Oud nr. | Inv.nr. |
---|---|
N1-N24 | 15-38 |
Oud nr. | Inv.nr. |
---|---|
1236 | 39 |
1281 | 49 |
Oud nr. | Inv.nr. |
---|---|
127-128 | 40-41 |
Oud nr. | Inv.nr. |
---|---|
96-102 | 42-48 |
103 | 50 |
De serie bestaat uit 13 delen en een kaartsysteem.
De grootboeken der pensioenen zijn aangelegd en bijgehouden door het Ministerie van Financiën. Achtereenvolgens geschiedde dat door de Administratie van 's Rijks Uitgaven (1814-1870), de Administratie der Generale Thesaurie (1871-1904) en de Afdeling Pensioenen (1904-1923). In of kort na 1923 zijn de grootboeken overgedragen aan het Ministerie van Marine, die deze taak overnam. Dat ministerie had zelf ook al registers van verleende pensioenen aangelegd, zodat het over een gedeeltelijk dubbele registratie kwam te beschikken. In 1946 werd het bijhouden van de grootboeken beëindigd, waarschijnlijk omdat men overstapte op een kaartregister of losbladige administratie. [3.2.3]
Het grootboek is identiek aan het duplicaat dat door de Algemene Rekenkamer, Bureau Vaste Posten is bijgehouden (zie toegang 2.02.09.04, inventarisnummer 8).
Het grootboek is bijgehouden van 1814-1821, met enkele latere inschrijvingen tot 1831. Het was aanvankelijk genaamd grootboek der militaire pensioenen der zeemacht. Een gedeelte der inschreven pensioenen is in 1819 overgeschreven in het nieuw geopende grootboek der gewone pensioenen, waarna de titel van dit grootboek is gewijzigd in dat der buitengewone pensioenen. [3.2.3]
Gebruik als namenklapper op dit grootboek toegangsnummer 2.02.09.04, inventarisnummers 23-26. [3.5.3]
Het bevat dus deels dezelfde inschrijvingen als inventarisnummer 39, met pensioengegevens vanaf 1814. [3.3.1]
Het grootboek is bijgehouden van 1819-1831, met enkele latere inschrijvingen tot 1841. Een gedeelte der inschreven pensioenen is in 1819 overgeschreven uit het grootboek der militaire pensioenen der zeemacht. [3.2.3]
Het grootboek is identiek aan het duplicaat dat door de Algemene Rekenkamer, Bureau Vaste Posten is bijgehouden (zie toegang 2.02.09.04, inventarisnummer 41). Als namenklapper op dit grootboek kunnen ook toegangsnummer 2.02.09.04, inventarisnummers 44-47 gebruikt worden. [3.5.3]
De namenklapper is vervaardigd door een medewerker van het Algemeen Rijksarchief. [3.7.1]
In dit grootboek zijn o.m. de pensioenen ingeschreven van de officieren, schepelingen en mariniers in de periode 1840-1851. [3.3.1]
In de periode 1832-1839 zijn als gevolg van de financieel onzekere situatie wegens de oorlog met België vrijwel geen voortdurende pensioenen toegekend. Pas in 1840 is dat op grote schaal met terugwerkende kracht gebeurd. Gegevens van militairen die b.v. in 1833 zijn gepensioneerd en in 1838 zijn overleden, zijn dan ook niet in een pensioenregister terug te vinden. [3.2.2]
Deze grootboeken zijn identiek aan de duplicaten die door de Algemene Rekenkamer, Bureau Vaste Posten zijn bijgehouden (zie toegang 2.02.09.04, inventarisnummers 105-107). Gebruik als namenklapper op deze grootboeken toegangsnummer 2.02.09.04, inventarisnummers 108. [3.5.3]
Dit deel bevindt zich in het archief Pensioenregisters Landmacht (toegangsnummer 2.13.36), als onderdeel van inventarisnummer 53. [3.5.3]
Dit deel bevat ook de inschrijvingen van pensioenen genummerd 1-7, toegekend krachtens de Pensioenwet 1895 S. 104 aan personeel van de Koninklijke marine reserve, 1915-1918. Deze inschrijvingen zijn identiek aan de nummers 1-7 in het volgende deel. [3.3.1]
Dit deel bevat ook de inschrijvingen van pensioenen genummerd 1-200, toegekend krachtens de Pensioenwet 1895 S. 104 en de Pensioenwet 1923 S. 355 aan personeel van de Koninklijke marine reserve, 1915-1938. [3.3.1]
Dit deel bevat ook de inschrijvingen van pensioenen genummerd 1-14, toegekend aan leraren krachtens de Pensioenwet voor de Bijzondere Leraren 1913 S. 298, 1913-1921. [3.3.1]
Dit deel bevat ook de inschrijvingen van pensioenen genummerd 10432-11060, toegekend aan militairen van de landmacht krachtens de Pensioenwet landmacht 1851 S. 129, 1899-1909. Van de gepensioneerden, die in 1946 nog in leven waren, is de overlijdensdatum niet meer ingevuld. [3.3.1]
Deze grootboeken zijn identiek aan de duplicaten die door de Algemene Rekenkamer, Bureau Vaste Posten zijn bijgehouden (zie toegang 2.02.09.04, inventarisnummers 113). Gebruik als namenklapper op deze grootboeken toegangsnummer 2.02.09.04, inventarisnummers 113. De serie in het archief van de Algemene Rekenkamer loopt maar tot en met inschrijvingsnummer 120 (1928) , evenals de daarop betrekking hebbende namenklapper. Op de hogere inschrijvingen uit de jaren 1929-1946 is geen namenklapper beschikbaar. [3.5.3]
Dit deel bevat ook de inschrijvingen van pensioenen genummerd 3769-5465, toegekend krachtens de Pensioenwet 1902 S. 87 aan officieren en schepelingen van de zeemacht (beroepspersoneel), 1919-1923. [3.3.1]
Dit stuk is aan te vragen onder nummer 22.
Dit deel bevat ook de inschrijvingen van pensioenen genummerd 1-97, toegekend aan personeel van het tot de landmacht behorende vrijwillige landstormkorps luchtwachtdienst, 1939-1945. Van de gepensioneerden, die in 1946 nog in leven waren, is de overlijdensdatum niet meer ingevuld. [3.3.1]
De serie bestaat uit 28 delen.
Ook verwijzingen naar de registers onderling kunnen voorkomen. Deze hebben meestal de vorm van een getal en een van de letters A - G. De letters hebben betrekking op de registerseries A - G en de getallen verwijzen naar de inschrijvingsnummers. Zo wordt bijvoorbeeld met de aanduiding 'Nr. 336B' de inschrijving 336 in register B bedoeld. [3.3.1]
De hulpregisters zijn aangelegd en bijgehouden door de Afdeling Personeel van het Ministerie van Marine. Dat verklaart dat de inschrijvingen veelal een ander nummer hebben gekregen dan die in de officiële grootboeken der pensioenen, bijgehouden door het Ministerie van Financiën. Wel wordt bijna altijd naar het inschrijvingsnummer in deze grootboeken verwezen. [3.2.3]
De namen van personen zijn min of meer alfabetisch ingeschreven, op eerste letter van de naam. Het register vermeldt de rang of functie bij pensionering, het pensioenbedrag, veelal de datum van ingang van het pensioen, alsook de datum en het nummer, waaronder het pensioenbesluit in het verbaalarchief is opgeborgen. [3.3.1]
Het register, waarin de namen van personen min of meer alfabetisch op eerste letter van de naam zijn ingeschreven, is ingedeeld in zeven kolommen en bevat de volgende gegevens: namen en rang of functie bij pensionering (2e en 3e kolom), besluit waarbij het pensioen is toegekend en het bedrag (4e en 5e kolom), datum van ingang van het pensioen (6e kolom), mutatiën: wijziging van het pensioenbedrag, machtiging tot het verteren van het pensioen in het buitenland, datum van overlijden (7e kolom). De 1e kolom vermeldt de inschrijvingsnummers in de grootboeken der pensioenen, alsmede in het register der tijdelijke pensioenen. Dit laatste register is over deze periode niet bewaard gebleven. [3.3.1]
Bij het in gebruik nemen van het register zijn achtereenvolgens de gepensioneerden die in 1844 nog in leven waren ingeschreven, vervolgens de militairen, die gepensioneerd zijn vanaf 1844 tot en met 1851 en daar tussendoor de burgerambtenaren vanaf 1844 tot en met 1871. Het merendeel der inschrijvingen betreft gepensioneerde militairen uit de periode 1840-1851.
De registers waren aanvankelijk genummerd A 1 - A 3. [3.1.1]
De nummers in de 7e kolom van het register - en in de 4e kolom van de beschrijving hieronder - verwijzen naar de grootboeken waarin deze pensioenen zijn ingeschreven, gebaseerd op achtereenvolgens de Pensioenwet 1851 S. 127 (1642-6406), de Pensioenwet 1902 S. 87 resp. Pensioenwet 1922 S. 65 (1-7089) en de Pensioenwet 1895 S. 104 resp. Pensioenwet 1923 S. 355 (reserve 74-94). [3.3.1]
Zie voor deze grootboeken de inventarisnummers 15-25. Zie voor een namenklapper op de registers A inventarisnummer 38. [3.5.3]
De registers waren aanvankelijk genummerd B 1 - B 6. [3.1.1]
De nummers in de 7e kolom van het register - en in de 4e kolom van de beschrijving hieronder - verwijzen naar de grootboeken waarin deze pensioenen zijn ingeschreven, gebaseerd op achtereenvolgens de Pensioenwet 1851 S. 127 (1643-6429), de Pensioenwet 1902 S. 87 resp. Pensioenwet 1922 S. 65 (1-7157) en de Pensioenwet 1895 S. 104 resp. Pensioenwet 1923 S. 355 (reserve 1-123). [3.3.1]
De registers waren aanvankelijk genummerd C 1 - C 2. [3.1.1]
Bevat sedert 1 maart 1903 ook de voorlopige pensioenen. Tijdelijke pensioenen zijn toegekend voor een periode niet korter dan een jaar en niet langer dan vijf jaar. Op deze registers bestaat geen namenklapper. [3.3.1]
In deze registers zijn ook de tijdelijke en voorlopige pensioenen aan officieren en adelborsten ingeschreven.
De nummering heeft geen enkele relatie met de registers C. Omdat de inschrijving chronologisch is, komt de volgorde van inschrijving in beide registerseries (11-12 en 13-14) geheel met elkaar overeen. Op deze registers bestaat geen namenklapper. [3.3.1]
De registers waren aanvankelijk genummerd D 1 - D 4. [3.1.1]
De nummers in de 7e kolom van het register - en in de 4e kolom van de beschrijving hieronder - verwijzen naar de grootboeken waarin deze pensioenen zijn ingeschreven, gebaseerd op achtereenvolgens de Pensioenwet Loodswezen 1859 S. 94 (484-1129), de Pensioenwet Loodswezen 1892 S. 144 (1-1135) en de Pensioenwet Loodswezen 1905 S. 172 (1-782). [3.3.1]
De registers waren aanvankelijk genummerd E 1 - E 4. [3.1.1]
De nummers in de 7e kolom van het register - en in de 4e kolom van de beschrijving hieronder - verwijzen naar de grootboeken waarin deze pensioenen zijn ingeschreven, gebaseerd op achtereenvolgens de Pensioenwet mindere geëmployeerden 1854 S. 92 (975-1674) en de Pensioenwet mindere geëmployeerden 1890 S. 109 (1-3033). Onder mindere geëmployeerden werd verstaan: 'werklieden, bedienden op daggeld werkzaam bij de inrichtingen van 's Rijks zeemacht en op 's Rijks jachten en werkvaartuigen'. [3.3.1]
De registers waren aanvankelijk genummerd F 1 - F 3. [3.1.1]
De nummers in de 7e kolom van het register - en in de 4e kolom van de beschrijving hieronder - verwijzen naar de grootboeken waarin deze pensioenen zijn ingeschreven, gebaseerd op achtereenvolgens de Pensioenwet voor burgerlijke ambtenaren 1846 S. 24 (5104-9017) en de Pensioenwet voor burgerlijke ambtenaren 1890 S. 78 en de Pensioenwet 1922 S. 240 (1-40401). [3.3.1]
De nummering van het register loopt parallel met de nummering van het grootboek. [3.3.1]
Gebruik als namenklapper toegangsnummer 2.02.09.04, inventarisnummer 77. [3.5.3]
De namenklapper is aanvankelijk genummerd No. 4. [3.1.1]
De klapper verwijst naar namen van gepensioneerden in de registers A, B, D, E en F onder vermelding van het grootboeknummer. Helaas staan deze letters niet in de klapper vermeld, maar slechts een omschrijving: 'mil. pensioenen' voor de registers A en B, 'loodspensioenen' voor de registers D, 'mind. geëmpl.' voor de registers E en 'burgerl. pensioenen' voor de registers F. Bij de 'militaire pensioenen' moet men aan de hand van de rangsaanduiding vaststellen of men registerserie A (officieren) of B (schepelingen en mariniers) dient te raadplegen. De grootboeknummers staan in deze registers niet consequent op volgorde. [3.3.1]
De namenklappers 1-3 en 5 ontbreken. Van de klapper No. 4 ontbreekt de katern met de namen A - Ba. Deze blijkt foutief te zijn ingebonden in een stamboek, toegangsnummer 2.12.14, inventarisnummer 9. Het verdient daarom aanbeveling gebruik te maken van de namenklappers op de grootboeken, aanwezig in het archief van de Algemene Rekenkamer, Bureau Vaste Posten, toegangsnummer 2.02.09.04. [3.5.3]
De serie bestaat uit 8 delen.
De serie is niet volledig: van 1835 tot de opheffing van het fonds in 1923 is niets bewaard gebleven. [3.3.1]
De registers zijn op een na aangetroffen in het archief Stamboeken Marine 1795-1813. Het is niet duidelijk wanneer het Algemeen Rijksarchief ze heeft verworven en hoe ze in dat archief zijn terecht gekomen. [3.2.4]
Het fonds, opgericht in 1815, had als doel het verlenen van pensioen, kindergeld of onderstand aan weduwen en minderjarige wettige kinderen van marineofficieren en adelborsten, die kwamen te overlijden. Alle officieren waren verplicht om gedurende hun gehele diensttijd aan het fonds deel te nemen en per kwartaal een bedrag te fourneren ofwel pensioenpremie te betalen. Gepensioneerde en eervol ontslagen officieren konden op vrijwillige basis hun deelgenootschap behouden. Het fonds had een afzonderlijke administratie en een eigen directie, die jaarlijks de rekening en verantwoording van de kassier afhoorde en goedkeurde. De directie bestond uit drie marineofficieren, door de Koning benoemd. Later is de naam van het fonds gewijzigd in Weduwen- en Wezenfonds der militaire officieren bij de Zeemacht. [3.2.2]
De registers bevatten de volgende gegevens: naam van de marineofficier, in volgorde van hun rang, de namen van zijn echtgenote en eventuele kinderen, data en bedragen van ingehouden premies en - niet bij elke inschrijving - gegevens over bevordering, pensionering en overlijden van de marinineofficier. [3.3.1]
De registers bevatten de volgende gegevens: naam van de weduwe, naam van de overleden marineofficier, namen en geboortedata van eventuele kinderen, bedragen en data van uitbetaling van de pensioenen, en - niet bij elke inschrijving - naam van degene aan wie het pensioen feitelijk moest worden uitbetaald (procuratie) en datum van overlijden van de weduwe. [3.3.1]
Het register, alfabetisch op naam ingericht, bevat de volgende gegevens: naam van de weduwe, naam en rang van de overleden marineofficier, datum van ingang van het pensioen en jaarbedrag van het pensioen. [3.3.1]
De jaarlijkse rekeningen zijn in een register ingeschreven en door de directie afgehoord en goedgekeurd. Aan de uitgavenkant zijn de bedragen van de uitgekeerde pensioenen vermeld, met de namen van de weduwen, aan wie deze bedragen zijn uitgekeerd. De kwitanties, waarnaar in de rekeningen verwezen wordt, zijn niet bewaard gebleven. [3.3.1]