Terug naar zoekresultaten

2.09.28 Inventaris van het archief van de Hoge Raad der Nederlanden, 1838-1939 (1958)

Bekijk de zoekhulp bij dit archief

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.09.28
Inventaris van het archief van de Hoge Raad der Nederlanden, 1838-1939 (1958)

Auteur

J. Gelauf, H.A.J. van Schie

Versie

28-04-2023

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1974 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Hoge Raad der Nederlanden
Hoge Raad, 1838-1939

Periodisering

archiefvorming: 1838-1939
oudste stuk - jongste stuk: 1838-1959

Archiefbloknummer

J23900

Omvang

1060 inventarisnummer(s); 130,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief van de Hoge Raad der Nederlanden over de periode 1838-1939 bestaat grotendeels uit series arresten en rolboeken van burgerlijke zaken, strafzaken, en belastingzaken in cassatie. Verder zijn er series adviezen inzake gratie, meerderjarigverklaring en wettiging van kinderen, alsmede stukken inzake benoemingen en ontslagen van rechterlijke ambtenaren, en beëdiging van advocaten bij de Hoge Raad. Naamklappers op de arresten, rolboeken en dossiers geven toegang tot de series.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Geschiedenis van het orgaan
In de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden is aangegeven dat er een opperste gerechtshof bestaat onder de naam van "Hoge Raad der Nederlanden" (artikel 175 van de Grondwet van 1815). Het duurde echter tot 1838, voordat het zover kwam; tot die tijd bleef de rechterlijke organisatie uit de Franse tijd (1810-1813) gehandhaafd met als hoogste rechtscollege het Hoog Gerechtshof te 's-Gravenhage.
De nieuwe Rechterlijke Organisatie, zoals die in de wetten van 18 april 1827 (Staatsblad nummer 20) en 28 april 1835 (Staatsblad nummer 10) en in de daarbij behorende wetten en besluiten is beschreven, werd met de gehele nieuwe wetgeving met ingang van 1 oktober 1838 in werking gebracht.
Taak en samenstelling
De Hoge Raad diende in tenminste twee Kamers verdeeld te zijn.
In het Staatsblad nummer 36. van 16 september 1838, is de kennisneming der zaken als volgt geregeld (civiele zaken):
"Eene der Kamers van den Hoogen Raad neemt kennis:
    1. Van alle zaken vermeld in artikel 87, 89 en 91 der Wet op de Regterlijke organisatie en het beleid der Justitie;
    2. Van alle juridische geschillen in burgerlijke regtszaken, vermeld bij artikel 88 derzelfde wet;
    3. Van de wraking of verschooning van een of meer harer leden, vermeld in de derde afdeeling van den eersten titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke regtsvordering;
    4. Van de verwijzing naar een ander geregt. opgedragen aan den Hoogen Raad bij artikel 273 van hetzelfde Wetboek;
    5. Van den eisch tot cassatie in burgerlijke zaken, die van registratie- en successie-regten daaronder begrepen;
    6. En eindelijk in het algemeen van alle burgerlijke zaken, welke door de wet aan den Hoogen Raad worden opgedragen.
  1. Zij advijseert op verzoeken om dispensatie, naar aanleiding van artikel 68 der Grondwet.
  2. Zij beschikt op verzoeken om surseance van betaling, volgens artikel 900 en volgende van het Wetboek van Koophandel.
  3. De requesten tot revisie, vermeld bij artikel 90 der Wet op de Regterlijke organisatie en het beleid der Justitie, mitsgaders bij den 8sten titel des eersten boeks van het Wetboek van Burgerlijke Regstvordering, worden mede bij deze Kamer gebragt, aangevuld door zoo veel leden uit de andere Kamer, als bij dien titel worden vereischt: er wordt van die zaken eene afzonderlijke rol gehouden. In geval van revisie bekleedt steeds de President het voorzitterschap".
De andere Kamer neemt kennis (strafzaken):
    1. Van alle jurisdictie geschillen in strafzaken, vermeld bij artikel 88 der Wet op de Regterlijke organisatie en het beleid der Justitie;
    2. Van de wraking of verschooning van een of meer harer leden, naar aanleiding van den 16den titel van het Wetboek van Strafvordering;
    3. Van de verzending der zaak naar eenen anderen regter, bij denzelfden titel aan den Hoogen Raad opgedragen;
    4. Van de herkenning van veroordeelden, die ontvlugt en wederom achterhaald zijn. wanneer dezelve aan den Hoogen Raad is opgedragen, volgens den 10den titel van het gemelde Wetboek;
    5. Van de opschorting of vernietiging van arresten en vonnissen, uit hoofde van bepaalde omstandigheden, volgens den 19den titel, van hetzelfde Wetboek;
    6. Van den eed tot cassatie in strafzaken; En eindelijk in het algemeen van alle strafzaken, welke door de wet aan de Hoogen Raad zijn opgedragen.
  1. Zij advijseert op verzoeken om gratie, naar aanleiding van artikel 67 der Grondwet, met uitzondering der verzoeken om gratie van de straffe des doods, waarop het advies door den Hoogen Raad in eene algemeene vergadering wordt ultgebragt.
  2. Zij belast het onderzoek en de noodige vervolging; in de gevallen vermeld bij artikel 109 der Wet op de Regterlijke organisatie en het beleid der Justitie".
In het jaar 1914 is er een derde Kamer bijgekomen ten behoeve van de Belastingzaken. Deze Kamer neemt kennis van alle aangelegenheden op belastinggebied. Tevens is zij belast met de behandeling van de onteigeningszaken.
Elke Kamer van de Hoge Raad hield wekelijks drie terechtzittingen. Iedere Kamer diende te zijn samengesteld uit een president of vice-president en vijf tot zeven leden.
In gevallen waarin de wet geen bepaald getal der leden voorschreef, bestond elke Kamer van de Hoge Raad uit vijf leden, daaronder de Voorzitter inbegrepen. In heel bijzondere gevallen, bijvoorbeeld als hooggeplaatste ambtenaren moeten worden berecht zijn dat tien leden. Artikel 165 (van de Grondwet van 1815) zegt hiervan het volgende:
"De leden der Staten-Generaal, de hoofden der Ministerieële departementen, de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië en de Gouverneurs van Suriname en Curaçao, de leden van de Raad van State en de Commissarissen des Konings in de provinciën staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekking gepleegd, ook na hunne aftreding, terecht voor den Hoogen Raad ter vervolging hetzij van 's Konings wege. hetzij vanwege de Tweede Kamer".
De wet kan bepalen, dat nog andere ambtenaren en leden van de hoge colleges wegens ambtsmisdrijven voor de Hoge Raad terecht staan.
De Hoge Raad is geen hoogst feitelijke instantie. Zij is belast met de controle of het recht bij de lagere rechtsinstanties juist is toegepast en of deze geen procedurefouten hebben gemaakt.
Na de uitspraak worden vele arresten met de conclusies in de vakbladen gepubliceerd. De leden van de Hoge Raad worden benoemd door de Koningin. Hiertoe maakt de Raad, welke vrij is bij het uitkiezen van de kandidaten, een niet bindende aanbeveling van zes personen en stuurt deze naar de Tweede Kamer van het Parlement. De Tweede Kamer draagt de eerste drie genoemde personen voor benoeming voor.
In de praktijk wordt altijd de eerstgenoemde benoemd tot raadsheer. Vacatures worden meestal opgevuld met leden welke afkomstig zijn uit de rechterlijke macht of kandidaten uit de universitaire wereld.
Wat zij hierbij gemeen hebben is dat het allen juristen zijn met grote kennis en ervaring. De leden worden benoemd voor het leven en zijn niet afzetbaar. De president wordt benoemd uit de leden van de Hoge Raad. Dit is altijd de oudste in rang van benoeming. De leden van de Hoge Raad gaan in de praktijk op hun zeventigste jaar met pensioen. Bij de Hoge Raad is ook een "Parket" (Openbaar Ministerie of O. M.). De hoogste functionaris daarvan is de procureur-generaal. De andere leden zijn de advocaten-generaal.
Ook de leden van het Parket worden door de Koningin benoemd. De procureur-generaal voor het leven, de advocaten-generaal tot hun zeventigste jaar.
Het Parket begeeft zich niet op het terrein van de strafvervolging. Zij heeft meer een adviserende taak.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad waakt in het bijzonder voor de handhaving en de uitvoering der wetten en reglementen bij de Hoge Raad, bij al de "Geregtshoven, Regtbanken en Kantongeregten in het Koninkrijk" (Besluit van 14 september 1838, Staatsblad nummer 36).
De advocaten-generaal zijn ondergeschikt in hun ambtsbetrekkingen aan het hoofd van het Parket.
Volgens artikel 61 der Wet op de Rechterlijke Organisatie is de griffier buiten de werkzaamheden die de Wet hem opdraagt, belast met het beheer der griffie, het bewaren der minuten, registers en stukken, alsmede de gelden en van het geldswaarde hebbende papier en andere zaken en stukken, die ter griffie zijn aangebracht.
De verzamelingen van wetten en besluiten alsmede de boekwerken die bij de Hoge Raad in gebruik zijn worden door hem bewaard.
De Griffier is tevens belast met het "behoorlijk houden der rollen", alsmede de registers en het audientieblad.
De Griffier kan zich laten vervangen door een substituut-griffier of beëedigd klerk.
De Hoge Raad kan als de feiten voldoende vaststaan, zelf de zaak afdoen of deze terugverwijzen naar een gerechtshof dat nog geen kennis heeft genomen om de zaak opnieuw te onderzoek.
Hij kan daarentegen ook een veroordeelde ontslaan van rechtsvervolging. In beroep gaan bij de Hoge Raad heet "in cassatie gaan".
Men kan in cassatie gaan als vormfouten in het proces zijn begaan. Sommige vormverzuimen zijn uitdrukkelijk in de wet met nietigheid van het vonnis bedreigd.
De verdachte en het Openbaar Ministerie kunnen pas in cassatie gaan als andere rechtsmogelijkheden zijn uitgeput. Iemand die door de rechtbank is veroordeeld zal eerst in hoger beroep moeten bij het gerechtshof alvorens hij cassatie aan kan tekenen bij de Hoge Raad.
Op verzoek van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is het mogelijk dat deze een principiële uitspraak doet. Dit noemt men "Cassatie in belang der wet".
Ook is het mogelijk dat na afloop van een zaak blijkt dat een verdachte meineed heeft gepleegd of dat er ontlastende stukken zijn gevonden; in die gevallen spreekt men van "herziening van arrest of vonnis". Was het vroeger zo dat de Raad afging op een klein aantal bescheiden van de lagere rechter zoals het proces-verbaal, het vonnis en de behandeling van de zaak op de terechtzitting, tegenwoordig wordt het gehele dossier geraadpleegd. De Hoge Raad heeft bevoegdheid beslissingen van de kantongerechten, rechtbanken en de gerechtheven te casseren.
Er kunnen dan "middelen" worden ingediend op grond waarvan men meent dat een uitspraak van de lagere rechter niet gestand kan blijven. In elke zaak beziet een raadsheer-rapporteur de stukken op formele punten. Een zaak zonder "middelen" wordt een "peek" genoemd. Waarom dit woord "peek" is ingevoerd, kon niet achterhaald worden.
De cassatieverzoeken komen altijd binnen bij de griffie van de Hoge Raad. Vandaar wordt de zaak naar het Openbaar Ministerie van de Hoge Raad gezonden.
Het Openbaar Ministerie verzoekt aan de president van de Hoge Raad een dag te bepalen waarop de zaak kan worden behandeld.
Eén der raadsheren wordt benoemd tot rapporteur. Deze rapporteur-raadsheer brengt, als de zaak op de zitting komt. mondeling verslag uit.
Als de advocaat van de verdachte ter plaatse is, krijgt deze gelegenheid om de zaak te bepleiten. De president geeft hierna het woord aan de advocaat-generaal om een advies aan de Hoge Raad uit te brengen. Deze stelt zijn advies op schrift. Dit noemt men een conclusie. Na voorlezing van de conclusie, volgt de uitspraak van de Hoge Raad na zes weken. Dit noemt men een arrest.
In het eerdergenoemde besluit van 14 september 1838, Staatsblad nummer 36, is ook de eedsaflegging opgenomen vastgesteld in voldoening aan artikel 19 der "Wet op de zamenstelling van de Regterlijke Magt en het beleid der Justitie".
Voor leden der rechterlijke macht bij de Hoge Raad geldt het volgende:
"De President, Raadsheren en ambtenaren van het Openbaar Ministerie, alsmede de Griffier en substituut-griffier van de Hoge Raad, leggen de eed af in handen van de Koning".
In het reglement van orde en discipline voor de advocaten en procureurs wordt uiteengezet wie bevoegd is om als advocaat te worden toegelaten.
Artikel 1:
"Elk, die den vereischten graad van Doctor of licencaat in de regten heeft verkregen, op eene der Hoge Scholen des Rijks, is bevoegd om te kunnen worden toegelaten als Advocaat".
De advocaten zijn verplicht hun woonplaats te hebben binnen het arrondissement, waarin het rechterlijk college is gelegen, waarbij zij zijn ingeschreven. De advocaten welke bij de Hoge Raad zijn ingeschreven hebben de bevoegdheid om hun beroep bij alle gerechtshoven en rechtbanken in het Koninkrijk uit te oefenen.
Door de griffier van de Hoge Raad wordt een register gehouden, waarin worden Ingeschreven de Koninklijke besluiten, bevattende de benoeming der "Regterlijke Ambtenaren", die tot het afleggen van de eed zijn toegelaten. Zij worden door den griffier op een tableau gesteld.
Verder wordt uiteengezet de afwisseling en orde van de inwendige dienst. Het betreft hier onder meer: Benoeming door de koning, het voorzitten der Kamer door de president of vice-president, de wisselende samenstelling der raadsheren in de Kamers, vervanging bij absentie en het houden van gewone- en buitengewone zittingen.
Verder schrijft artikel 35 dat voor de burgerlijke zaken, een register of algemene rol wordt gehouden, waarop ingeschreven "alle zaken in den rang waarin zij worden aangebragt, met de namen der partijen en van hare Procureurs.
Aan iedere zaak wordt een afzonderlijk nummer gegeven; op deze rol wordt ook kortelijk aantekening gehouden van al hetgeen in iedere zaak voorvalt".
Wanneer de zaken in staat zijn om te worden voorgedragen (bedoeld wordt ter terechtzitting te behandelen; artikel 39), zal zulks geschieden in den rang waarin dezelve op de rol voorkomen; "echter zal de Regter daarvan eene uitzondering maken voor de zaken die spoed vereischen".
De arresten worden uitgesproken door de president van de Kamer, die hetzelve heeft gewezen.
Geschiedenis van het archiefbeheer
In 2023 is er een aanvulling gekomen van 15 notulenboeken met bijbehorend register over de periode 1812-1954 gevormd door het Bureau van Consultatie, aangeboden door de Raad van Rechtsbijstand,. de rechtsopvolger van het Bureau. Het Bureau van Consultatie was een onderdeel van de Hoge Raad dat rechtshulp bood aan minder vermogenden. De notulenboeken en registers zijn te vinden onder rubriek E.
De verwerving van het archief
Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Deels openbaar, deels beperkt openbaar (A).
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Hoge Raad der Nederlanden, nummer toegang 2.09.28, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Hoge Raad, 1838-1939, 2.09.28, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Zie ook arresten in druk:
  • Verzameling van arresten van den Hoogen Raad der Nederlanden; Amsterdam, C.G. Sulpke en Gebr. Diederichs: dl. 1 (1839) - dl. 47 (1903)
  • bijeengez. en uitgeg. door A. Brocx en James Cohen Stuart; vervolgd door N. de Gijselaar. 's-Gravenhage en Amsterdam, Gebr. van Cleef: dl. 1 (1839) - dl. 222 (1912) De Nederlandsche Regtspraak of verzameling van arresten en gewijsden van den Hoogen Raad der Nederlanden en verdere regtscollegien, enz. ;
  • Nederlandse Jurisprudentie ; Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink: vanaf 1913
  • Weekblad van het Regt: verzameling van regtszaken, bouwstoffen voor wetgeving, mengelwerk ; 's-Gravenhage, Belinfante: jrg. 1, no. 1 1839- jrg. 105, no. 77 1943
  • Beslissingen in belastingzaken: verzameling van rechterlijke en administratieve beslissingen betreffende de directe belastingen en de invoerrechten en accijnzen ; Amsterdam, Veen: 1910-1953
Publicaties
Literatuur T.J. de Bock, De Hoge Raad in de praktijk . Lochem, 1955. 400 jaar Hoge Raad; verhandeling van mr. Th. A. Ariëns in het Advocatenblad van 10 september 1982. nr. 16. Orgaan van de Nederlandse Orde van Advocaten. Uitgegeven door W. E. Tjeenk Willink, Zwolle. De Hoge Raad der Nederlanden 1838-1988. Een portret , Zwolle 1988.

Archiefbestanddelen