aanvullende eenheden naar Indië gestuurd. Met de tot normale (gevechts)infanteriebataljons omgevormde LIB's en de vanaf de herfst 1945 geformeerde KNIL-eenheden werden zeven brigades gevormd, aangeduid met de letters T tot en met Z. Zij werden aanvankelijk door KNIL-officieren gecommandeerd. De X-brigade en de Mariniersbrigade werden op hun beurt weer georganiseerd in de A-divisie en de V- en de W-brigade (en later ook de T-brigade) in de B-divisie. De U-, Y- en Z-brigade, die eind 1946 naar de drie bruggenhoofden op Sumatra werden overgebracht, werden niet in divisieverband georganiseerd. Alle troepen stonden vanaf 31 januari 1946 onder bevel van de legercommandant, luitenant-generaal (KNIL) S.H. Spoor.
Onderhandelingen en verdere militaire opbouw
Ondertussen waren er onder Engelse druk onderhandelingen op gang gekomen tussen Nederland en de Indonesische Republiek. De besprekingen liepen een aantal malen vast, maar mondden op 15 november 1946 uit in de parafering van het Akkoord van Linggadjati. Hoewel dit akkoord in maart 1947 door de parlementen van Nederland en de Republiek werd geratificeerd, bleek er toch geen echte overeenstemming te bestaan. De tekst van het akkoord bood namelijk ruimte voor verschillende interpretaties en van die ruimte werd dankbaar gebruik gemaakt door beide partijen, die rekening moesten houden met hun radicale achterban.
Terwijl de onderhandelingen voortduurden, had Nederland zijn troepenmacht verder versterkt. Eind 1946 waren naast de genoemde eenheden van de KL en KM ook ruim 37.000 KNIL-militairen operationeel. Deze waren op dat moment in grote lijnen verdeeld over 23 infanteriebataljons, het Depot Speciale Troepen en de School Opleiding Parachutisten, 4 eskadrons lichte tanks, 3 artillerieafdelingen, 3 geniecompagnieën, het Vrouwenkorps, 7 squadrons van de ML-KNIL, het Korps Militaire Politie en diverse staven.
Toen het begin 1946 duidelijk was geworden dat de politiek-militaire situatie in Indië niet snel zou verbeteren en er de komende jaren meer troepen zouden moeten worden uitgezonden, stond minister J. Meynen voor het probleem te bepalen welke daarvoor in aanmerking kwamen. Ten slotte koos de minister voor het oproepen van de nieuwe lichting 1945. De voor de 1e Divisie bestemde dienstplichtigen gingen in mei 1946 de kazernepoort binnen voor hun eerste oefening en werden vanaf september in enkele slagen naar Indië verscheept. Eind 1946 arriveerde de hoofdmoot van de 1e Divisie "7-December" op West-Java. De divisie, die in Indië de C-divisie genoemd werd en waarvan de 1e, 2e en 3e Infanteriebrigadegroep de operationele kern vormden, stond onder bevel van generaal-majoor H.J.J.W. Dürst Britt. Eind 1946, begin 1947 volgden twaalf bewakingsbataljons en nog enkele Calmeyer-eenheden.
De 2e Divisie (D-divisie of "Palmboom-divisie genoemd), gevormd uit de lichting 1946, reisde in de periode maart - juni 1947 af. Zij bestond onder meer uit de 4e, 5e en 6e Infanteriebrigade. In november 1947 tot en met februari 1948 volgden de dienstplichtigen van de lichting 1947, die administratief als E-divisie werden aangeduid, hoewel zij niet in divisieverband werden uitgezonden. Daarna werden elk half jaar een zelfstandige infanteriebrigade en drie bataljons infanterie naar Indië gestuurd. Van juli tot en met september 1948 vertrok de 41e Zelfstandige Infanteriebrigade (ZIB), van januari tot en met april 1949 volgde de 42e ZIB en van juli tot en met september 1949 sloot de 43e ZIB deze rij. Deze drie brigades kregen in Indië respectievelijk de namen F-, G- en H-brigade. In totaal werden meer dan 120.000 KL-militairen ingezet, onder wie 95.000 dienstplichtigen.
Hoewel het aandeel van de KM in getalsmatig opzicht bescheidener van omvang bleef had ook deze bijdrage vanaf 1946 een gestage groei doorgemaakt. Zij bestond in het voorjaar van 1947 naast de Mariniersbrigade uit vier torpedobootjagers, acht korvetten, acht mijnenvegers, zeven landingsvaartuigen en ruim dertig kleine patrouillevaartuigen. Verder een bijdrage door de MLD van een squadron Catalina's en 15 Dakota's. In totaal heeft de KM ruim 20.000 militairen ingezet: ongeveer 6.500 OVW'ers, 5000 beroepsmilitairen, 5.000 dienstplichtigen en reservisten en enkele duizenden Indonesiërs.
Politionele acties, guerrilla en afbouw van de militaire macht
De verdere versterking van de militaire macht na 1946 geeft al aan dat na de ratificatie van het Linggadjati-akkoord de moeizame onderhandelingen spaak liepen. Dit deed de Nederlandse regering besluiten tot een grootschalig militair optreden: de zogenoemde Eerste Politionele Actie (21 juli - 5 augustus 1947). Deze operatie die de codenaam Product droeg was bedoeld om de belangrijkste plantages en olievelden onder Nederlands gezag te brengen. De operatie liep volgens plan. De 'pacificatie' daarna leverde veel meer problemen op. Het Republikeinse leger, de Tentara Nasional Indonesia (TNI) en de vele zelfstandige Indonesische gevechtsgroepen legden zich steeds meer toe op een guerrilla. Tegelijkertijd kwamen er onder druk van de Verenigde Naties toch weer onderhandelingen op gang.
Zij mondden op 17 januari 1948 uit in het Renville-akkoord, dat in grote lijnen dezelfde inhoud had als de Linggadjati-overeenkomst. Ook nu bleek uitwerking van de afspraken onmogelijk door onverzoenlijke uitgangspunten. De guerrilla nam weer toe en de tijd werkte in het voordeel van de Republiek. Van doorslaggevend belang was dat de Verenigde Staten de Republiek openlijk gingen steunen. De Amerikaanse beleidsmakers meenden dat de halsstarige houding van Nederland het communisme in Indië eerder in de kaart speelde dan tegenhield. Toen de Republiek er in september 1948 in slaagde een communistische opstand te beteugelen, was het voor hen duidelijk dat het conflict zo snel mogelijk moest worden beëindigd en dat de Republiek daarbij als partij moest worden gehandhaafd. Bovendien werd het voor Nederland financieel en militair steeds bezwaarlijker een grote strijdmacht in Indië op de been te houden. De wederopbouw in Nederland kostte veel geld en mankracht; bovendien moesten ook de strijdkrachten in patria worden opgebouwd.
Eind 1948 besloot de regering daarom tot een Tweede Politionele Actie, een wanhoopsoffensief. De actie was in militair opzicht veel minder succesvol dan de eerste. Bovendien laaide de guerrilla daarna met ongekende hevigheid op. Ook in internationaal opzicht was de actie geen succes. Nederland stond alleen in de Verenigde Naties. Onder deze internationale druk en in het toenemend besef dat het conflict in een uitzichtloze patstelling was geraakt gaf Nederland tenslotte toe om weer te gaan onderhandelen met de Republiek.
De in mei 1949 gesloten Van Roijen-Roem-overeenkomst bepaalde dat de soevereiniteit vrijwel onmiddellijk zou worden overgedragen. Midden augustus 1949 werd er een wapenovereenkomst afgekondigd. Op 27 december 1949 werd de soevereiniteit over Indonesië overgedragen aan de Verenigde Staten van Indonesië (VSI).
Na december 1949 vertrokken de eenheden van de KL en KM naar Nederland en werd het KNIL ontbonden. Medio 1951 verlieten de laatste Nederlandse militairen Indonesië. Alleen de in het leven geroepen Nederlandse Militaire Missie in Indonesië (NMMI) bleef achter om een adviserende en instruerende (kleine) rol te spelen bij de opbouw van de Indonesische strijdkrachten. De missie werd in 1954 opgeheven.
De hogere bevelvoering in Nederlands-Indië, 1945 - 1950
Landvoogd en commandanten leger en zeemacht in Nederlands-Indië
Zoals eerder vermeld werd op de dag van de Japanse capitulatie, 15 augustus 1945, Nederlands-Indië toegevoegd aan het Britse bevelsgebied van admiraal Mountbatten, South-East Asia Command (SEAC). Zolang deze de scepter voerde over Nederlands-Indië stond ook de Nederlandse krijgsmacht onder Brits operationeel bevel. Als opperbevelhebber aan Nederlandse zijde - maar in operationele aangelegenheden dus ondergeschikt aan de Commander SEAC - fungeerde vanaf 15 augustus 1945 weer de luitenant-gouverneur-generaal (LtGG), H.J. van Mook. Onder de LtGG stond per 15 augustus 1945 de Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten (BSO) admiraal C.E.L. Helfrich. Onder diens bevel stond vanaf die datum de Commandant van het KNIL, luitenant-generaal L.H. van Oyen.
Deze gezagsverhoudingen die per 15 augustus 1945 van kracht werden, betekenden een gedeeltelijke terugkeer naar de gebruikelijke gezagsverhoudingen in Nederlands-Indië. Traditioneel stonden de legercommandant en commandant zeemacht in Nederlands-Indië namelijk onder het opperbevelhebberschap van de LtGG. Na de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten in Indië op 9 maart 1942 was evenwel de functie van BSO in het leven geroepen. Deze bevelhebber over alle Nederlandse strijdkrachten in Azië was geen verantwoording schuldig geweest aan de landvoogd, maar aan de Nederlandse opperbevelhebber, luitenant-admiraal J.Th. Furstner. Hieraan kwam dus per 15 augustus 1945 een einde.
De gezagsverhoudingen werden verder 'genormaliseerd' toen de Nederlandse regering eind december 1945 besloot Helfrich naar Nederland terug te roepen en de functie van BSO vooralsnog 'onvervuld' te laten. Tevens benoemde de regering Spoor als de nieuwe legercommandant en schout-bij-nacht A.S. Pinke als de Commandant Zeemacht in Nederlands-Indië (CZMNI). De eerste was tevens hoofd van het Departement van Oorlog, de tweede van het Departement van Marine in Nederlands-Indië. Beiden zouden als vanouds verantwoording schuldig zijn aan de landvoogd-opperbevelhebber.
Hogere leiding landstrijdkrachten in Nederlands-Indië
Om te komen tot een goede samenwerking en coördinatie tussen de troepeneenheden van de KL en het KNIL, werden met ingang van 15 maart 1946 de bevelsverhoudingen binnen de landstrijdkrachten in Nederlands-Indië vastgesteld. De hogere legerleiding bestond uit drie instituten, te weten:
  • Algemeen Hoofdkwartier;
  • Hoofdkantoor van de Adjudant-Generaal;
  • Hoofdkantoor van de Kwartiermeester-Generaal.
Uitgangspunt bij dit alles was een scheiding aan te brengen tussen operationeel en administratief bevel. De Dienst van de Adjudant-Generaal werd met personeelszaken en administratieve handelingen belast, terwijl de Kwartiermeester-Generaal zich ontfermde over materiële zaken, d.w.z. de aankoop, verzorging, distributie, het beheer, transport van al het materieel. Aldus had de (Chef van de) Generale Staf de handen vrij voor de operationele aansturing van de troepencommando's en de diensten.
Het Algemeen Hoofdkwartier was opgebouwd uit:
  • Kabinet van de Legercommandant;
  • Hoofdkantoor van de Generale Staf;
  • Directoraat Centrale Opleidingen.
Op 29 april 1947 werd de hiervoor vermelde samenstelling van het Algemeen Hoofdkwartier uitgebreid met het Hoofdkwartier van de Adjudant-Generaal in Nederlands-Indië, het Hoofdkwartier van de Kwartiermeester-Generaal in Nederlands-Indië, het Hoofdkwartier van de Genie in Nederlands-Indië, het Hoofdkwartier van de Militaire Luchtvaart in Nederlands-Indië en het Directoraat van de Centrale Militairen Inlichtingendienst. Vanaf 1 mei 1948 werd hieraan nog toegevoegd het Hoofdkwartier van de Militair Geneeskundige Dienst in Nederlands-Indië, waarmee de hogere legerleiding in Nederlands-Indië haar definitieve vorm had verkregen.
Embedded Image Embedded Image
Afkortingenlijst
AAG
Assistent Adjudant-Generaal.
AAT
Aan- en Afvoertroepen.
AFNEI
Allied Forces Netherlands East Indies.
AG
Adjudant-Generaal.
AHK
Algemeen Hoofdkwartier.
ALFSEA
Allied Land Forces South-East Asia.
ALRI
Angkatan Laut Republik Indonesia.
AMACAB
Allied Military Administration Civil Affairs Branche.
APRIS
Angkatan Perang Republik Indonesia Serikat.
AURI
Ankatan Udara Republik Indonesia.
BCAD
Bureau Centraal Archievendepot.
BOS
Benzine (Brandstof), Olieën en Smeermiddelen.
BRIOP
Bureau Registratie en Inlichtingen Ontslagen Personeel.
BSO
Bevelhebber der Strijdkrachten in het Oosten.
BVM
Bataafse Vervoersmaatschappij.
CAD
Centraal Archievendepot.
CAS
Centrale Archief Selectiedienst.
CGD
Commissie van Goede Diensten.
CGS
Chef van de Generale Staf.
CMI
Centrale Militaire Inlichtingendienst.
CML
Chef Militaire Luchtvaart.
CvP
Commissie van Proefneming.
CZMNI
Commandant Zeemacht in Nederlands-Indië.
DCO
Directoraat Centrale Opleidingen.
DLC
Dienst voor Legercontacten.
DST
Depot Speciale Troepen.
DvO
Departement van Oorlog.
EM
Expeditionaire Macht.
GRG
Garderegiment Grenadiers.
GRJ
Garderegiment Jagers.
GRPI
Garderegiment Prinses Irene.
GS
Generale Staf.
HKAG
Hoofdkwartier van de Adjudant-Generaal.
HKGS
Hoofdkwartier van de Generale Staf.
HKGS-NI
Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië.
HK-KMG
Hoofdkwartier Kwartiermeester-Generaal.
HK-MGD
Hoofdkwartier Militaire Geneeskundige Dienst.
HK-ML
Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart.
HK-MLD
Hoofdkwartier Marine Luchtvaartdienst.
HQ-AAFSPA
Headquarters Allied Air Forces Southwest Pacific Area.
HQ-AFNEI
Headquarters Allied Forces Netherlands East Indies.
HQ-SACSEA
Headquaters Supreme Allied Commander South East Asia.
IMH
Instituut Maritieme Historie.
IVD
Inlichtingen en Veiligheidsdienst.
IVG
Inlichtingen en Veiligheidsgroep.
KL
Koninklijke Landmacht.
Klu
Koninklijke Luchtmacht.
KM
Koninklijke Marine.
Kmar
Koninklijke Marechaussee.
KMG
Kwartiermeester-Generaal.
KMG-NI
Kwartiermeester-Generaal in Nederlands-Indië.
KMP
Korps Militaire Politie.
KNIL
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.
KST
Korps Speciale Troepen.
LAD
Leger Aanschaffingsdienst.
LtGG
Luitenant gouverneur-generaal.
LIB
Light Infantery Battalion.
LMD
Legermaterieeldienst.
LPB
Leger Productie Bedrijven.
LPD
Leger Psychologische Dienst.
LTD
Leger Technische Dienst.
LVD
Legervoorlichtingsdienst.
Marbrig
Mariniersbrigade.
MCA
Marinecommandant Australië.
MDGD
Militair Diergeneeskundige Dienst.
MGD
Militair Geneeskundige Dienst.
MID
Marine Inlichtingendienst.
MILOBS
Military Observers Teams.
ML
Militaire Luchtvaart.
MLD
Marine Luchtvaartdienst.
ML-KNIL
Militaire Luchtvaart Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.
MP
Militaire Politie.
MPHD
Militair Pharmaceutische Dienst.
ms
Motorschip.
MvO
Ministerie van Oorlog.
NEFIS
Netherlands Forces Intelligence Service.
NEILM
Netherlands East Indies Liaison Mission.
NICA
Netherlands Indies Civil Administration.
NLO
Nederlands Liaisonofficier.
NMMI
Nederlandse Militaire Missie in Indonesië.
NOO
Nasporingsofficier Oorlogsmisdaden.
ODO
Opsporingsdienst Overledenen.
OVW
Oorlogsvrijwilliger.
PVA
Photo Verkenningsafdeling.
RAAF
Royal Australian Air Force.
RAF
Royal Air Force.
RAFNEI
Royal Air Force Netherlands East Indies.
Recomba
Regeringscommissaris voor Bestuursaangelegenheden.
RI
Regiment Infanterie.
RIOD
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.
RIS
Republiek Indonesia Serikat.
RNZAF
Royal New Zealand Air Force.
RS
Regiment Stoottroepen.
RST
Regiment Speciale Troepen.
SACSEA
Supreme Allied Commander South-East Asia.
SEAC
South-East Asia Command.
SOP
School Opleiding Parachutetroepen.
ss
Stoomschip.
TNI
Tentara Nasional Indonesia.
TRI
Tentara Republik Indonesia.
UNCI
United Nations Commission for Indonesia.
USAAF
United States Army Air Forces.
VDMB
Veiligheidsdienst Mariniersbrigade.
VSI
Verenigde Staten van Indonesië.
VTD
Verplegings- en Transportdienst.
ZIB
Zelfstandige Infanteriebrigade.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië, 1945 - 1950
Het archief is op 12 maart 1950 per ss "Waterman" verscheept naar Nederland. Het archief werd in eerste instantie opgeslagen in een archiefruimte aan de Breestraat te Den Haag en aldaar voorbewerkt en gebundeld. Uit de inleiding van de oude inventaris blijkt dat de stukken met de verschillende rubriceringen gemengd zijn. De bundels bevatten daardoor bij elkaar gezochte archivalia van verschillende herkomst en jaargangen met als enig doel te komen tot een uitgebreide verzameling van stukken die betrekking hadden op bepaalde onderwerpen. Bij een latere bewerking door het Archief van de Koninklijke Landmacht zijn de reeds gevormde pakken en bundels uiteen genomen en opnieuw geordend, waarbij o.m. de zeer geheime en geheime correspondentie weer zoveel als mogelijk gescheiden zijn. Na deze bewerking is een geringe hoeveelheid ongerubriceerde stukken overgebleven en gevoegd in de onderwerpbundels. Het archief is bij de oprichting van het Centraal Archievendepot (CAD) in 1961 door die dienst overgenomen.
Bij het secretariaat van het HKGS in Indonesië werden de archiefbescheiden (in- en uitgaande brieven, memoranda, telegrammen, rapporten enz.) ingeboekt. De geregistreerde stukken werden daarbij in drie categorieën van rubricering ingedeeld, namelijk:
  1. zeer geheime;
  2. geheime en
  3. ongerubriceerde poststukken.
Uit het gebruik van aparte inboekstempels en nummering blijkt dat de archivering per rubricering gescheiden plaatsvond zoals hierboven is aangegeven. Elk jaar werd opnieuw begonnen met nummeren. Omdat er geen toegangsmiddelen bij het archief werden aangetroffen is ook niet te achterhalen of er binnen de series per rubricering op een andere wijze stukken zijn gearchiveerd. Latere bewerking heeft de oorspronkelijke ordening te niet gedaan.
De huidige toegang is een inventaris die in de jaren '60 door het Archief KL werd vervaardigd. Deze inventaris werd samengesteld zoals toentertijd bij de KL voorgeschreven was, dat wil zeggen er werd een chronologische lijst van behouden stukken, bundels of dossiers gemaakt. Omvangrijke bundels werden verdeeld in meerdere omslagen. Van het geheel werd een systematische toegang gemaakt op basis van de rubricering geheim en zeer geheim en daaronder op onderwerp vanuit een organisatorische grondslag:
  1. Nederlandse militaire instanties en organen (legercommandant, troepencommandanten, luchtstrijdkrachten, inlichtingendiensten e.d.) en niet militaire instanties;
  2. Indonesische militaire en civiele instanties;
  3. internationale organen en instanties en
  4. (militaire) verdragen en onderlinge samenwerking.
Het archief bevat verder enige foto's, stafkaarten, stencils, (kranten) knipsels en brochures.
In de inleiding van de oude inventaris staat vermeld dat gezien de toestand waarin het archief in eerste instantie werd aangetroffen mag worden aangenomen dat er voor de opzending naar Nederland een rigoureuze uitdunning en vernietiging heeft plaatsgevonden. Gebleken is dat voornamelijk stukken bewaard zijn die een krijgsgeschiedkundige waarde bezitten en/of gerubriceerd zijn. Bij het samenstellen van de oude inventaris zijn verder weinig archiefstukken vernietigd. Het betreft hier een afgerond archief.
Aanwijzing voor de gebruiker
Het archief is in het verleden veelvuldig geraadpleegd en als archiefbron in publicaties geannoteerd. Mede daarom is er voor gekozen om de laatst gevormde ingang op het archief te handhaven. Waar nodig werden de beschrijvingen van de omslagen en mappen om de inhoud beter te definiëren uitgebreid. Als concordantie zijn bij de nieuwe inventarisnummers, voor zover aanwezig, de oude bundel- en agendanummers vermeld. Verder is bij de inventaris een niet uitputtende indexlijst met onderwerpen opgenomen.
Het archief heeft een omvang van 18,3m.
Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië, Sectie Krijgsgeschiedenis, 1945 - 1949
De archiefbescheiden ontvangen bij de bovengenoemde sectie zijn op 2 maart 1950 per ss "Waterman" naar Nederland verscheept en in oktober 1957 bewerkt door een medewerker van het Archief KL, met als eindresultaat een plaatsingslijst. Na opheffing van deze sectie kwam het archief in 1961 in beheer van het CAD.
Het archief, 1945 - 1949 kent een eenduidige opbouw van rapporten en overzichten die waren aangeboden aan het HKGS en opgeborgen bij de Krijgsgeschiedkundige Sectie. Het aangetroffen archief is vrijwel compleet en "redelijk onderhouden".
De van het archief gemaakte plaatsinglijst was samengesteld uit de diverse afzonderlijke rapporten die afkomstig waren van onderdelen in Nederlands-Indië.
Deze rapporten bestonden voornamelijk uit:
  • Inlichtingsrapporten;
  • Operatierapporten van de onderdelen;
  • Overzichten van de order "staakt-het-vuren";
  • Overzichten politionele acties;
  • Politieke overzichten;
  • Overzicht en ontwikkeling van de toestand en door het HKGS zelf uitgegeven rapporten.
Vanwege de hoeveelheid binnengekomen archiefbescheiden is gekozen voor een inventaris waarin de rapporten en overzichten zoveel mogelijk op rubrieksgewijze indeling zijn beschreven. Deze rubrieken zijn primair geordend op afzender van de stukken. Wanneer inschrijfmiddelen in de vorm van agenda's van ingekomen en uitgaande stukken bewaard zijn gebleven, zijn, als gevolg van vernietiging en/of herordening, de daarin ingeschreven stukken echter niet allemaal in de inventaris terug te vinden. Er is bij de desbetreffende agenda's echter wel aangegeven in welke inventarisnummers de stukken zich zouden kunnen bevinden. Ook komt het voor dat alleen de inschrijfmiddelen zonder de daarbij behorende stukken aangetroffen zijn.
De opgenomen en beschreven archiefbescheiden zijn uiteindelijk in de fase van ompakken, conform de norm goede en geordende staat, een definitief en uniek inventarisnummer toegekend voor het Nationaal Archief.
Het archief heeft een omvang van 6m.
Kabinet van de Legercommandant in Nederlands-Indië, 1945 - 1950
In 1950 werden de voor Nederland bestemde stukken gebundeld en genummerd volgens onderwerp en jaar en verzonden naar het HKGS. Daar vond uitdunning en een vrij willekeurig gewijzigde herbundeling plaats. Er werden stukken uitgelicht ten behoeve van de Sectie Krijgsgeschiedenis van de Generale Staf. Van de verwijderde stukken werd geen aantekening bijgehouden. Door het veelvuldig ontbreken van registratiekenmerken is niet meer na te gaan welke archiefstukken uit het archief werden gelicht. Het archief werd uiteindelijk ondergebracht bij het Archief KL en bij de opheffing daarvan overgedragen aan het CAD.
Gezien de toestand waarin het archief werd aangetroffen, alsmede het ontbreken van ieder spoor van registratiebescheiden (agenda's enz.) en dienstaanwijzingen inzake de werkwijze van de administratie bij het Kabinet, heeft bij de eerdere bewerking van het archief een bundeling van archiefstukken volgens onderwerp plaatsgevonden. De huidige toegang is een inventaris die in 1958 door het Archief KL werd vervaardigd. Deze inventaris werd samengesteld zoals toentertijd bij de KL voorgeschreven was.
Aangenomen mag worden dat er voor opzending van het archief naar Nederland een rigoureuze uitdunning en vernietiging in Indonesië heeft plaatsgevonden.
Het archief heeft een omvang van 4m.
Netherlands Forces Intelligence Service/Centrale Militaire Inlichtingendienst (NEFIS/CMI) 1941 - 1949
Het in de inventaris beschreven deel is slechts een fractie van het NEFIS/CMI archief dat na de soevereiniteitsoverdracht naar Nederland kwam. Bij aankomst in Nederland heeft een afsplitsing plaatsgevonden waarbij de Ministeries van Oorlog en Marine archiefdelen kregen toegewezen die voor deze van belang waren. Het overige deel werd ondergebracht in beheer van het toenmalige Ministerie voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen en is reeds overgebracht naar het Nationaal Archief.
Een gedeelte van dit archief werd in 1957 bewerkt door een medewerker van het Archief KL en beschreven in een inventaris. In deze inventaris wordt gemeld dat er geen agenda's werden aangetroffen.
Geen melding wordt gemaakt van eventuele vernietiging van stukken, ook zijn er geen verklaringen van vernietiging aangetroffen.
In 1995 is nog een collectie archiefbescheiden bij het CAD ingeleverd. Deze inlevering was afkomstig van het Instituut Maritieme Historie (IMH) en behoort tot het archief. Hierin komt namelijk een groot aantal archiefbescheiden voor die door het eerste hoofd NEFIS zijn verzameld c.q. gevormd. De door het IMH gegeven "eigen" nummering en zoals mag worden aangenomen ordening van deze archiefbescheiden is in de nieuwe inventaris gehandhaafd. Bij de herbewerking van het archief werden de omschrijvingen en jaargangen van de oude inventaris zoveel mogelijk in stand gehouden.
Het archief heeft een omvang van 7m.
Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart van het KNIL, Kantoor Inlichtingen in Nederlands-Indië, (1938 - 1939) 1942 - 1950
Na de opheffing van de ML-KNIL werd het archief naar Nederland verscheept en ondergebracht bij het Archief KL en in 1961 bij de oprichting van het CAD aan die dienst overgedragen.
Het archief bestaat vrijwel uitsluitend uit inlichtingen- en geografische rapportages, die in eerste instantie tijdens de Tweede Wereldoorlog door de geallieerde bondgenoten werden vergaard en destijds bij het Kantoor Inlichtingen in Australië werden ontvangen. Zij zijn bewaard gebleven en na de oorlog meegenomen naar Nederlands-Indië, omdat deze veelal informatie bevatten omtrent dit gebied. Genoemde rapportages zijn in de Engelse taal gesteld. In tweede instantie betreft het hier (inlichtingen)rapportages, welke zijn uitgebracht in eigen beheer of ontvangen van zusterdiensten in de periode van de strijd tegen Indonesië.
De archiefbescheiden werden eind 1957 en begin 1958 bewerkt door een medewerker van het Archief KL en beschreven in een plaatsingslijst. Het archief is in 2002 opnieuw beschreven. Bij de laatste herbewerking is er geen concordantie gemaakt naar de oude plaatsingslijst aangezien het archief zeer weinig geraadpleegd is. De bestaande nummering werd vervangen door inventarisnummers.
Het archief is gerangschikt volgens onderstaand archiefschema:
  • Militaire Luchtvaart in Nederlands-Indië;
  • Geallieerde commando's;
  • Geallieerde landen;
  • Australië;
  • Nieuw Zeeland;
  • Verenigd Koninkrijk;
  • Verenigde Staten van Amerika.
Het archief heeft een omvang van 5,1 m.
Collectie verspreide archivalia van de strijdkrachten in Indonesië, speciaal Oost-Java, 1945 - 1949
Archiefdelen van onderdelen afkomstig uit Oost-Java werden achtereenvolgens op 19 december 1949 per ms Johan van Oldenbarneveldt en op 21 januari 1950 per ss Cheshire naar Nederland verscheept.
In Nederland zijn deze archiefdelen in beheer gekomen van het Archief KL en daar in 1958 bewerkt. Na opheffing van deze dienst kwam de collectie in 1961 bij het CAD. De archiefbescheiden zijn overeenkomstig de inventaris van 1958 gerubriceerd, waarbij de afzender is beschouwd als de vormer van de bescheiden. De archiefvormende organisatie van het archief is moeilijk te reconstrueren aangezien we niet over één archief spreken, maar over een verzameling van meerdere organisatieonderdelen. Op een enkele uitzondering na zijn alle stukken afkomstig van onderdelen welke in Oost-Java waren gelegerd, dus binnen het territorium van de A-Divisie (later Territoriaal Troepencommando Oost-Java). Mogelijke reden van opbouw van deze collectie is dat het hier voornamenlijk archiefbescheiden betreft inzake inlichtingen (Oost)-Java.
De inventaris uit 1958 omvat een chronologische lijst van behouden stukken, bundels of dossiers. Van het geheel werd een toegang gemaakt op basis van de organisatie. Globaal betreft het:
  1. Collectie Mariniersbrigade (incl. Veiligheidsdienst Mariniersbrigade);
  2. Collectie van het Hoofd Sectie Inlichtingen van de A-Divisie;
  3. Collectie Inlichtingendienst Oost-Java;
  4. Collectie oorlogsdagboeken van de Staf "7 December" Divisie tevens Territoriaal Commando West-Java.
Hierin werd een van-dag-tot-dag verslag bijgehouden van alle voorvallen van de betreffende onderdelen.(Deze dagboeken zijn overgebracht naar het archief commandant "7 December" Divisie).De collectie verspreide archivalia bevat verder foto's, stafkaarten, kranten(knipsels) en brochures. Een collectie oorlogsdagboeken is opgenomen in de inventaris van het archief van de commandant "7 December" Divisie.
Gezien de toestand waarin de collectie in 1958 door het Archief KL werd aangetroffen, wordt in de inleiding van de inventaris aangenomen dat vóór opzending hiervan naar Nederland een rigoureuze uitdunning en vernietiging van afgeronde archiefdelen had plaatsgevonden. Een reconstructie van genoemde afgeronde archiefdelen is niet mogelijk omdat registratuurmiddelen, zoals brievenboeken, e.d. ontbreken.
Het archief heeft een omvang van 8,6m.
Collectie archiefbescheiden van de Commandant "7 December" Divisie en de onder zijn bevel ressorterende onderdelen in Nederlands-Indië, 1945 - 1950
De collectie, met een omvang van 9,84 m, is op 5 februari 1950 per ss "Pasteur" verscheept naar Nederland en is verre van compleet. Ondanks een richtlijn van het Hoofdkwartier van de Adjudant-Generaal in Indonesië uit 1949 ( Hoofdkwartier Adjudant-Generaal in Indonesië, nr. 6300/III B dd 26 november 1949 Inv.nr. 4620 ) is maar door een beperkt aantal onderdelen van de "7 December" Divisie het archief bij de divisiecommandant ingeleverd. Voorts kwam uit de inleiding van de oude inventaris naar voren dat archieven die wel waren ingeleverd ongeordend waren opgestuurd. Archieven van verschillende onderdelen en jaargangen waren vermengd, zodat niet per onderdeel kon worden gewerkt en het vergelijken met agenda's niet mogelijk was. Een registratuurplan is ook niet aangetroffen. Wel zijn processen-verbaal van vernietiging van archiefbescheiden van zowel in Nederlands-Indië als in Nederland aanwezig.
De collectie werd in beheer overgedragen aan het Archief KL in 1954 en werd opgelegd in de Breestraat te Den Haag. Het werd vervolgens in 1956 weer overgedragen aan het Archief KL te Leiden waar het in bewerking werd genomen met als resultaat een voorlopige inventaris die gereed kwam in 1957.
Het archief is uiteindelijk bij de oprichting van het CAD in 1961 door die dienst overgenomen. De collectie bevatte niet alleen correspondentie die in de vorm van dossiers, stukken c.q. bundels waren aangeboden. Ook bevatte het inschrijfmiddelen in de vorm van agenda's en een klapper. De daarin ingeschreven stukken zijn, als gevolg van vernietiging en/of herordening, echter niet allemaal in de inventaris terug te vinden. Er is bij de desbetreffende agenda's echter wel aangegeven in welke inventarisnummers de stukken zich zouden kunnen bevinden. Ook komt het voor dat alleen de inschrijfmiddelen zonder de daarbij behorende stukken aangetroffen zijn.
Verder omvat de collectie een serie oorlogsdagboeken met daarbij een aantal bijlagen welke gediend hebben om het dagboek samen te stellen (h.o. actie-, operatieve en inlichtingenrapporten, patrouilleverslagen, korps- en onderdeelsgeschiedenissen en andere relevante stukken). Deze zijn afkomstig van de belangrijkste ondercommandanten die rechtstreeks ressorteren onder bovengenoemde commandant.
Bij de bewerking van het archief van de Stuurgroep optreden Nederlandse militairen in Nederlands-Indië, 1945 - 1950 ( Inventaris van de collectie inzake het regeringsonderzoek naar wandaden gepleegd in Nederlands-Indië, 1945-1949, 1969, inv. nr. 17. ) , werd een dagboek gevonden, opgemaakt door een sergeant die oppasser was van een vaandrig bij de Pantserafweergeschutscompagnie van 3-14 Regiment Infanterie. Van het dagboek is door een soldaat een afschrift gemaakt dat onvolledig is en veel spelfouten bevat. Omdat er al een oorlogsdagboek van 3-14 Regiment Infanterie aanwezig was, werd besloten dit dagboek
hierbij op te nemen.
Bij de inventarisatie is buiten de bovengenoemde collectie oorlogsdagboeken van de onderdelen ook de "collectie oorlogsdagboeken van de commandant zelf" geïntegreerd. Deze zijn afkomstig uit de "Collectie verspreide archivalia van de strijdkrachten in Indonesië, speciaal Oost-Java, 1945-1949". Van de collectie is al een inventaris voorhanden die als basis diende voor deze inventaris.
Gezien de bijzondere periode waarin de archieven zijn ontstaan, is in principe geen vernietiging toegepast. Er zijn evenwel nog wat personeelsstukken aangetroffen die volgens de selectielijst Militair Personeel en de Lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het Ministerie van Defensie in aanmerking kwamen voor vernietiging. Dubbelen waarop zich geen aantekeningen bevinden of die geen nadere informatie bevatten zijn ook ter vernietiging verwijderd.
Het archief heeft een omvang van 12,6m.
Staven van de T t/m Z-Brigade en de Staf Bataljon 2-13 Regiment Infanterie in Nederlands-Indië, [1945] 1946 - 1950
Het archief is na veel omzwervingen (verplaatsingen in verband met gevechtsacties) in Indonesië en de bootreis naar Nederland verspreidt over de archiefruimten van het Archief KL in Den Haag en Leiden aangekomen. Het Leidse deel werd ook in Den Haag ondergebracht. De archieven kwamen na het opheffen van het Archief KL in 1961 in beheer van het CAD.
Bij het archief van de T-Brigade is ook aangetroffen een archief van de Staf Bataljon 2-13 Regiment Infanterie. De ordening en verpakking is in de huidige bewerking ten opzichte van die van het Archief KL gehandhaafd.
Het overgebleven archief bestond alleen uit gerubriceerde stukken. Van het algemeen archief is niets aangetroffen en ook de agenda's ontbreken. De op de stukken aangetroffen nummering geeft aan dat men gebruik gemaakt heeft van het agendastelsel.
Het archief heeft een omvang van 5,5m.
Collectie onderdeelsverslagen in Nederlands-Indië, 1945 - 1950
Na overbrenging naar Nederland in beheer gekomen van het Archief KL en na de oprichting van het CAD daaraan overgedragen. Aangezien inschrijfmiddelen en een inventaris ontbraken is het archief daarom opnieuw in bewerking genomen. Indien er van een organisatieonderdeel al mappen gevormd waren is deze indeling zoveel mogelijk in tact gelaten. Wel is de volgorde van de mappen in de dozen soms gewijzigd. Ten eerste is er een tweedeling gemaakt tussen onderdelen behorende tot de KL en onderdelen behorende tot het KNIL. Verder is gekozen om de hiërarchieke volgorde van de organisatiestructuur als uitgangspunt te nemen. Dit houdt in eerst het hoofdkwartier, dan territoriaal- en troepencommando's, divisies, brigades en zo steeds verder afdalend in de organisatie.
Er dient nadrukkelijk op gewezen te worden dat ook in andere archieven of collecties archiefbescheiden kunnen voorkomen betreffende de hierboven genoemde onderdelen. Bij de bewerking zijn alleen stukken, zijnde dubbele exemplaren die geen aantekeningen bevatten, ter vernietiging uit het archief afgescheiden.
Primair is de collectie ontsloten op organisatiestructuur. Secundair is gekozen om de nummering die de onderdelen toegewezen kregen oplopend te plaatsen.
Bijvoorbeeld:
  • 1 Bataljon van het 1 Regiment Infanterie (1-1 RI);
  • 4 Bataljon van het 1 Regiment Infanterie (4-1 RI);
  • 5 Bataljon van het 1 Regiment Infanterie (5-1 RI);
  • 7 Compagnie Aan- en Afvoertroepen (7 Cie AAT);
  • 14 Compagnie Aan- en Afvoertroepen (14 Cie AAT);
  • 15 Compagnie Aan- en Afvoertroepen (15 Cie AAT).
Het archief heeft een omvang van 1,8m.
Bataljons behorende tot Regimenten Infanterie in Nederlands-Indië, 1945 - 1950
Het archief van de Inlichtingendienst van het 1-12 Regiment Infanterie is via een nalatenschap in 2001 aan het CAD overgedragen. Het archief van de Inlichtingen en Veiligheidsdienst (IVD) van het 3 Bataljon Garderegiment Prinses Irene is door een medewerker meegenomen naar Nederland en in 1991 overgedragen aan het museum van het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene. Het museum heeft gelijktijdig alle archieven betrekking hebbende op het Garderegiment Prinses Irene aan het CAD overgedragen.
De archiefbestanddelen van de Vormingsofficier Sociale Dienst (VOSD), 1-9 Regiment Infanterie en 3 Regiment Stoottroepen zijn na overbrenging naar Nederland in beheer gekomen van het Archief KL en na oprichten van het CAD daaraan overgedragen. Er dient nadrukkelijk op gewezen te worden dat ook in andere archieven of collecties archiefbescheiden kunnen voorkomen betreffende de hierboven genoemde onderdelen. Aangezien inschrijfmiddelen grotendeels ontbraken en een inventaris niet aanwezig was, zijn de archieven in deze bewerking herordend op onderwerp en datum. De archiefbestanddelen waarvan wel een inschrijfmiddel werd aangetroffen zijn in takt gelaten. Deze archiefbescheiden liggen op volgorde van inschrijving, dit betreft de archiefbescheiden van het 1-9 Regiment Infanterie Friesland en 3 Regiment Stoottroepen.
Bij de bewerking zijn slechts dubbele exemplaren die geen aantekeningen bevatten ter vernietiging uit het archief afgescheiden.
Het archief heeft een omvang van 1,1m.
Compagnieën Aan- en Afvoertroepen (AAT), 1945 - 1950
De AAT was verantwoordelijk voor het transport van alle mogelijke verplegingsartikelen, benzine, olie en smeermiddelen, wapens en munitie, het verplaatsen van grote troepeneenheden en zelfs het transport van gewonden vervoeren. De AAT verzorgde het transport van de depots, de opslagplaatsen tot aan de troepen in de voorste lijn.
Nadat de archieven naar Nederland waren verscheept zijn deze in beheer gekomen van het Archief KL en na oprichting van het CAD overgedragen aan deze dienst. Bij de compagnieën werden de inkomende en uitgaande stukken ingeschreven in brievenboeken. Voor de inschrijving werd gebruik gemaakt van een indeling naar rubrieken. Deze indeling was naar Engels voorbeeld en is van Nederlandse zijde naar behoefte verder onderverdeeld. Er werd gebruik gemaakt van een letterindeling welke gevolgd werd door een driecijferig getal. Deze grondslag voor de rangschikking van de correspondentie is bij een aantal compagnieën niet juist toegepast en daarom niet gehandhaafd bij de laatste inventarisatie.
Van de inschrijfmiddelen in de vorm van agenda's van ingekomen en uitgaande stukken die bewaard zijn gebleven, zijn, als gevolg van vernietiging en/of herordening, de daarin ingeschreven stukken echter niet allemaal in de inventaris terug te vinden. Ook komt het voor dat alleen de inschrijfmiddelen zonder de daarbij behorende stukken aangetroffen zijn.
Een klein deel van de archiefstukken behorende tot deze archieven werd in Nederland gevormd. Dit betreft de oprichting van compagnieën in Nederland met het doel om naar Nederlands-Indië te worden uitgezonden en de voorbereiding voor het vertrek. Deze stukken zijn mede daarom bij de desbetreffende archieven gehouden.
In de inventaris is als primaire indeling gekozen voor het compagnienummer van de AAT. Als secundaire indeling is een herschreven rubrieksindeling gebruikt, waarbij er tertiair voor gekozen is om de stukken per rubriek chronologisch in te delen. Niet alle compagnieën kwamen in aanmerking voor de hiervoor genoemde rubrieksindeling omdat deze te klein in omvang zijn. Ook zijn niet geregistreerde stukken aangetroffen, daar waar mogelijk is zijn deze ook bij de desbetreffende rubrieken ingedeeld.
In de Collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië zijn ook nog gegevens voorhanden betreffende de verschillende AAT-compagnieën. Zie hiervoor o.a. de collectie onderdeelsverslagen in Nederlands-Indië en het archief van de commandant "7 December" Divisie.
Gezien de omvang van de verschillende archieven mag aangenomen worden dat voor opzending naar Nederland een rigoureuze uitdunning en vernietiging van archiefdelen heeft plaatsgevonden. Van een aantal compagnieën AAT is geen archief aangetroffen. Het betreft hier voornamelijk de AAT-compagnieën van het KNIL. Bij de inventarisatie zijn gezien de bijzondere periode waarin de archieven gevormd zijn alleen routinematige personeelsstukken volgens het Basis Selectie Document van het Ministerie van Defensie beleidsterrein militair personeel, alsmede stukken op basis van de Lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het Ministerie van Defensie, verwijderd. Verder zijn slechts dubbelen verwijderd voor zover zij geen aantekeningen bevatten.
Het archief heeft een omvang van 9,8m.
6, 10 en 14 Genie Veldcompagnie Indië, 1947 - 1950
Na repatriëring naar Nederland werden de resterende archiefbescheiden ingeleverd bij het Archief KL en in 1961 bij het oprichten van het CAD door die dienst overgenomen. Ingevolge de opdracht van de Legercommandant werden de archieven geschoond voordat deze werden verscheept.
Er zijn geen inschrijfmiddelen aangetroffen. Uit de afschriften van uitgaande brieven is vast te stellen dat deze werden voorzien van een nummer. Er vond dus registratie plaats. Er werden geen stukken vernietigd. De stukken zijn per archieforgaan beschreven en genummerd.
Het archief heeft een omvang van 0,6m.
Korps Militaire Politie/Koninklijke Marechaussee KNIL, 1947 - 1951
Niet bekend is wanneer het archief in Nederland is aangekomen. Het archief werd opgenomen in het Archief KL en in 1961 bij de oprichting van het CAD door die dienst overgenomen. Door het ontbreken van een ordening zijn de archiefbescheiden chronologisch afgesteld. Ze zijn beschreven en voorzien van een inventarisnummer.
Voor praktisch gebruik werden de processen-verbaal van ongeval, toen het archief nog in beheer was van het Archief KL, genummerd en voorzien van een naamindex. Deze ordening is in deze inventaris gehandhaafd. De index op persoonsnaam is opgenomen in de inventaris als bijlage 1. Bij een aantal processen-verbaal zijn foto's aangetroffen. Deze zijn apart verpakt in four-flaps en bij de desbetreffende archiefbescheiden gelaten omdat zij daar deel van uitmaken. Naast enige dubbelen werden slechts stukken inzake misdragingen van militairen vallende onder de handeling van de selectielijst Militair Personeel, Staatscourant 13-12-2000 nr. 242, handeling nr. 88, afgezonderd ter vernietiging (34 centimeter).
Voor de overbrenging naar Nederland heeft ingevolge de voorschriften een vernietiging van een groot deel van het archief plaatsgevonden. Voor de daadwerkelijk uitvoering hiervan wordt verwezen naar het boek "Tjampoer Marechéplisie" ( Arie J. van Veen, Tjampoer Marechéplisie, 1945-1951 (Amsterdam, 1991), Blz. 102 ) .
Het archief heeft een omvang van 2,0m.
Hoofdkwartier Adjudant-Generaal in Indonesië, 1945 - 1952
Bij telegram nr. 1307/Kab uit 1949 van de Legercommandant werd in Indonesië nadere instructies uitgevaardigd hoe te handelen met de archieven bij de nadere soevereiniteitsoverdracht. Hierin werd gesteld dat de archieven werden gesplitst in wat wel en wat niet werd overgedragen aan de Republiek Indonesia Serikat (RIS). Ook stond hierin vermeld welke archieven moesten worden meegenomen naar Nederland en welke delen van de archieven moesten worden vernietigd in Indonesië.
In de loop der tijden is een aantal delen van archieven uit Indonesië naar Nederland gezonden.
In 1963 is door een medewerker van het CAD een inventaris c.q. plaatsingslijst gemaakt van de algemene archieven behorende tot de Assistent Adjudant-Generaal III/A in Nederlands-Indië. In 1975 zijn de persoonsdossiers met betrekking tot gewonden, gesneuvelden en of overleden, registers overleden militairen, vermisten en of gedeserteerden, overgedragen aan het Bureau Registratie en Informatie Ontslagen Personeel (BRIOP) te Kerkrade. Deze archiefbescheiden zijn in het voorjaar van 2003 weer teruggeplaatst bij het CAD (13 m). In 1989 is 4,1m afschriften van telegrammen vernietigd.
Het gerubriceerd archief waarvan een plaatsingslijst per doos werd aangetroffen, voldoet niet meer aan de eisen van tegenwoordig zodat deze is komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is een beschrijvende inventaris vervaardigd. Tevens bleek na vooronderzoek dat het hier om meerdere archieven gaat. Een aantal van deze archieven is mogelijk in Nederland vermengd met het archief van de AAG III/A, want aangetroffen zijn archieven die in Nederland gevormd zijn. Deze archieven zijn vervreemd uit het archief en teruggeplaatst bij de oorspronkelijke archiefvormer.
Tijdens de inventarisatie werd, voor zover nodig dan wel mogelijk, de oude ordening hersteld, met name die van de stukken welke zijn afgedaan op rubriek.
Bij de bewerking in 2003 werden in totaal 15,63 m archiefbescheiden vernietigd. Dit betreft hoofdzakelijk dubbelen en van het beleidsterrein Militair Personeel de handeling nrs. 31, 34, 42 - 43, 47 51, 54, 59 en 89. Dit is inclusief de 4,10 m welke vernietiging in 1989 plaats vond. Uit het gerubriceerde gedeelte (30,48 m) is ingevolge de Selectielijst op het beleidsterrein Militair Personeel vernietigd.
Medio maart 2003 zijn de series persoonsdossiers weer teruggebracht naar het CAD. Van deze series is één serie gevormd op naam. ( Zie inv.nr. 4157-4406. )
Omdat de eerder genoemde plaatsingslijst van het algemene archief uit 1963 niet volledig was en niet voldoet aan de eisen gesteld door het Nationaal Archief is besloten om deze aan te passen.
De verzameling van gerubriceerde en niet gerubriceerde archiefbescheiden bleek documenten van twee archiefvormers te bevatten: de (Staf van de) Adjudant-Generaal en, Personeelszaken KL (III/A). Inventarisnummers 4559-4586 zijn vervallen in verband met het ompakken van het kaartsysteem in een ander formaat dozen.
Van de inschrijfmiddelen in de vorm van agenda's van ingekomen en uitgaande stukken die bewaard zijn gebleven, zijn, als gevolg van vernietiging en/of herordening, de daarin ingeschreven stukken echter niet allemaal in de inventaris terug te vinden. Het komt voor dat alleen de inschrijfmiddelen zonder de daarbij behorende stukken aangetroffen zijn. Zie onderstaande aanwijzing voor verdere uitleg over het gebruik van de agenda's.
Aanwijzing voor de gebruiker:
Voor het opvragen van stukken van de administratieve staf van de KL in Nederlands-Indië (Inventarisnummer 4013), dienen de agenda's (Inventarisnummers 4011 en 4012) opgevraagd en geraadpleegd te worden. Van de inkomende stukken werd het inschrijfnummer voorafgegaan van de letters IG en later met blauw ingeschreven en de uitgaande brieven voorafgegaan met de letters UG en later met rood ingeschreven.
Voor het opvragen van stukken van de Adjudant-Generaal, dienen de inventarisnummers 4017-4020 opgevraagd te worden. Deze agenda's geven de toegang op dit archief waarbij de afdoening van het stuk gerangschikt is op het rubriekenstelsel. Een opgave van de rubrieken vindt men in inventarisnummer 4017. Ook de inventarisnummers 4021-4047 zijn op dit rubriekenstelsel gerangschikt.
Voorbeeld: men zoekt iets over de legerorganisatie in Nederlands-Indië. Dit blijkt rubriek XIII te zijn. Vervolgens kijkt men in de inventaris naar rubriek XIII (inventarisnummers 4021-4047) en het daaraan gekoppelde inventarisnummer. Hieruit blijkt dat het hier om twee inventarisnummers gaat. Vraag deze nummers op.
Via bovenvermelde manier kan men ook in de overige subrubrieken met behulp van de agenda's stukken vinden in de ingekomen en uitgaande stukken
Voorbeeld 2: voor het zoeken binnen de ingekomen en uitgaande stukken van de secretarie van het Hoofdkwartier van de Adjudant-Generaal, Compagnie Batavia (rubriek 14.5), dient men eerst de agenda (inventarisnummer 4049) op te vragen en te raadplegen. Op basis van het nummer dat hier gevonden wordt kijkt men bij de inventarisnummers 4050-4054. Voor bijvoorbeeld nummer 180 vraagt men inventarisnummer 4051 op.
Voor het opzoeken van een naam, bijv. Raebel, M raadpleegt men de Persoonsindex (inventarisnummers 4548-4558). Op dit kaartje staat een omschrijving van een voordracht voor een Koninklijke Onderscheiding. Dit is ingeschreven volgens nr. 2813G, onder het jaar 1948. Kijk nu onder welk inventarisnummer nr. 2813G is geplaatst en vraag dit nummer op. In dit geval blijkt dat inventarisnummer 4476 te zijn.
Inventarisnummers 4424-4427 is een kaartsysteem waar de stukken zijn ingeschreven op autoriteit en op onderwerp. Alleen inventarisnummer 4427 is een kaartsysteem waar de stukken zijn ingeschreven op code en onderwerp. Er is een opsomming van deze code opgenomen in de inventaris.
Het archief heeft een omvang van 35m.
Afwikkelingscommando in Indonesië, 1950 - 1951
Het archief werd na opheffing overgedragen aan het Archief KL. Na opheffing van deze dienst kwam het in 1961 in beheer van het CAD.
Omdat de commandant Afwikkelingscommando als hoogste Nederlandse Legerautoriteit in Indonesië de troepen van de KL in Indonesië vertegenwoordigde (dubbelfunctie) bevat het archief niet alleen correspondentie van het Afwikkelingscommando, maar ook van het Commando Nederlandse Rayons in Indonesië, die in de vorm van stukken, dossiers c.q. bundels, aangeboden waren. De materiële toestand van het resterende archief is redelijk.
Van het archief was een plaatsinglijst voorhanden die als basis heeft gediend voor de inventaris. De opgenomen en beschreven archiefbescheiden kregen uiteindelijk in de fase van ompakken en conform de norm goede en geordende staat een definitief en uniek inventarisnummer.
Het archief heeft een omvang van 0,7m.
Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart, Kantoor Personeel, 1945 - 1949
Na de opheffing van de ML-KNIL werd het archief naar Nederland verscheept en ondergebracht bij het Archief KL en in 1961 bij de oprichting van het CAD aan die dienst overgedragen. Door het ontbreken van de brievenboeken is het moeilijk te reconstrueren op welke manier de administratie destijds de post registreerde en het archief vormde. Waarschijnlijk werden de stukken op onderwerp in het archief opgelegd. Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van overdracht niet meer na te gaan hoe en/of wanneer het archief bij het CAD of haar voorganger is binnen gekomen.
Voor de overbrenging naar Nederland heeft waarschijnlijk ingevolge de voorschriften een vernietiging van archiefstukken plaatsgevonden.
Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van vernietiging is het niet meer na te gaan hoe groot het oorspronkelijke bestand moet zijn geweest of hoe de samenstelling ervan was.
Bij de laatste bewerking zijn de archiefbescheiden op datum gelegd en hebben een inventarisnummer gekregen. En er zijn ingevolge de Selectielijst Militair Personeel, handeling nrs. 31, 34, 36, 43 en 54 en de lijst van te vernietigen archiefbescheiden Ministerie van Defensie, hoofdstuk algemeen nr. 1 - 4, hoofdstuk 6200 nrs. 5, 56 en 82, archiefstukken voor vernietiging afgescheiden van het archief. Aangetroffen dubbelen waarop zich geen aantekeningen bevonden zijn ook verwijderd.
Het archief heeft een omvang van 0,2m.
Hoofd van de Militaire Geneeskundige Dienst te Batavia, 1948 - 1949
Het ingeleverde archief is beperkt in omvang en omvat enkele rapporten en verslagen over de jaren 1948 - 1949 betreffende de geneeskundige verzorging van militairen.
Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van vernietiging is het niet meer na te gaan hoe groot het oorspronkelijke bestand moet zijn geweest of hoe de samenstelling ervan was. Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van overdracht niet meer na te gaan hoe en/of wanneer het archief bij het CAD of haar voorganger is binnen gekomen.
Op de archiefbescheiden komen inboekstempels voor met een oplopend nummer voorzien van de letterserie D.
Het archief heeft een omvang van 0,2m.
Subsistentenbataljon KL, 1946 - 1951
Het Subsistentenbataljon KL was verantwoordelijk voor de repatriëring van troepenonderdelen en individuele militairen. Wanneer individuele of groepen militairen van een onderdeel in Nederlands-Indië weer terug naar Nederland gingen, werden zij overgeplaatst naar dit bataljon. Het bataljon regelde voor de hierin tijdelijk ondergebrachte miltairen de demobilisatie, de legering en verzorging totdat zij in Nederland naar een onder onderdeel overgingen of de dient zouden verlaten.
Het archief werd na verscheping ingeleverd bij het Archief KL. Nadat het archief bij het CAD in beheer kwam heeft er geen bewerking plaatsgevonden.
Er zijn inschrijfmiddelen aanwezig en er bevinden zich voornamelijk gerubriceerde stukken in dit archief. De stukken werden op nummer ingeschreven en voorzien van een lettercode zoals de G van geheim en GP voor geheim persoonlijk.
Van de inschrijfmiddelen in de vorm van brievenboeken die bewaard zijn gebleven, zijn, als gevolg van vernietiging en/of herordening, de daarin ingeschreven stukken echter niet allemaal in de inventaris terug te vinden. Ook komt het voor dat alleen de inschrijfmiddelen zonder de daarbij behorende stukken aangetroffen zijn. Naast de brievenboeken zijn ook de alfabetische registers bewaard gebleven.
Het archief is niet compleet. In Indonesië zullen op basis van de eerder genoemde instructie van de Legercommandant archiefbescheiden zijn vernietigd.
Routinematige personeelsstukken zijn bij de laatste inventarisatie vernietigd volgens het Basis Selectie Document van het Ministerie van Defensie/Selectielijst beleidsterrein Militair Personeel.
Het archief heeft een omvang van 0,8m.
Persoonlijk archief van reserve luitenant-kolonel mr. J.F. Scheers, 1946 - 1948, 1952 - 1957 [1960]
Mr. J.F. Scheers was als tweede luitenant bij het Wapen der Infanterie op 1 januari 1937 ingedeeld bij het 1 Regiment Wielrijders. Na de bevrijding van Nederland heeft hij zich in juni 1945 vrijwillig gemeld om in de strijd tegen Japan te worden ingezet. Hij vertrok op 26 april 1946 naar Nederlands-Indië waar hij op 18 juni 1946 aankwam en compagniescommandant bij het 9 Bataljon van het Regiment Stoottroepen was. Later werd hij plaatsvervangend commandant van 2-7 Regiment Infanterie van de B-Divisie. In die hoedanigheid nam hij deel aan vele zuiveringsacties, evenals aan de 1e Politionele Actie in juli 1947 en de zuiveringsacties daarna.
Vanaf 15 juli 1948 werd hij commandant van 1-15 Regiment Infanterie. Met dit bataljon werd hij ingezet bij de 2e Politionele Actie in december 1948. Het bataljon werd ingezet voor luchtlandingsoperaties bij Djokjakarta met als eerste doel de bezetting en zuivering van de hoofdstad van de republiek. Tevens werd hij op 4 mei 1948 beëdigd tot president bij het Bijzondere Krijgsgerecht voor het legeringsgebied van de T-Brigade.
In 1949 keerde mr. J.F. Scheers terug naar Nederland en bleef als reserveofficier tot 1 oktober 1960 in dienst.
Over de geschiedenis van dit persoonlijk archief is niets bekend. Hoe en wanneer het archief bij het CAD is terechtgekomen is onduidelijk, er is geen verklaring van overdracht aanwezig. Het archief was nog niet eerder in bewerking geweest.
Het archief bestaat voornamelijk uit door mr. J.F. Scheers persoonlijk verzamelde ongeregistreerde stukken, foto's, krantenknipsels en landkaarten. Het grootste gedeelte van het archief betreft de Indië-periode, het overige betreft correspondentie over het samenstellen van het herdenkingsalbum "Djokjakarta".
Uit het archief werden geen stukken ter vernietiging verwijderd.
Het archief heeft een omvang van 0,4m.
Kwartiermeester-Generaal/Territorium Nieuw-Guinea, 1949
Na overbrenging naar Nederland is het archief in beheer gekomen van het Archief KL en na oprichten van het CAD daaraan overgedragen. Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van overdracht niet meer na te gaan hoe en/of wanneer het archief bij het CAD of haar voorganger is binnen gekomen.
In het archief bevindt zich een geparafeerd memo waarin een functionaris aangeeft een speciale bundel Nieuw-Guinea aan te leggen om zodoende alles bijeen te hebben ongeacht welk kantoor ze heeft uitgegeven. Het is dus een verzamelmap betreffende het territorium Nieuw-Guinea geworden.
In het stuk DLMD nr. 1117U zeer geheim/persoonlijk van 16 december 1949, aangetroffen in het archief van de Legermaterieeldienst, wordt in punt 4 melding gemaakt dat archief Nieuw-Guinea apart geregistreerd en gearchiveerd en naar Nederland dient te worden opgezonden. Er dient nadrukkelijk op gewezen te worden dat ook in andere archieven of collecties archiefbescheiden kunnen voorkomen betreffende het hier bovengenoemde onderdeel.
Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van vernietiging is het niet meer na te gaan hoe groot het oorspronkelijke bestand moet zijn geweest of hoe de samenstelling ervan was.
Aangezien inschrijfmiddelen en een inventaris ontbraken is het archief daarom opnieuw in bewerking genomen en herordend op onderwerp en datum. Bij de bewerking zijn alleen de dubbele exemplaren die geen aantekeningen bevatten ter vernietiging uit het archief afgescheiden.
Het archief heeft een omvang van 0,12m.
Kwartiermeester-Generaal/Legermaterieeldienst, 1947 - 1950
Na overbrenging naar Nederland is het archief in beheer gekomen van het Archief KL en na oprichten van het CAD daarvan overgedragen. Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van overdracht niet meer na te gaan hoe en/of wanneer het archief bij het CAD of haar voorganger is binnen gekomen.
Door het eveneens ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van vernietiging is het niet meer na te gaan hoe groot het oorspronkelijke bestand moet zijn geweest of hoe de samenstelling ervan was.
Aangezien inschrijfmiddelen en een inventaris ontbraken is het archief daarom opnieuw in bewerking genomen en herordend op datum. Bij de bewerking zijn alle dubbele exemplaren die geen aantekeningen bevatten ter vernietiging uit het archief afgescheiden.
Het archief heeft een omvang van 0,4m.
Kwartiermeester-Generaal/Assistent Directeur Legermaterieeldienst - 3, [1947] 1949
Na overbrenging naar Nederland is het archief van de ADLMD-3 in beheer gekomen van het Archief KL en na oprichten van het CAD daaraan overgedragen. Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van overdracht niet meer na te gaan hoe en/of wanneer het archief bij het CAD of haar voorganger is binnen gekomen.
Door het eveneens ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van vernietiging is het niet meer na te gaan hoe groot het oorspronkelijke bestand moet zijn geweest of hoe de samenstelling ervan was.
De aanwezige stukken hebben allen betrekking op Nederlands Nieuw-Guinea. In het stuk DLMD nr. 1117U zeer geheim/persoonlijk van 16 maart 1949, aangetroffen in het archief van de Legermaterieeldienst, wordt in punt 4 melding gemaakt dat archief Nieuw-Guinea apart geregistreerd en gearchiveerd en naar Nederland dient te worden opgezonden. Op de achterzijde van een lastgeving tot verstrekking staat de tekst van een telegram geschreven waarop eveneens melding wordt gemaakt van gescheiden oplegging van stukken aangaande Nieuw-Guinea.
Er dient nadrukkelijk op gewezen te worden dat ook in andere archieven of collecties archiefbescheiden kunnen voorkomen betreffende het hierboven genoemde onderdeel.
Van het ADLMD-1, -2, -4 en -5 zijn geen archiefbescheiden aangetroffen.
Bij de bewerking zijn alleen dubbele exemplaren die geen aantekeningen bevatten, ter vernietiging uit het archief afgescheiden.
Het archief heeft een omvang van 0,12m.
Commissie van Proefneming (CvP) in Nederlands-Indië, 1946 - 1950
Het betreft hier een commissie die belast was met welke van belang konden zijn voor defensie. Ook werd er getest op de omstandigheden die zich in de tropen voordeden.
De CvP had onder andere tot taak het beproeven van bewapeningsmateriaal en het oplossen van ballistische problemen en het verzamelen en in tafels of grafieken vastleggen van ballistische gegevens voor alle wapen- en munitiesoorten in gebruik bij het KNIL en de Koninklijke Landmacht (KL) in Nederlands-Indië. De commissie werd mede gevraagd om onderzoek te doen naar ter plaatse ondervonden moeilijkheden bij het gebruik van buitgemaakte en overgenomen wapening en munitiën van Japanse en geallieerde bondgenoten.
In mei 1950 werd een aantal bundelsgewijs gevormde archiefstukken overgedragen aan de RIS-instantie Komisi Penjelidik Dan Pertjobaan Tehnik. De overdracht van goederen en overgave diensten wordt nader uitgelicht bij richtlijn letter B ( Zie inv.nr. 252 bundelnr. 82071 d.d. 12 jan 1950 ) houdende het plan van overdracht van de bij het KNIL in gebruik zijnde roerende en onroerende goederen alsmede van de overgave van de Diensten van het KNIL.
Het resterende deel van het archief is naar Nederland verscheept en in eerste instantie ondergebracht bij de Nederlandse Commissie van Proefneming. Het totale archief van de commissie is in 2002 overgebracht naar het CAD. Het deel Nederlands-Indië is daarvan weer afgescheiden en opgenomen in de collectie "Collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië".
De stukken in het archief zijn geregistreerd volgens een door de CVP gehanteerde code. Alle voorkomende onderwerpen kregen een bundelnummer. Dit bestond uit vier cijfers en werd gevolgd door een vijfde cijfer om een onderverdeling te kunnen maken binnen het onderwerp. Deze code, die het archief redelijk goed toegankelijk maakt is intact gelaten.
Aanwijzing voor de gebruiker
In hoofdstuk 23.3 is een opsomming van de gebruikte codes en de daarbij behorende bundelomschrijving opgenomen. Zoekt men bijvoorbeeld iets over een geweermitrailleur dan blijkt dat nummer 22030 te zijn. Het vijfde cijfer van het bundelnummer geeft de onderverdeling aan. In dit geval is bundelnummer 22030, het type Johnson en het bundelnummer 22031 betreft het type Madson geweermitrailleur. Met het bijbehorende inventarisnummer kunnen de stukken opgevraagd worden.
Het archief heeft een omvang van 1,7 m.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Onderzoek toonde aan dat bij het Bureau Centraal Archievendepot (BCAD) van het Defensie, Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum een aantal archieven aanwezig was die door militaire instanties/onderdelen gevormd waren in het voormalige Nederlands-Indië. In overleg met het Nationaal Archief is besloten om deze in de "Collectie archieven Strijdkrachten in Nederlands-Indië, (1938-1939) 1941-1957 [1960]" samen te brengen, te inventariseren en over te dragen aan het Nationaal Archief.
Het betreft hier de volgende archieven:
Beleidsterrein Operatiën:
  • Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië, 1945 - 1950;
  • Hoofdkwartier van de Generale Staf in Nederlands-Indië, Sectie Krijgsgeschiedenis, 1945 - 1949;
  • Kabinet van de Legercommandant in Nederlands-Indië, 1945 - 1950;
  • Netherlands Forces Intelligence Service/Centrale Militaire Inlichtingendienst, 1941 - 1949;
  • Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart van het KNIL, Kantoor Inlichtingen in Nederlands-Indië, (1938-1939) 1942 - 1950;
  • Collectie verspreide archivalia van de strijdkrachten in Indonesië, speciaal Oost-Java, 1945 - 1949;
  • Collectie archiefbescheiden van de Commandant "7 December" Divisie en de onder zijn bevel ressorterende onderdelen in Nederlands-Indië, 1945 - 1950;
  • Staven van de T t/m Z-Brigade en de Staf Bataljon 2-13 Regiment Infanterie in Nederlands-Indië, [1945] 1946 - 1950;
  • Collectie onderdeelsverslagen in Nederlands-Indië, 1945 - 1950;
  • Bataljons behorende tot Regimenten Infanterie in Nederlands-Indië, 1945 - 1950;
  • Compagnieën Aan- en Afvoertroepen, 1945 - 1950;
  • 6, 10 en 14 Genie Veldcompagnie Indië, 1947 - 1950.
Beleidsterrein Personeel:
  • Korps Militaire Politie/Koninklijke Marechaussee KNIL, 1947 - 1951;
  • Hoofdkwartier Adjudant-Generaal in Indonesië, 1945 - 1952;
  • Afwikkelingscommando in Indonesië, 1950 - 1951;
  • Hoofdkwartier Militaire Luchtvaart, Kantoor Personeel, 1945 - 1949;
  • Hoofd van de Militaire Geneeskundige Dienst te Batavia, 1948 - 1949;
  • Subsistentenbataljon, 1946 - 1951;
  • Persoonlijk archief van reserve luitenant-kolonel mr. J.F. Scheers, 1946 - 1948, 1952 - 1957 [1960].
Beleidsterrein Materieel:
  • Kwartiermeester-Generaal/Territorium Nieuw-Guinea, 1949;
  • Kwartiermeester-Generaal/Legermaterieeldienst, 1947 - 1950;
  • Kwartiermeester-Generaal/Assistent Directeur Leger Materieeldienst - 3, [1947] 1949;
  • Commissie van Proefneming in Nederlands-Indië, 1946 - 1950.
Het totaal van de collectie heeft een omvang van 125m.
Selectie en vernietiging
Gezien de bijzondere periode voor de Vaderlandse geschiedenis is zeer terughoudend opgetreden in het toepassen van de volgens de selectielijsten aangegeven vernietigingstermijnen. Alleen bij een klein aantal archieven op personeelsgebied heeft vernietiging op beperkte schaal plaatsgevonden. Verder zijn er alleen dubbelen verwijderd waarop zich geen aantekeningen bevonden.
Verantwoording van de bewerking De diversiteit van de verschillende archieven heeft er in eerste instantie toe geleid dat deze primair ingedeeld zijn naar de beleidsterreinen operatiën, personeel en materieel. De toegankelijkheid van de archieven is zeer uiteenlopend van aard. Een aantal had reeds eerder bewerkingen ondergaan, anderen waren nauwelijks toegankelijk. Gebleken is dat een groot aantal archieven niet compleet is. De oorzaak hiervan ligt waarschijnlijk in de toentertijd geldende beschikkingen welke waren uitgevaardigd door de Legercommandant in Nederlands-Indië ( Kabinet van de Legercommandant, Telegrammen Legercommandant met nrs. 1307/Kab/z zeer geheim van 14-11-1949 en 1393/Kab/p zeer geheim van 26-11-1949, Inv. 1411 ) . In deze beschikkingen stond aangegeven welke archiefstukken vernietigd of naar Nederland verscheept moesten worden.
De indruk is ontstaan dat de voorschriften niet altijd op de juiste wijze zijn geïnterpreteerd door de commandanten van de eenheden. Door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van vernietiging is het niet meer na te gaan door wie, wanneer en hoeveel er in voorgaande perioden is vernietigd. Mede hierdoor is de omvang van de verschillende archieven erg verschillend. Het is daarom ook niet aan te geven hoe groot het oorspronkelijke bestand moet zijn geweest en/of waarom juist veel of weing bescheiden bewaard zijn gebleven.
Hetzelfde geldt voor de samenstelling van een aantal archieven. Het is door het ontbreken van processen-verbaal en/of verklaringen van overdracht niet meer na te gaan hoe en/of wanneer archieven bij het CAD of haar voorganger zijn binnen gekomen. Ook is hierdoor niet na te gaan waarom bepaalde archieven bij andere archieven gedeponeerd zijn. Bij deze laatste inventarisatie is besloten deze archieven daar te laten waar zij zijn aangetroffen.
Van een aantal archieven zijn inschrijfmiddelen in de vorm van agenda's van ingekomen en uitgaande stukken bewaard gebleven. De daarin ingeschreven stukken zijn echter niet allemaal in de daar aangegeven volgorde in de inventaris terug te vinden. De reden hiervan is dat sommige archieven herordend of gedeeltelijk vernietigd zijn. Er is bij de desbetreffende agenda's wel aangegeven in welke inventarisnummers de stukken zich zouden kunnen bevinden. Een enkele keer komt het voor dat van een archief alleen de inschrijfmiddelen zonder de daarbij behorende stukken aangetroffen zijn. Bij de beschrijving van de verschillende onderdelen van de collectie wordt hier nader op ingegaan. Ook is bij sommige onderdelen een aanwijzing voor de gebruiker opgenomen.
Verder is van een aantal archieven na aankomst in Nederland een plaatsingslijst of inventaris gemaakt. Voor zover deze niet voldoen aan de huidige maatstaven zijn deze archieven opnieuw ontsloten en geïnventariseerd.
De eindbewerking is verricht door L.C. Beijersbergen van Henegouwen, N.C. Bekker, D. Bentum, R. van den Bos, J.W. van Doorn, J.C.D. de l'Ecluse, E.A. van Heugten, J. Rijpstra, E.A.F.L. Smits, T.H. Turk, R. van Velden, R.M.E Verdonk en E.A. Wolse

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (B).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Strijdkrachten in Nederlands-Indië, nummer toegang 2.13.132, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Strijdkrachten Ned.-Indië, 2.13.132, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Verwante archieven
Een aantal archieven welke een aanrakingsvlak hebben met de collectie strijdkrachten in Nederlands-Indië zijn reeds overgebracht naar het Nationaal Archief. Het betreft hier o.a. het archief van de BSO, Commandant Zeemacht in Nederlands-Indië (CZMNI), Marinecommandant Australië (MCA) en de Nederlandse Militaire Missie in Indonesië (NMMI). Het archief van de Mariniersbrigade is niet in dit project opgenomen omdat in overleg met het Nationaal Archief dit archief geïnventariseerd wordt bij de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) in Winschoten. Ook dit archief wordt na inventarisatie overgebracht naar het Nationaal Archief. Verder beheert het Nederlands Instituut voor Militaire Historie in Den Haag een unieke militair-historische collectie.

Bijlagen

Archiefbestanddelen