Terug naar zoekresultaten

2.21.183.02 Inventaris van het archief van mr. J.R.M. van Angeren [levensjaren 1894-1959], 1940-1955

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.21.183.02
Inventaris van het archief van mr. J.R.M. van Angeren [levensjaren 1894-1959], 1940-1955

Auteur

J.A.A. Bervoets

Versie

22-03-2017

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1982 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Collectie 330 J.R.M. van Angeren
Angeren, van

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1940-1955

Archiefbloknummer

C24518

Omvang

; 42 inventarisnummer(s) 0,40 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het. Een enkel stuk is in hetgesteld.
Nederlands
Engels

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Mr. J.R.M. van Angeren [levensjaren
, , 1894-1959]

Samenvatting van de inhoud van het archief

Mr. J.R.M. van Angeren (1894-1959) werkte vanaf 1921 op het ministerie van Justitie. In 1937 werd hij Secretaris-Generaal (SG). In die functie was hij verantwoordelijk voor het toezicht op Duitse staatsburgers in Nederland, Duitse spionage en politieke infiltratie. Als enige SG vergezelde hij de Nederlandse regering op 13-14 mei 1940 naar Londen. Daar speelde hij een belangrijke rol bij de totstandkoming van de oorlogswetgeving. Op 24 februari 1942 werd hij minister van Justitie. Hij hield zich onder meer bezig met de juridische voorbereiding van de terugkeer. Na een conflict met Koningin Wilhelmina, die weigerde een van zijn terugkeerwetten over de organisatie van de politie te ondertekenen, diende hij op 17 mei 1944 zijn ontslag in en keerde terug naar zijn functie als SG. Na de bevrijding was hij, tot aan zijn dood, lid van de Raad van State.
Het archief bevat stukken betreffende zijn loopbaan, briefwisseling met o.a. G.J. van Heuven Goedhart, het manuscript 'herinneringen aan Londen', stukken betreffende het historisch onderzoek naar zijn optreden in Londen, persoonlijke aantekeningen en dagboeken.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Johannes Regnerus Maria van Angeren, geboren op 9-5-1894 te Utrecht en overleden op 19-3-1959 te 's-Gravenhage . Zoon van Albertus Stephanus van Angeren, ondernemer, en Hester Maria Theresia Anna Donkers. Gehuwd op 22-5-1923 met Cornelia Petronella Maria Oonincx. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren.
Van Angeren, die zijn middelbare schoolopleiding genoot aan het internaat van de paters jezuïeten te Katwijk, studeerde rechten te Utrecht, de stad waar zijn vader een gerenommeerde banketbakkerszaak annex lunchroom dreef. Op 8 juli 1921 promoveerde hij bij B.C. de Savornin Lohman op een bestuursrechtelijk onderwerp, getiteld Administratie in judicieele vormen, waarna hij nog diezelfde maand als adjunct-commies in dienst trad bij het ministerie van Justitie. Bij dit departement maakte hij, zeker voor die tijd, een opmerkelijk snelle carrière. In 1924 bevorderd tot commies, werd hij in 1927 hoofdcommies, in 1930 referendaris. Al deze jaren was Van Angeren verbonden aan de tweede afdeling van het ministerie, waar hij zich in het bijzonder bezighield met politievraagstukken en met het beheer van de rijkspolitie. Toen hiervoor in 1934 een aparte (vijfde) afdeling werd gevormd, werd Van Angeren daarvan hoofd. Begin 1936 werd hij administrateur en op 1 december 1937, hoewel de jongste van de vijf afdelingschefs, secretaris-generaal. Onjuist is dan ook de bewering van L. de Jong in zijn Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog IX, 360, dat Van Angeren als gelovig rooms-katholiek in zijn loopbaan door zijn ambtelijke superieuren zou zijn tegengewerkt. Integendeel, ze hadden veel waardering voor de bekwame jurist en toegewijde werker die Van Angeren was. Hij plukte hiervan de vruchten: zijn onmiddellijke voorgangers als secretaris-generaal hadden die eervolle positie pas na 23, resp. 31 dienstjaren bij het departement bereikt.
Ook als secretaris-generaal bleef Van Angeren persoonlijk leiding geven aan de afdeling politie van het ministerie. Er waren immers geen gelden beschikbaar voor een passende bezoldiging van een geschikte kracht van buiten. Als naaste adviseur van de eveneens katholieke minister C.M.J.F. Goseling was hij dus nauw betrokken bij de zaak-Oss, die in 1939 mede aanleiding vormde tot de val van het vierde ministerie-Colijn en die in sommige kringen antipapistische gevoelens nieuw leven inblies (aan de marechausseebrigade te Oss was de opsporingsbevoegdheid door de justitiële autoriteiten ontnomen, toen ze een onderzoek wilde instellen naar beweerd laakbaar gedrag van twee katholieke geestelijken). Het zou blijken dat die, ook in de omgeving van de Koningin bestaande sentimenten, des te levendiger gevoeld waar de 'protestantse' marechaussee gold als een bolwerk van Oranjegezinden, zich mede richtten tegen de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie, de eerste katholiek die ooit in dat ambt was benoemd.
De Duitse inval in Nederland bracht de van nature enigszins zorgelijke Van Angeren naar zijn gevoelen in een hachelijke positie. Door zijn jarenlange leiding van de afdeling politie, waaronder ook de rijksrecherche ressorteerde, was hij goed op de hoogte van bepaalde spionageactiviteiten en andere zaken die voor de Duitsers geheim moesten blijven. Bovendien vreesde hij aansprakelijk te worden gesteld voor de internering van NSB'ers en andere pro-Duitse elementen die in de meidagen van 1940 na de Duitse inval had plaatsgevonden. Men kan dan ook begrip opbrengen voor zijn vrees dat hij in Nederland niet veilig zou zijn, hetgeen hem op 13 mei 1940 bij de aanvankelijk achtergebleven ministers A.A. van Rhijn en M.P.L. Steenberghe deed aandringen hen naar Londen te mogen vergezellen. Aan dat dringend verzoek werd gevolg gegeven. Op zijn collega van Financiën na, was Van Angeren de enige secretaris-generaal die de regering in ballingschap volgde.
Te Londen bleek Van Angeren als geschoold wetgevingsjurist voor minister van Justitie P.S. Gerbrandy bijzonder waardevol. Zo had hij een belangrijk aandeel in de redactie van de vele ingewikkelde noodbesluiten die moesten worden uitgevaardigd, onder andere om Nederlandse vermogensbestanddelen in het buitenland aan de greep van de Duitsers te onttrekken. Toen Gerbrandy op 3 september 1940 tevens minister-president werd, liet hij de behartiging van de justitiële zaken hoe langer hoe meer aan zijn secretaris-generaal over. Op Gerbrandy's herhaald aandringen verklaarde Van Angeren zich ten slotte bereid met ingang van 25 februari 1942 als minister van Justitie toe te treden tot diens kabinet. Hoewel Van Angeren een apolitieke figuur was betekende zijn optreden een door Gerbrandy wenselijk geachte versterking van het katholieke element in de regering (de katholieke ministers A.Q.H. Dijxhoorn, Ch. J.I.M. Welter en Steenberghe hadden immers in de loop van 1941 hun ontslag genomen).
Als minister wijdde Van Angeren zich aan de taak de verschillende, deels al ambtelijk door hem voorbereide 'terugkeer-besluiten', waarbij onder andere de naoorlogse bijzondere rechtspleging werd geregeld, in het Staatsblad te brengen. Hoewel hierin niet onsuccesvol en in het algemeen gewaardeerd door zijn ambtgenoten, besloot hij op 17 Mei 1944 aan de Koningin ontslag te vragen. Aanleiding tot dit verzoek was haar weigering het Buitengewoon Politiebesluit te tekenen. Dit besluit stelde, in afwachting van een nadere wettelijke regeling, de gehele Nederlandse politie onder de leiding van de minister van Justitie - waarmede een oude ambtelijke hartewens van Van Angeren werd vervuld - en kende deze bewindsman tevens vergaande bevoegdheden toe tot handhaving van de orde en rust in het bevrijde Nederland, zodra het militair gezag zijn taak beëindigd zou hebben. Van Angeren was van mening dat de weigering van de Koningin het besluit te tekenen veroorzaakt werd door een gebrek aan vertrouwen in haar katholieke minister van Justitie, die dit besluit zou moeten uitvoeren. Hij werd achteraf in die zienswijze gesterkt toen het zijn opvolger, G.J. van Heuven Goedhart, wel gelukte om, met één ondergeschikte wijziging, dit besluit in het Staatsblad te plaatsen (het is overigens nooit in werking getreden). Nadat - hoogst ongebruikelijk - het ontslag hem uitdrukkelijk was geweigerd, werd het, toen Van Angeren bij zijn verzoek persisteerde, alsnog op 11 juli 1944 verleend.
Conform een bij zijn optreden als minister gemaakte afspraak, nam Van Angeren opnieuw de functie van secretaris-generaal op zich. Tevergeefs trachtte Gerbrandy hem nog over te halen zitting te nemen in zijn in februari 1945 gevormde kabinet. Van Angeren, gedesillusioneerd door het antikatholicisme waarmee hij in sommige uitlatingen van de Koningin was geconfronteerd en door de zijns inziens onvoldoende steun die hij van Gerbrandy had gekregen, weigerde echter.
Na zijn terugkeer naar Nederland werd hij met ingang van 1 november 1945 benoemd tot lid van de Raad van State, welk ambt hij tot zijn dood zou bekleden; op de voorgrond trad hij in die jaren niet meer.
Publicaties van Van Angeren
Inleiding over de vraag welke plaats in de rechtsstaat de politie behoort in te nemen en de invloeden daarvan op de organisatie der politie ['s-Gravenhave, 1949]. Voordracht gehouden voor het Genootschap voor den rechtsstaat op 18 juni 1949; 'De regering te Londen', in Onderdrukking en verzet. Nederland in oorlogstijd. [Onder red. van J.J. van Bolhuis et al.] (Arnhem [etc., 1954]) IV, 388-413; 'Voorbereiding van de terugkeer', in Onderdrukking en verzet. Nederland in oorlogstijd. [Onder red. van J.J. van Bolhuis et al.] (Arnhem [etc., 1954]) IV, 509-531.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De verwerving van het archief
Het archief is voor langere tijd in beheer, niet in eigendom verkregen.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 330 J.R.M. van Angeren, nummer toegang 2.21.183.02, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Angeren, van, 2.21.183.02, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Copieën uit dit archief, onder andere het manuscript 'Herinneringen aan Londen', bevinden zich eveneens op het NIOD in Amsterdam.

Bijlagen

Overzicht van geraadpleegde bronnen Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945 , 2A, 109-110; 5A, 85-93; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage, 1979) IX, 360-362, 1395-1412.