Terug naar zoekresultaten

1.02.17 Inventaris van het archief van de Legatie in de Oostenrijkse Nederlanden, 1717-1810

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

1.02.17
Inventaris van het archief van de Legatie in de Oostenrijkse Nederlanden, 1717-1810

Auteur

J.C.M. Pennings

Versie

01-05-2021

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
1994 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Legatie Oostenrijkse Nederlanden
Legatie Oostenrijkse Nederlanden

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1717-1810

Archiefbloknummer

1298

Omvang

; 358 inventarisnummer(s) 5,62 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het.
Nederlands

Soort archiefmateriaal

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Legatie Oostenrijkse Nederlanden

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat voornamelijk stukken gevormd door de gezanten Pesters (1717-1728), Travest (1728-1729), Van Assendelft (1729-1740) en Van Kinschot (1740-1749) en de gezanten Van Haren (1749-1768) en Geelvinck (1768-1773). Het gaat hierbij om ondermeer correspondentie, extractresoluties van de Staten-Generaal en kopieresoluties van de Staten-Generaal, nouvelles en bijlagen, ingekomen stukken van Staatse Militairen en omringend personeel, stukken betreffende de huishoudelijke zaken van de ambassade en van het Staatse leger in de Oostenrijkse Nederlanden, stukken betreffende opgebrachte en vergane schepen en van de protectie van particulieren.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
In de Spaanse, na 1713 Oostenrijkse Nederlanden, was de Republiek vanaf 1656 officieel vertegenwoordigd. De eerste gezant had de rang van resident; vanaf 1749 werd dit de rang van minister plenipotentiaris. De laatste minister plenipotentiaris, Hendrik Hop, verliet Brussel in 1794. De verhouding tussen de Republiek en de Oostenrijkse Nederlanden werd in de achttiende eeuw voornamelijk bepaald door de kwestie van het Barrièretractaat. Het Barrièretractaat werd in 1715 tussen Oostenrijk, Engeland en de Republiek gesloten. De bedoeling was van de Oostenrijkse Nederlanden een soort bufferzone tegen Frankrijk te maken. Het Barrièretractaat bleef in de verdere loop van de achttiende eeuw een voortdurende bron van twist. De verschillende achttiende-eeuwse gezanten te Brussel zijn allen zeer nauw betrokken geweest bij de verwikkelingen rondom het Barrièretractaat. Van Assendelft vertegenwoordigde de Republiek op de conferentie te Antwerpen van 1737-1740. Van Haren nam samen met zijn collega's Van Citters en Van der Heim van 1751 tot 1755 deel aan besprekingen. Hop voerde met Lestevenon, Van de Perre en Van Leyden op een vredescongres te Parijs onderhandelingen die in 1785 tot het Tractaat van Fontainebleau leidden. Een belangrijk deel van de papieren neerslag van deze onderhandelingen treft men in dit legatiearchief aan. De betrokkenheid van de gezanten te Brussel met het Barrière-tractaat kwam ook tot uiting in hun bemoeienis met de Staatse militairen in de Barrière-steden. Ook hierover treft men vooral voor de periode van het gezantschap van Van Haren en Geelvinck veel stukken aan in dit legatiearchief.
Geschiedenis van het archiefbeheer
Het legatiearchief Oostenrijkse Nederlanden met een omvang van 5,5 m. bestaat uit vier gedeeltes, te weten:
  1. Het archief gevormd door de gezanten Pesters (1717-1728), Travest (1728-1729), Van Assendelft (1729-1740) en Van Kinschot (1740-1749).
  2. Het archief hoofdzakelijk gevormd door de gezanten Van Haren (1749-1768) en Geelvinck (1768-1773).
  3. Het archief van de commissarissen van de Staten Generaal op de conferentie te Brussel gewijd aan besprekingen over het Barrièretractaat (1751-1755).
  4. Het archief van Daniël Thuret, consul en commissaris van commercie te Antwerpen (1806-1810).
Verreweg het grootste deel van het archief wordt gevormd door de twee eerste gedeeltes. Deze stukken kunnen worden beschouwd als secretariaatsarchieven. Wat het eerste deel betreft, in deze periode fungeerde Travest als gezantschapssecretaris, afgezien van de jaren 1728 en 1729 toen hij zelf als gezant optrad. Hij droeg zorg voor het archief, ordende de stukken en bracht er een nummering op aan. Dit deel van het legatiearchief heeft hierdoor het karakter van een secretariaatsarchief. Dit secretariaatsarchief werd op 4 augustus 1752 door de oud-gezant Van Kinschot naar de griffie van de Staten-Generaal gestuurd. Hij deed dit op verzoek van de toenmalige gezant Van Haren die zich tegenover de Staten Generaal had beklaagd over het feit dat " ... bij sijn vertreck van daar aan hem geen de minste papieren of archiven had overhandight, weshalven in sijne secretary niet nietwes kon worden nagesien...". ( Archief Staten Generaal, inv. nr. 7435. Hierin bevindt zich ook de zogenaamde lijst Travest. ) Van Haren heeft deze stukken nooit in Brussel ontvangen aangezien de griffier Hendrik Fagel om onduidelijke redenen verzuimde ze door te sturen. Ook het tweede deel van de hier beschreven stukken uit de periode 1749-1773 kan beschouwd worden als een secretariaatsarchief. In deze jaren was Ernst secretaris van drie achtereenvolgende gezanten: Van Haren, Geelvinck en Hop. Daarnaast was hij zelf in 1768 en 1769 tijdelijk zaakgelastigde. Een duidelijk bewijs voor de stelling dat het hier om een secretariaatsarchief gaat vormt het feit dat er in de kopieboeken van uitgaande brieven geen sprake is van een cesuur tussen de ambtsperioden van de gezanten Van Haren en Geelvinck.
Het secretariaatsarchief Travest kwam met de archieven van de Staten-Generaal op het Rijksarchief terecht. Het secretariaatsarchief Ernst werd in 1854 door het ministerie van Buitenlandse Zaken overgedragen. Naast de papieren van de gezanten Van Haren en Geelvinck bevatte het ook het gedeponeerd archief van de commissarissen van de Staten Generaal Van Haren, Van der Heim en Van Citters op de conferentie te Antwerpen van 1752 tot 1755. Bovendien werden door Buitenlandse Zaken enkele stukken uit de periode van de laatste gezant Hendrik Hop overgedragen, waaronder zijn verbaal over de jaren 1773-1784. Hoe de stukken van het consulaat te Antwerpen op het Rijksarchief terecht zijn gekomen is onopgehelderd gebleven.
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.
De verwerving van het archief
Het archief is bij Koninklijk Besluit of ministeriële beschikking overgebracht.

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking In de negentiende eeuw werden alle archieven en archiefbestanddelen die van gezanten in de Zuidelijke Nederlanden afkomstig waren en die in de loop van de jaren door het Rijksarchief werden verworven met elkaar tot het zogenaamde legatiearchief Zuidelijke Nederlanden samengevoegd. De belangrijkste bestanddelen waren het secretariaatsarchief Travest en de archieven van het gezantschap in Brussel die in 1854 waren overgedragen. Ook de geëxhibeerde verbalen uit het archief van de Staten-generaal vonden in deze collectie een plaats. Bovendien werden er archieven en archiefbestanddelen aan toegevoegd die als onderdeel van particuliere en familiearchieven of als losse aanwinst in de loop van de jaren door het Rijksarchief waren verworven en die afkomstig waren van onder anderen de gezanten Johan van den Bergh, buitengewoon gedeputeerde tijdens de Spaanse Successieoorlog in de Zuidelijke Nederlanden van 1707 tot 1716, Van Assendelft, gezant in Brussel van 1729-1740 en daarna gezant in Kopenhagen, en Hendrik Hop, gezant in Brussel van 1773 tot 1794. Bij de laatste inventarisatieoperatie werd het legatiearchief van alle latere toevoegingen ontdaan. Thomassen verwijderde in 1985 het persoonsarchief van Van den Bergh. In het jaar daarop maakte hij op dit archief een plaatsingslijst. ( T.H.P.M. Thomassen, Plaatsingslijst van het archief van Johan van den Bergh (1664-1775) (Den Haag 1986) ) Pennings verwijderde de stukken die oorspronkelijk hadden behoord tot het persoonlijk archief van de gezant Van Assendelft en herenigde ze met de bijbehorende stukken die in de negentiende eeuw aan het legatiearchief Denemarken waren toegevoegd, op basis van de nummering die Van Assendelft zelf op de stukken had aangebracht. Voor het aldus gereconstrueerde persoonsarchief maakte zij in 1990 een nieuwe inventaris. ( J.C.M. Pennings, Inventaris van het archief van Willem van Assendelft (1693-1740) (Den Haag 1990) ) Alleen de stukken die van Van Assendelft in Brussel had achtergelaten - voornamelijk dossiers - en die herkenbaar waren aan de combinatie van de Travest- en de Van Assendelft-nummering - bleven in het secretariaatsarchief Travest achter. Ook verwijderde zij de stukken die destijds uit het verstrooide familiearchief Hop naar het legatiearchief waren overgebracht. Alleen de weinige stukken van Hop die in 1854 door Buitenlandse Zaken waren overgedragen, liet zij daar achter. Het gereconstrueerde archief van Hendrik Hop werd in 1988 door Mirjam Heijs geïnventariseerd. Pennings nam deze inventaris op in de door haar vervaardigde inventaris van het familearchief Hop. ( Mirjam Heijs en Joyce Pennings, Inventaris van het familiearchief Hop (1464) ca 1660-1807 (Den Haag 1988) ) In 1989 tenslotte voltooide Pennings de inventaris van het eigenlijke legatiearchief. Daarin werden niet alleen de stukken in opgenomen die in 1854 werden overgedragen, maar ook het secretariaatsarchief Travest, dat men al in 1752 met de andere gezantschapsarchieven had willen verenigen. Onderzoek in het archief van de Staten-Generaal bracht overigens nog een paar in dat archief achtergebleven bestanddelen aan het licht. Die bestanddelen konden worden opgespoord dank zij de lijst die Van Kinschot in 1752 van de stukken had gemaakt, en die verwees naar nummers die Travest destijds op de stukken had aangebracht. Bij controle van deze lijst bleek, dat alleen de nummers 28-68 naar de legatiearchieven waren overgebracht. Van de overige nummers konden de nummers 17, 19 en 20 nog in het archief van de Staten Generaal worden getraceerd. Deze stukken werden naar het in deze inventaris beschreven archief overgebracht en kregen de inventarisnummers 1-3.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Legatie Oostenrijkse Nederlanden, nummer toegang 1.02.17, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Legatie Oostenrijkse Nederlanden, 1.02.17, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

Archiefbestanddelen